• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • 6 De islam in Nederland

    Volledige inhoudsopgave

    Met de val van de muur verdween de oude doelgroep van de
    BVD en daarmee zijn belangrijkste bestaansrecht. Er lijkt de
    laatste tien jaar echter een nieuwe grote vijand te zijn: de
    islam. Met name sinds de aanslagen op 11 september 2001 op
    het World Trade Center en het Pentagon lijkt een nieuw
    koudeoorlogsdenken sterk aan populariteit te winnen. In
    hoeverre maakt de BVD zich druk over de activiteiten van aanhangers
    van deze religie, waarom doet de dienst dit en wat
    zijn hiervan de consequenties?

    De afgelopen decennia is het beeld dat in Nederland bestaat
    van de islam en zijn aanhangers steeds negatiever geworden.
    Enerzijds komt dit door internationale ontwikkelingen zoals
    het PalestijnsIsralisch con?ict, de aanslag op een Amerikaans
    vliegtuig boven het Schotse Lockerbie in 1988, de
    Golfoorlog in 1990 en de aanslagen op het wtc en het
    Pentagon in 2001. Anderzijds wordt de beeldvorming ook
    bepaald door gewelddadige activiteiten van op islamitische
    leest geschoeide regimes (Iran, Soedan, Afghanistan) en militante
    islamitische (terreur) organisaties. Als je deze beeldvorming
    koppelt aan de groeiende aanwezigheid van moslims in
    Nederland door immigratie vanaf de jaren zestig, is al snel
    een ‘binnenlandse vijand’ geboren.
    Minister van Binnenlandse Zaken Ien Dales zag een grote
    toekomst voor dit onderzoeksgebied van de BVD toen zij in
    1992 de grote lijnen uitzette voor de vernieuwing van de
    dienst. Zij wees nadrukkelijk op de gevaren van immigratie
    uit ZuidEuropa en NoordAfrika: ‘Een mogelijk neveneffect
    van migratie uit Zuideuropese en Noordafrikaanse landen is
    de verdergaande radicalisering of fundamentalisering van
    moslimgemeenschappen in den vreemde, die zijn weerslag
    kan hebben op de verhoudingen tussen deze migrantengroepen
    in Nederland en hun houding ten opzichte van de
    Nederlandse samenleving. ‘
    De BVD grijpt dit onderzoeksterrein met beide handen aan,
    maar zegt zich sindsdien uitsluitend bezig te houden met drie
    groepen binnen de islamitische gemeenschap: personen die
    zich dienstbaar opstellen ten opzichte van buitenlandse
    mogendheden, mensen die Nederland compromitteren door
    hun (gewelddadige) activiteiten ten aanzien van andere
    mogendheden en mensen die de bestaande orde afwijzen en
    een eigen islamitische orde willen instellen. De overweging
    om deze groepen in de gaten te houden is om de grondrechten
    van inwoners van Nederland te beschermen en te zorgen
    voor veiligheid.
    Wat de eerste en de tweede groep betreft, is het niet verbazingwekkend
    dat ze in de gaten worden gehouden. Spionnen
    en personen of organisaties die zich richten op gewelddadige
    activiteiten in het buitenland, vallen sowieso onder de belangstelling
    van de inlichtingendienst. Anders ligt dat voor vertegenwoordigers
    van de politieke islam, de derde groep uit de
    opsomming. De politieke islam moet gezien worden als een
    samenraapsel van organisaties en personen die vinden dat de
    invloed van de islamitische leer niet moet ophouden bij de
    voordeur van de moskee, maar ook invloed moet hebben op
    maatschappij en politiek. De politieke islam kent diverse stromingen,
    van zeer gematigd tot zeer radicaal. Vooral de radicale
    en/ of gewelddadige representanten van deze stroming zouden
    aandacht van de BVD krijgen. Er wordt nadrukkelijk ontkend
    dat onderzoek naar islamitische organisaties verder gaat
    dan onderzoek naar bovengenoemde stromingen. De praktijk
    is echter anders.

    Radicale islam

    Het eerste jaarverslag van de BVD meldt in 1991 dat in
    Nederland kleine groepen militante islamitische fundamentalisten
    actief zijn. Er is met name sprake van zorg over de
    gevolgen voor de integratie en voor de mogelijkheid dat moslimactivisten
    zich (laten) inzetten voor buitenlandse mogendheden.
    Naar aanleiding van de zorgen over de belemmering
    van integratie van migranten begint de Rotterdamse Erasmus
    Universiteit in opdracht van en in samenwerking met de BVD
    een onderzoek. Dit onderzoek wordt in 1994 afgerond en
    concludeert in grote lijnen dat er inderdaad sprake is van
    pogingen om integratie tegen te gaan vanuit de religieuze
    hoek. Deze pogingen hebben echter weinig succes: In
    Nederland wonende gelovigen trekken zich niets aan van dit
    antiintegristisch streven van hun religieuze voormannen.
    Ook zouden er niet of nauwelijks moslims zijn die de
    maatschappelijke orde in Nederland overhoop willen halen;
    fundamentalistische moslims zijn in Nederland zo goed als
    afwezig, aldus het onderzoek.
    Als er al een taak ligt voor een inlichtingenen veiligheidsdienst
    om zich bezig te houden met problemen rond
    integratie, dan is er na deze conclusie geen aanleiding meer
    om dat pad verder te volgen. Maar het tegendeel is het geval.
    Het is te begrijpen dat de BVD voor zichzelf een taak ziet in het
    onderzoek naar gewelddadige fundamentalistische groepen,
    maar de weg die vanaf dit moment wordt ingeslagen, is een
    heel andere. Er worden jaar in, jaar uit grote delen van het
    georganiseerde moslimleven in Nederland in kaart gebracht.
    Elk jaar weer spreekt de dienst vermoedens uit dat het in de
    nabije toekomst weleens ?ink mis kan gaan met de radicale
    islam in Nederland, een verwachting die echter niet bewaarheid
    wordt, maar wel steeds nieuwe belangstelling moet
    rechtvaardigen. Omstreeks 1994 is op diverse plaatsen in de
    wereld een toename van islamitisch genspireerd geweld waar
    te nemen. In Algerije is een burgeroorlog uitgebroken tussen
    de staat en diverse gewapende islamitische groeperingen en
    in de Verenigde Staten heeft een bomaanslag op het World
    Trade Centre plaatsgevonden. Omdat in landen als Frankrijk
    en Duitsland streng wordt opgetreden tegen aanhangers van
    dergelijke stromingen, verwacht de BVD dat deze personen
    mogelijk uitwijken naar Nederland.
    In 1995 komt de BVD met een nieuwe, opvallende invalshoek.
    Er is geen gevaar te duchten van radicale islamieten,
    maar in de Nederlandse maatschappij zijn zulke ernstige
    vooroordelen tegen de islam aanwezig dat dit integratie
    tegengaat: ‘… berichten over aanslagen van islamitische
    terreurgroepen in het buitenland hebben een uitermate
    stigmatiserend effect op de totale islamitische gemeenschap
    in Nederland. Dit heeft schadelijke gevolgen voor het integratiebeleid.
    ‘ Voor de BVD is hier, in zijn eigen visie, een schone
    taak weg gelegd: de vooroordelen moeten ontzenuwd worden
    door een met harde feiten onderbouwde analyse van de politieke
    islam in Nederland. ‘Het streven van de BVD is dan ook
    de daadwerkelijke radicale islamieten te onderkennen.
    Tegelijk tracht de BVD door middel van beleidsadviezen en
    voorlichting onjuiste beeldvorming of overspannen dreigingsinschattingen
    te nuanceren. ‘
    Een jaar later is van deze nuancering niets meer terug te
    vinden. De BVD constateert een toename van antiwesterse en
    antiintegristische stromingen en vreest een voortgaande isolering
    en daardoor een toename van intolerantie vanuit de
    Nederlandse samenleving. Wederom wordt gerapporteerd
    over de aanwezige radicale islamieten en wordt gemeld dat er
    mogelijk aanslagen in Nederland gepland worden, die verder
    niet plaatsvinden.
    In 1997 blijkt plotseling het gebrek aan succes van islamitische
    organisaties het pijnpunt. Door het mislukken van
    toenemende invloed van de islam op de Turkse staat haken
    veel aanhangers van dat idee af en de BVD spreekt de vrees uit
    dat die in criminele of extreemnationalistische kringen
    terecht zullen komen. In ieder geval is ook dat weer slecht
    voor de integratie.

    Politieke islam

    De lijn is inmiddels ver te zoeken. Succes of geen succes, verwachte
    terreur en radicalisering die niet plaatsvindt, wat er
    ook wel of niet gebeurt, het overtuigt de BVD er niet van dat
    onderzoek naar grote delen van islamitisch Nederland niet
    relevant is. De in 1995 gestelde taak om aan deugdelijke voorlichting
    te doen mondt in 1998 uit in het rapport ‘De Politieke
    Islam in Nederland’. Zelf zegt de dienst: ‘Doel was om politiek
    en bestuur in een openbaar rapport een betrouwbaar beeld te
    geven van betekenis en omvang van de radicale islam in
    Nederland. ‘ Voor de zoveelste keer concludeert de BVD dat er
    slechts een zeer kleine groep radicale moslims in Nederland
    verblijft. Deze groep richt zich daarbij grotendeels op het bui
    tenland (hun eigen moederlanden). Dat zou schade aan het
    internationaal aanzien van Nederland kunnen berokkenen.
    Of in de woorden van de minister van Binnenlandse Zaken
    Bram Peper: ‘Inhoudelijk gezien levert het rapport de voor
    Nederland geruststellende gedachte op, dat de gevaarzetting
    vanuit de politieke islam, van een zeer bescheiden groep
    afkomstig is. De conclusie kan dan ook zijn dat naar de mate
    waarin de integratie minder dan tot nu toe tot stand was
    gekomen, de omvang van die groep met extreme opvattingen
    groter was geweest. Overigens neemt dit niet weg dat de BVD
    de ontwikkelingen op dit terrein intensief blijft volgen, aangezien
    onder meer vanwege de internationalisering en de
    communicatietechnologie, snelle verbindingen mogelijk
    zijn tussen bewegingen in moederlanden en bewegingen
    in Nederland. ‘
    Toch noemt de BVD in het onderzoek de politieke islam in
    Nederland een ‘factor van belang’. En dat brengt de nodige
    risico’s met zich mee. Moskeen in Nederland zijn volgens de
    BVD traditionalistisch, armoedig en slecht bestuurd. Dit heeft
    te maken met de grotendeels rurale afkomst van de in
    Nederland wonende moslims. Daarmee zijn de moskeen
    zeer benvloedbaar door vreemde mogendheden, oppositiegroepen
    en zendingsorganisaties.
    De voornaamste bedreiging is die voor de integratie en die
    bedreiging komt van twee kanten. Ten eerste is daar de vertegenwoordiging
    van de politieke islam in Nederland, die integratie
    actief probeert te voorkomen uit angst dat integratie in
    de praktijk op assimilatie zal neerkomen en daarmee het verloren
    gaan van religieuze identiteit. Ten tweede is er de beeldvorming
    van de islam, met name ingegeven door berichtgeving
    over geweld in islamitische landen, die zorgt dat de
    Nederlandse maatschappij zich meer af gaat zetten tegen integratie
    van islamieten.
    Over het eerste gevaar (antiintegristisch streven van
    orthodoxe krachten) kunnen twee dingen gezegd worden: in
    een eerder onderzoek in opdracht van de BVD bleek dat deze
    krachten inderdaad her en der actief waren, maar dat ze verder
    geen enkele invloed hadden. Verder is het de vraag wat de
    BVD hier verder mee wil zeggen. Dat orthodoxreligieuze organisaties
    van diverse snit integratie willen tegengaan, is een
    oud gegeven en net zozeer van toepassing op bijvoorbeeld de
    sgp en de internationale orthodoxkatholieke organisatie
    Opus Dei. Dat is misschien storend in een politieke cultuur
    als de Nederlandse, maar verder geenszins een bedreiging
    van de nationale veiligheid. Dat er dus een taak voor de BVD
    zou liggen, is op z’n zachtst gezegd een bizarre interpretatie
    van de wet.
    Ten aanzien van het tweede gevaar (beeldvorming Islam
    onder autochtone Nederlanders belemmert integratie) is het
    wederom de vraag hoe de BVD dit binnen zijn o; cile taakstelling
    wil passen. Bovendien is dit een interessante kipenhet
    eidiscussie, want is de BVD door zijn voortdurende aandacht
    voor islamitische krachten in Nederland niet op z’n
    minst medeschuldig aan deze beeldvorming?
    Naast deze twee grotere gevaren noemt het rapport nog
    enkele andere bedreigingen. Zo is daar het con?ict tussen een
    internationaal netwerk van moslimstrijders/ terroristen/ radicale
    moslims en een aantal NoordAfrikaanse staten over de
    vraag of de islam de staatsvorm moet bepalen. Het rapport
    schetst kort het dilemma voor de BVD tussen goede informatie
    uitwisseling omtrent deze islamitische oppositiebewegingen
    met deze staten en de vluchtelingenstatus van veel betrokkenen.
    Aan de orde komt ook de belangstelling van islamitische
    organisaties voor het onderwijs en de betrokkenheid van
    orthodoxe fondsen bij de .nanciering ervan: ‘Met dit geld
    wordt onder meer het (bus) vervoer van de kinderen gefinancierd
    en bijzonder lesmateriaal aangeschaft. ‘
    Deze bezorgdheid blijft bestaan en in 1999 wordt door de
    BVD een onderzoek gestart naar de bemoeienis van orthodoxislamitische
    regimes met het islamitische onderwijs in Nederland.
    Dit onderzoek wordt onder de titel ‘De democratische
    rechtsorde en islamitisch onderwijs’ in februari 2002 gepresenteerd.
    De conclusie is dat het met de invloed van de radicale
    islam in het basisonderwijs nogal meevalt. Er hebben
    weliswaar in enkele schoolbesturen leden zitting die banden
    hebben met radicaalislamitische organisaties of daarmee
    sympathiseren, maar dat zij die overtuiging ook uitdragen in
    de desbetrefende scholen kan niet gezegd worden. Ook is
    uit het onderzoek gebleken dat zeer weinig leerkrachten op
    islamitische scholen radicaalislamitische overtuigingen koesteren
    en dat benvloeding door bijvoorbeeld islamitische gidslanden
    nauwelijks voorkomt.
    Al met al kan een serieus vraagteken worden geplaatst bij
    de belangstelling van de BVD voor het islamitisch basisonderwijs.
    Wanneer er al iets mis zou zijn met de .nanciering en
    de betrokkenheid van orthododoxe organisaties, dan is het de
    taak van de Onderwijsinspectie, de belastingdienst en het
    Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen om deze misstanden
    aan de kaak te stellen en aan te pakken. Een inlichtingendienst
    heeft hier niets te zoeken.
    De conclusies van het rapport ‘De Politieke Islam in
    Nederland’ spreken voor zich. Er is niets of op zijn hoogst niet
    veel aan de hand. En voor zover er al iets aan de hand is, is er
    geen sprake van bedreiging van de nationale veiligheid door
    islamitische organisaties. En weer trekt de BVD niet de conclusie
    dat hij overbodig werk doet. Hij blijft de ontwikkelingen
    intensief volgen. Tekenend voor de houding van de BVD is een
    paragraaf in het jaarverslag over 1998. Net als in voorgaande
    jaarverslagen en het ‘politieke islam’onderzoek wordt geconcludeerd
    dat Milli Grs, de grootste Turksislamitische organisatie
    in Nederland, zeer gematigd en op integratie gericht is.
    Het jaarverslag erkent dat het bemoedigend is ‘te constateren
    dat binnen de Milli Grs aanmerkelijke weerstand bestaat
    tegen radicalisering van de organisatie’. Na de geruststelling
    dat het wel goed zit met Milli Grs vervolgt het jaarverslag
    zonder blikken of blozen met de afsluitende zin: ‘De BVD zal
    de ontwikkelingen binnen de Milli Grs blijven volgen. ‘

    Integratie

    De problematiek rond integratie is inmiddels meer dan ooit
    het leidmotief geworden in de onderzoeken naar de islam in
    Nederland. Wanneer er in 1999 enkele inCIDenten met
    Marokkaanse jongeren in Amsterdam zijn, is de dienst er als
    de kippen bij om de geheime organisatie achter de inCIDenten
    te ontmaskeren. Deze organisatie is echter onvindbaar, maar
    geeft wel aanleiding om op lokaal niveau te gaan inventariseren
    waar de integratie spaak loopt. Bij zijn onderzoek lijkt de
    BVD een soort sleepnetmethode te gebruiken: ‘ daarnaast
    worden relevante ontwikkelingen in de Marokkaanse en
    Turkse gemeenschap gevolgd’. In 2000 wordt bijvoorbeeld
    de Marokkaanse gemeenschap in Nederland tegen het licht
    gehouden. Daarbij spreekt de BVD zijn zorg uit over spanningen
    tussen conservatieve en vernieuwingsgezinde Marokkanen.
    De BVD blijft ‘alert’ op activiteiten die deze tegenstellingen
    zouden kunnen verscherpen.
    Een in Utrecht werkzame imam wordt door de BVD als
    spion voor de Libische geheime dienst gebrandmerkt en tot
    ongewenst vreemdeling verklaard. Hij kan vertrekken.
    Onduidelijk is wat de man precies bespioneerde, maar er
    wordt gegokt op de vliegbasis Soesterberg waar op dat
    moment twee Libische geheim agenten terecht staan voor
    hun mogelijke aandeel in de Lockerbiebomaanslag. In het
    jaarverslag schrijft de BVD evenwel: ‘Hij bleek zijn o; cile
    functie als imam slechts als dekmantel te gebruiken voor het
    op heimelijke wijze behartigen van Libische belangen, waarbij
    doelstellingen van het Nederlandse integratiebeleid schade
    berokkend werden. ‘ Ook de in september 1997 aangetreden
    BVDdirecteur S. J. van Hulst bevestigt deze invalshoek: ‘Hij
    werkte eerder aan het tegengaan van integratie dan aan het
    bevorderen daarvan. Dat was zijn taak en daar werkte hij ook
    aan. Hij gebruikte zijn moskee en opleidingen voor dat doel,
    zonder dat mensen dat in de gaten hadden. ‘ De imam is dus
    Nederland uit gegooid vanwege zijn geloofsopvattingen.

    Een vijfde colonne?

    Daags na de aanslagen op het wtc en het Pentagon in
    september 2001 arresteerde de politie in diverse landen van
    WestEuropa moslims die plannen zouden hebben om
    terreuraanslagen te plegen. In Rotterdam werden, op instigatie
    van de BVD, vier mannen gearresteerd. Zij werden al geruime
    tijd geobserveerd, maar de aanslag maakte hun arrestatie
    kennelijk actueler. Ook worden er miljoenen genvesteerd om
    de BVD uit te breiden. Dit zal de dienst deels gebruiken om
    zijn talenkennis te vergroten.
    Voor de verstandhouding tussen moslims en nietmoslims
    in Nederland zullen de aanslagen grote gevolgen hebben. Het
    vijandbeeld ten opzichte van de islam zal toenemen. Het is
    een reel gevaar dat in Nederland wonende moslims vaker als
    een vijfde colonne worden gezien.
    De presentatie van het jaarverslag over 2001, eind mei
    2002, staat ook grotendeels in het teken van de islam en de
    gevaren van het moslimfundamentalisme. Uiteraard wordt er
    over de aanslagen in de Verenigde Staten gepraat, maar ook
    gebeurtenissen in ons eigen land krijgen veel aandacht.
    Volgens de BVD is gebleken dat een in Nederland actief netwerk
    van moslimextremisme direct in verband gebracht kan
    worden met de tragische dood van twee Nederlandse, in
    Eindhoven woonachtige, jongemannen van Marokkaanse
    afkomst. De jongens, Ahmed el Bakiouli en Khalid el
    Hassnaoui, werden eind december doodgeschoten door
    Indiase militairen in Kashmir. De BVD: ‘Vast staat dat het
    tweetal in Nederland werd gerekruteerd en geestelijk voorbereid
    op deelname aan de “jihad”, de heilige oorlog tegen alle
    vijanden van de islam. Ook in materile zin ontvingen zij de
    ondersteuning die nodig was om aan het islamitische front
    het in hun ogen hoogst bereikbare te verwerven, te weten het
    martelaarschap. Het ging hierbij om jongens van de tweede
    generatie, die in Nederland zijn opgegroeid, een goede opleiding
    hebben genoten en vergaand gentegreerd leken. Ook
    enkele andere moslimjongeren met een vergelijkbare achtergrond
    zijn inmiddels ontvankelijk gebleken voor dergelijke
    radicale opvattingen. ‘
    Hoe de BVD aan deze kennis komt, wil men niet onthullen.
    Dit valt onder de noemer ‘operationele informatie’, en is
    geheim. Het komt de dienst wel op de nodige kritiek te staan.
    Zo laat een woordvoerder van de families van de beide jongens
    weten dat de beschuldigingen onjuist en speculatief zijn,
    de twee zouden gewoon op vakantie zijn. Ook is de familie
    verbolgen over het feit dat zij de beschuldigingen uit de krant
    moet vernemen en niet van te voren is ingelicht (iets dat de
    BVD overigens tegenspreekt). Ook anderen uiten hun ongenoegen
    over het achterwege blijven van details. De Leidse islamoloog
    professor Pieter Sjoerd van Koningsveld laat in de
    Groene Amsterdammer van 8 juni weten: ‘In het jaarverslag
    wordt gerept van rekrutering in en om moskeen door radicale
    moslimorganisaties. Dat vind ik zeer verontrustend. Om
    welke moskeen gaat het? Hoe groot is het gevaar? Dat moet
    je weten wil je iets aan die informatie hebben. Nu wordt juist
    het beeld bevestigd van “de” moskee als terroristisch centrum.
    Daar heeft niemand wat aan. Het werkt stigmatisering van
    de hele moslimbevolking in de hand. En het klimaat ws al
    niet best. ‘
    De legitimering van onderzoek naar islamitische groepen
    en personen door de BVD verschuift door de jaren heen steeds
    meer van concrete bedreigingen, de speurtocht naar radicale
    groepen die geweld niet zouden schuwen, naar de door de BVD
    gesignaleerde problemen rond integratie. Wat de BVD met
    problemen rond integratie te maken heeft, blijft onduidelijk,
    maar is wel keer op keer reden om grote groepen moslims in
    kaart te brengen. Jaar in jaar uit wordt gewroet op zoek naar
    duistere krachten die de integratie willen saboteren. Deze
    krachten worden nooit gevonden. Een reden voor dit hardnekkige
    onderzoek is dat het gevaar van de islam nu eenmaal
    goed verkoopt. De islam heeft een zeer negatieve lading in
    Nederland en dat is er sinds de aanslagen in de vs niet beter
    op geworden. De BVD belijdt weliswaar met de mond een
    genuanceerd beeld te willen scheppen, maar draagt in de
    praktijk met zijn rapportages bij tot verdere stigmatisering.