Bewaking van de onkreukbaarheid bij de overheid werd na de
val van de muur een van de nieuwe taken van de BVD.
Inmiddels zijn tal van ministeries, provincies en gemeenten
onder een ‘integriteitsvergrootglas’ gelegd.
Het is echter de vraag of een inlichtingendienst wel de
integriteit van zijn eigen overheid moet bewaken. Was de integriteitsaantasting
begin jaren negentig wel zo groot dat BVD bemoeienis
gerechtvaardigd was? Is deze instelling wel de
juiste partner op dit terrein? Achteraf blijkt het ook de BVD zelf
geweest te zijn die zich dit terrein toegeigend heeft.
In.ltratie van de overheid
Integriteit, onkreukbaarheid, betrouwbaarheid, onaantastbaarheid.
Woorden die begin jaren negentig jaren werden uitgesproken
door de minister van Binnenlandse Zaken Ien
Dales. Het waren jaren waarin het spook van de georganiseerde
misdaad welig tierde.
Zowel de Centrale Recherche
Informatiedienst als de BVD produceerde analyses die er niet
om logen. Als er niet hard werd ingegrepen, zou het probleem
van de georganiseerde misdaad flink uit de hand lopen.
‘Ma; aachtige praktijken zoals die zich in een aantal landen
hebben kunnen ontwikkelen nopen ons tot waakzaamheid’,
zei Dales op een congres van de Vereniging Nederlandse
Gemeenten van 23 juni 1992. ‘Het zou naef zijn ervan uit te
gaan dat Nederland geheel zou ontkomen aan de import van
negatieve randverschijnselen, die een veiligheidsrisico voor de
democratische rechtsorde inhouden. ‘ De minister maakte
zich bezorgd en riep de BVD te hulp. De dienst moest een
orinterend onderzoek uitvoeren naar kwetsbare sectoren binnen
de overheid.
Een paar jaar later, tijdens de Parlementaire Enqute
Opsporingsmethoden van de CommissieVan Traa, bleek de
minister een flinke duw in de rug te hebben gehad. Niet zij,
maar de BVD maakte zich ernstig zorgen. Tijdens de openbare
verhoren van de commissie vroeg commissielid Mohammed
Rabbae (GroenLinks) over de achtergronden van dit besluit.
N. van Helten, oudhoofd Democratische Rechtsorde van de
BVD, antwoordde dat een groeiend aantal mensen zich destijds
zorgen begon te maken over de bestuurlijke integriteit in
Nederland. ‘Wij hebben in ieder geval als dienst onze minister
op de verschijnselen gewezen die wij zagen. Dat is inderdaad
gebeurd voordat zij die uitspraak deed. De mate waarin
zij zich door ons heeft laten overtuigen of juist door anderen,
heb ik geen kijk op. ‘ Feit is wel dat Docters van Leeuwen en
Van Helten samen een persoonlijke notitie aan Dales hebben
geschreven waarin zij hun ongerustheid over de integriteit bij
het openbaar bestuur uitten.
In Opening van Zaken, een ander BVDjaarverslag (1993)
schreef Peter Klerks al hoe de twijfels van de Tweede Kamer
eenvoudig aan de kant werden gezet. Klerks constateerde een
kamerbrede twijfel over de taakverschuiving van de BVD.
Vooral daar waar de BVD zou raken aan werkelijke bestrijding
van de georganiseerde misdaad en de vervolging van individuele
ambtenaren, stond de Kamer op haar strepen.
De BVD pakte zijn nieuwe taak ondertussen wel serieus op en
begon in 1992 het grootschalige onderzoek naar de kwetsbaarheid
van de overheid. Het onderzoek richt zich op de preventie
van inbreuken van de bestuurlijke integriteit. In 1993
wordt echter al duidelijk dat de BVD het taakveld integriteitsbescherming
vooral als breekijzer inzet om zich ook met de
georganiseerde misdaad bezig te houden. In het jaarverslag
benadrukt de BVD zelf dat er ook onderzoek zal worden verricht
naar (mogelijke) aantasters: ‘Hierbij zullen zo nodig bijzondere
inlichtingenmiddelen worden ingezet. ‘
Het integriteitsonderzoek zelf suddert intussen op een laag
pitje door. Pas in 1995 zal de BVD de uitkomst bekendmaken.
Voordien richt de BVD alvast het Meldpunt Integriteitsaantasting
op waar mensen terecht kunnen met verhalen
over corruptie en belangenverstrengeling en wordt er, vooral
in verband met de Russische maffia, met buitenlandse inlichtingendiensten
samengewerkt.
Inhoudelijk laat de BVD van zich horen door een bijdrage te
leveren aan een bijeenkomst over integriteit voor Haagse
ambtenaren in 1992. In de bijdrage van Onno Koerten, directeur
Staatsveiligheid, is ruime aandacht voor het gevaar van de
(internationale) georganiseerde misdaad. Koerten besteedt
dan echter ook veel woorden aan de toch wel veel meer voorkomende
‘kleine’ integriteitsaantastingen, een richting die de
BVD later nog meer op zal gaan.
Maar was die aantasting van de overheid nu wel zo erg als
de BVD dacht? Het in 1995 voltooide onderzoek, is, zoals bijna
alles bij de BVD, helaas niet openbaar, zodat we het moeten
doen met de eindconclusie: ‘Het onderzoek heeft geen concrete
aanwijzingen opgeleverd voor grootschalige aantastingen
door de georganiseerde misdaad van het openbaar
bestuur op rijksniveau. Op uitvoerend niveau werd wel enige
aantasting waargenomen, over de exacte schaal bestaat nog
onduidelijkheid. Mede daardoor is waakzaamheid geboden. ‘
Opluchting alom zou je verwachten, helemaal als een jaar
later ook de CommissieVan Traa vaststelt: ‘Er is geen sprake
van dat zulke groepen langs de weg van corruptie en/ of
intimidatie belangrijke overheidsdiensten, laat staan gewichtige
bestuurlijke organen of autoriteiten, onder controle zouden
hebben. Niettemin geven enkele voorvallen uit de
genoemde steden aan dat in elk geval op plaatselijk niveau de
grens tussen openbaar bestuur [lees: (deel) gemeenteraad] en
criminele groepen niet absoluut is en dus zorgvuldig moet
worden bewaakt. ‘
Exit BVD, zou je denken. Er was immers twijfel over een
dreiging, die na onderzoek bleek mee te vallen, waarmee er
geen taak meer is voor diezelfde BVD. Niets is minder waar.
De BVD gaat de jaren erna driftig verder met de taak bestuurlijke
integriteit.
Vanaf 1995 brengt de dienst zijn expertise in bij verschillende
projecten. Zo werd het ministerie van Buitenlandse
Zaken gescreend, kregen de provincies Drenthe, Limburg en
Overijssel te maken met de BVD en werden de gemeenten
Hellevoetsluis, Spijkenisse, Rotterdam en Amsterdam op
integriteit onderzocht. Ook grote infrastructurele projecten,
zoals de hsl, de Zuidas en de NoordZuidlijn in Amsterdam
en de Vinexlocaties, werden begeleid door de BVD. Slechts bij
de laatste projecten is nog een verband te leggen met de georganiseerde
misdaad: men moet immers voorkomen dat misdaadgelden
gewit worden via zulke bouwopdrachten. De integriteitsscan
bij de overheid zelf begeeft zich al veel meer op
het terrein van de ‘consultancy’. Maar is de BVD op dit terrein
de meest voor de hand liggende partner?
Om te beginnen staat het heimelijke karakter van de BVD
haaks op een goed integriteitsbeleid. Bij de dienst is het credo:
geheim, geheimer, staatsgeheim, terwijl goed integriteitsbeleid
staat of valt met openheid. Juist deze geheimzinnigheid
riep bij de gemeenten weerstand op om iets aan integriteit
te doen. ‘De BVD heeft geen competentie op dit gebied’, verklaarde
de woordvoerster van de vng, C Lomwel in de Volks
krant. ‘Het is niet zo dat we tegen zo’n inventariserend onderzoek
zijn, maar we hebben er wel moeite mee wanneer de BVD
ons van hogerhand wordt opgedrongen. ‘
Ook in Amsterdam is men bij verschillende dienstonderdelen
niet gecharmeerd van de BVDbemoeienis. De BVD stond
aan de wieg van het project ‘Correct of Corrupt? ‘, dat de integriteit
van de Amsterdamse ambtenaren onderzocht en dook
vervolgens ook op in het Projectbureau NoordZuidlijn. Dat
werd niet door iedereen gewaardeerd. Het blijft vreemd dat
een geheime dienst bemoeienis heeft bij een dergelijke
ingreep in de infrastructuur.
Onderzoekers op het terrein van de integriteit bij de overheid
pleiten al sinds jaar en dag voor een open benadering van
het onderwerp. ‘De meest geschikte manier om corruptie
tegen te gaan is het verregaand toepassen van transparantie.
In het glazen huis van de overheid hoeven de politicus en de
ambtenaar die niets te verbergen hebben ook niets verborgen
te houden, mits natuurlijk privacy en andere zwaarwegende
motieven gerespecteerd worden’, aldus Dr Peter Nientied,
adviseur bij De Boer & Ritsema van Eck.
Ook Leo Huberts, Hoogleraar Politieen Veiligheidsstudies
aan de Universiteit van Amsterdam, bepleit een open
aanpak van het integriteitsprobleem bij de overheid. ‘Er zou
een apart integriteitsinstituut moeten komen dat informatie
verzamelt en analyseert en mensen en organisaties adviseert
met betrekking tot integriteit. Zo’n instelling moet, om oneigenlijke
benvloeding te voorkomen, een zekere mate van
onafhankelijkheid hebben van de personen en instanties die
onderwerp van informatieverzameling, onderzoek en advisering
kunnen zijn. Belangrijk is dat er mechanismen ingebouwd
worden die zorgen voor democratische controle en
transparantie. Een dienst als de BVD vIND ik daarvoor niet
de aangewezen instantie. Ik heb me ook in het verleden wel
verbaasd over de rol van de BVD in het kader van het gewone
integriteitsbeleid. Dat beleid hoort gewoon thuis op het departement.
Dat laat onverlet, en dat is wel belangrijk, dat ik
blij ben met een deel van het werk dat de BVD deed en doet
op dit terrein. Beter door de BVD dan helemaal niet, is dan
de boodschap. ‘
Roger Vleugels gaat nog een stap verder in zijn kritiek. In
Binnenlands Bestuur van 28 mei 1999 schreef hij: ‘Het heeft er
alle schijn van dat de overheid deze consultancymarkt zelf
heeft doen ontstaan, doordat ze in eigen huis de controlefuncties
niet naar behoren uitvoert. Het beste wapen tegen
bedreiging van de integriteit is gewoon behoorlijk bestuur.
Had de overheid de .nancile verantwoording, per project en
per ambtenaar, functioneringsgesprekken of het inzicht in
bijbanen maar beter op orde. Was er maar sprake van openbare,
althans openbaar controleerbare aanbestedingen.
Doordat deze controlefuncties verslonsd zijn worden schrikbeelden
van corrupte ambtenaren en een oprukkende onderwereld
te hulp geroepen. ‘
Het heimelijke karakter van de BVD zorgt er ook voor dat de
kwaliteit van de integriteitsonderzoeken moeilijk meetbaar is.
Het overheidsbeleid straalt uit dat integriteitsonderzoek degelijk
moet gebeuren. De Raad van de Accountancy, waar onderzoeken
tegen het licht kunnen worden gehouden, staat borg
voor een bepaalde kwaliteit. Het belang hiervan werd maar
weer eens onderstreept toen oudburgemeester Bram Peper
zich niet kon vinden in de strekking van het onderzoek van
kpmg naar zijn uitgaven in Rotterdam. Bij onderzoeken
door de BVD heeft de Raad van de Accountancy echter niets in
te brengen. Vreemd, want ook de BVD doet, na meldingen die
bij de dienst binnenkomen, wel degelijk ook onderzoek naar
personen op het Meldpunt Integriteit. Bij dat Meldpunt
komen jaarlijks tientallen meldingen binnen. Een deel van
de meldingen wordt door de BVD zelf onderzocht; in 1995
waren dat er dertien, in 1996 elf , in 1997 veertien en in
1999 drientwintig.
Een ander heikel punt is het gegeven van een overheid
die zichzelf onderzoekt. Net als bij bedrijven hangt men
de vuile was liever niet buiten. Echt grote aantastingen van
de integriteit kunnen juist verborgen blijven, of worden
intern afgehandeld.
Dit mechanisme is duidelijk terug te zien in de manier
waarop de BVD de integriteit van een aantal medewerkers van
het Bureau Bijzondere Zaken (BBZ) van de Immigratie en
Naturalisatie Dienst (IND ) onderzocht.
EIND 1998 diende advocaat Pieter Bogaerts een persoonlijke
klacht in over mogelijk corrumperende contacten tussen de
leiding van het BBZ en een tolkenbureau in Middelburg. De
tolken zouden tegen betaling asielzoekers aan een verblijfsvergunning
helpen. Daarbij zou ook de politieke voorkeur, de
Koerdische Arbeiderspartij PKK, van betrokkenen een rol spelen.
Het tolkenbureau zou zich ‘ingekocht’ hebben bij het BBZ.
Bogaerts wist de toch zware beschuldiging te staven met maar
liefst acht verklaringen.
Het BBZ regelde tot 1999 de tolken en handelt verder alle
moeilijke zaken af, zoals onderzoek naar mensensmokkel,
valse papieren en criminaliteit onder asielzoekers. BBZ neemt
vaak deel aan opsporingsonderzoeken en is het contact
van de IND voor de BVD. De BVD wil namelijk regelmatig
dossiers van vreemdelingen inzien en wil vervolgens een
aantal vreemdelingen benaderen. Dit gaat allemaal in nauw
overleg met het BBZ. In feite is de BVD voor een goede toegang
tot de indbestanden afhankelijk van medewerking van
het BBZ.
In 1998 moest de BVD dus ditzelfde BBZ gaan onderzoeken.
Toen de BVD uiteindelijk concludeerde ‘dat er geen indicaties
zijn voor de juistheid van de concreet geuite beschuldigingen
ten aanzien van leidinggevende .guren binnen de IND , of ook
maar aanwijzingen die in die richting wijzen’, nam advocaat
Bogaerts dit dan ook met een korreltje zout.
In dit geval speelt ook de specifieke rol van de BVD als
inlichtingendienst een rol. Juist binnen het ambtenarencircuit
heeft de BVD gevoelige relaties. De BVD heeft op allerlei
ministeries, provincies en gemeenten formele en informele
contacten. De dienst is afhankelijk van de medewerking van
veel ambtenaren en dit staat degelijk integriteitsonderzoek in
de weg.
Het screenen van politici
Ondanks al deze nadelen lijkt de overheid toch door te willen
gaan op de ingeslagen weg. Bij alle discussies over het integriteitsbeleid
schuift de minister van Binnenlandse Zaken de
BVD naar voren. De BVD zelf blijft in zijn jaarverslagen hameren
op de kwetsbaarheid van de overheid voor aantasting van
haar integriteit door de georganiseerde misdaad.
Het wordt echter tijd dat dat beeld ondertussen bijgesteld
wordt. Ook Jan Wilzing, korpschef regiopolitie IJsselland en
portefeuillehouder Georganiseerde Criminaliteit in de Raad
van Hoofdcommissarissen, constateerde in september 2001
in het Tijdschrift voor de Politie dat er begin jaren negentig misschien
te bezorgd was gereageerd. ‘Het is boeiend om nu, in
retrospectief, te bezien of onze bezorgdheid van destijds daadwerkelijk
is uitgekomen. Ik constateer dat de vrees die wij destijds
hadden voor een overheersende verwevenheid van de
ondermet de bovenwereld, een sterke toename van de ambtelijke
corruptie, ma; ose ontwikkelingen naar Amerikaans
voorbeeld en een eventuele infectie van de politiek door de
onderwereld, niet als zodanig zijn uitgekomen. ‘
Eenzelfde conclusie zou moeten gelden voor de BVDbetrokkenheid
bij het screenen van kandidaten voor politieke
partijen. In de herfst van 1993 bracht de Amsterdamse politie
in samenwerking met het televisieprogramma nova een aan
tal grote acties tegen de georganiseerde misdaad in beeld. Als
klap op de vuurpijl verklaarde hoofdcommissaris Nordholt in
een afsluitend interview dat ook politieke partijen gen.ltreerd
werden door de georganiseerde misdaad. De verbijstering
was groot: dreigt Nederland af te glijden naar Italiaanse
toestanden, waar maffia en politiek twee handen op n buik
zijn? Nordholt was echter heel vaag in zijn constatering. Toen
Paul Witteman feiten wilde weten, hield hij de lippen op
elkaar: ‘Daar spreek ik niet over. ‘ De voltallige pers ging
gealarmeerd door dit bericht natuurlijk direct op jacht.
Al snel bleek dat het in Amsterdam ging om een mislukte
poging van een lid van een Turkse criminele organisatie om
zich verkiesbaar te stellen in een stadsdeel voor de PVDA. Op
landelijk niveau was er het geval van de bekende onroerendgoedhandelaar
Harry Mens, die in verband met een analyse
van een criminele organisatie in de CIDregisters zou voorkomen.
Concreet waren er geen verdenkingen tegen hem.
Maar hij was wel bezig zich verkiesbaar te stellen voor de VVD
in de Tweede Kamer.
In Amsterdam was de BVD nog actief inzake de VVD’er
Henk Rieske, fractievoorzitter van een stadsdeelraad. In een
ambtsbericht aan de VVD schreef de BVD dat Rieske actief en
bewust betrokken was bij het helen van illegaal gegenereerde
gelden. Niet mis zo’n beschuldiging. In het boek Het
Koningskoppel van Klaas Langendoen en Arthur Vierboom
legde Rieske echter uit hoe het in elkaar stak. Vanaf 1990
werd hij door justitie verdacht van deelname aan een organisatie
die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
heling van geld. Op 14 juni 1992 werd het onderzoek afgesloten:
er waren onvoldoende aanwijzingen gevonden voor
schuld. Toch kwam de BVD in november 1993 met een verdachtmakend
ambtsbericht.
Ondanks de magere oogst, van echte in.ltratie kan immers
niet worden gesproken, was de integriteit van politici plotseling
wel een hot item geworden. In Amsterdam werd het
onderwerp flink ter hand genomen. Het driehoeksoverleg
(burgemeester, politie en openbaar ministerie) bekeek met de
BVD de mogelijkheden om politici te screenen. De BVD kon
daarbij steunen op een rijke ervaring uit het verleden. Tijdens
de koude oorlog hield de dienst politici van allerlei pluimage
in de gaten. Destijds was men vooral bang voor in.ltratie door
communisten, maosten en trotskisten in de reguliere partijen
en vakbonden. De partijen werden meestal rechtstreeks
genformeerd en namen hun eigen maatregelen.
Afgesproken werd nu dat de burgemeester het aanspreekpunt
wordt voor de partijen. Bij ernstige twijfel over een kandidaat
kunnen zij via hem een beroep doen op de BVD.
Omgekeerd kan de BVD de burgemeester inlichten. Landelijk
werd het in.ltratieverhaal besproken door minister van
Binnenlandse Zaken Hans Dijkstal met de partijvoorzitters.
Ook zij spraken af de Amsterdamse regeling toe te passen.
In 1997 barstte de discussie over de in.ltratie in politieke
partijen opnieuw los. Een groep PVDA-leden in Beverwijk trekt
aan de bel. Het net gekozen gemeenteraadslid Faiz Yerlibucak
zou banden hebben met de Grijze Wolven. De beschuldigingen
zijn serieus. Uit diverse anonieme bronnen komen feiten naar
boven, die er inderdaad op wijzen dat Yerlibucak op z’n minst
sympathiseert met deze extreem rechtse Turkse organisatie.
Vooren tegenstanders van Yerlibucak vallen in de pers
over elkaar heen en de beschuldigingen kunnen niet echt
hard gemaakt worden. Wel krijgen de verontruste leden een
steuntje in de rug van het Comit Stop de Grijze Wolven, dat
in het boek, Turks Extreem Rechts, meldt dat de Grijze Wolven
proberen te in.ltreren in de plaatselijke politieke partijen.
Het comit noemt onder andere de Amsterdamse stadsdeelraden
Bos en Lommer, Zeeburg en Slotermeer/ Geuzenveld.
Bij Yerlibucak plaatst het comit grote vraagtekens.
Ondertussen heeft de PVDAfractievoorzitter in Beverwijk,
Maarten Dijkshoorn, contact opgenomen met het partijbestuur.
Via Amsterdam wordt de BVD ingeschakeld om
Yerlibucak te screenen. De dienst concludeert dat de man
niets te verwijten valt.
Het blijft echter onduidelijk wat voor afspraken er nu precies
zijn met de BVD. Naar aanleiding van deze affaire stelt
TweedeKamerlid Peter Rehwinkel (PVDA) in het PVDA
Vlugschrift van 31 mei 1997: ‘Yerlibucak is op deze manier van
alle blaam gezuiverd. Wel vind ik dat er in de toekomst richtlijnen
moeten worden opgesteld die ook rekening houden met
de privacy en de reden om iemands antecedenten te onderzoeken.
‘ Thom de Graaf, woordvoerder juridische zaken van
d66, toonde zich in het Vlugschrift zeer verbaasd. Volgens De
Graaf ontbreekt het aan een rechtsbasis voor zo’n onderzoek.
Ook hij pleitte voor richtlijnen die geldig zouden moeten zijn
voor alle partijen. PVDAKamerlid Gerrit Jan van Oven pleitte
voor een bijeenkomst van de partijvoorzitters met de BVD.
Op 4 september 1997 vindt die bijeenkomst al plaatst. De
voorzitters van PVDA, CDA, VVD, d66 en GroenLinks zijn het
erover eens dat de BVD in beginsel geen taak heeft bij het
screenen van kandidaten. Ook minister Dijkstal meent dat het
op voorhand screenen van kandidaten voor vertegenwoordigende
functies niet past in de wettelijke taakopdracht van de
BVD. Afgesproken wordt de in 1994 vastgestelde lijn te blijven
volgen. De partijen kunnen bij ernstige twijfel aankloppen bij
de BVD en als de BVD zelf iets tegenkomt over mogelijk mala.de
kandidaten dan worden de partijen ook genformeerd.
Deze manier van screenen wordt nog steeds toegepast.
Volgens Coby Admiraal van het partijbureau van de PVDA in
Amsterdam wordt de BVD in het uiterste geval ingeschakeld.
‘Eerst gaan we zelf allerlei referenties van de kandidaten na.
Er wordt gepraat met mensen uit de directe omgeving en pas
als er gerede twijfel is aan iemands overwegingen wordt de
burgemeester ingeschakeld. ‘ Duidelijke richtlijnen zijn er
echter nog niet. ‘Daar wordt wel aan gewerkt bij Binnenlandse
Zaken. ‘ Volgens Admiraal is het in ieder geval de laatste jaren
niet voorgekomen dat de BVD zelf naar de PVDA is toegestapt
met informatie over een kandidaat.
De richtlijnen blijken er overigens wel te zijn. In een brief
van 26 mei 1998 aan de Tweede Kamer doet minister Dijkstal
haar.jn uit de doeken wat de regels inhouden. Dijkstal benadrukt
ook de eigen verantwoordelijkheid van de politieke partijen.
De BVD zou pas in zicht moeten komen als er tegen een
(kandidaat) politicus reeds verdenkingen bestaan. Net als in
het verleden kan de BVD een onderzoek instellen tegen een
(kandidaat) politicus als hij tegen iemand aanloopt in een
regulier eigen onderzoek.
De te volgen procedure lijkt wat meer rechtszekerheid te
bieden. Op het moment dat een partijvoorzitter om een BVDscreening
vraagt, moet de betrokkene ook worden ingelicht,
tenzij de effecttiviteit van het onderzoek geschaad zou kunnen
worden. Als de BVD dan een onderzoek verricht, wordt er
schriftelijk gerapporteerd zodat de betrokkene zich kan verweren.
Navraag bij de gemeente Amsterdam leert echter dat
men daar de betrokkenen juist niet vooraf informeert.
Toch blijft de grote vraag of deze manier van BVDscreening
terecht is. De in.ltratie door de georganiseerde misdaad
in de politiek heeft nooit werkelijk plaatsgevonden. Nordholt
overdreef in 1993 schromelijk, in de jaren erna heeft geen
enkel geval zich meer aangediend.
Veiligheidsdienst Aruba
De Nederlandse overzeese gebiedsdelen beschikken over hun
inlichtingendiensten. Het Caribische eiland Aruba heeft, met
zijn status aparte in het Koninkrijk, een eigen Veiligheidsdienst
Aruba (VDA).
De afgelopen jaren heeft de VDA regelmatig in het centrum
van de belangstelling gestaan. De media, de politiek en inlichtingendiensten
uit Aruba zelf , Nederland en de Verenigde
Staten gaven de VDA veel aandacht. Op geringe afstand van
Venezuela en Colombia, voorzien van een goede .nancile
infrastructuur en met veel toeristen die het eiland passeren, is
Aruba al jarenlang een belangrijk aandachtspunt voor investeerders
en witwassers van drugsgelden. De Amerikaanse
regering verklaarde in de jaren tachtig drugs tot een van de
belangrijkste bedreigingen van de Amerikaanse samenleving.
Om deze bedreiging te elimineren begon zij een ‘War on
Drugs’ waarin enorme hoeveelheden geld en mensen werden
genvesteerd. Deze oorlog heeft naast de binnenlandse bestrijding
van drugshandel en gebruik ook een stevige buitenlandse
poot. De Verenigde Staten proberen, voorlopig zonder veel
succes, ook de producenten en aanvoerroutes aan te pakken.
Ook Aruba moet volgens de Verenigde Staten in het gelid
gebracht worden. Wanneer de Amerikaanse antidrugsdienst
dea Aruba eIND jaren tachtig bestempelt als een centrum van
de drugshandel, reageert Nederland op deze beschuldiging
door een aantal Nederlanders op belangrijke posities bij justitie
te zetten. Ook de VDA wordt ingezet. Aruba is echter een zo
klein dat er weinig geheim kan blijven voor de bewoners.
Bovendien zijn de lijnen tussen politiek, inwoners en zakenleven
(bona.de en mala.de) erg kort. Een spannend werkterrein
voor een inlichtingendienst dus.
De VDA gaat vanaf het moment dat Aruba eIND jaren tachtig
in het middelpunt van de aandacht van de Amerikaanse
drugbestrijders komt, samen met BVD en CIA intensief informatie
verzamelen over een drugsen witwasnetwerk op
Aruba. Met name de vrijhandelszone van het eiland staat in
het middelpunt van de belangstelling. Dit onderzoek loopt
een aantal jaren ongestoord voort, waarbij de resultaten door
de VDA worden doorgegeven aan betrokken inlichtingendiensten
in het buitenland. Het criminele netwerk blijkt banden te
onderhouden met de Arubaanse zakenwereld en politiek om
op Aruba op grote schaal drugsgeld wit te kunnen wassen. In
een internationaal onderzoek naar de .nancile handel en
wandel van de Siciliaanse drugsma; a wordt eveneens bevestigd
dat Aruba een populaire geldroute is. Daarbij duiken ook
regelmatig de namen van een aantal belangrijke Arubaanse
zakenfamilies op, waaronder de familie Mansur die groot zijn
geworden door middel van allerhande smokkelactiviteiten. De
Mansurs beheersen tegenwoordig voor een groot deel het
.nancile en politieke leven op Aruba. Bovendien hebben ze
een deel van de media in handen en zijn ze op het eiland zo
goed als onaantastbaar.
In 1994 komt er een nieuwe regering aan de macht op Aruba.
De winnende Arubaanse Volks Partij (AVP) is gefinancierd
door personen uit de kringen van de Mansurs. Er zijn sterke
vermoedens dat dit gebeurde op voorwaarde dat de VDA zou
worden tegengewerkt bij het onderzoek naar de witwaspraktijken.
Wanneer de dienst het onderzoek intensiveert, leidt dit
dan ook tot een voorspelbare vete met de nieuwe regering.
De regering lijkt zich niet erg te interesseren voor mogelijke
drugsgerelateerde misdaad op het eiland. Volgens premier
Jan Hendrik Eman (AVP) is dit vooral een probleem van andere
landen: de producenten en de consumenten. Aruba kan er
niets aan doen dat het als tussenstation wordt gebruikt. De
onderzoeken naar betrokkenheid bij drugshandel en witwaspraktijken
worden via de Mansurmedia tegelijkertijd gepresenteerd
als verraad aan de Arubanen: de VDA heeft gegevens
over dubieuze handelingen met grote geldbedragen doorgegeven
aan Amerikaanse inlichtingendiensten. Die gegevens
betreffen onder andere een lijst met namen van betrokkenen
bij witwaspraktijken, onder wie een aantal belangrijke inwoners
van Aruba. De regeringEman eist naar aanleiding hiervan
onmiddellijk inzage in alle VDA activiteiten.
In reactie hierop stelt de dienst samen met de BVD en de
CIA een onderzoek in, waarvan de conclusie luidt dat Aruba
geen werkelijke democratie meer is en dat de machthebbers
de onzuivere belangen van enkele machtige eilandbewoners
dienen. Op dat moment dreigen twee leden van de familie
Mansur te worden uitgeleverd aan de Verenigde Staten.
Enkele jaren daarvoor had de BVD al een poging gedaan de
familie Mansur erin te luizen met behulp van de beruchte
gentlemancrimineel Heer Olivier. Olivier werd ingezet als
undercoveragent van de CID, BVD en Amerikaanse douane.
De hele zaak mislukte echter omdat de Mansurs de zaak uiteindelijk
toch niet vertrouwden.
De situatie loopt in oktober 1994 snel uit de hand wanneer
de Arubaanse regering zware druk op de VDA uitoefent en zijn
functioneren flink belemmert. Ook zet de regering VDAdirecteur
Martin Ras aan de kant. De Nederlandse rijksoverheid
grijpt in en brengt de dienst via een Koninklijk Besluit onder
direct Nederlands bestuur. Tegelijkertijd brengt de marine de
relevante archieven in veiligheid en wordt het hoofd van de
dienst met zijn familie in ijltempo naar Nederland getransporteerd.
De BVD betreedt het eiland in de persoon van Onno
Koerten, de directeur Staatsveiligheid. Hij neemt de leiding
van de VDA over en licht de dienst door. De aanbevelingen die
Koerten op basis van dit onderzoek doet, bevestigen de lezing
van het voormalige hoofd van de VDA. Zo stelt Koerten dat
ministerpresident Eman heeft geprobeerd om een van cocanehandel
verdachte zakenman vrij te krijgen in de Verenigde
Staten, waarbij hij ten onrechte schermde met steun van de
Nederlandse regering. Daarnaast constateert Koerten meer
criminele contacten van enkele (ex) ministers. Een minister
had bijvoorbeeld zijn zus aangesteld op zijn ministerie, direct
nadat ze in Nederland was vrijgelaten. Ze had vastgezeten
wegens cocanesmokkel.
Ondanks de vrij serieuze aantijgingen van Koerten verdwijnen
zijn aanbevelingen in een Arubaanse bureaula en
keert de VDA na een jaar onder curatele te hebben gestaan,
terug onder Arubaans bestuur. Het Koninklijk Besluit wordt
ingetrokken, maar verder is er niets veranderd. De verhoudingen
blijven hopeloos vertroebeld. Wel is het plan van de
Arubaanse regering om een stroman hoofd van de VDA te
maken, inmiddels verleden tijd. Het nieuwe hoofd en zijn
adjunct worden voor hun taak opgeleid door de BVD en staan
dus onder indirecte Nederlandse controle.
In 1996 verslechtert de hele politieke en justitile sfeer op
het eiland verder als gevolg van de ruzie rond de VDA. Dat
merkt ook het hoofd van het openbaar ministerie Zwinkels.
Zwinkels is een van de mensen die in 1991 vanuit Nederland
naar Aruba zijn gestuurd naar aanleiding van de opmerkingen
van de dea over Aruba. Hij doet, net als de VDA, diepgravend
onderzoek naar de witwaspraktijken op het eiland en de
betrokkenheid van de belangrijke zakenfamilies. Volgens de
Arubaanse politieke leiding gedraagt hij zich als een stroman
van de Amerikaanse justitie in de op hol geslagen War on
Drugs. Zwinkels is de lokale vertegenwoordiger van het
Nederlandse streven om Aruba weer in het gareel te krijgen.
Volgens de Arubaanse regering zou Zwinkels echter een verborgen
agenda hanteren en niet of nauwelijks communiceren
met de lokale politie en politiek.
Zwinkels is inmiddels betrokken bij een operatie tegen de
Colombiaanse drugsma; a op basis van in.ltratie en gecontroleerde
doorvoer. Hierbij maakt hij gebruik van Nederlandse
politie en justitie en passeert hij de Arubanen, wat tot veel
kinnesinne leidt. Bovendien verwijten de Arubanen hem dat
hij geld dat gemoeid was met de gecontroleerde doorvoer van
weed in eigen zak heeft gestoken. Naar aanleiding van al deze
conflicten wordt hem het werken onmogelijk gemaakt. Ook
de VDA is erbij betrokken. Volgens Zwinkels is de dienst lamgelegd
maar doet hij niets, omdat hij, net als het om, door de
enorme ruzies met de regering in een volledig isolement is
geraakt en geen vuist meer kan maken.
De situatie loopt nog verder uit de hand wanneer
Arubaanse politici Zwinkels proberen pootje te lichten en de
Nederlandse rijksoverheid de kant van Zwinkels kiest. VVDfractieleider
Frits Bolkestein gooit nog wat olie op het vuur
door te constateren dat Aruba op weg is een ‘roversnest’ te
worden. Op Aruba zelf verkondigt de grootste oppositiepartij
dat de VDA gemanipuleerd wordt door de regering. Op de achtergrond
zou de Colombiaanse cocanema; a een rol spelen.
De regering in Den Haag wil een grote schoonmaak van
de Antilliaanse en Arubaanse politie en justitie. Ze stelt een
onderzoekscommissie in die met een vernietigend rapport
komt over de Arubaanse situatie: de hele politietop moet
worden vervangen, de minister van Justitie moet weg, het
voormalige hoofd mag niet terugkeren en ook Zwinkels moet
het veld ruimen. Dit laatste zou een tegemoetkoming aan de
Arubaanse overheid zijn geweest, maar mogelijk heeft hij
zich met zijn manier van werken ook volledig onmogelijk
gemaakt. Verder wordt het Wetboek van Strafvordering aangepast
en wordt de merkbare invloed van Amerikaanse
opsporingsinstanties op de Arubaanse drugsbestrijding
groter. Een van de eerste die dit merkt is de familie Mansur,
die twee van haar leden uitgeleverd ziet worden aan de
Verenigde Staten.
Hierna begint de opbouw. Met de Nederlandse mid wordt
een samenwerkingsovereenkomst gesloten, de BVD levert
technische bijstand, stages en opleidingen voor de VDA.
De leiding van de VDA wordt vervangen en na deze schoonmaak
kan de VDA ook weer zaken doen met de Amerikaanse
inlichtingendiensten. Deze ondersteuning blijft daarna structureel
bestaan.