Volledige inhoudsopgave
Met de val van de muur verdween de oude doelgroep van de
BVD en daarmee zijn belangrijkste bestaansrecht. Er lijkt de
laatste tien jaar echter een nieuwe grote vijand te zijn: de
islam. Met name sinds de aanslagen op 11 september 2001 op
het World Trade Center en het Pentagon lijkt een nieuw
koudeoorlogsdenken sterk aan populariteit te winnen. In
hoeverre maakt de BVD zich druk over de activiteiten van aanhangers
van deze religie, waarom doet de dienst dit en wat
zijn hiervan de consequenties?
De afgelopen decennia is het beeld dat in Nederland bestaat
van de islam en zijn aanhangers steeds negatiever geworden.
Enerzijds komt dit door internationale ontwikkelingen zoals
het PalestijnsIsralisch con?ict, de aanslag op een Amerikaans
vliegtuig boven het Schotse Lockerbie in 1988, de
Golfoorlog in 1990 en de aanslagen op het wtc en het
Pentagon in 2001. Anderzijds wordt de beeldvorming ook
bepaald door gewelddadige activiteiten van op islamitische
leest geschoeide regimes (Iran, Soedan, Afghanistan) en militante
islamitische (terreur) organisaties. Als je deze beeldvorming
koppelt aan de groeiende aanwezigheid van moslims in
Nederland door immigratie vanaf de jaren zestig, is al snel
een ‘binnenlandse vijand’ geboren.
Minister van Binnenlandse Zaken Ien Dales zag een grote
toekomst voor dit onderzoeksgebied van de BVD toen zij in
1992 de grote lijnen uitzette voor de vernieuwing van de
dienst. Zij wees nadrukkelijk op de gevaren van immigratie
uit ZuidEuropa en NoordAfrika: ‘Een mogelijk neveneffect
van migratie uit Zuideuropese en Noordafrikaanse landen is
de verdergaande radicalisering of fundamentalisering van
moslimgemeenschappen in den vreemde, die zijn weerslag
kan hebben op de verhoudingen tussen deze migrantengroepen
in Nederland en hun houding ten opzichte van de
Nederlandse samenleving. ‘
De BVD grijpt dit onderzoeksterrein met beide handen aan,
maar zegt zich sindsdien uitsluitend bezig te houden met drie
groepen binnen de islamitische gemeenschap: personen die
zich dienstbaar opstellen ten opzichte van buitenlandse
mogendheden, mensen die Nederland compromitteren door
hun (gewelddadige) activiteiten ten aanzien van andere
mogendheden en mensen die de bestaande orde afwijzen en
een eigen islamitische orde willen instellen. De overweging
om deze groepen in de gaten te houden is om de grondrechten
van inwoners van Nederland te beschermen en te zorgen
voor veiligheid.
Wat de eerste en de tweede groep betreft, is het niet verbazingwekkend
dat ze in de gaten worden gehouden. Spionnen
en personen of organisaties die zich richten op gewelddadige
activiteiten in het buitenland, vallen sowieso onder de belangstelling
van de inlichtingendienst. Anders ligt dat voor vertegenwoordigers
van de politieke islam, de derde groep uit de
opsomming. De politieke islam moet gezien worden als een
samenraapsel van organisaties en personen die vinden dat de
invloed van de islamitische leer niet moet ophouden bij de
voordeur van de moskee, maar ook invloed moet hebben op
maatschappij en politiek. De politieke islam kent diverse stromingen,
van zeer gematigd tot zeer radicaal. Vooral de radicale
en/ of gewelddadige representanten van deze stroming zouden
aandacht van de BVD krijgen. Er wordt nadrukkelijk ontkend
dat onderzoek naar islamitische organisaties verder gaat
dan onderzoek naar bovengenoemde stromingen. De praktijk
is echter anders.
Radicale islam
Het eerste jaarverslag van de BVD meldt in 1991 dat in
Nederland kleine groepen militante islamitische fundamentalisten
actief zijn. Er is met name sprake van zorg over de
gevolgen voor de integratie en voor de mogelijkheid dat moslimactivisten
zich (laten) inzetten voor buitenlandse mogendheden.
Naar aanleiding van de zorgen over de belemmering
van integratie van migranten begint de Rotterdamse Erasmus
Universiteit in opdracht van en in samenwerking met de BVD
een onderzoek. Dit onderzoek wordt in 1994 afgerond en
concludeert in grote lijnen dat er inderdaad sprake is van
pogingen om integratie tegen te gaan vanuit de religieuze
hoek. Deze pogingen hebben echter weinig succes: In
Nederland wonende gelovigen trekken zich niets aan van dit
antiintegristisch streven van hun religieuze voormannen.
Ook zouden er niet of nauwelijks moslims zijn die de
maatschappelijke orde in Nederland overhoop willen halen;
fundamentalistische moslims zijn in Nederland zo goed als
afwezig, aldus het onderzoek.
Als er al een taak ligt voor een inlichtingenen veiligheidsdienst
om zich bezig te houden met problemen rond
integratie, dan is er na deze conclusie geen aanleiding meer
om dat pad verder te volgen. Maar het tegendeel is het geval.
Het is te begrijpen dat de BVD voor zichzelf een taak ziet in het
onderzoek naar gewelddadige fundamentalistische groepen,
maar de weg die vanaf dit moment wordt ingeslagen, is een
heel andere. Er worden jaar in, jaar uit grote delen van het
georganiseerde moslimleven in Nederland in kaart gebracht.
Elk jaar weer spreekt de dienst vermoedens uit dat het in de
nabije toekomst weleens ?ink mis kan gaan met de radicale
islam in Nederland, een verwachting die echter niet bewaarheid
wordt, maar wel steeds nieuwe belangstelling moet
rechtvaardigen. Omstreeks 1994 is op diverse plaatsen in de
wereld een toename van islamitisch genspireerd geweld waar
te nemen. In Algerije is een burgeroorlog uitgebroken tussen
de staat en diverse gewapende islamitische groeperingen en
in de Verenigde Staten heeft een bomaanslag op het World
Trade Centre plaatsgevonden. Omdat in landen als Frankrijk
en Duitsland streng wordt opgetreden tegen aanhangers van
dergelijke stromingen, verwacht de BVD dat deze personen
mogelijk uitwijken naar Nederland.
In 1995 komt de BVD met een nieuwe, opvallende invalshoek.
Er is geen gevaar te duchten van radicale islamieten,
maar in de Nederlandse maatschappij zijn zulke ernstige
vooroordelen tegen de islam aanwezig dat dit integratie
tegengaat: ‘… berichten over aanslagen van islamitische
terreurgroepen in het buitenland hebben een uitermate
stigmatiserend effect op de totale islamitische gemeenschap
in Nederland. Dit heeft schadelijke gevolgen voor het integratiebeleid.
‘ Voor de BVD is hier, in zijn eigen visie, een schone
taak weg gelegd: de vooroordelen moeten ontzenuwd worden
door een met harde feiten onderbouwde analyse van de politieke
islam in Nederland. ‘Het streven van de BVD is dan ook
de daadwerkelijke radicale islamieten te onderkennen.
Tegelijk tracht de BVD door middel van beleidsadviezen en
voorlichting onjuiste beeldvorming of overspannen dreigingsinschattingen
te nuanceren. ‘
Een jaar later is van deze nuancering niets meer terug te
vinden. De BVD constateert een toename van antiwesterse en
antiintegristische stromingen en vreest een voortgaande isolering
en daardoor een toename van intolerantie vanuit de
Nederlandse samenleving. Wederom wordt gerapporteerd
over de aanwezige radicale islamieten en wordt gemeld dat er
mogelijk aanslagen in Nederland gepland worden, die verder
niet plaatsvinden.
In 1997 blijkt plotseling het gebrek aan succes van islamitische
organisaties het pijnpunt. Door het mislukken van
toenemende invloed van de islam op de Turkse staat haken
veel aanhangers van dat idee af en de BVD spreekt de vrees uit
dat die in criminele of extreemnationalistische kringen
terecht zullen komen. In ieder geval is ook dat weer slecht
voor de integratie.
Politieke islam
De lijn is inmiddels ver te zoeken. Succes of geen succes, verwachte
terreur en radicalisering die niet plaatsvindt, wat er
ook wel of niet gebeurt, het overtuigt de BVD er niet van dat
onderzoek naar grote delen van islamitisch Nederland niet
relevant is. De in 1995 gestelde taak om aan deugdelijke voorlichting
te doen mondt in 1998 uit in het rapport ‘De Politieke
Islam in Nederland’. Zelf zegt de dienst: ‘Doel was om politiek
en bestuur in een openbaar rapport een betrouwbaar beeld te
geven van betekenis en omvang van de radicale islam in
Nederland. ‘ Voor de zoveelste keer concludeert de BVD dat er
slechts een zeer kleine groep radicale moslims in Nederland
verblijft. Deze groep richt zich daarbij grotendeels op het bui
tenland (hun eigen moederlanden). Dat zou schade aan het
internationaal aanzien van Nederland kunnen berokkenen.
Of in de woorden van de minister van Binnenlandse Zaken
Bram Peper: ‘Inhoudelijk gezien levert het rapport de voor
Nederland geruststellende gedachte op, dat de gevaarzetting
vanuit de politieke islam, van een zeer bescheiden groep
afkomstig is. De conclusie kan dan ook zijn dat naar de mate
waarin de integratie minder dan tot nu toe tot stand was
gekomen, de omvang van die groep met extreme opvattingen
groter was geweest. Overigens neemt dit niet weg dat de BVD
de ontwikkelingen op dit terrein intensief blijft volgen, aangezien
onder meer vanwege de internationalisering en de
communicatietechnologie, snelle verbindingen mogelijk
zijn tussen bewegingen in moederlanden en bewegingen
in Nederland. ‘
Toch noemt de BVD in het onderzoek de politieke islam in
Nederland een ‘factor van belang’. En dat brengt de nodige
risico’s met zich mee. Moskeen in Nederland zijn volgens de
BVD traditionalistisch, armoedig en slecht bestuurd. Dit heeft
te maken met de grotendeels rurale afkomst van de in
Nederland wonende moslims. Daarmee zijn de moskeen
zeer benvloedbaar door vreemde mogendheden, oppositiegroepen
en zendingsorganisaties.
De voornaamste bedreiging is die voor de integratie en die
bedreiging komt van twee kanten. Ten eerste is daar de vertegenwoordiging
van de politieke islam in Nederland, die integratie
actief probeert te voorkomen uit angst dat integratie in
de praktijk op assimilatie zal neerkomen en daarmee het verloren
gaan van religieuze identiteit. Ten tweede is er de beeldvorming
van de islam, met name ingegeven door berichtgeving
over geweld in islamitische landen, die zorgt dat de
Nederlandse maatschappij zich meer af gaat zetten tegen integratie
van islamieten.
Over het eerste gevaar (antiintegristisch streven van
orthodoxe krachten) kunnen twee dingen gezegd worden: in
een eerder onderzoek in opdracht van de BVD bleek dat deze
krachten inderdaad her en der actief waren, maar dat ze verder
geen enkele invloed hadden. Verder is het de vraag wat de
BVD hier verder mee wil zeggen. Dat orthodoxreligieuze organisaties
van diverse snit integratie willen tegengaan, is een
oud gegeven en net zozeer van toepassing op bijvoorbeeld de
sgp en de internationale orthodoxkatholieke organisatie
Opus Dei. Dat is misschien storend in een politieke cultuur
als de Nederlandse, maar verder geenszins een bedreiging
van de nationale veiligheid. Dat er dus een taak voor de BVD
zou liggen, is op z’n zachtst gezegd een bizarre interpretatie
van de wet.
Ten aanzien van het tweede gevaar (beeldvorming Islam
onder autochtone Nederlanders belemmert integratie) is het
wederom de vraag hoe de BVD dit binnen zijn o; cile taakstelling
wil passen. Bovendien is dit een interessante kipenhet
eidiscussie, want is de BVD door zijn voortdurende aandacht
voor islamitische krachten in Nederland niet op z’n
minst medeschuldig aan deze beeldvorming?
Naast deze twee grotere gevaren noemt het rapport nog
enkele andere bedreigingen. Zo is daar het con?ict tussen een
internationaal netwerk van moslimstrijders/ terroristen/ radicale
moslims en een aantal NoordAfrikaanse staten over de
vraag of de islam de staatsvorm moet bepalen. Het rapport
schetst kort het dilemma voor de BVD tussen goede informatie
uitwisseling omtrent deze islamitische oppositiebewegingen
met deze staten en de vluchtelingenstatus van veel betrokkenen.
Aan de orde komt ook de belangstelling van islamitische
organisaties voor het onderwijs en de betrokkenheid van
orthodoxe fondsen bij de .nanciering ervan: ‘Met dit geld
wordt onder meer het (bus) vervoer van de kinderen gefinancierd
en bijzonder lesmateriaal aangeschaft. ‘
Deze bezorgdheid blijft bestaan en in 1999 wordt door de
BVD een onderzoek gestart naar de bemoeienis van orthodoxislamitische
regimes met het islamitische onderwijs in Nederland.
Dit onderzoek wordt onder de titel ‘De democratische
rechtsorde en islamitisch onderwijs’ in februari 2002 gepresenteerd.
De conclusie is dat het met de invloed van de radicale
islam in het basisonderwijs nogal meevalt. Er hebben
weliswaar in enkele schoolbesturen leden zitting die banden
hebben met radicaalislamitische organisaties of daarmee
sympathiseren, maar dat zij die overtuiging ook uitdragen in
de desbetrefende scholen kan niet gezegd worden. Ook is
uit het onderzoek gebleken dat zeer weinig leerkrachten op
islamitische scholen radicaalislamitische overtuigingen koesteren
en dat benvloeding door bijvoorbeeld islamitische gidslanden
nauwelijks voorkomt.
Al met al kan een serieus vraagteken worden geplaatst bij
de belangstelling van de BVD voor het islamitisch basisonderwijs.
Wanneer er al iets mis zou zijn met de .nanciering en
de betrokkenheid van orthododoxe organisaties, dan is het de
taak van de Onderwijsinspectie, de belastingdienst en het
Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen om deze misstanden
aan de kaak te stellen en aan te pakken. Een inlichtingendienst
heeft hier niets te zoeken.
De conclusies van het rapport ‘De Politieke Islam in
Nederland’ spreken voor zich. Er is niets of op zijn hoogst niet
veel aan de hand. En voor zover er al iets aan de hand is, is er
geen sprake van bedreiging van de nationale veiligheid door
islamitische organisaties. En weer trekt de BVD niet de conclusie
dat hij overbodig werk doet. Hij blijft de ontwikkelingen
intensief volgen. Tekenend voor de houding van de BVD is een
paragraaf in het jaarverslag over 1998. Net als in voorgaande
jaarverslagen en het ‘politieke islam’onderzoek wordt geconcludeerd
dat Milli Grs, de grootste Turksislamitische organisatie
in Nederland, zeer gematigd en op integratie gericht is.
Het jaarverslag erkent dat het bemoedigend is ‘te constateren
dat binnen de Milli Grs aanmerkelijke weerstand bestaat
tegen radicalisering van de organisatie’. Na de geruststelling
dat het wel goed zit met Milli Grs vervolgt het jaarverslag
zonder blikken of blozen met de afsluitende zin: ‘De BVD zal
de ontwikkelingen binnen de Milli Grs blijven volgen. ‘
Integratie
De problematiek rond integratie is inmiddels meer dan ooit
het leidmotief geworden in de onderzoeken naar de islam in
Nederland. Wanneer er in 1999 enkele inCIDenten met
Marokkaanse jongeren in Amsterdam zijn, is de dienst er als
de kippen bij om de geheime organisatie achter de inCIDenten
te ontmaskeren. Deze organisatie is echter onvindbaar, maar
geeft wel aanleiding om op lokaal niveau te gaan inventariseren
waar de integratie spaak loopt. Bij zijn onderzoek lijkt de
BVD een soort sleepnetmethode te gebruiken: ‘ daarnaast
worden relevante ontwikkelingen in de Marokkaanse en
Turkse gemeenschap gevolgd’. In 2000 wordt bijvoorbeeld
de Marokkaanse gemeenschap in Nederland tegen het licht
gehouden. Daarbij spreekt de BVD zijn zorg uit over spanningen
tussen conservatieve en vernieuwingsgezinde Marokkanen.
De BVD blijft ‘alert’ op activiteiten die deze tegenstellingen
zouden kunnen verscherpen.
Een in Utrecht werkzame imam wordt door de BVD als
spion voor de Libische geheime dienst gebrandmerkt en tot
ongewenst vreemdeling verklaard. Hij kan vertrekken.
Onduidelijk is wat de man precies bespioneerde, maar er
wordt gegokt op de vliegbasis Soesterberg waar op dat
moment twee Libische geheim agenten terecht staan voor
hun mogelijke aandeel in de Lockerbiebomaanslag. In het
jaarverslag schrijft de BVD evenwel: ‘Hij bleek zijn o; cile
functie als imam slechts als dekmantel te gebruiken voor het
op heimelijke wijze behartigen van Libische belangen, waarbij
doelstellingen van het Nederlandse integratiebeleid schade
berokkend werden. ‘ Ook de in september 1997 aangetreden
BVDdirecteur S. J. van Hulst bevestigt deze invalshoek: ‘Hij
werkte eerder aan het tegengaan van integratie dan aan het
bevorderen daarvan. Dat was zijn taak en daar werkte hij ook
aan. Hij gebruikte zijn moskee en opleidingen voor dat doel,
zonder dat mensen dat in de gaten hadden. ‘ De imam is dus
Nederland uit gegooid vanwege zijn geloofsopvattingen.
Een vijfde colonne?
Daags na de aanslagen op het wtc en het Pentagon in
september 2001 arresteerde de politie in diverse landen van
WestEuropa moslims die plannen zouden hebben om
terreuraanslagen te plegen. In Rotterdam werden, op instigatie
van de BVD, vier mannen gearresteerd. Zij werden al geruime
tijd geobserveerd, maar de aanslag maakte hun arrestatie
kennelijk actueler. Ook worden er miljoenen genvesteerd om
de BVD uit te breiden. Dit zal de dienst deels gebruiken om
zijn talenkennis te vergroten.
Voor de verstandhouding tussen moslims en nietmoslims
in Nederland zullen de aanslagen grote gevolgen hebben. Het
vijandbeeld ten opzichte van de islam zal toenemen. Het is
een reel gevaar dat in Nederland wonende moslims vaker als
een vijfde colonne worden gezien.
De presentatie van het jaarverslag over 2001, eind mei
2002, staat ook grotendeels in het teken van de islam en de
gevaren van het moslimfundamentalisme. Uiteraard wordt er
over de aanslagen in de Verenigde Staten gepraat, maar ook
gebeurtenissen in ons eigen land krijgen veel aandacht.
Volgens de BVD is gebleken dat een in Nederland actief netwerk
van moslimextremisme direct in verband gebracht kan
worden met de tragische dood van twee Nederlandse, in
Eindhoven woonachtige, jongemannen van Marokkaanse
afkomst. De jongens, Ahmed el Bakiouli en Khalid el
Hassnaoui, werden eind december doodgeschoten door
Indiase militairen in Kashmir. De BVD: ‘Vast staat dat het
tweetal in Nederland werd gerekruteerd en geestelijk voorbereid
op deelname aan de “jihad”, de heilige oorlog tegen alle
vijanden van de islam. Ook in materile zin ontvingen zij de
ondersteuning die nodig was om aan het islamitische front
het in hun ogen hoogst bereikbare te verwerven, te weten het
martelaarschap. Het ging hierbij om jongens van de tweede
generatie, die in Nederland zijn opgegroeid, een goede opleiding
hebben genoten en vergaand gentegreerd leken. Ook
enkele andere moslimjongeren met een vergelijkbare achtergrond
zijn inmiddels ontvankelijk gebleken voor dergelijke
radicale opvattingen. ‘
Hoe de BVD aan deze kennis komt, wil men niet onthullen.
Dit valt onder de noemer ‘operationele informatie’, en is
geheim. Het komt de dienst wel op de nodige kritiek te staan.
Zo laat een woordvoerder van de families van de beide jongens
weten dat de beschuldigingen onjuist en speculatief zijn,
de twee zouden gewoon op vakantie zijn. Ook is de familie
verbolgen over het feit dat zij de beschuldigingen uit de krant
moet vernemen en niet van te voren is ingelicht (iets dat de
BVD overigens tegenspreekt). Ook anderen uiten hun ongenoegen
over het achterwege blijven van details. De Leidse islamoloog
professor Pieter Sjoerd van Koningsveld laat in de
Groene Amsterdammer van 8 juni weten: ‘In het jaarverslag
wordt gerept van rekrutering in en om moskeen door radicale
moslimorganisaties. Dat vind ik zeer verontrustend. Om
welke moskeen gaat het? Hoe groot is het gevaar? Dat moet
je weten wil je iets aan die informatie hebben. Nu wordt juist
het beeld bevestigd van “de” moskee als terroristisch centrum.
Daar heeft niemand wat aan. Het werkt stigmatisering van
de hele moslimbevolking in de hand. En het klimaat ws al
niet best. ‘
De legitimering van onderzoek naar islamitische groepen
en personen door de BVD verschuift door de jaren heen steeds
meer van concrete bedreigingen, de speurtocht naar radicale
groepen die geweld niet zouden schuwen, naar de door de BVD
gesignaleerde problemen rond integratie. Wat de BVD met
problemen rond integratie te maken heeft, blijft onduidelijk,
maar is wel keer op keer reden om grote groepen moslims in
kaart te brengen. Jaar in jaar uit wordt gewroet op zoek naar
duistere krachten die de integratie willen saboteren. Deze
krachten worden nooit gevonden. Een reden voor dit hardnekkige
onderzoek is dat het gevaar van de islam nu eenmaal
goed verkoopt. De islam heeft een zeer negatieve lading in
Nederland en dat is er sinds de aanslagen in de vs niet beter
op geworden. De BVD belijdt weliswaar met de mond een
genuanceerd beeld te willen scheppen, maar draagt in de
praktijk met zijn rapportages bij tot verdere stigmatisering.