NRC Handelsblad , 24 september 2001
Oneindige gerechtigheid is de naam voor de militaire operatie die president Bush heeft afgekondigd tegen het terrorisme. Bij nader inzien bleek deze titel internationaal-politiek gezien niet onverdeeld gunstig. De Europese bondgenoten zitten met een vergelijkbaar probleem. ,,Summa ius, summa inuria”, zeiden de oude Romeinen reeds: het hoogste recht is het grootste onrecht. Er moet opgetreden worden. Niet alleen vanuit solidariteit met de Verenigde Staten, maar evenzeer vanuit welbegrepen eigenbelang. Want ook Europa is een doelwit. Een eerste vereiste is dat Europa de handen ineen slaat bij de terrorismebestrijding. De raad van ministers heeft besloten tot invoering van een uniform, grensoverschrijdend, arrestatiebevel, zodat een terrorist die in het ene land wordt gezocht, direct kan worden opgepakt in elk ander land van de Europese Unie. Dit moet gebeuren op basis van een uniforme definitie van terrorisme.
Daar beginnen meteen de problemen. Hoe deze definitie ook luidt, het bepalende element is dat gepleegde of beoogde gewelddaden niet alleen gruwelijk zijn in zichzelf, maar de extra dimensie hebben van ,,terreur”: het veroorzaken van angst uit politieke, religieuze of ideologische motieven. Deze eigenschap heeft zijn weerslag op de analyse en aanpak. Terreurbestrijding valt, ook in het Europa van de tweede en derde pijlers (het gemeenschappelijke externe en interne veiligheidsbeleid), moeilijk los te maken van specifieke nationale accenten. Zolang het om Al-Qaeda gaat, is er binnen Europa geen probleem en is er dus geen excuus voor mitsen en maren bij de geboden samenwerking. Maar het directe arrestatiebevel is naar het zich laat aanzien ook bedoeld voor situaties waarover Europese landen verschillend denken. De Raad van Europa, waartoe de landen van de EU behoren, kent al sinds 1977 een gezamelijk Terrorismeverdrag. Dit heeft zelden geleid tot uitleveringsverzoeken.
De verdeeldheid is alleen op te lossen door de kwaliteit van de besluitvorming op Europees niveau. Daar mankeert het op veiligheidsgebied echter nog steeds aan een volwaardige democratische en rechterlijke controle. Nederland maakt zich al langer sterk voor zaken als de Europees-rechtelijke controle op Europol, maar tot dusver met weinig succes. Het is een kwestie van de kip of het ei. Moet de samenwerking verder worden uitgebreid voordat het tot een volwaardige toezichtsstructuur kan komen of is deze juist een voorwaarde voor de zo gewenste beleidsintensivering? Ook wat dit betreft vormt de oorlog tegen het terrorisme een moment van de waarheid.