1.1. Verwijtbare betrokkenheid
1.2. Vraagstelling
1.3. Werkwijze
1.4. Opbouw van het verslag
2.1. Kerngegevens
      2.1.1. Vertrouwensman
      2.1.2. Taak en werkzaamheden
      2.1.3. De organisatie
2.2. De karakteristiek van het beroep
      2.2.1. Het evenwicht tussen onafhankelijkheid en partijdigheid
      2.2.2. Geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht
2.3. De tuchtrechtspraak
      2.3.1. Inleiding
      2.3.2. Het tuchtrecht
      2.3.3. De tuchtrechtspraak
2.4. Aantrekkelijk en kwetsbaar voor criminele groepen
2.5. De voorvallen
      2.5.1. Inleiding
      2.5.2. De bronnen
      2.5.3. De vormen van verwijtbare betrokkenheid
2.6. Slotbeschouwing
3.1. Kerngegevens
      3.1.1. Openbaar ambtenaar in een vrij beroep
      3.1.2. Taak en werkzaamheden
      3.1.3. De organisatie
3.2. De karakteristiek van het beroep
      3.2.1. De plicht tot dienstverlening
      3.2.2. Onpartijdig en onafhankelijk
      3.2.3. Geheimhouding en verschoningsrecht
3.3. De tuchtrechtspraak
      3.3.1. Twee vormen van tuchtrecht
      3.3.2. Tuchtrechtspraak
3.4. De kwetsbare positie van de notaris
      3.4.1. Onmisbaar en aantrekkelijk voor criminele organisaties
      3.4.2. De geringe weerbaarheid van de notaris
3.5. De voorvallen
      3.5.1. Inleiding
      3.5.2. De bronnen
      3.5.3. De vormen van verwijtbare betrokkenheid
3.6. Slotbeschouwing
4.1. Kerngegevens
      4.1.1. De accountant als vertrouwenspersoon van onderneming en publiek
      4.1.2. Taak en werkzaamheden
      4.1.3. De organisatie
4.2. Karakteristiek van het beroep
4.3. De tuchtrechtspraak
4.4. De kwetsbare positie van de accountant
4.5. De voorvallen
      4.5.1. De bronnen
      4.5.2. De vormen van verwijtbare betrokkenheid
4.6. Slotbeschouwing
      BIJLAGE 1
      BIJLAGE 2
1.1. Onderzoeksvragen en begripsbepaling
1.2. Geraadpleegde bronnen
      1.2.1. Interviews
      1.2.2. Dossiers
      1.2.3. Literatuur
1.3. Opbouw van het rapport
2. ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN DE FRAUDE
2.1. Het begrip fraude in historisch perspectief
3. VERSCHIJNINGSVORMEN VAN FRAUDE
3.1. Inleiding
3.2. Parasitaire fraudevormen
3.3. Symbiose met de marktomgeving
      3.3.1. BTW-fraude
      3.3.2. EU-fraude
      3.3.3. Overige verschijningsvormen van een symbiotische relatie met de
3.4. Recapitulatie
4. CRIMINELE ORGANISATIES OP FRAUDEGEBIED
4.1. Inleiding
4.2. Diversiteit van de dadergroepen
4.3. Enkele basiskenmerken van de daders
      4.3.1. Daderprofiel op basis van demografische kenmerken
      4.3.2. Criminele carrires
      4.3.3. Specialisten of generalisten
4.4. Gezagsstructuur en onderlinge verhoudingen
      4.4.1. Aard van de onderlinge samenwerking
      4.4.2. Intern sanctiesysteem
      4.4.3. Contacten met andere criminele organisaties
4.5. Recapitulatie
5.1. Inleiding
5.2. Beperking en manipulatie van informatiestromen
5.3. De inbreng van derden
      5.3.1. Onoorbare externe contacten bij de uitvoering van de fraudeconstructie
      5.3.2. Onoorbare contacten binnen opsporingsinstanties en het OM
      5.3.3. Het zoeken van beschutting binnen bestaande sociaal-culturele
5.4. Afscherming in het licht van de verschillende fraudevormen
      5.4.1. Parasitaire fraudes
      5.4.2. Symbiotische fraudes
5.5. Recapitulatie
6. SCHADE, OPBRENGSTEN EN BESTEDINGEN
6.1. Inleiding
6.2. Aard en omvang van de schade
6.3. Wederrechtelijk verkregen voordeel
6.4. Investeringen
6.5. Recapitulatie
7. AFSCHERMING MET BEHULP VAN RECHTSFIGUREN
7.1. Inleiding
7.2. De besloten vennootschap Noot
      7.2.1. Aard van de rechtsvorm
      7.2.2. De oprichting
      7.2.3. Bestuurswisselingen en overdracht van aandelen
7.3. Overige rechtspersonen
      7.3.1. De stichting
      7.3.2. Buitenlandse rechtspersonen
7.4. Eigendomsconstructies
      7.4.1. Juridisch en economisch eigendom
      7.4.2. Trust
7.5. Recapitulatie
8. DE HANDEL IN AFSCHERMINGSCONSTRUCTIES
8.1. Inleiding
8.2. De rol van tussenpersonen
9.1. Van zwart geld naar misdaadgeld
9.2. Begripsbepaling
9.3. Gegevens over het aantal MOT-meldingen
10. WEGSLUIZEN ZONDER WITWASSEN
10.1. Fasen in het proces van witwassen
10.2. Fysieke verplaatsingen
10.3. Girale verplaatsingen
      10.3.1. Ondergronds bankieren
      10.3.2. Rep-offices
      10.3.3. Misbruik maken van banken
10.4. De rol van de wisselkantoren
11.1. Inleiding
11.2. Het voorwenden van vermogensstijging
11.3. Het overdragen van vermogen
11.4. Het creren van inkomsten
11.5. Misdaadgeld witwassen via de effectenhandel
      11.5.1. Inleiding
      11.5.2. Geld dat in rook opging
      11.5.3. Veelbelovende onderneming of opgepoetst beursfonds?
11.6. Witwassen en investeren op de onroerend goedmarkt
      11.6.1. Winst creren door ABC-transacties.
      11.6.2. Investeren in onroerend goed
11.7 Recapitulatie
      BIJLAGE 1
      BIJLAGE 2
      BIJLAGE 3