Artikel 20, eerste lid WIV bepaalt dat de ambtenaren van de BVD geen bevoegdheid tot het opsporen van strafbare feiten hebben. De ambtenaren als bedoeld in artikel 18 WIV (onder wie de RID-rechercheurs) beschikken doorgaans uit hoofde van hun functie over opsporingsbevoegdheden. In geval zij werkzaamheden verrichten in het kader van de BVD-taak oefenen zij geen bevoegdheden tot het opsporen van strafbare feiten uit (artikel 20 lid 2 WIV).
Opmerkelijk is dat de BVD in enkele gevallen een beroep op het KLPD doet voor ondersteuning bij BVD-activiteiten. Medewerkers van de KLPD worden dan aangewezen in de zin van artikel 18 WIV. Een dergelijk verzoek om bijstand wordt schriftelijk gedaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk gewezen op de bijzondere geheimhoudingsplicht die met die aanwijzing gepaard gaat en wordt benadrukt dat de ambtenaren geen opsporingsbevoegdheden mogen uitoefenen. Vanuit de BVD wordt opgemerkt dat het beroep op het KLPD met name wordt gedaan in geval de eigen middelen zijn uitgeput. Het zou dan bijvoorbeeld om het inzetten van afluisterapparatuur gaan.
Het runnen van informanten en agenten
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen informanten en (burger-) agenten. Een agent is iemand van wie door de BVD wordt gevraagd iets te doen wat hij anders niet zou doen. Een agent wordt gestuurd. Ten behoeve van de zogenoemde oog- en oorfunctie van de BVD worden door de BVD netwerken met informanten ontwikkeld. De RID heeft daarbij soms een taak. Vanuit de BVD is opgemerkt dat het onderscheid tussen informant en (burger)agent in de praktijk niet altijd even duidelijk is.
Voor de informatievergaring wordt gebruik gemaakt van personen die zich ophouden in of nabij het milieu
waarvoor de BVD bijzondere belangstelling heeft.
Er is geen regel die voorschrijft dat een agent alleen mag worden gerund door twee personen. Een agent kan
zowel door een medewerker van de BVD als iemand van de RID, als in combinatie worden gerund. Dezelfde
agent kan niet door beiden afzonderlijk worden gerund. Als een agent door een medewerker van de RID wordt
gerund, zal iemand van de BVD tenminste twee keer per jaar samen met de RID-runner contact hebben met de
agent. De informatiebewerker van de BVD is aanspreekpunt voor de RID-er die een agent runt. Regel is dat er
n contactman per operationele bron is. Dat is ook voldoende, want in de BVD-sfeer zijn agenten minder op
eigen belang uit dan de burgerinfiltranten in het criminele circuit. Er is verschil van opvatting geconstateerd
over de wenselijkheid van begeleiding van een informant door n of twee personen tussen tenminste n RID
en de BVD. Over de noodzaak van begeleiding van runners wordt door een enkeling enigszins relativerend
gedaan. In algemene zin is wel sprake van begeleiding van runners middels opleiding en themadagen. In
geval van twijfel over de werkwijze van de runner van de RID (bijvoorbeeld als er twijfel is of hij, in strijd met
afspraken, mededelingen aan de agent heeft gedaan) benadert de BVD de agent zelf. Het bovenstaande geldt
voor het runnen van informanten en agenten ten behoeve van de BVD-taak.
Voor informanten in het kader van de BVD-taak biedt artikel 14 WIV bescherming. De cordinator van de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de hoofden van die diensten dragen in de eerste plaats zorg voor de
geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende gegevens en van de bronnen waaruit die gegevens
afkomstig zijn en in de tweede plaats voor de veiligheid van personen met wier medewerking die gegevens
worden verzameld.
Vergoedingen
Voor vergoedingen en vaste beloningen heeft de BVD een budget van beperkte omvang. Alvorens een onderzoeksproject wordt gestart wordt een budget vastgesteld. Voor verkregen informatie behoeft heel vaak niet betaald te worden. Als het gaat om informatieverschaffers met een uitkering of een minimumloon zouden deze in geval er betaald zou worden opvallen en hun rol dus niet meer natuurgetrouw kunnen spelen. Er zijn ook informanten die voltijds voor de BVD werken en derhalve een gewoon salaris ontvangen. Van het geld dat bestemd is voor beloningen staat de BVD een deel onmiddellijk af aan de fiscus. Betalingen moeten worden verantwoord in een operatierapport. De operateur van de BVD of de medewerker van de RID betalen zelf de beloningen uit.
Rapportage
In het operatierapport legt de runner informatie vast omtrent de bron en het verloop van het contact met de bron. De inhoud van de mededelingen van de bron wordt opgeslagen in een informatierapport. Als sprake is van het runnen door een RID wordt een kopie van de originele rapportage bewaard door de RID. Wekelijks gaan de originele rapporten per bode naar de BVD. Van die rapporten vindt afzonderlijke dossiervorming plaats bij de BVD. Evaluatie bij de BVD kan er toe leiden dat een bepaald contact verbroken wordt. De informatieopslag bestaat daarnaast uit samengevatte informatierapporten van informatie uit tijdschriften, vlugschriften en dergelijke.
Bij de RID bewerkt een documentalist de inhoud van de rapportage en slaat deze op in een geautomatiseerd systeem. De informatie wordt bij de RID opgeslagen per zaak, dat wil zeggen per contact, waaruit de informatie is voortgevloeid. Het is mogelijk de informatie via diverse ingangen te bevragen: persoon, locatie, kenteken, organisatie.
Plegen van strafbare feiten
De landelijke officier van justitie heeft de indruk dat de BVD in vergelijking met de CID minder te maken heeft met personen die strafbare feiten plegen of gepleegd hebben. De BVD zou doorgaans veel meer in de bovenwereld zitten en daarom niet aanlopen tegen de problemen waarmee de CID wordt geconfronteerd. Tijdens een interpellatie in de Kamer heeft de minister van Binnenlandse Zaken zich uitgelaten over het plegen van strafbare feiten: Informanten krijgen de uitdrukkelijke opdracht, geen initiatieven te nemen tot het plegen van strafbare feiten. Dat is dus veel sterker de andere kant op dan dat zij zouden worden uitgelokt. Voor het overige dienen zij zich te conformeren aan het binnen de groep geldende gedrag. Indien dit het deelnemen aan strafbare feiten met zich zou brengen, wordt er gezocht naar een oplossing waarbij de actie kan worden voorkomen, dan wel de informant zich daarvan kan terugtrekken. Lukt dat allemaal niet, dan wordt informanten wier betrouwbaarheid nog niet vaststaat op voorhand een verbod opgelegd om daaraan mee te doen, en wordt met betrekking tot informanten, wier betrokkenheid inmiddels is gebleken, zoveel mogelijk per geval beoordeeld of deelgenomen kan worden. Een en ander geschiedt in overleg met de verantwoordelijke autoriteiten - ik bedoel daarmee per geval de hoogst verantwoordelijke justitile autoriteit - na zorgvuldige afweging van het belang van het in stand houden van de informatiepositie in de betreffende anti-democratische groepering, de daarvoor noodzakelijke geloofwaardigheid van de informant, de aard van de te verwachten schade, de mogelijkheden de actie te verhinderen en dergelijke. De informant ontvangt vervolgens nauwkeurige instructies met betrekking tot zijn opstelling. Noot
Plaatsen van afluisterapparatuur
In BVD-jargon wordt hier gesproken van een M-actie (microfoonactie). Bij een dergelijke actie zal het soms
noodzakelijk zijn tegen de wil van de bewoner (of gebruiker van een ruimte) binnen te treden. In de
ministerile toestemming voor de M-actie is volgens de ministers impliciet ook toestemming voor het
binnentreden vervat (Kamerstuk 23.047, nr. 6, 1992-1993, p. 18). Voor een microfoonactie is een last aan het
hoofd BVD noodzakelijk, afkomstig van de minister-president, de minister van Binnenlandse Zaken en de
minister van Justitie gezamenlijk. De last geldt voor drie maanden en is te verlengen.
Tappen
In BVD-terminologie gaat het hier om T-acties en N-acties. De T-actie is het afluisteren van telefoonaansluitingen en van fax en telex. De last voor een telefoonactie moet worden gegeven door de minister-president, de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie en de minister van Verkeer en Waterstaat gezamenlijk. Gelet op artikel 139c Sr is voor het afluisteren van gesprekken via autotelefoons eveneens een ministerile last nodig, tenzij de betreffende informatie zonder bijzondere inspanning en met toegelaten apparatuur uit de ether kan worden verkregen.
Bij een N-actie (numerator-actie) worden alleen printgegevens bij de PTT opgevraagd. Op die wijze is na te gaan met welke telefoonaansluiting contact is geweest vanuit een bepaalde aansluiting. Volgens het Handboek administratieve organisatie BVD beslist het hoofd van de BVD over een N-actie. De duur van een dergelijke actie bedraagt maximaal twee weken.
Over het registreren van semafoonverkeer is tijdens het onderzoek niets naar voren gekomen. Gelet op artikel 139c Sr is daarvoor een ministerile last vereist als het gaat om overgedragen gegevens, tenzij de betreffende informatie zonder bijzondere inspanning en met toegelaten apparatuur uit de ether kan worden verkregen.
Overige methoden
Er is mede op grond van het Handboek administratieve organisatie BVD weinig aanleiding te veronderstellen dat de BVD op dit moment tot technisch meer geavanceerde acties dan de politie in staat is. Te wijzen valt hier bijvoorbeeld op de mogelijkheid van de BVD om een vertrek te sweepen. Daarmee wordt een technisch onderzoek bedoeld, waarbij gezocht wordt naar de aanwezigheid van verborgen technische apparaten (microfoons e.d.). Voorts valt hier nog te wijzen op de geheime signalering. Het gaat hier om signalering bij de Koninklijke marechaussee met het doel grenspassering van een bepaalde persoon aan de BVD te melden. Zo mogelijk dient voorts aan de BVD te worden gemeld: herkomst, doel van de reis, gezelschap waarin persoon verkeert, paspoortgegevens, signalement, verblijfplaats in Nederland en dergelijke.
De regeling van de bevoegdheid als uitzondering op strafbaarheid
In de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ontbreekt een uitdrukkelijke regeling van onderzoeksmethoden nodig voor de uitvoering van de in artikel 8 WIV omschreven taak. Noot Het eerste lid van artikel 16 WIV bepaalt slechts:
Door een dienst worden slechts persoonsgegevens verzameld, geregistreerd en aan derden verstrekt, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn in deze wet omschreven taak. De middelen die ten behoeve van het onderzoek mogen worden aangewend, zijn niet opgesomd. De artikelen 139a tot en met 139c Sr betreffen strafbaarstelling van het afluisteren van (telefoon)gesprekken en van het aftappen van gegevensverkeer met een technisch hulpmiddel. De bevoegdheid van de BVD om af te luisteren vloeit voort uit de omstandigheid dat voor de BVD in geval van vervolging bij afluisteren een beroep op een strafuitsluitingsgrond kan worden gedaan. Noot
De bevoegdheid ter discussie
Het is de vraag of de regeling van het afluisteren, aftappen en opnemen door de BVD de toets van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kan doorstaan. Het gaat hier met name om het in artikel 8
EVRM vastgelegde recht op privacy. Inbreuken daarop dienen in accordance with the law te geschieden en dat
betekent volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof dat de regel waarop een inbreuk berust accessible
en foreseeable moet zijn. Globaal komt het er op neer dat er sprake moet zijn van een voldoende nauwkeurig
geformuleerde regeling, zodat de burger in staat is zijn gedrag daarop af te stemmen en zodat de burger in
staat is om redelijkerwijs te voorzien welke gevolgen uit een bepaalde handelwijze voortvloeien.
In twee beslissingen van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is beslist dat de algemene
taakomschrijving van artikel 8 WIV onvoldoende specifiek is om daarop ingrijpende bevoegdheden te baseren.
Noot In artikel 8 WIV is weliswaar geregeld ten aanzien van welke categorien van mensen inlichtingen mogen
worden verzameld, maar niet onder welke omstandigheden dat mag plaatsvinden en evenmin welke middelen
daarbij mogen worden gebruikt. De minister van Binnenlandse Zaken heeft zich op het standpunt gesteld dat
de conclusie van de Raad van State te ver gaat. Hij doet daarbij niet alleen een beroep op artikel 8 WIV, maar
ook op artikel 16 van diezelfde wet en de daarop gebaseerde privacyregeling. Bovendien wordt groot gewicht
toegekend aan de artikelen 139a tot en met 139c Sr. Uit de zware regeling voor afgifte van een last kan worden
afgeleid dat er sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden, willen deze middelen worden ingezet. Het
doel waarvoor de middelen kunnen ingezet is voorzienbaar, onder meer omdat de doelgroepen van de BVD
zijn omschreven in het openbare jaarverslag. Noot
Ondanks dat de minister een duidelijk ander standpunt dan de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inneemt, is hij bereid de geheime observatie (naar aan te nemen valt wordt hier ook gedoeld op afluisteren, aftappen en opnemen van (telefoon)gesprekken) nader te regelen. Er wordt daarom gezocht naar formuleringen voor de WIV, waarin:
De politie verzocht de BVD wel eens technische middelen die de BVD ten dienste staan in te zetten, waarbij er kennelijk van uit werd gegaan dat de BVD over meer of andere bevoegdheden beschikte. Er zou wel eens verzocht zijn om een microfoon of camera te plaatsen.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken