Politie en inlichtingendiensten hebben duidelijk verschillende
taken en daaraan gekoppeld bevoegdheden. De politie is de
leidende opsporingsdienst en heeft zich te houden aan een
beperkt aantal bevoegdheden. Er zijn duidelijke richtlijnen
voor het gebruik van observeren, afluisteren en dergelijke.
Hoe ernstiger het misdrijf, des te meer middelen de politie in
mag zetten om verdachten op te sporen. Tijdens het proces
controleren rechter en advocaat de ingezette methoden.
De inlichtingendiensten zijn er ter bescherming van de
nationale veiligheid. Dit is een veel ruimere taak en met veel
ruimere bevoegdheden dan de politie. Methoden, middelen,
werkwijze, operationele gegevens, alles wat deze diensten
betreft is geheim. Zeker een individuele burger heeft geen
zicht op mogelijke activiteiten van zo’n dienst tegen hem
of haar.
Vanuit deze verschillende taken en bevoegdheden heeft
het parlement de scheiding tussen inlichtingendiensten en
politie altijd sterk benadrukt. De rechtsbescherming wordt
immers flink aangetast als de inlichtingendiensten toch het
politiepad op gaan.
Deze o; cile scheiding van taken en bevoegdheden kende
lange tijd slechts n belangrijke overlap: terreurbestrijding.
Zowel de politie, dat wil zeggen de afdeling Anti Terrorisme
en Bijzondere Taken (ATBT) van het Korps Landelijke
Politiediensten (KLPD) als de BVD heeft hierin een taak:
de ATBT in het kader van opsporing, de BVD in het beschermen
van het staatsbelang.
Deze samenwerking liep niet over rozen, want de BVD en
de ATBT maaiden regelmatig het gras voor elkaars voeten weg.
In een aantal onderzoeken, onder andere naar de aanslagen
door rara eind jaren tachtig, hield de BVD gevoelige informatie
achter. Uiteindelijk moest een ambtelijke missie de relatie
redden. De hoofdo; cier van justitie uit Den Haag, J. A. Blok,
zorgde er in 1991 voor dat BVD’ers en KLPD’ers weer door n
deur konden. Afgesproken werd om personeel uit te wisselen
om zo begrip voor elkaars positie te kweken.
Bij de politie werden de regenjassen van de BVD lange tijd
met argwaan bekeken, op n afdeling na: de sleutelcentrale.
De techneuten van de dienst hadden tijdens de koude oorlog
zo’n goede reputatie opgebouwd dat de Dienst Specialistische
Recherche Toepassingen van de politie (DSRT ) regelmatig hun
hulp inriep en en nog steeds inroept. Bij gebrek aan eigen
mensen of bij moeilijke klusjes gaan de BVD’ers ‘s nachts op
pad voor de politie. Het gaat dan om hulp bij inkijkoperaties
om bijvoorbeeld afluisterapparatuur of cameraatjes te plaatsen.
De deuren ook bij andere afdelingen van de politie openen
was iets wat wel kon worden overgelaten aan Docters van
Leeuwen, die in 1989 bij de BVD het roer overnam. Hij zette
een langzame, maar gestage koerswijziging in. Docters van
Leeuwen zag ook na de val van het communisme nog een
belangrijke taak voor zijn dienst weggelegd. Van groot belang
hierbij was zijn achtergrond: vanaf 1980 was Docters plaatsvervangend
hoofd Directie Politie en vanaf 1981 plaatsvervangend
directeurgeneraal van de Directie Openbare Orde en
Veiligheid, beide bij het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Het was niet vreemd dat hij zijn blik richtte op de bestrijding
van de georganiseerde misdaad. Ook vanuit het ministerie
van Justitie en het openbaar ministerie werd belangstellend
afgetast of de BVD hierin een taak kon hebben.
‘Tussen het terrein van defensie en het politiewerk ligt een
groot “terra incognita” waar de BVD en andere diensten onvoldoende
zicht op hebben. Ook criminele organisaties “die de
democratie benvloeden” horen tot dat nieuwe werkgebied’,
aldus Docters van Leeuwen in het NRC Handelsblad van
5 november 1990. In een interview met De Volkskrant op
29 september 1990 was hij nog explicieter. ‘Het gebeurt dat
BVD’ers en politiemensen elkaar tegenkomen in het veld. Er is
een steeds groter werkveld waar twee schijnwerpers op gericht
staan. We weten dat er in Nederland personen rondlopen met
een hele staf om zich heen, die moet voorkomen dat men een
bewijsbaar strafbaar feit pleegt. Daar kan de reguliere
opsporing dus niet bijkomen. Niettemin hebben die mensen
het niet echt goed voor met de Nederlandse samenleving. En
dan kom je op de vraag of het interessant zou zijn iets van
hun strategien en doelstellingen af te weten. Ik vind uiteraard
van wel. ‘
Docters van Leeuwen had de politieke wind van het
moment mee. Minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin straalde
als geen ander een ‘crime.ghters’mentaliteit uit en de
begin 1994 overleden minister van Binnenlandse Zaken
Ien Dales wierp zich op als bewaakster van de integriteit van
de overheid.
In het parlement vielen Docters van Leeuwens voorstellen
verkeerd. De kamerleden benadrukten juist dat ze de duidelijke
scheiding tussen de BVD en de politie gehandhaafd wilden
zien. Zo bekritiseerde exkorpschef Boele Staal (d66) tijdens
het begrotingsdebat in de Eerste Kamer op 17 maart 1992 de
bemoeienis van de BVD met de georganiseerde criminaliteit.
Hij werd hierin bijgevallen door VVDsenator Frits Korthals
Altes, die minister Dales erop wees dat het hier uitsluitend
een taak van opsporingsbevoegdheden betreft: ‘Ik wil er ernstig
voor waarschuwen dat er op dit terrein geen grensoverschrijding
plaatsvindt. Op grond van de interventies van drie
fracties vandaag bij de onderscheidende begrotingsbehandelingen
meen ik dat heel duidelijk kan worden vastgesteld, dat
een meerderheid van deze Kamer zich daarover zorgen heeft
gemaakt. Bovendien hecht deze meerderheid sterk aan het in
acht nemen van deze grenzen. ‘ De minister gaf echter geen
krimp en deelde haar critici mee dat van een verschuiving van
aandachtsgebieden geen sprake was: de BVD was niet bezig
met de georganiseerde misdaad maar met bepaalde aspecten
daarvan, zoals het omkopen van ambtenaren.
Op de werkvloer werd ondertussen het verwaarloosde netwerk
van de BVD met de politie en het openbaar ministerie (OM)
opnieuw opgezet. Oudkorpschef van Leeuwarden, Nico van
Helten, was als directeur Democratische Rechtsorde in dienst
getreden bij de BVD. Hij onderhield nauwe banden met de
fameuze jaargang 1959 van de Nederlandse Politie Academie:
Jaap de Wijs (KLPD), Jan Wiarda (destijds Utrecht, nu Den Haag),
Eric Nordholt (Amsterdam) en Rob Hessing (Rotterdam).
Begin 1991 startte de door de hoofdo; cier van justitie
Blok voorgestelde uitwisseling van sleutel.guren met de ATBT.
In 1993 werden de activiteiten uitgebreid tot het hele politieveld.
Van Helten startte het project Hermandad, waarbij de
banden met de politie versterkt werden. Aan dit project
namen dertig BVD’ers en twintig politieagenten deel.
Ook met het OMwerden de banden aangehaald. Van 1990
tot en met 1993 nam mr T. P. L. Bot deel aan de leiding van de
BVD, daarna nam de Haagseofficier van justitie A. C. M.
Welschen zijn plaats in als hoofd Strategische Planning en
Controle. Beiden speelden een belangrijke rol bij de toenemende
informatiestroom vanuit de BVD naar de politie. Na een
aantal jaren gefungeerd te hebben als hoofdo; cier van justitie
in Haarlem, werd Bot plaatsvervangend hoofd van de BVD.
Georganiseerde misdaad
Dat de BVD, ondanks de twijfels vanuit het parlement, de
bestrijding van de georganiseerde misdaad serieus wil aanpakken
blijkt uit de gesprekken met het College van
ProcureursGeneraal (pg). De notulen van de vergadering van
dit College van 30 juni 1993, waarop ook Docters van
Leeuwen en de gedetacheerde Bot aanwezig waren, laten hier
geen twijfel over bestaan. Docters van Leeuwen legde tijdens
de vergadering uit wat de inzet van de BVD zou worden:
‘Daarnaast is het noodzakelijk de aanverwante buitenlandse
inlichtingenen veiligheidsdiensten een aanspreekpunt te
bieden voor de activiteiten die zij ten aanzien van de georganiseerde
criminaliteit ontwikkelen en deze activiteiten onderling
te cordineren. Hij wijst tenslotte op de noodzaak van
internationale operaties om in zeer grote internationale criminele
organisaties binnen te dringen. Het gaat daarbij om
operaties die pas op zeer lange termijn tot resultaten zullen
leiden. pgDen Bosch merkt op dat ook de politie nationaal en
internationaal zich op dergelijke operaties zal richten. Hij acht
afstemming tussen politie en BVD noodzakelijk. De heer
Docters van Leeuwen antwoordt dat wordt beoogd dergelijke
operaties van meet af aan gezamenlijk met de politie op te
starten en uit te voeren. ‘
Hoe nauw de samenwerking tussen de BVD en de politie werd
in die jaren, blijft lange tijd omgeven door een rookgordijn.
Wel scheef hoofdo; cier van justitie J. A. Blok in het boek
Criminele Inlichtingen (1993) dat de werkwijze en taak van de
BVD wel erg dicht tegen die van de Criminele Inlichtingendiensten
(CID ) aan zat. ‘Geen scheidsrechter kan met
een beroep op de wettelijke bevoegdheden een van beide
partijen de.nitief de toegang tot het voorveld, de proactieve
fase ontzeggen. ‘
Het duurt echter tot 1995 voordat de volle omvang van de
BVDinzet op het terrein van de bestrijding van de georganiseerde
misdaad duidelijk wordt. In dat jaar publiceert de parlementaire
CommissieVan Traa haar rapport. Omdat tijdens
dit onderzoek naar de werkwijze van de politie op het terrein
van de bestrijding van de georganiseerde misdaad al snel
bleek dat de BVD zich ook op dit terrein begaf, heeft de
Commissie de BVD ook bekeken.
Tot hun grote schrik ontdekten de onderzoekers dat de BVD
veel nauwer betrokken was bij de bestrijding van de georganiseerde
misdaad dan bekend was. Zo bleek de BVD zeer nauw
samen te werken met de Inter Regionale Kernteams (irt). De
dienst had een vaste liaison bij het copateam in Den Haag,
dat de rol van Desi Bouterse bij drugshandel uit Suriname
onderzocht, en verder ‘parttime’ BVD’ers bij de andere teams.
In de verhoren voor de commissie onder voorzitterschap
van Maarten van Traa (PVDA) minimaliseerden de betrokkenen
de rol van de BVD zoveel mogelijk. Zo verklaarde de landelijke
officier van justitie terreurbestrijding, mevrouw P. H. M. van
der MolenMaesen, dat de BVD slechts als ‘oog en oor’ bij de
irt’s zat. Eigen onderzoek van de commissie leverde een
ander beeld op. Op de werkvloer werd er wel degelijk nauw
samengewerkt. De BVD’ers gaan na ‘welke informatie van de
BVD mogelijk relevant is voor strafrechtelijk onderzoek’.
Een oudmedewerker van een irt bevestigt het beeld. ‘De BVD
zat er altijd bij en dan bedoel ik ook op het uitvoerend niveau.
Daar werd veel informatie uitgewisseld. ‘ Informatie die overigens
nooit in procesverbalen is terug te vinden. ‘Het is
natuurlijk gemakkelijk weg te werken. Je maakt er CIDinformatie
van, of je creert gewoon een tipgever. Ook kan informatie
via het buitenland weer terugkomen. Daar zijn genoeg
oplossingen voor te vinden. ‘ Dit soort Ubochtconstructies om
informatie wit te wassen is nu juist een doorn in het oog van
veel advocaten, aangezien zo niet meer te achterhalen valt
waar, wanneer en hoe bepaalde informatie is vergaard, wat
een goede rechtsgang belemmert.
O; cieel moest de informatiestroom van BVD en politie lopen
via de landelijkeofficier van justitie terreurbestrijding. Informatie
van de BVD gaat via een ambtsbericht naar de politie.
Deze ‘verbodenvruchtenregeling’ is de belangrijkste
manier om BVD informatie wit te wassen. Het is een regeling
die refereert aan een brief die minister van Justitie Hirsch
Ballin op 28 februari 1992 aan de Tweede Kamer stuurde.
Hij stelde simpelweg dat door de BVD verzamelde informatie
en materiaal wel degelijk de basis kunnen verschaffen om
een strafrechtelijk onderzoek in te stellen, een rechtmatige
verdenking kunnen opleveren en wettig bewijsmateriaal kunnen
vormen.
Het komt erop neer dat de BVD een ambtsbericht schrijft
dat geen inzicht in zijn eigen bronnen of werkwijze geeft. Via
de landelijkeofficier van justitie terreurbestrijding gaat het
bericht door naar de ATBT, die het vervolgens doorsluist naar
het betreffende opsporingsteam. De landelijkeofficier van
justitie krijgt als enige inzage in de achterliggende informatie.
Docters van Leeuwen meldde de CommissieVan Traa dat
onder zijn bewind (19891995) zo’n zestig ambtsberichten
naar het OMzijn gestuurd. In 1997 en 1998 zijn 67 ambtsberichten
uitgebracht en in 1999 gingen volgens de BVD
58 ambtsberichten de deur uit, waarvan 23 aan het OM.
In 2000 zijn er veertig ambtsberichten verstuurd, waarvan
18 aan het OM.
Maar meer dan de twijfel naar de rechtmatigheid bestaat
er ook twijfel over de inhoudelijke kant van de ambtsberich
ten. De afgelopen jaren waren veel ambtsberichten in de ogen
van een aantal rechters en wetenschappers kwalitatief ver
onder de maat.
Neem het ambtsbericht over twee taxichauffeurs van de
Taxicentrale Amsterdam. In beide gevallen vond de rechter
dat er onvoldoende aanwijzingen waren hen als verdachten
aan te merken. Gebrandmerkt waren ze ondertussen wel.
Begin 2001 kwam de BVD onder vuur te liggen over de
kwaliteit van een ambtsbericht. Het betreft hier de gevoelige
geschiedenis van de irtaffaire. Nadat de CommissieVan Traa
in 1995 al uit de doeken had gedaan hoe het irt NoordHolland
Utrecht op grote schaal drugs doorliet om een informant
te laten groeien binnen het criminele milieu, volgde in
1999 de parlementaire CommissieKalsbeek met schokkende
feiten. Parallel aan de containers softdrugs zouden containers
met coke zijn gesmokkeld. De groeiinformant van de CIDKennemerland
en een aantal opsporingsambtenaren zouden
hier actief aan hebben meegewerkt.
Op aandringen van de Tweede Kamer moest Justitie de
handel en wandel van een aantal in de irtaffaire aangebrande
opsporingsambtenaren natrekken. Bewijzen voor de parallelle
import van coke zijn niet gevonden.
In een ambtsbericht van 12 juni 1997 meldde de BVD dat
[nn] in opdracht van iemand anders in het irt gen.ltreerd
zou zijn, dat hij grote partijen drugs op de Nederlandse markt
zou hebben gebracht, dat hij samen met anderen en op grote
schaal allerlei winkels en horecagelegenheden zou hebben
opgekocht, dat hij samen met anderen, onder wie Klaas
Langendoen en Joost van Vondel (ex CIDKennemerland), een
vermogen zou hebben belegd in buitenlandse ondernemingen,
en dat hij gebruik zou hebben gemaakt van de diensten
van een Amsterdamse makelaar. De BVD tekende aan dat men
de genoemde informatie niet zelf had onderzocht en ook de
juistheid ervan niet kon beoordelen.
Op aandrang van de Tweede Kamer onderzochten de wetenschappers
H. Nelen, H. van de Bunt en C. Fijnaut de manier
waarop dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Over het BVDambtsbericht
zijn ze duidelijk: ‘Hoe het ook zij, er zijn
zelfs geen aanknopingspunten gevonden om de vermeende
hoofdrolspelers Langendoen en van Vondel als verdachten
aan te merken. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat
zij grote sommen geld hebben verdiend en dat zij miljoenen
guldens hebben belegd in een met name genoemde
Oostenrijkse onderneming. ‘
Dat de BVD de bronnen van zijn ambtsberichten niet altijd
checkt bleek na de aanslagen van 11 september 2001 in de vs.
Op 16 oktober 2001 viel midden in de nacht een arrestatieteam
binnen bij Masoud Aghahassannejad. Op verdenking
van het aanmaken van brieven met antraxpoeder werden
Aghahassannejad en zijn vriendin Jarka Jankovicova zes
dagen vastgehouden. Aanleiding voor de arrestatie vormde
een ambtsbericht van de BVD. Daar was een tip binnengekomen
dat ze samen in een weiland in de omgeving enveloppen
met poeder hadden gevuld. Na zes dagen voorarrest liet de
rechtercommissaris beide verdachten echter gaan. Er was
geen enkel bewijs gevonden van ook maar mogelijke sporen
van antrax. Volgens advocaat C. Boonman lieten politie en BVD
zich mee slepen door de hysterie die er toen heerste rondom
poederbrieven. Zelf vermoedt hij dat er een lugubere grap is
gemaakt: ‘Ik denk dat het iemand uit zijn naaste omgeving
moet zijn. Hoe komt men anders aan zijn adres? ‘ verklaarde
Boonman in NRC Handelsblad van 26 oktober 2001.
De CommissieVan Traa had ernstige twijfels over de verstrekking
van BVDinformatie aan de politie: ‘Gezien de
Europese jurisprudentie is het de vraag of de artikelen 11 en 12
wiv voldoende basis bieden voor de verstrekking van informatie
door de BVD aan opsporingsinstanties. ‘
De landelijkeofficier van justitie terreurbestrijding, van
der MolenMaesen, kan slechts de achtergrond van het ambtsbericht
inzien, maar zij kan niet controleren of de BVD zich bij
het vergaren van de informatie wel aan zijn wettelijke taak
heeft gehouden.
Toen de commissie onder leiding van Van Traa ook nog
van Docters van Leeuwen zelf vernam dat er ernstige twijfels
waren over de rechtmatigheid van het verstrekken van BVD
informatie aan de politie, had de regeling wellicht overboord
moeten worden gegooid. Docters van Leeuwen legde uit dat
het Europese Hof stelde dat ook de BVD duidelijk moet voldoen
aan het kenbaarheidsvereiste en het voorzienbaarheidsvereiste.
‘Dat slaat ook terug op deze situatie. De burger moet
weten wanneer de BVD zich met iets bemoeit en wat er dan
kan gebeuren. In dat kader lijkt het mij dat wij zeer goed moeten
kijken of die procedure niet toch een wettelijke grondslag
moet krijgen. ‘
In de nieuwe Wet op de Inlichtingenen Veiligheidsdiensten
is zonder horten en stoten de ‘verboden vruchtenregeling’
opgenomen. Belangrijkste argument van regeringszijde
was dat burgers door de nieuwe wet wel weten wanneer
ze object van onderzoek van de AIVD kunnen zijn.
Gealarmeerd door de CommissieVan Traa reageerde de
Tweede Kamer halverwege de jaren negentiger alerter op de
taakverschuiving van de BVD. In het debat over het jaarverslag
van 1995 op 27 augustus 1996 stelde Korthals van de VVD duidelijk
dat ‘wij niet willen dat de BVD een verlengstuk van de
politie wordt. […] De enige taak die de BVD met betrekking tot
de politie behoort te hebben is te waarborgen dat de integriteit
van de politie groot en goed blijft. ‘ Mevrouw Scheltemade Nie
(d66) vond dat de activiteiten van de BVD zo beperkt mogelijk
moesten zijn, en constateerde hiaten in de wetgeving wat
betreft het grensvlak van samenwerking tussen politie en BVD.
Ondanks de flinke trap op de rem van het parlement gaat de
BVD, gesteund door het paarse kabinet, door op de ingeslagen
weg. Met ‘een integrale aanpak van de georganiseerde misdaad’
presenteert de dienst in het jaarverslag van 1996 vol
trots zijn activiteiten.
Naar aanleiding van bij Justitie gestolen floppies en bedreiging
van leden van het OMwordt het Contrastrategien project
op de rails gezet. Ter bescherming van de bestuurlijke
integriteit worden nu ook ‘operationele’ middelen ingezet en
de BVD krijgt een vaste plek in het eerste landelijke rechercheteam,
het landelijke xtcteam.
Dat de intensivering ook werkelijk plaatsvindt, bevestigt
N. Mastenbroek, destijds hoofd van de Centrale Recherche
Informatiedienst, in een interview in het Algemeen Dagblad
(10 mei 1996). ‘De overlap van het werk van onze Dienst
Bijzondere Recherche Zaken (nu ATBT) van de CRI en de BVD
is groter geworden. We zullen meer informatie gaan uitwisselen,
samen analyses uitvoeren en kennis vergaren. ‘
In het parlement is het stil rondom deze toch fikse uitbreiding
richting opsporing. Slechts het CDA en d66 roepen
nog iets over de gewenste strikte scheiding van politieen
inlichtingentaken. Thom de Graaf (d66) plaatst vraagtekens
bij de deelname van de BVD aan het landelijke xtcteam, dat
zich tot doel stelt de productie en uitvoer van deze drug onmogelijk
te maken. ‘De deelname van de BVD maakt de scheiding
tussen “typische veiligheidstaken en strafvorderlijke opsporing”
onduidelijk’ verklaarde De Graaf in Het Parool van
19 december 1996.
De regering lijkt niet te zitten met deze onduidelijkheid.
In oktober 1997 kondigt ministerpresident Wim Kok de volgende
uitbreiding van de BVD inzake opsporing aan. De BVD
krijgt een plaats in de Taskforce Mensensmokkel. ‘We gaan
daar gericht informatie inbrengen. Bijvoorbeeld als uit inlichtingen
van onze zusterdiensten, vooral uit de landen van herkomst,
blijkt dat er sprake is van georganiseerde mensensmokkel.
We hebben al liaisons in Istanboel en Singapore’,
meldt de BVDwoordvoerder Vincent van Steen. Maar ook
informatie uit Nederlandse bronnen zal worden gebruikt, uit
vreemdelingendossiers, van vluchtelingen die geworven zijn
als informant en natuurlijk uit eigen onderzoek. De BVD stopt
ook veel energie in zijn buitenlandse contacten. Zo wordt in
1998 voor de tweede keer een bijeenkomst van experts georganiseerd
over de Balkan. Thema’s zijn de ontwikkelingen
in Kosovo en mensensmokkel.
Bovenstaande activiteiten van de BVD vallen volgens de
dienst zelf buiten het directe opsporingswerk en er is dus ook
geen vermenging van bevoegdheden. Toch vormen alle BVDactiviteiten
een belangrijke schakel in de keten van opsporing.
Zonder goede buitenlandse contacten is internationale
opsporing bijna onmogelijk en de BVD heeft toegang tot wel
heel veel bronnen.
Vanaf 1999 komt de vermenging met de opsporing duidelijker
aan het licht. Bij de bespreking van het BVDjaarverslag
over 1999 laat minister Klaas de Vries doorschemeren dat de
betrokkenheid van de BVD bij de bestrijding van mensensmokkel
flink groeiende is. Zo vervaardigt de BVD analyses
van migratiestromen, bekijkt de dienst de veiligheidssituaties
in landen van herkomst en het migratiebeleid in doorvoerlanden.
Tegelijk doet de BVD ook flink wat voorwerk voor de
opsporingsdiensten, zoals het maken van profielen van
mensensmokkelorganisaties
in de landen van herkomst en het in
kaart brengen van de ‘kwartiermakers’, die in Nederland de
aankomst van gesmokkelde mensen voorbereiden. Ook
onderzoekt de BVD de kwetsbaarheid voor corruptie bij diplomatieke
vertegenwoordigingen en de uitvoeringspraktijk bij
de toelating van vreemdelingen. Ten slotte onderzoekt de BVD
terroristische en extremistische antecedenten die van belang
kunnen zij bij het verstrekken van verblijfstitels.
Bij de presentatie van het Dreigingsbeeld Mensensmokkel
op 29 mei 2001 schrijft minister van Justitie Benk Korthals
dat de BVD verder wordt uitgebreid. ‘De liaisons van de BVD in
Amman, Moskou en Singapore zijn zich ook met mensensmokkel
bezig gaan houden door het opbouwen van netwerken
met collegadiensten en andere organisaties die zich
met dit onderwerp bezighouden. ‘
Spionnen in de rechtszaal: de zaak Mink K.
Ondanks de toenemende betrokkenheid van de BVD bij strafzaken
haalt deze slechts zelden de rechtszalen. Af en toe komt
de dienst met informatie in de vorm van een ambtsbericht,
maar de door veel advocaten gesuggereerde bemoeienis van
de BVD met de proactieve opsporingsfase heeft nog geen
rechtbank mogen toetsen. Als naar buiten komt dat de BVD
zich mengt in die fase, is de rechtszaal immers te klein. De
BVD mag veel meer afluisteren, inbreken, observeren, en dergelijke
dan de politie en zou politieonderzoeken op die
manier een ongeoorloofd duwtje in de rug kunnen geven.
Wat de rechtszalen bijvoorbeeld niet haalt is het zogenaamde
‘klusjesteam van de BVD’. Deze sleutelcentrale staat volgens
een aantal advocaten de politie nog steeds regelmatig bij.
Vooral het plaatsen van zendertjes om direct af te kunnen luisteren
is een vaak genoemde bezigheid. Na de invoering van
de Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (BOB) in 1999 is
de politie gebonden aan een fiks aantal voorschriften voordat
ze iemand direct mag afluisteren. Voor korte periodes, of om
een onderzoek vlot te trekken, vindt zij de procedures te traag.
Op zo’n moment wordt de BVD te hulp geroepen.
Soms haalt de BVD wel de rechtszalen, in dit geval de speciaal
beveiligde rechtbank in AmsterdamOsdorp. In 2000 en 2001
stond de inmiddels meer dan bekende Mink K. hier terecht.
Hij werd verdacht van bezit van een partij wapens die de politie
op 1 september 1999 aantrof in een flat aan de Amsterdamse
Nachtwachtlaan. De BVD zou op verschillende manieren
betrokken zijn bij deze zaak.
Om te beginnen lijkt de BVD de partij wapens aan de
politie te hebben weggetipt door het creren van wateroverlast.
Ook zou de dienst al eerder contact hebben gehad met
Mink K., die onder andere een Russische raket aan de BVD zou
hebben geleverd. Tijdens het proces ontdekten de advocaten
ook dat de BVD met een eigen onderzoek naar K. bezig was.
Ook werd informatie, gegeven aan het openbaar ministerie in
verband met een gesloten deal, doorgegeven aan de BVD.
Daarnaast maakte de BVD ook deel uit van het team dat de
mogelijke corruptie bij de overheid, naar aanleiding van de
irtaffaire, onderzocht
De naam van Mink K. duikt al op sinds het irt
NoordHolland Utrecht achter de erfgenamen van Klaas
Bruinsma aanzit. K. heeft zijn nationale bekendheid echter
vooral te danken aan de CommissieKalsbeek. Deze commissie
onder leiding van de latere staatssecretaris Ella Kalsbeek
rapporteerde in juni 1999 over de stand van zaken in opsporingsland.
Na de verschijning van het rapport van de
CommissieVan Traa was afgesproken de vingers voorlopig
aan de pols te houden.
Een van de belangrijkste bevindingen van de CommissieKalsbeek
was de ‘ontdekking’ van parallelle importen. Tijdens
het doorlaten van containers vol softdrugs in de irtperiode
zouden er gelijktijdig containers met cocane zijn binnengesmokkeld.
Nederlandse overheidsambtenaren zouden daarbij
betrokken zijn. De commissie meldde dat er gesprekken
waren met een crimineel om de betrokkenheid van overheidsambtenaren
vast te kunnen stellen.
Mink K. komt in beeld als offi cier van justitie Fred Teeven
aan de slag gaat met een aantal irterfenissen. Teeven was van
mening dat Mink K. de ‘sleutel was tot de schatkamer’. De
informatieuitwisseling tussen het OMvan Amsterdam en dat
van Haarlem was echter ontzettend slecht. Teeven veranderde
daarom van tactiek: geen langdurige onderzoeken meer in de
hoop dat de verdachte gaat praten als hij een lange straf voor
de boeg heeft, maar in plaats daarvan direct praten nog voordat
er een onderzoek is. Bedoeling was om te bezien of K. relevante
informatie bezat die in een later stadium zou kunnen
leiden tot een de.nitieve afspraak, waarbij in ruil voor informatie
strafvermindering werd gegeven.
De verkennende gesprekken met Mink K. vonden plaats
vanaf september 1998 en zouden in het proces rondom de
wapenvondst in de Nachtwachtlaan een belangrijke rol spelen.
In het kort kwam het erop neer dat K. informatie aan het OM
zou leveren op voorwaarde dat een oude straf niet ten uitvoer
zou worden gelegd totdat het Europese Hof zich erover
had uitgesproken, en dat de door K. geleverde informatie niet
ten nadele van hemzelf en derden gebruikt zou mogen worden.
K. verklaarde tijdens het proces zelf dat hij aantekeningen
maakte voor de gesprekken met Teeven.
Uitdrukkelijke toevoeging van zowel Mink K. als Teeven
was dat de overeenkomst niet bekend zou worden gemaakt
aan derden. Tijdens het proces kwam in de besloten zittingen
naar voren dat de deal niet alleen al aan de CommissieKalsbeek
bekend was gemaakt, de verstrekte informatie was
ook aan de BVD doorgegeven.
Maar terug naar het begin. Mink K. dook al op in het zogeheten
Deltaonderzoek van het irt NoordHolland/ Utrecht naar
de erven van Klaas Bruinsma. De politie gebruikte in dit
onderzoek de Deltamethode: drugs werden op grote schaal
doorgelaten om op die manier een criminele burgerin.ltrant
naar de top van de Deltaorganisatie te loodsen.
Begin november 1992 werd op deze manier een partij
Colombiaanse weed gevolgd van de Amsterdamse haven
naar het Friese Oudebildtzijl. De partij werd hier opgeslagen
in een schuur bij een boerderij aan de Nieuwebildtdijk.
Na een inkijkoperatie werd de Friese politie ingelicht, die tot
haar grote verbazing niet alleen weed aantrof, maar ook een
grote partij xtc, plus tientallen handgranaten en zo’n honderd
kilo semtex.
De nacht na de inval zag de plaatselijke politie op de dijk
een auto met een aantal mensen erin. Volgens de politie zat
Mink K. in de auto, maar bij een proces drie jaar later werd
duidelijk dat de herkenning slechts zestig procent was. Alleen
de eigenaar van de boerderij, D., werd gearresteerd en in 1993
veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. In hoger beroep
werd het vonnis zelfs vernietigd: justitie had een illegale
inkijkoperatie uitgevoerd.
De opmerkelijke wapenvondst drong natuurlijk ook door
tot de BVD. De dienst wilde maar al te graag weten voor wie de
partij nu eigenlijk bedoeld was en startte een eigen onderzoek.
Volgens de advocaat van D., F. Niesink, ging de BVD
daarbij niet erg zachtzinnig te werk. ‘Mijn clint is destijds
een paar keer klem gereden in z’ n auto door agenten van de
BVD. Ze hadden hun nummerplaten afgedekt en traden
behoorlijk intimiderend op. “Zeg nou toch hoe het in elkaar
steekt”, hielden ze hem voor, maar hij had nergens iets mee te
maken. Hij verhuurde die boerderij gewoon. ‘ D. is voor zover
bekend de enige die deze ervaring heeft met de BVD in die tijd.
Dat de BVD een onderzoek start wordt ook bevestigd door een
oudirtmedewerker: ‘Vanaf Oudebiltzijl zaten ze er met de
lippen bovenop. ‘
Mink K. duikt in de jaren erna regelmatig op in onderzoeken.
Zo zou hij betrokken zijn bij een grote wapenvondst in
de Amsterdamse Newtonstraat in 1994. Zijn advocaten J. Mul
en A. van der Plas hebben echter grote twijfels bij het bewijs
materiaal. ‘Mink’s vingerafdrukken zouden zijn gevonden op
de grijze plastic zakken waarin de wapens gewikkeld waren.
Op de foto’s van de inbeslagname zaten de wapens echter
helemaal niet in grijze zakken, wij vermoeden dat die er later
ingestopt zijn. ‘ Ook verklaarde een anonieme getuige dat
Mink K. in een bepaalde week in de Newtonstraat was
geweest. Juist in die week verbleef hij echter in Spanje, iets
wat door de politie zelf met videobanden werd bevestigd.
In april 1995 werd Mink K. aangehouden bij een inval in
hasjcoffeeshop Betty Boop aan de Nieuwezijds Kolk in
Amsterdam. Bij die actie werden tachtig Tshirts met de
afbeelding van officier van justitie J. Valente en daaronder de
tekst: ‘Gezocht in verband met inkijkoperaties’ in beslag
genomen. Destijds werd er direct een mogelijk verband
gelegd met de inbraken bij Valente door ‘contra’s. ‘ De BVD
heeft vanaf de inbraken bij Valente ook intensief onderzoek
gedaan naar deze mensen die de politie in de gaten hielden.
Stil blijft het niet rondom Mink K. Bij Operatie Gouden
KALF, waarbij enkele wisselkantoren in Amsterdam opgerold
worden wegens het witwassen van drugsgelden, duikt zijn
naam weer op. Ook zou hij betrokken zijn bij het omkopen
van een Belgische politieman, die hem zou hebben voorzien
van allerlei vertrouwelijke dossiers.
Op 1 juni 1999 vond de politie in een leegstaande woning
aan de Vrijheidslaan een flink arsenaal oorlogsmaterieel,
waaronder raketwerpers en automatische wapens. Exact drie
maanden later stuitten agenten in een woning aan de
Nachtwachtlaan op een grote hoeveelheid vuurwapens, munitie
en xtcpillen. Volgens het Amsterdamse korps waren
beide ontdekkingen toevalstreffers: tot tweemaal toe hadden
buren geklaagd over wateroverlast. Aangezien deze treffers
toch wel erg toevallig waren en de wapens veel weg hebben
van een depot voor spionnen, dook de pers op een mogelijke
connectie met inlichtingendiensten.
Jos Slats en Marianne Husken van Vrij Nederland meldden
al in oktober 1999 van een betrouwbare bron te hebben
vernomen ‘dat de lekkende kranen natuurlijk onzin was.
De CID was gewoon getipt door de BVD, maar dat kan het
Korps natuurlijk niet aan de grote klok hangen. ‘ Jos Slats
voegde hier tijdens het proces aan toe dat hij ook van zijn
bronnen had vernomen ‘dat drie of vier medewerkers van
de BVD gedurende langere tijd onderzoek naar de verdachte
hebben verricht’.
Ook Koen Voskuil van het blad Spits onthulde op 12 september
2000 de betrokkenheid van de BVD bij het onderzoek.
Voskuil sprak met een Amsterdamse politieman die een vertrouwensfunctie
bekleedde in het korps en over de wateroverlast
meldde: ‘Dat hebben we er maar van genaakt. [] Soms
heb je even een doorbraak nodig in je onderzoek. ‘
Het proces tegen Mink K. begint in maart 2000 en de
advocaten P. Bakker Schut en A. van der Plas overtuigen de
rechtbank ervan een deel achter gesloten deuren te houden.
Op 14 maart gaat het echter mis. De microfoon naar de perstribune
staat open en de aanwezige journalisten noteren ijverig
wat K. vertelt. Op vragen of de wapenvondst iets te maken
had met zijn werk voor de BVD, antwoordde hij: ‘Dat heeft er
niets mee te maken. Daar ga ik niet op in. ‘ Wel bevestigde hij
dat hij een werkafspraak had gemaakt met de Amsterdamse
officier van justitie Teeven. De partij wapens, die hij slechts als
wapenkenner zou hebben gecontroleerd, zou hij niet aan de
politie hebben gemeld, want dat was ‘geen calamiteit’.
Het NOSjournaal meldde dezelfde avond dat Mink K.
waarschijnlijk al langere tijd informant voor de BVD was. ‘Op
basis van gesprekken met bronnen binnen het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Defensie heeft het NOSjournaal vast
kunnen stellen dat Mink K. informant is geweest van de BVD’.
K. zou de BVD informatie leveren over wapenhandel van
Joegoslaven. In n concreet geval leverde hij de BVD een
Russische antitankraket, afkomstig van het Joegoslavische
leger. Het wapen werd opgeslagen bij de Marechaussee in
Soesterberg, maar hier ontplofte de ontsteking van de raket en
twee marechaussees raakten gewond. Onderzoek van de rijksrecherche
wees uit dat er regels waren geschonden, maar er
volgden geen sanctie en het rapport is nu staatsgeheim.
Tijdens het hoger beroep komt de betrokkenheid van de BVD
bij de zaakK. opnieuw uitgebreid aan de orde. In het geheime
deel van de zitting wordt bevestigd dat de BVD ook een eigen
onderzoek naar Mink K. had lopen. ‘Zoals uw Hof en de advocaat
generaal weten uit de besloten zitting van uw Hof, is deze
informatie [de informatie van de vn journalist Jos Slats, dat
drie tot vier medewerkers van de BVD gedurende langere tijd
onderzoek naar de verdachte hebben verricht] voor honderd
procent bevestigd door u onder ede gehoorde personen die
geacht kunnen worden te weten waarover zij spreken’,
verklaarde A. van der Plas in haar pleidooi.
Ook in het openbare deel van het hoger beroep komt een
mogelijke betrokkenheid van de BVD aan de orde. Van der Plas
stelt dat ‘de BVD in ieder geval in hetzelfde jaar een onderzoek
had lopen op de verdachte’. Aanwijzingen waren er in ieder
geval genoeg.
Zo was de teamleider van het onderzoek naar de wapenvondst
in de Nachtwachtlaan, N. Moinat tot augustus 1998 werkzaam
bij de plaatselijke afdeling van de BVD, de Regionale
Inlichtingendienst (RID ). In Amsterdam werken RID en CID zeer
nauw samen. Moinat wilde niet antwoorden op vragen over
mogelijk onderzoek naar Mink K. in zijn ridtijd. Wel verklaarde
hij dat hij gedurende het gehele onderzoek zijn collega L. de
Boer van de RID onderzoeksgegevens uit de zaak had verstrekt.
De RID lijkt meer vingers in de pap te hebben dan justitie
wil toegeven. Van der Plas en Bakker Schut ontdekten in het
dossier een procesverbaal waarin het verzoek tot identificatie
van de vingerafdrukken afkomstig bleek te zijn van de RID .
Alle ondervraagden weten niet meer hoe dat zo komt. De RID
had ook grote interesse in het netwerk rondom Mink K.
De plaatselijke BVD’ers kraakten de organizer van Mink K.,
iets wat normaliter door de Teams Computercriminaliteit
wordt gedaan.
Eigenlijk ligt de betrokkenheid van de BVD er bij dit onderzoek
ook dik bovenop. We moeten dan weer een stap terug
in de tijd, namelijk twee maanden voor de inval in de flat aan
de Nachtwachtlaan.
Het is 1 juli 1999 als een zware bom tot ontploffing komt in
de auto van ene P. Hij zit op dat moment niet zelf achter het
stuur, maar wel zijn vriendin, die onmiddellijk overlijdt. Uit
CIDinformatie van de politie Amsterdam blijkt P. in de drugshandel
te zitten. Hij is afkomstig uit Servi en maakt volgens
de eerste CIDberichten van de Amsterdamse politie na de
bomaanslag deel uit ‘van een groep actief in de verdovende
middelen handel’. Volgens de politie maakt ook ene Zoran R.
deel uit van de groep. De CID omschrijft hem als ‘de grote man
voor wat betreft de handel in wapens in Amsterdam’. In juli
1999 is de oorlog om Kosovo in volle gang. Alles wat maar
een beetje Servisch is, en in wapens of drugs handelt staat
onder grote belangstelling van de BVD.
P., wiens auto werd opgeblazen, woonde aan de Nachtwachtlaan
347. Het is in hetzelfde flatgebouw als waar twee
maanden later op nr 332 de wapenvondst wordt gedaan. En nr
332 blijkt te worden gehuurd door ene Ad S. Deze zou volgens
het CIDbericht van de Amsterdamse politie uit juli ook deel
uitmaken van de groep rondom P. Op het bellenbord van de
Nachtwachtlaan staat de naam S. gewoon vermeld, iets wat de
politie zegt niet te hebben opgemerkt. S. duikt vervolgens wel
op in het onderzoek rondom Mink K. Een misser van de eerste
orde? Of moesten de wapens met rust worden gelaten? Of
mocht een BVDoperatie niet doorkruist worden?
De BVD was in ieder geval heel erg genteresseerd in
Mink K. Dat kwam naar buiten bij de uitspraak van het
Amsterdamse hof op 18 april 2000. Hoewel het hof een deel
van de uitspraak in het geheim deed, stond de inhoud ervan
een dag later al in het NRC Handelsblad. Het hof verbood de
verdere vervolging van K. In het geheime deel gaf het hof aan
dat het OMde overeenkomst met hem heeft geschonden door
de informatie door te geven aan de BVD. Het hof legt echter uit
dat ook de bewijsvoering tegen Mink K. niet voldoende is:
‘Het hof betrekt daarbij dat het uit het onderzoek ter terechtzitting
in hoger beroep niet de overtuiging heeft gekregen dat
verdachte bij de in een woning aangetroffen grote partij
wapens op andere wijze betrokken was dan het op verzoek van
een kennis nagaan of deze wapens ontladen waren en/ of
gevaar op konden leveren. Tot de beslissing van het hof draagt
tenslotte bij het belang van het vertrouwen dat iedere informant
moet kunnen stellen in het Openbaar Ministerie. ‘
Het NRC Handelsblad meldt dat de hoogste baas van het OM,
Procureurgeneraal J. de Wijckerslooth, zelf de ‘letterlijke
verslagen van de in totaal tien gesprekken die de
Amsterdamseofficier van justitie F. Teeven en Mink K. voerden,
in handen heeft gesteld van de BVD’. K. en Teeven hadden nu
juist in de overeenkomst laten opnemen dat informatie
‘op geen enkele wijze ter beschikking van derden, waaronder
begrepen politiefunctionarissen, fiod, etc. zal worden
gesteld’. Het hof vond dat De Wijckerslooth deze bepaling op
‘grove wijze’ had geschonden. Uit dezelfde krant blijkt dat
De Wijckerslooth, na een weigering van het OM Amsterdam
de informatie aan de BVD te geven, Teeven een officile dienstopdracht
gaf om het materiaal af te staan aan de BVD-officier
van justitie Peter Snijders had ook al informatie doorgegeven
aan de CommissieKalsbeek tegen de wens van de rest van het OM in.
Na de uitspraak van het hof stapt Mink K. naar de civiele
rechtbank: in een kort geding tegen de Nederlandse staat eist
hij dat de BVD de gegevens die de dienst van De Wijckerslooth
heeft gekregen over de gesprekken met Teeven vernietigt. Op
9 mei 2001 bepaalt de Haagse rechtbank dat de BVD die gegevens
inderdaad moet vernietigen. Het openbaar ministerie
zegt de gegevens te hebben doorgegeven op grond van zijn
wettelijke plicht. Artikel 22 van de Wet op de Inlichtingenen
Veiligheidsdiensten bepaalt dat het OM overlegt met de BVD
wanneer de taakvervulling daartoe aanleiding geeft. In artikel
13 van de wiv is vastgelegd dat de diensten, mede door het verschaffen
van gegevens, elkaar zoveel mogelijk medewerking
verlenen. De rechtbank vond echter dat in dit geval denkbaar
is dat de taakvervulling van het OM zich verzette tegen het verschaffen
van informatie: ‘In ieder geval stond de overeenkomst
en de belangen van de eiser gegevensverstrekking aan
de BVD in de weg. ‘
De Nederlandse staat ging in hoger beroep en op
9 september 2001 bepaalt het Haagse gerechtshof dat de BVD
de gegevens toch niet hoeft te vernietigen. Het hof heeft niet
naar de inhoud van de informatie gekeken en acht het oordeel
van het openbaar ministerie dat die informatie van belang is
voor de BVD als een vaststaand gegeven. Daarnaast is het van
oordeel dat het aan de BVD doorgeven van de informatie over
de gesprekken van Mink K. met Teeven voor K. geen groter
gevaar op kan leveren. ‘Door de bijzondere positie van de BVD
in ons staatsbestel en de in de wiv geregelde geheimhoudingsverplichting
van diens ambtenaren wordt het gevaar
voor verdere verspreiding van de door K. verstrekte informatie
in voldoende mate ingedamd. ‘ De verstrekking aan de BVD is
dus wel rechtmatig en de informatie wordt niet vernietigd.
De beslissing van het Haagse hof betekent dat de BVD op
grond van zijn geheimhoudingsplicht toegang zal blijven
houden tot alle informatie die de dienst wil hebben. De vraag
wat de BVD doet met informatie zoals over Mink K. is niet
gesteld. Vreemd is de gang van zaken wel, zeker in verhouding
tot de afspraken tussen het OM en de BVD over het uitwisselen
van informatie.
In de middels de Wet Openbaar van Bestuur verkregen
Nota Informatie uitwisseling politie-BVD van de BVD van 1 juli
1997 staat vermeld dat het openbaar ministerie op grond van
artikel 22 WIV de BVD informatie kan verstrekken. om en BVD
vermelden echter expliciet dat ‘de BVD ontvangen gegevens
niet mag gebruiken zonder overleg met de verstrekker
(Geen Actie Zonder Overleg) ‘. In het geval van Mink K. zou
dat betekenen dat de BVD het OM vraagt of men iets met de
informatie mag doen, maar aangezien het OM is gebonden
aan de overeenkomst met Mink K. zelf , moet het OM dus weer
aan hem vragen of de BVD iets met de informatie mag doen.
Of laat de BVD de gespreksverslagen in de la liggen?
Onwaarschijnlijk, helemaal als de bronnen van Husken en
Slats gelijk hebben. In Vrij Nederland van 5 mei 2001 onthullen
zij namelijk dat ‘bronnen binnen het opsporingsapparaat
tegenover vn bevestigden dat de BVD is ingeschakeld omdat
“de verdenking” bestaat dat er een “relatie” is tussen de verboden
IRA en de wapenvondst aan de Nachtwachtlaan’.
Wat er precies heeft gespeeld in de zaak Mink K. blijft
onduidelijk. Er is een grote betrokkenheid van de BVD bij
deze zaak, verbazingwekkend is echter het zwijgen over
deze betrokkenheid van de kant van de politiek. Waar er wel
uitgebreid gediscussieerd is over de deal die Teeven met Mink
K. heeft gesloten, wijdt de Tweede Kamer geen woord aan de
bemoeienis van de BVD/ RID met de zaak, terwijl de dienst zijn
activiteiten op het gebied van opsporing de laatste jaren flink
uitbreidt. Dergelijke ondoorzichtige zaken zullen dus veel
vaker optreden. De BVD opereert nu eenmaal op een manier
die de rechtszaal niet tolereert en zal dan ook zoveel mogelijk
buiten beeld worden gehouden.
Ondertussen lijkt er geen eind te komen aan de zaak tegen
Mink K. Zowel het openbaar ministerie als de advocaten zijn
na de uitspraak van het Amsterdamse Hof in cassatie gegaan
bij de Hoge Raad. In het NRC Handelsblad (28 februari 2002)
meldde Marcel Haenen dat de hoogste juridische adviseur van
de Hoge Raad, advocaatgeneraal F. Machielse, vond dat er een
nieuwe strafzaak moet komen tegen Mink K. Volgens
Machielse moet de Hoge Raad de uitspraak van het Amsterdamse
Hof om het openbaar ministerie niet ontvankelijk te
verklaren vernietigen. Machielse spreekt van een onbegrijpelijk
arrest en meent dat de zaak in de luwte van een ander Hof,
bij voorkeur Den Haag, moet worden overgedaan. Naar zijn
mening heeft het openbaar ministerie simpelweg zijn constitutionele
plicht gedaan door BVD en Tweede Kamer in te lichten
over de overeenkomst met Mink K. Door een deel van de
uitspraak geheim te houden zou het Amsterdamse Hof
bovendien in strijd met de Grondwet hebben gehandeld. Op
2 juli 2002 vernietigde de Hoge Raad het arrest van het
Amsterdamse Hof. De zaak Mink K. krijgt nog een flinke staart.
Samenwerking met de politie
Wie nu verwacht dat de BVD-betrokkenheid zich beperkt tot de
zware georganiseerde misdaad, komt bedrogen uit. De BVD
bekijkt inmiddels ook andere vormen van criminaliteit.
Activiteiten worden nauw afgestemd met de politie en controle
is er niet.
In Het Parool van 11 december 1993 vertelde de gewezen
Amsterdamse korpschef Nordholt: ‘We hebben op basis van
de ervaring van dit jaar besloten permanent een man van de
BVD te detacheren bij ons Korps. Hij krijgt inzage in alle
onderzoeken en zal daar ook aan meedoen. Die man komt
niet alleen maar een beetje meekijken, maar brengt ook deskundigheid
in: hoe moet je kijken, welke criteria leg je aan en
hoe beoordeel je of informatie daaraan voldoet? Als je ervan
uitgaat dat dit soort dingen zich voordoet en je gaat ernaar kijken,
dan zul je ze ook vaker tegenkomen. Misschien zullen
wij in de toekomst ook wel iemand detacheren bij de BVD’.
Nordholts idee is wijd en zijd aangeslagen. In de jaren die
volgen plaatst de BVD liaisons bij alle politieregio’s. De afspraken
worden vastgelegd in convenanten. Twee van deze convenanten
hebben wij met een beroep de Wet Openbaarheid van
Bestuur los gekregen. Beide convenanten zijn identiek, waarschijnlijk
gelden ze dus voor alle politieregio’s.
De convenanten zijn in 1996 afgesloten. Als achtergrond
van de nauwere samenwerking wordt gesteld dat ‘de laatste
jaren steeds nadrukkelijker blijkt dat er zich risico’s aandienen
waarbij tegelijk en het belang van de strafvordering en het
belang van de openbare orde en ook belangen op het terrein
van de staatsveiligheid betrokken zijn’.
Er is regionaal regulier overleg tussen de driehoek (burgemeester,
openbaar ministerie en politie) en de BVD en de activiteiten
van de politie en de BVD worden zeer nauw op elkaar
afgestemd, de convenanten spreken van ‘periodiek overleg
tussen de regionale driehoek en de BVD’. ‘In dit overleg wordt
de feitelijke samenwerking gevalueerd en worden beleidsafspraken
gemaakt met betrekking tot alle onderwerpen die
voor de daarop volgende periode van gemeenschappelijk
belang worden geacht. Per onderwerp wordt vastgesteld onder
wiens verantwoordelijkheid de te ontplooien activiteiten worden
verricht. ‘
Dat het convenant niet de gebruikelijke ridinformatiestroom
in de richting van de BVD behandelt blijkt uit de uitleg
van de samenwerking: ‘Daar waar sprake is van justitile
onderzoeken, die in relatie staan tot taakvelden van de BVD
worden de ondersteunende activiteiten van de BVD in een activiteitenplan
vastgelegd. ‘
Op het Amsterdamse stadhuis spreekt men met geen
woord over deze toch wel opmerkelijke samenwerking. Een
verzoek om meer informatie over het overleg tussen de driehoek
en de BVD in het kader van de Wet Openbaarheid van
Bestuur werd afgewezen en commentaar wil men niet leveren.
De gemeenteraad is nooit ingelicht en kan dus ook zijn
controlerende taak niet vervullen, terwijl het op het oog toch
om gevoelige onderwerpen gaat.
Een tipje van de sluier werd opgelicht tijdens het hoger
beroep tegen Mink K. Zijn advocaten, Van der Plas en Bakker
Schut, stelden ook de samenwerking tussen de BVD en de politie
in Amsterdam aan de orde. Zij hadden immers het vermoeden
dat de BVD iets met de wapenvondst aan de
Nachtwachtlaan te maken had.
Enkele rechercheurs en leidinggevenden van het
Amsterdamse korps werden aan de tand gevoeld. Het betrof
J. W. Pronker, chef Dienst Centrale Recherche, J. C. van
Riessen, en N. Moinat. Pronker is de baas van de Amsterdamse
recherche, Van Riessen heeft de directe operationele
leiding over het korps en Moinat leidde Kernteam
Amsterdam dat het onderzoek verrichtte naar de wapens van
de Nachtwachtlaan.
De advocaten probeerden vooral duidelijkheid te krijgen
over de mogelijke bemoeienis van de de Regionale
Inlichtingendienst. De RID is de regionale voelspriet van de
BVD en tegelijkertijd de dienst die in nauwe samenwerking
met andere afdelingen van de politie voor de burgemeester
inlichtingen verzamelt over mogelijke verstoringen van de
openbare orde.
Het was niet eenvoudig voor K. ‘s advocaten de gegevens te
verzamelen. Moinat is van begin 1996 tot augustus 1998
werkzaam geweest bij de RID . En ridwerkzaamheden vallen
onder het gezag van de BVD en zijn dus geheim. Elke vraag
over die periode bleef derhalve onbeantwoord. Hetzelfde geldt
voor Pronker en Van Riessen. Als direct verantwoordelijk voor
de RID vallen ook zij wat dat betreft onder gezag van de BVD.
Toch moesten Pronker, Van Riessen en Moinat wel iets
prijs geven over de informatieuitwisseling tussen RID en politie.
Aan de ene kant stellen ze dat er alleen via de o; cile
ambtsberichten informatie wordt doorgegeven, terwijl er aan
de andere kant gemakkelijk informeel contact is. Pronker verklaarde
dat ‘er geen vast criterium voor het doorgeven van
informatie aan de BVD is; indien medewerkers denken dat iets
van belang kan zijn voor de BVD geven zij eenzijdig informatie
aan de BVD’. Voor wat hoort wat: als de politie iets wil weten
van de BVD klopt ze ook aan bij de RID . ‘Een enkele keer worden
in dit verband vragen bij de chef van de RID neergelegd.
Deze vraagt dan aan de BVD of daar informatie voorhanden is,
die wij via ambtsberichten kunnen krijgen. ‘
Er lijkt in ieder geval intensief overleg met de BVD te zijn
over de dagelijkse gang van zaken. Volgens Pronker is ‘er een
werkplan waarin de BVD zijn prioriteiten en de benodigde
capaciteiten aangeeft. Over de dagelijkse activiteiten vindt
periodiek overleg plaats tussen de chef RID en de BVD. ‘
Pronker ontweek de vraag of er zo’n werkplan over Mink K.
was met een beroep op zijn BVDstatus. ‘Ik kan wel zeggen dat
zo’n plan niet zozeer op individuen is gebaseerd als wel op
prioriteiten. ‘ Of daar dan iets als Joegoslaven in Amsterdam of
wapenhandel onder viel, wilde Pronker niet zeggen.
Van Riessen bevestigde het bestaan van de werkplannen
en hield ook vast aan het feit dat informatie van de BVD via de
ambtsberichten komt. Wel voegde hij eraan toe dat hijzelf in
speciale gevallen contact had met de BVD. Waarover wilde hij
niet zeggen. Ook liet hij zich ontglippen dat er wel degelijk
buiten de ambtsberichten om informatie van bureau naar
bureau gaat tussen de RID en CID . ‘De BVD geeft zowel korps
als RID informatie over bepaalde zaken; dit laatste komt echter
niet in ambtsberichten terecht. Die informatie kan gaan
over bepaalde groepen waar de BVD mee bezig is. ‘
De praktijk wordt zo enigszins zichtbaar, maar het plaatje
is nog niet compleet. Sinds eind jaren tachtig valt de RID in
Amsterdam namelijk samen met de CID , de Criminele
Inlichtingendienst, onder het Bureau Recherche Informatie.
De belangrijkste reden was dat er diverse raakvlakken zijn
in de taakgebieden van de CID en RID . Toen was dat vooral
het politiek gewelddadig activisme, waar een overlap in
inlichtingenwerk en opsporing zat. Het reorganisatieplan van
de Amsterdamse recherche meldde echter nog een andere
reden: ‘Naast dit gemeenschappelijke werkterrein komt het
regelmatig voor dat een van de genoemde diensten stuit op
informatie die op het taakgebied van de ander ligt. ‘
De praktische gevolgen van deze conclusie en samenvoeging
laten zich raden: de gewenste en enigszins duidelijke
scheiding tussen riden CIDinformatie is hiermee opgeheven.
Als een RID ‘er, met zijn ruime BVD-bevoegdheden, tegen
informatie aanloopt die voor de CID van belang is, gaat hij dus
daarnaar toe. Een ‘informeel’ praatje met een collega kan een
onderzoek net uit het slop halen, of juist op gang brengen.
Geen haan die ernaar kraait, want de informatie komt uiteindelijk
van de CID .
De betrokkenheid van de RID lijkt dan toch ook groter dan
Pronker en Van Riessen hebben willen toegeven. De meeste
informatie daarover komt uiteindelijk ook van teamleider
Moinat. In de Mink K.zaak heeft deze zijn oudcollega’s bij de
RID regelmatig aangesproken. ‘Er is contact geweest met de
RID in verband met het kraken van de databank, de organizer
van Mink K. ‘ Het kraken van databanken is tegenwoordig vrij
eenvoudig. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft software
ontwikkeld die aan alle korpsen ter beschikking is
gesteld. De korpsen zelf bepalen welke dienst het ‘kraken’ uitvoert,
maar voor de hand ligt dat de specialisten van de Teams
Computercriminaliteit zo’n taak op zich nemen.
Moinat verklaarde dat er met de RID over wel meer dingen
werd gepraat. Volgens hem was het echter slechts eenrichtingverkeer.
‘Dat contact liep via mij met collega De Boer,
omdat ik hem goed ken. In de loop van het onderzoek heb ik
geen informatie over Mink K. van hem gekregen. Hij wilde
juist informatie van mij hebben, wat niet ongebruikelijk is. Ik
informeerde hem over de onderzoeksgegevens van de aangetroffen
wapens, de soorten, de merken en dergelijke. Ik kreeg
daar niets voor terug; ik heb hem ook geen verzoeken gedaan.
Dat contact met De Boer ging niet buiten de normale procedure
om, maar ik heb me wel direct tot hem gewend. ‘
Als Van der Plas en Bakker Schut doorvragen over de
periode dat Moinat zelf bij de RID werkzaam was, wil Moinat
overleg met de advocaatgeneraal. Na een hALFuur overleg laat
Moinat weten over die periode niet te kunnen spreken. Die
tijd valt weer volledig onder gezag van de BVD.
Wel laat Moinat vanuit zijn ervaring doorschemeren dat de
Regionale Inlichtingendiensten vaker achter ‘criminele informatie’
aanzitten. ‘De RID ‘ers hebben vanuit hun positie toegang
tot dossiers. Ze worden op de hoogte gehouden, of gaan
zelf achter informatie aan. De contacten vanuit de tactische
teams zijn meestal niet zo actief. ‘ Sinds hij teamleider bij het
Kernteam is, verstrekt Moinat de RID ook op eigen initiatief
regelmatig informatie. ‘Ik ken de gang van zaken en het
belang van een goede informatiepositie. ‘
De Amsterdamse RID /CID constructie van het Bureau
Regionale Recherche is inmiddels praktijk in het hele land.
Na de CommissieVan Traa zijn beide soorten inlichtingendiensten
samengevoegd tot Criminele Inlichtingen Eenheden
(cie). Dit betekent dat de al eind jaren tachtig geconstateerde
overlap in het werk van de BVD en de CID alleen maar groter is
geworden. Aan de toch al dunne scheidslijn tussen inlichtingenwerk
en opsporen is hiermee definitief een eind gekomen.
Het is dan ook niet vreemd dat de CommissieKalsbeek,
die in 1999 de maatregelen van de CommissieVan Traa evalueerde,
concludeerde dat ‘de BVD zich inmiddels meer is gaan
bezighouden met de georganiseerde criminaliteit. Vanwege
de ruime taakomschrijving van de BVD is het mogelijk om de
activiteiten van de BVD op het gebied van de georganiseerde
criminaliteit binnen de taakde.nitie te laten vallen. ‘
De Tweede Kamer heeft het hier vreemd genoeg bij gelaten.
Bij de behandeling van het eindrapport van de
CommissieKalsbeek en de nieuwe wiv in juni 2001 is slechts
zijdelings het verschil in bevoegdheden voor de BVD en de
politie in verband met de RID besproken. Maar ook hierbij
beperkte de discussie zich tot de handhaving van de openbare
orde en ging ze niet over de misdaADBestrijding in het algemeen.
Een volgende evaluatiecommissie van de opsporingsmethoden
van de politie ontkomt er niet aan de BVD eens flink
onder de loep te nemen. MisdaADBestrijding moet een goed
controleerbaar, democratisch en gestuurd proces blijven in
Nederland. Een uitdijende BVD hoort daar niet in thuis.