X.3. Joegoslavische bendes in Nederland

Traditioneel is de Joegoslavische gemeenschap in Nederland een gemeenschap van gastarbeiders. Haar origine ligt met name in Zuid-Limburg, waar al vanaf het begin van deze eeuw gastarbeiders uit met name Sloveni werden aangetrokken om in de mijnen te werken. Rond 1930 zou hun totale aantal opgelopen zijn tot 4.000. Maar als gevolg van de economische crisis verliet een groot deel van hen weer het land. Men schat dat er rond 1936 nog zo'n 300 Slovenen, voor een deel met hun gezin, in Zuid-Limburg, in de mijnindustrie, werkten. Na de oorlog werden ook nog wel Joegoslavische arbeiders aangeworven voor de mijnindustrie, maar langzamerhand trokken de metaalnijverheid en de scheepsbouw in en rond Amsterdam en Rotterdam meer arbeiders uit Joegoslavi aan. In 1972 werd het aantal van deze laatsten geschat op zo'n kleine 4.000. Het totale aantal Joegoslaven in Nederland, mannen zowel als vrouwen, bedroeg in 1987 ruim 11.500, en in 1990 bijna 1.500 meer (12.824).

Mede als gevolg van het uitbreken van de burgeroorlog in voormalig Joegoslavi liep dit aantal snel op. In 1991 naar 13.494 geregistreerde personen van Joegoslavische herkomst (inclusief de genaturaliseerde Joegoslaven), in 1992 naar 15.173 en in 1993 naar 21.569. Daarnaast verblijft er nog steeds een betrekkelijk groot aantal Joegoslavische asielzoekers in ons land. En natuurlijk is er ook een aantal illegale Joegoslaven (Muus, 1994; Lindo en Pennings, 1988; Brass en Van Schelven, 1980).

Evenals in Duitsland trokken in de jaren zeventig ook hier diverse Joegoslavische misdadigers de aandacht door hun zeer gewelddadig optreden, vooral bij overvallen. Op een gegeven moment waren Karate Bob en Kostovski bekende namen in politie- en justitie-oren. Pas in de loop van de jaren tachtig werd men er zich echter van bewust dat het om meer ging dan om enkelingen en dat er werkelijk sprake was van bendevorming.

X.3.1. Een algemene indruk van de situatie

De berichten van de laatste jaren, zowel in de media als in de politile informatiebestanden, laten er inderdaad geen misverstand over bestaan dat er op tal van plaatsen kleinere en grotere bendes Joegoslaven crimineel actief zijn (geweest). Nu eens gaat het over bendes in het Noorden en Oosten van het land, dan weer over groepen in het Zuiden en het Westen. In veel gevallen gaat het om criminele activiteiten die Joego's (jargon van de politie en het criminele milieu) zelfstandig ontplooien, maar ettelijke keren ook misdaden die in opdracht van andere niet-Joegoslavische criminele groepen worden gepleegd, of het nu de import van verdovende middelen is of de liquidatie van bepaalde personen. Hoe dan ook, een adequaat landelijk overzicht van de Joegoslavische criminele groepen en de illegale activiteiten die ze op Nederlands grondgebied ondernemen, bestaat er niet. Neemt men evenwel de 20 tot 25 onderzoeken in ogenschouw die in de voorbije jaren her en der in het land zijn verricht, dan valt er niettemin toch wel enige lijn in de situatie te ontdekken.

Om te beginnen hebben kennelijk vele grote(re) steden te kampen (gehad) met de activiteiten van n of meer bepaalde criminele groepen van Joegoslaven. Een enkele keer was/is zo'n groep min of meer gespecialiseerd in n vorm van criminaliteit, bijvoorbeeld vrouwenhandel, overvallen of autodiefstal, maar meestal maakt(e) zij zich schuldig aan het plegen van allerlei delicten. In Groningen was een tijdlang een bende actief die
eigenlijk niets anders deed dan op bestelling - vanuit voormalig Joegoslavi - auto's van bepaalde merken stelen. Die werden dan kort op diverse plaatsen in de omgeving weggezet en vervolgens door chauffeurs, die speciaal vanuit Duitsland waren overgekomen, in hoog tempo naar hun geboorteland gereden. Twee andere bendes die opereerden vanuit Drentse gemeenten, hadden ook wel hun eigen specialiteit, maar deden er toch nog wat andere dingen naast, zo werd althans vermoed. De ene zat, tezamen met de eigenaar van een pizzeria, vooral in de regionale distributie van verdovende middelen, maar was wellicht ook betrokken bij mensensmokkel en afpersingen. De andere had een autolijn op Joegoslavi, maar pleegde daarenboven de nodige woninginbraken. En dan zijn er inderdaad bendes die van alles en nog wat doen. Zo is de Gooi- en Vechtstreek een tijdlang onveilig gemaakt door een bende van Joegoslaven die in het asielzoekerscentrum te Crailoo haar tenten had opgeslagen. De leden van deze bende pleegden winkeldiefstallen en woninginbraken, maar zaten ook in de wapenhandel, de drugshandel en de illegale autohandel. Soortgelijke bendes zijn evenwel ook actief (geweest) in Rotterdam-Rijnmond en Friesland (Leeuwarden). Zij het ook dat de laatstbedoelde bendes tevens vrouwenhandel en oplichting op hun programma hadden staan. De omvang en samenstelling van deze bendes varieert aanzienlijk. Wat het eerstgenoemde punt betreft laten de verschillende analyse-schema's zien dat hun sterkte varieert van 4 5 man tot 15 20 man. Alleen in Amsterdam is er sprake van een groep die in normale tijden reeds ettelijke tientallen leden zou tellen, maar die in kwade dagen, bij conflicten met rivaliserende bendes, gemakkelijk zou kunnen aangroeien tot enkele honderden manschappen. Aangaande het laatstgenoemde punt valt uit diezelfde schema's op te maken dat sommige groepen bijna volledig uit Joegoslaven bestaan, maar dat andere daarentegen heel heterogeen zijn bemand; ze tellen Turken, Nederlanders, Italianen en Roemenen in hun rangen. Dit verschil hangt tot op zekere hoogte waarschijnlijk samen met de aard van de illegale activiteiten die worden ondernomen. Voor een goede organisatie van een regionale kleinhandel in verdovende middelen is het allicht meer nodig om Nederlanders in te schakelen dan voor de diefstal en grensoverschrijdende smokkel van auto's. Hoewel men ook in dit laatste geval ziet dat vrij veel beroep wordt gedaan op de medewerking van n of meer Nederlanders die bijvoorbeeld in de normale autosloperij actief zijn. Dat er overigens vooral bij vrouwenhandel en wapenhandel nauwe relaties worden onderhouden met Nederlandse criminele groepen, ligt voor de hand. Die vormen in deze gevallen immers de afnemers van de betrokken illegale koopwaren. Met name bij de wapenhandel valt het op hoe ruim - ook in georganiseerde zin - de kring van vaste klanten soms is. Dezen zitten zo nu en dan over het hele land verspreid.

Overigens moet er in dit verband op worden gewezen dat, volgens de stukken die wij hebben geraadpleegd, onder de Joegoslaven die van de onderhavige bendes deel uitmaken of met deze bendes nauwe banden hebben, zo goed als geen mensen zitten die stammen uit families die reeds lang of tenminste reeds langere tijd in Nederland wonen. Integendeel! Bijna altijd gaat het om personen die pas sinds kort legaal in Nederland verblijven of pas onlangs illegaal Nederland zijn binnengekomen. Zoals uit n van de gegeven voorbeelden blijkt, bevinden er zich onder hen ook nogal eens zogenaamde asielzoekers. Het is duidelijk dat er tussen de bendes die in Nederland actief zijn (geweest), contacten (hebben) bestaan. Maar het is bepaald niet zo dat er op landelijk niveau sprake zou zijn van n hecht georganiseerde Joego-mafia. Dit zou alleen al niet kunnen vanwege het feit dat in elk geval de meer belangrijke bendes gelieerd zijn aan de verschillende strijdende partijen in voormalig Joegoslavi. Zo is er n die kennelijk nauwe contacten onderhoudt met n of meer Servische milities, terwijl een andere nauw samenwerkt met n of meer Kroatische strijdgroepen. Van onderlinge samenwerking en broederlijke eensgezindheid tussen deze bendes kan dus geen sprake zijn. De burgeroorlog in voormalig Joegoslavi plant zich tot in onze steden voort. Maar ook waar de tegenstellingen - op het eerste oog althans - niet zo uitgesproken zijn, kan niet van een zekere nheid van denken en handelen worden gesproken. Neem het voorbeeld van Amsterdam. Hier heeft de politie enige tijd geleden vijf verschillende groepen gedentificeerd. Wellicht is er sprake van een zekere rangorde tussen deze groepen: de ene is duidelijk van meer gewicht, ook politiek gesproken, dan de andere. Maar de onderlinge verhouding is bepaald zr wisselvallig: nu eens werken ze eendrachtig samen, dan weer bevechten ze elkaar op leven en dood, letterlijk: al een paar jaar achter elkaar hebben de leiders van twee bendes elkaar niet alleen met de dood bedreigd maar ook aanslagen op elkaar gepleegd. De afloop van deze strijd is bekend: op zaterdag 29 juli 1995 is n van hen in stadswijk De Pijp, midden op straat, door middel van vuurwapengeweld, geliquideerd. De cultuur van het geweld die deze strijdgroepen eigen is, sluit haast uit dat hij op een onopvallende manier uit de weg zou zijn geruimd.

In aansluiting op het vorenstaande moet er nog de aandacht op worden gevestigd dat sommige van de Joegoslavische bendes die op Nederlands grondgebied actief zijn, niet alleen nauwe betrekkingen onderhouden met hun achterban in voormalig Joegoslavi zelf, maar ook voortdurend in contact staan met bevriende groepen in de omringende landen, in het bijzonder Belgi en Duitsland. En hierbij gaat het natuurlijk om meer dan het uitwisselen van vriendelijkheden. Men helpt elkaar bij het transport van verdovende middelen of het vervoer van gestolen auto's. Als het nodig is, kan men zich bij leden van aanverwante bendes verschuilen voor politie en justitie. En natuurlijk snelt men elkaar over de grenzen heen te hulp wanneer er
gevochten moet worden tegen concurrerende bendes. In deze zin vormen Joegoslavische bendes evenzeer internationale criminele netwerken als groepen van de Italiaanse mafia of geledingen van Chinese triades. Tenslotte valt het op dat ten aanzien van de Joegoslavische criminele groepen bij herhaling in de stukken wordt gesteld dat zij - anders dan de meeste andere buitenlandse criminele groepen - er niet voor terugschrikken om ook politie en justitie in Nederland te intimideren, in de verwachting dat zij hun nasporingen staken. Naar het schijnt hebben in de voorbije jaren vooral politiemensen deze contrastrategie aan den lijve ondervonden. Of het kennelijke gemak waarmee Joegoslavische bendes deze strategie hanteren, met meer te maken heeft dan met het gewelddadige karakter as such van hun optreden, bijvoorbeeld met de manier waarop de internationale gemeenschap via de Verenigde Naties in voormalig Joegoslavi opereert, durven wij niet te zeggen. Maar opvallend is deze harde opstelling tegen de Nederlandse overheid wel. In hoeverre zij in het algemeen gepaard zou gaan met een grote bereidheid om Nederlandse politiemensen en justitie-ambtenaren te corrumperen, valt uit de liggende informatie niet op te maken. Wel valt hier en daar in het land het geluid te horen dat de Joegoslaven in het algemeen goed genformeerd zijn over het doen en laten van politie en justitie. In hoeverre zij eventueel deze informatiepositie via corruptie hebben weten op te bouwen, is dus een open vraag.

X.3.2. Enkele voorbeelden van hun optreden

Om het realiteitsgehalte van al wat hiervoor te berde is gebracht, meer te concretiseren, is het bepaald aangewezen om de organisatie en het optreden van enkele bendes enigszins gedetailleerd uiteen te zetten op dezelfde manier als hiervoor bij andere buitenlandse/allochtone groepen is gebeurd. Ten eerste zal hier een bende ten tonele worden gevoerd die ergens in het Zuiden van het land breed in het criminele actief is. In de tweede plaats wordt nader ingegaan op een bende die vooral in het Noorden van het land van zich heeft doen spreken, namelijk n van de bendes die hebben geprobeerd met geweld in Groningen de macht in het prostitutiewezen te grijpen. En in de derde plaats wordt de vrouwenhandel besproken zoals die in de voorbije jaren werd bedreven door een Joegoslavische bende in Rotterdam.

Van de eerstbedoelde bende, die in een middelgrote stad haar thuisbasis heeft, is het eigenlijk onbekend of zij wel n enkele bende vormt. Het zou namelijk ook zo kunnen zijn dat zij in feite is samengesteld uit enkele, tamelijk los van elkaar opererende groepjes. Maar hoe dat ook zij, ook bij deze meer ingewikkelde samenstelling is het zo dat er drie hoofdfiguren kunnen worden aangeduid; zij organiseren kennelijk de criminele activiteiten die door de hele groep in kwestie worden ontplooid. Het gaat hier - naar alle waarschijnlijkheid - zowel om overvallen en inbraken als om wapenhandel en drugshandel. De inkomsten uit deze misdadige praktijken worden voor een belangrijk deel in Duitsland, bij familie en bij banken, weggezet. Deze groep heeft in de betrokken stad zelf zeker functionele contacten met allochtone criminele groepen. En meer dan dit: zij heeft in het plaatselijke milieu een zekere standing weten op te bouwen, niet in de laatste plaats door een notoire top-crimineel die zich kennelijk met haar bezigheden wilde bemoeien, met succes te intimideren. Zeker zo belangrijk is echter het gegeven dat de groep frequent overleg voert met andere Joegoslavische criminele groepen in de verre omgeving, zowel in het Westen van Nederland als in Belgi en Duitsland. Want zo kunnen conflicten worden voorkomen bij het bewerken van bepaalde territoria, kunnen gegevens worden uitgewisseld over interessante objecten en kunnen de inzet van manschappen en de besteding van materieel worden afgestemd. De bereidheid om ook in eigen kring geweld te gebruiken, met name tegen medestanders die de zaak bedonderen, is groot. Ruzies in verband met bepaalde transacties lopen gemakkelijk uit op schiet- en steekpartijen. En dus moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat men ook geen grote problemen heeft met gewelddadig optreden tegen politiemensen. Dit is in Belgi trouwens reeds gebleken. Hier werd een politieman met een schroevendraaier neergestoken toen hij een lid van de bende probeerde aan te houden.

Uit het vorenstaande kan reeds worden opgemaakt dat deze groep internationaal opereert, dus over de grenzen met Belgi en Duitsland heen. Het moet niet uitgesloten worden geacht dat dit een bewuste strategie is om zo lang mogelijk uit handen van politie en justitie te blijven, met andere woorden dat de grens wordt gebruikt als een middel om zich tegen hun optreden te verweren. Zeker is evenwel dat ook tal van andere tactische en technische maatregelen worden getroffen. Zo maakt elk lid van de groep gebruik van verschillende personalia en beschikt hiertoe over de nodige vervalste legitimatiebewijzen. Auto's staan op naam van mensen die niet tot de groep behoren, tot mensen in voormalig Joegoslavi toe; kentekens worden om de zoveel tijd op een andere naam/adres overgeschreven. En telefoonnummers staan meestal niet op naam van de werkelijke bewoners van panden. Ondanks dit alles is het doen en laten van de onderhavige groep tot nu toe niet verder onderzocht. Andere groepen kregen een hogere prioriteit, onder andere omdat hun activiteiten voor de plaatselijke gemeenschap meer belastend zijn dan die van onze Joegoslavische groep. Haar strategie - als het tenminste strategie is werkt dus prima.
De andere bende was eigenlijk maar n van de drie groepen die sedert het einde van de jaren tachtig hebben geprobeerd de baas te worden in het prostitutiekwartier van Groningen. De problemen die deze poging tot machtsovername met zich meebracht, werden evenwel pas goed zichtbaar in 1992. Toen druppelden er enkele aangiften binnen van zowel vrouwen die met fysiek geweld werden geprest om zich te prostitueren als van klanten die ernstig waren mishandeld naar aanleiding van meningsverschillen over de prijs die voor bepaalde diensten moest worden betaald. Maar uit de liggende informatie kan worden opgemaakt dat de Joegoslaaf (A) waartegen al deze aangiften waren gericht, al veel langer op een uiterst gewelddadige manier te keer ging in het plaatselijke prostitutiemilieu. Ook was op dat moment al bekend dat hij een soort bondgenootschap was aangegaan met een gevestigde Nederlandse seksclubeigenaar (B) wiens reputatie evenzeer in het teken van geweld stond als die van A. Hun onderlinge samenwerking bestond er - zakelijk gezien - in dat A zijn vrouwen, veelal uit Tsjechi weggehaald, plaatste in de bordelen van B. Voor de rest beschikte A over enkele Joegoslavische handlangers. Zij stonden in voor de bewaking van de vrouwen, zij haalden n of twee keer per dag het verdiende geld op, zij zorgden voor het eten van de vrouwen. Er waren wel vermoedens dat A en B ook samen in de wapenhandel en de (illegale) autohandel in de richting van Tsjechi, Slowakije en (voormalig) Joegoslavi zaten, maar deze vermoedens zijn niet verder uitgezocht. In 1992-1993 doken nog twee andere groepjes Joegoslaven in de stad op. Deels probeerden ook zij - met vrouwen uit het Oostblok - een stuk van de Groningse prostitutiemarkt in handen te krijgen. Deels maakten zij zich, volgens de berichten, schuldig aan kleinschalige drugshandel, vermogensdelicten (inbraken) en autodiefstallen. De onderlinge verhouding tussen de drie cliques was bij tijd en wijle uiterst gespannen. En de aanhouding van n van de aanvoerders, in 1994, maakte het er niet beter op. Omdat deze, terecht of onterecht, dacht dat n van de andere bendeleiders hem verlinkt had, dreigde hij ermee dat die onmiddellijk na zijn vrijlating, in juni 1995, zou worden geliquideerd. Het gevolg hiervan was niet alleen dat alle betrokken Joegoslaven zich tot de tanden toe bewapenden, maar ook dat Groningse huisbazen in de prostitutiebuurt, die voordien reeds bij herhaling door de Joegoslaven onder druk waren gezet om pandjes te verkopen of te verhuren, zich genoodzaakt voelden hun bewapening op te voeren. Zoiets als een oorlog leek onafwendbaar geworden.

In de laatste maanden van 1994 werd door de politie een onderzoek opgezet om toch op zijn minst aan de vrouwenhandelpraktijken van de Joegoslavische bendes een einde te maken. Dit onderzoek werd niet gericht tegen de Joegoslaaf A, ook al had hij in die tijd zo'n tien - meest Tsjechische en Russische - vrouwen zitten die zonder meer op een verschrikkelijke manier werden uitgebuit. De reden hiervan was, zo lijkt het, dat er op dat moment geen relevante aangiften tegen hem voorhanden waren. Die waren er wel tegen de Joegoslaaf C. Vier meisjes uit de Oekrane en drie uit (voormalig) Joegoslavi hadden eind 1994 en begin 1995 zeer belastende verklaringen tegen hem en zijn medestanders - waaronder ook weer een Nederlander - afgelegd. Sommige meisjes, vooral die uit de Oekrane, stelden dat zij met list en bedrog uit het land waren weggelokt, andere, met name die uit Bosni, vertelden hoe ze door C - in dat gebied bekend als een uitbater van bars - praktisch waren weggeroofd uit hun woonplaats. Maar hoe ze ook in Groningen terecht waren gekomen, vrijwel unaniem brachten de meisjes naar voren dat C en/of zijn kameraden hen had(den) verkracht, mishandeld, van hun vrijheid beroofd en zo goed als alle geld afgeperst; ook werd gedreigd dat hun familie in Bosni zou worden aangepakt. In maart 1995 werd op grond van hun verklaringen overgegaan tot de aanhouding van de vijf verdachten. Om het gevaar van represailles tegen bepaalde getuigen zoveel mogelijk te keren, werden stukken van hun identiteit niet in het betrokken proces-verbaal prijsgegeven. De vrouwenhandel-zaak die in het begin van 1995 in Rotterdam op gang kwam, startte eigenlijk in Luxemburg. Hier deden vier vrouwen bij de politie aangifte van vrouwenhandel tegen enkele Joegoslaven in Rotterdam. Hun relaas - dat later door andere vrouwen in grote lijnen werd bevestigd - kwam erop neer dat zij in Tsjechi, Slowakije en Bulgarije door verschillende mensen waren geronseld voor ordentelijke baantjes in Nederland, maar, eenmaal hier aangekomen, door enkele Joegoslaven met geweld, waaronder bedreiging met vuurwapens, werden gedwongen om zich in Rotterdamse seksclubs en achter de ramen in Den Haag te prostitueren. Daarenboven werden zij geprest om seks te bedrijven met vrienden en bekenden van deze vrouwenhandelaren. Wie zich tegen n en ander durfde te verzetten, werd ongenadig mishandeld. Het geld dat in de clubs werd verdiend, werd de vrouwen volledig afgepakt. Dat zij geen enkele bewegingsvrijheid genoten, ligt in deze context voor de hand. In totaal kon de politie 40 vrouwen identificeren die door de betrokken bende van 6 7 man naar Nederland waren getroond, niet in het laatst als gevolg van de nasporingen van de Slowaakse politie naar vrouwen die in Bratislava als vermist waren opgegeven. Van deze vrouwen deden er in totaal 22 aangifte van vrouwenhandel.

Een opmerkelijk aspect van deze zaak is dat er in het voorjaar van 1995 een heuse gewapende strijd ontbrandde tussen deze Joegoslavische bende en de Turkse eigenaar van een seksclub in Rotterdam omtrent het eigendom van een aantal van de betrokken vrouwen. Waar de Turkse bordeelhouder stelde dat hij de vrouwen in kwestie had gekocht en ze, om de daad bij het woord te voegen, ook letterlijk wegroofde uit het
pandje waar zij verbleven, daar sprak de Joegoslavische bendeleider dit bij hoog en laag tegen. Het conflict liep zo hoog op dat de Turkse clubeigenaar enkele vechtmachines optrommelde om de Joegoslaven af te straffen. De expeditie die hiertoe op het getouw werd gezet, liep voor een paar Joegoslaven ook inderdaad heel slecht af. Hierop schakelden dezen een in Rotterdam wonende Joegoslaaf in, een man van aanzien in bepaalde kringen, om te bemiddelen in dit conflict. Zijn optreden had echter niet het gewenste effect. En omdat ondertussen duidelijk was geworden dat de Turken bereid waren om tot het bittere einde door te vechten, zagen de Joegoslaven zich in mei van dit jaar gedwongen om de wijk te nemen naar het buitenland. Enkelen van hen zijn momenteel op verzoek van de Rotterdamse politie en justitie her en der in Europa aangehouden met het oog op uitlevering naar Nederland.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken