“Bitter little girls and boys from the Red Army Underground They’d blow away Karl Marx if he had the nerve to come around”, (Bruce Cockburn, Grim Travellers)
Begin 1993 werd de voormalige Nijmeegse actievoerder `Rob Kamphuis'(1) definitief ontmaskerd als PID-agent. `Kamphuis’ had een belangrijke positie bekleed in de Nijmeegse kraakbeweging aan het eind van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. Hij was daar één van de hardnekkigste propagandisten van de harde lijn en zeer actief in de plaatselijke afdeling van het Rood VerzetsFront dat compromisloze gewapende strijd propageerde. Hij heeft onder meer enkele levensgevaarlijke acties georganiseerd.
In Amsterdam werd in januari 1991 bekendgemaakt dat Lex Hester, vaste medewerker van de linkse boekhandel Het Fort van Sjakoo, een lange carrière in dienst van de PID en de anti-terrorismeafdeling van de CRI, de Bijzondere Zaken Centrale (BZC) doorlopen had. Hester was onder meer een groot verzamelaar van literatuur van en over `gewapende groepen’. Zijn archief was legendarisch. De laatste jaren gaf hij ook een heftig blaadje uit, Het Info, dat vertaalde persverklaringen van verzetsgroepen publiceerde. De uitgave werd geheel bekostigd door zijn werkgever. Hester had goede contacten met het kleine scenetje van RAF-aanhangers in Nederland en – naar later bleek – radicale groepen in andere landen. Ook `Kamphuis’ onthulde aan een journalist dat hij in zijn politieke periode doorgedrongen was tot de harde kern van de RAF. Beide hebben veel meer gedaan dan alleen infiltreren. Tijd om eens na te gaan wat er waar is van de wilde verhalen dat het `terrorisme’ in Europa, en misschien ook in Nederland, onvermoede roergangers heeft gehad.(2)
Bruine brigades?
(Een populaire grap in Italië: Een opgewonden bode rent bij minister-president Andreotti naar binnen: “Meneer de premier, Aldo Moro is zojuist ontvoerd!” Andreotti: “Wat, is het nu al negen uur?”)
Vooral uit Italië kwamen met grote regelmaat geruchten over terroristisch dubbelspel. Met name de bloedig verlopen ontvoering van de christendemocratische leider Aldo Moro in 1978, bracht velen aan het twijfelen over de linkse signatuur van de Rode Brigades. Theoretisch was de ontvoering midden in Rome voor een linkse club al gekkenwerk maar er waren ook geruchten over bewijzen… Hoe kwam bijvoorbeeld een fotokopieermachine, die aantoonbaar in het bezit van de geheime dienst SID geweest was, bij de Brigades om hun pamfletten mee te reproduceren? Waarom kreeg (naar later pas bleek) de speciale onderzoeksrechter voor de ontvoering geen middelen om te werken en werd er niet binnengevallen op de plek waar Moro vastgehouden werd terwijl ze daar aanwijzingen voor hadden? En wat te denken van de aanwijzingen dat een deel van de kogels die bij de ontvoering afgevuurd werden (die vijf lijfwachten het leven kostten), zou stammen uit speciale militaire opslagplaatsen?
In een opzienbarende documentaire van de BBC (uitgezonden op 10 juni 1992) zit Alberto Franceschini, een van de oprichters van de Rode Brigades, in zijn gevangeniscel te piekeren. Hij uit vertwijfeld het vermoeden dat zijn organisatie op de een of andere manier gemanipuleerd werd. Hij vertelt dat hij graag wil weten wie dat was, “wie hem gebruikt heeft”, wie zijn leven kapotgemaakt heeft. Een van de belangrijkste leden van de Brigades die bij de ontvoering betrokken was, Morucci, zou volgens dezelfde uitzending na de ontvoering gepakt zijn met een notitieboekje vol telefoonnummers van geheime diensten.
Los van al deze duistere feitjes past een komplottheorie in Italië goed in een strategie die daar bij extreem-rechts was ontdekt: de `strategie van de spanning’. Deze strategie werd in uitgewerkte vorm aangetroffen in de kantoren van Aginter Press in Portugal. Toen dat bij de Anjerrevolutie in 1974 werd opgerold, bleek het een internationaal knooppunt van `spanningsstrategen’ te zijn. Deze hadden een plan ontwikkeld om de bevolking en politici door obscure moordpartijen en aanslagen dusdanig onzeker te maken dat ze een duidelijke keuze tegen linkse experimenten zouden maken en vóór een autoritaire militaristische staat. Fascistische commando’s waren daarbij bereid om voor de terreur te zorgen maar deze moest – om meerdere redenen – afgewisseld worden door (op het oog) linkse terroristische acties. De `linkse’ terreur kon geënsceneerd worden, met het gevaar dat dat ontdekt werd en zou terugslaan op de opdrachtgevers. Een andere optie was om het geweld over te laten aan authentieke linkse groepen die door infiltratie (of andere vormen van manipulatie) `gestuurd’ werden.
Vele onderzoeken(3) hebben aannemelijk gemaakt dat de strategie in het begin van de jaren zeventig – via de Franse OAS die ervaringen had opgedaan met een vuile oorlog in Algerije – vaste voet aan de grond kreeg in Griekenland, Italië, Portugal en Spanje. De OAS was een Frans-Algerijnse terreurorganisatie die weigerde zich neer te leggen bij de onafhankelijkheid van Algerije. De gedeeltelijke democratisering van de bolwerken Portugal, Griekenland en Spanje en de onthulling van belangrijke extreem-rechtse netwerken, heeft waarschijnlijk een snelle groei van de macht van deze intriganten verhinderd maar ze allerminst geheel het zwijgen opgelegd.
De theorie van de `strategie van de spanning’ is echter alleen toepasbaar op landen waar daadwerkelijk sprake was, of is, van een extreem-rechtse parallelle machtsstructuur die de `spanning’ zou kunnen benutten om de macht te grijpen. Italië is bovendien een geval apart met een verzameling destabiliserende elementen die Noord-Europa mist. Het zegt dus weinig over `stadsguerrilla-groepen’ in andere landen. Maar in de jaren tachtig raakten de verschillende terreurgroepen nauw met elkaar verstrengeld. Als er dus ergens werd `bijgestuurd’, kan dat ook invloed hebben gehad op de niet aangetaste appels in de mand. Bovendien werken de westerse geheime diensten bij hun terrorismebestrijding – en dus manipulatie – nauw samen.
Belgische cellen
Als er één land is dat wel met Italië vergeleken mag worden, is het België. In het voor de Europese eenwording en de NAVO zo belangrijke land spelen zich sinds jaar en dag Italiaanse toestanden af. Er was veel onverklaarbare terreur, met als hoogtepunt de bloedige supermarkt-overvallen van de Bende van Nijvel. Zij veroorzaakten 27 doden terwijl ze nauwelijks buit binnenhaalden. Er werd ook nooit iemand gepakt en er bestaat nog steeds veel onduidelijkheid over. Vele sporen leken te leiden naar extreem-rechtse katholieke christendemocraten en haviken binnen leger en veiligheidsdiensten. Nu was België juist het land waar met de Cellules Communistes Combattantes (CCC) een van de meest bizarre anti-imperialistische groepen ter wereld het daglicht zag.
De CCC liet voor het eerst van zich horen in augustus 1984 met een bomaanslag die als een donderslag bij heldere hemel insloeg. Daarna werden meerdere series zware aanslagen gepleegd, die steeds vergezeld gingen van dogmatische persverklaringen. Saillant detail is dat het geweld van de CCC (dat overigens nooit tegen personen gericht was, al vielen er wel doden door toeval) dat van de Bende van Nijvel afwisselde. Tot in de maanden oktober en november 1985 beide groepen tegelijk toesloegen. Verwoestende bommen van de CCC en een verbijsterende overval op een supermarkt door de Bende, die acht mensen het leven kost, veroorzaken een ware psychose. In december 1985 werden vier leden van de CCC opgepakt en de bomaanslagen stopten. De vier werden tot lange gevangenisstraffen veroordeeld. Nadere bestudering van de achtergrond van de leider, Pierre Carette, vergroot de verdenkingen alleen maar.(4) Zijn vader werkt bijvoorbeeld voor staatsveiligheid, zijn broer is een bekende fascistische activist en iemand waarmee hij lange tijd een RAF-steungroep runde, duikt ook al op in extreem-rechtse kringen. Carette zelf, die bevriend is met de mysterieuze Action Directe-dissident Oriach, heeft ook een voorliefde voor antisemitische teksten. Bovendien blijkt dat hij ondanks zijn duidelijke anti-imp-verleden opvallend met rust werd gelaten door de anti-terreur speurders en dat hij pas gearresteerd werd toen een onafhankelijke politiegroep de bevoegde anti-terrorismestructuur omzeilde.
Marcial Lekeu, een naar de Verenigde Staten gevluchte Belgische Rijkswachter (in België werd hij met de dood bedreigd), beweert dat zijn eenheid twee “luiken” kende: een voor rechts terrorisme, die de Bende deed, en een voor links: de CCC. Zoals met alle informatie in deze schimmige wereld is het de vraag welke waarde we daar aan mogen hechten. Wie weet waarom die Lekeu, die duidelijk wel goed geïnformeerd is, ineens aan het kletsen slaat? Misschien is het wel het zoveelste valse spoor en wordt met dezelfde klap de CCC weer een stuk verder de modder in geduwd.
Gladio missing link?
De theorie dat gemanipuleerde gewelddadige linkse groepen een rol hebben gespeeld in de naoorlogse `restauratie’, leek flink te worden opgewaardeerd met de ontdekking van `Gladio’.
In 1990 werd bekend dat de NAVO er in Europa een mysterieus en supergeheim ondergronds netwerk op na hield. Het werd al snel `Gladio’ genoemd, naar de Italiaanse tak die als eerste ontdekt werd. In elk Westeuropees land bleek zich een stay-behind structuur te bevinden die de strijd moest aanbinden tegen een eventuele communistische bezetter. De lokale Gladio-afdeling was een onderdeel van een afdeling van de geheime dienst en werd gedekt door de premier maar er werd ook nauw samengewerkt met de CIA. Onmiddellijk na de Gladio-onthullingen vroegen velen zich af of de geheime strijd tegen het communisme in West-Europa niet veel actiever gevoerd werd dan werd toegegeven. Per slot van rekening gaf de recente geschiedenis van Latijns-Amerika gruwelijke voorbeelden van tactieken volgens de `Doctrine van de Nationale Veiligheid’ die zelfs door Amerikaanse diensten onderwezen werd. Was Gladio misschien de missing link in het onderzoek naar het manipuleren van (contra)terrorisme in West-Europa? De eerste onderzoeksresultaten waren opzienbarend maar beperkten zich vooral tot – alweer – Italië. Daar werden bijvoorbeeld tal van innige driehoeksrelaties blootgelegd tussen de CIA, Gladio-agenten en fascisten. Maar verder speurwerk liep al snel dood op een oerwoud aan ontkenningen, bedreigingen en valse sporen. Een goed uitgevoerde desinformatiecampagne met in de hoofdrol een geheimzinnig persoon die zich voordeed als een hoge Amerikaanse militair (met de naam Le Winter, Rasin en nog wat pseudo’s), gaf daarna de nekslag. We zijn weer een hoop duistere feitjes rijker maar niet het antwoord op de grote vraag.
Wisseltheorie
“Es ist wohl anzunehmen dass weder Opfer noch Täter im Moment, da die Schüsse fielen, auch nur ansatzweise begriffen, was eigentlich geschieht” (Gert Schneider, Der blinde Fleck)
De Duitse RAF is de bekendste stadsguerrilla-groep en er bestaan weinig twijfels over dat dit authentieke linkse activisten zijn. De laatste jaren verschenen er een aantal boeken die ook de RAF proberen te incrimineren. Het boek Das RAF-Phantom(5) gaat het verst in het ontwikkelen van een komplottheorie over de gewapende extremisten. Het boek is echter zo slecht dat geen zinnig mens het serieus kan nemen. Het grootste deel van de verdachtmakingen van de drie schrijvers is gebaseerd op aantoonbare leugens of (bewust?) verkeerd geïnterpreteerde feiten. In de Duitse radicale linkse scene zijn dan ook velen ervan overtuigd dat het boek op z’n minst alle bereidwillige medewerking van de geheime dienst heeft gehad.
Toch staan in het boek enkele opmerkelijke zaken uit het recente verleden die zeker wel werkelijk gebeurd zijn en die aangeven dat de RAF op z’n minst de controle over acties kwijt lijkt te zijn geraakt. Het duurt bijvoorbeeld maanden voordat de RAF bekend maakt dat een valse persverklaring over een mislukte aanslag op deelstaatminister Kiechle in 1990, die door de media voor echt werd genomen, niet van hen is (onduidelijk blijft wie dat ding maakte). De Duitse justitie hannest rond met een `kroongetuige’ die in werkelijkheid van niks weet en duidelijk door hen geïnstrueerd is. De RAF blijkt bovendien een (mislukte) aanslag op een staatssecretaris, Hans Neusel, te kunnen uitvoeren terwijl de autoriteiten van de aanstaande terechtstelling op de hoogte lijken te zijn. Het zijn allemaal moeilijk te verklaren zaken tenzij je, zoals de schrijvers, uitgaat van het feit dat de autoriteiten alleen willen doen geloven dat er een terroristische groep bestaat en de werkelijke terroristen achter de feiten aanhollen.
Al vele jaren eerder werd het Celler Loch van freelance geheim agent Werner Mauss onthuld. Deze had in 1978 voor de Westduitse politie een knullige poging tot bevrijding van politieke gevangenen opgezet die in werkelijkheid bedoeld was om in de groep te infiltreren. Aangezien de werkelijke gang van zaken pas jaren na de bomaanslag op de gevangenis bekend werd, mag aangenomen worden dat ook de RAF niet wist dat hier dubbelspel gespeeld werd.
De meest gangbare theorie over dubbelspel met de RAF is dat er tussen de tweede en de huidige derde generatie `terroristen’ ergens een wissel omgegaan is. De tweede generatie (van na ’77) bestond nog uit authentieke revolutionairen waarvan een groot deel er begin jaren tachtig mee opgehouden is, zij verdwenen deels naar rustoord Oost-Duitsland. Een derde generatie hardliners nam het over waarbij echter de vroegere rigide structuur van de bende verdween, mede onder druk van de justitiële klopjacht. Dit bood `derden’ de ruimte voor infiltratie en manipulatie. De schrijvers van het boek gaan zelfs zover te veronderstellen dat op dit moment de hele RAF overgenomen is door een `derde’ sector maar dat is moeilijk te geloven.
De `wisseltheorie’ wordt ook vaak gebruikt om te verklaren hoe de Rode Brigades onder vreemde vlag zijn komen te varen. Vlak voor de ontvoering van Moro werd immers een belangrijk deel van de top – tevens oprichters, dus de mensen met de meeste kennis – gearresteerd. De arrestanten waren voorstander van de ontvoering van Andreotti, een man met aantoonbare banden met extreem-rechts en de maffia. Toen ze in de gevangenis zaten, hoorden ze tot hun grote verbazing dat het lot Aldo Moro had getroffen. Door op het juiste moment strategische mensen en kennis uit te schakelen en gebruik te maken van de verwarring, konden de infiltranten misschien de stap maken om de actie om te buigen.
Kinderen van de revolutie
De Rode Brigades worden, onder andere wegens de duistere omstandigheden rond de moord op Moro, het vaakst genoemd als verdachte van dubbelspel. Over groepen als de Spaanse GRAPO, het Japanse Rode Leger, het Franse Action Directe, INLA in Ierland en de Belgische CCC circuleren echter vergelijkbare geruchten.
De meeste bekende `stadsguerrilla-groepen’ zijn natuurlijk authentieke kinderen van de linkse familie. Ze ontstonden uit een brede linkse beweging na de inspirerende omwenteling van 1968, terwijl Vietnam en omgeving platgebrand werd en in Latijns-Amerika en Algerije de wapens bevrijding leken te brengen. De oorsprong is dus traceerbaar, al zegt dat ook niet alles. Maar ze gingen – gedwongen door de achtervolging door een machtig repressie-apparaat – steeds dieper ondergronds en werden steeds sectarischer. Wat er tijdens die reis gebeurde is moeilijk te volgen. Wie bepaalt er na verloop van tijd nog wat er gedaan wordt en welke doelen aangevallen moeten worden?
In hun reis steeds dieper ondergronds om de revolutie door te kunnen zetten, ontwikkelden de `stadsguerrilla-groepen’ systemen van vergaande compartimentering. Een uitgekiende celstructuur moest de organisatie beschermen tegen infiltratie en het uitlekken van informatie. Paradoxaal genoeg maakt juist deze celstructuur infiltratie en manipulatie makkelijker. Vooral als de organisatie gedwongen wordt steeds meer in het buitenland te opereren waar veel zaken minder goed gecontroleerd kunnen worden. Hier zijn ook goede voorbeelden van. Neem die gewelddadige onafhankelijkheidsgroep op de Canarische Eilanden, MPAIC, die een `commando’ in Madrid wilde opzetten om de druk te vergroten. Ze kregen contact met de notoire GRAPO(6), om precies te zijn met de daar aanwezige infiltrant van staatsveiligheid. Deze kreeg vervolgens de volledige autoriteit om het Madrileense commando op te zetten en liet in overleg met zijn werkgever een stel bomaanslagen uitvoeren.(7)
Wat het geheel nog ingewikkelder maakt, is dat de actiegroepen al snel verbanden sloten met organisaties buiten Europa, zoals met extremistische Palestijnse fracties. Soms werden ze daar in vergaande mate van afhankelijk. Deze beide ontwikkelingen hebben in theorie een invloed van `derden’ mogelijk gemaakt. Daarbij is het goed mogelijk dat de `commando’s’ zelf overtuigde linkse idealisten zijn terwijl ze zonder het goed te beseffen meewerken aan de strategie van anderen. Ze worden, met andere woorden, gebruikt.
Langzamerhand is er meer bekend geworden over de activiteiten van radicale Palestijnse groepen waarmee de Westeuropese verzetsbewegingen samenwerkten. De Palestijnen waren steeds verbonden aan bepaalde Arabische staten en hun geheime diensten die weer hun eigen belangen hadden. Hierdoor ontstond een ondoorzichtige kluwen van belangen waarbij onduidelijk was wie nu waar aan trok. Een bepaald land kon bijvoorbeeld geheime onderhandelingen aangaan met de CIA, waarna een ruilhandel in terreur (of juist het staken daarvan) ontstond en waarin de terreurgroep een rol kon spelen zonder het te weten. Zo schetst David Yallop in zijn boek over Carlos een wespennest waarin de terreurgroep van Abu Nidal voor allerhande opdrachtgevers werkt, waaronder Israël!(8) Uit een onlangs uitgezonden serie documentaires van de BBC over de CIA, die ook op RTL5 te zien was, blijkt dat de CIA in 1976 een belangrijke geheime deal met de PLO gesloten heeft waarbij het gebruiken van de banden met de Rode Brigades een voorname troef was.
Al langer bekend, maar daarom niet minder verontrustend, is dat sommige van dezelfde Arabische partners van de anti-imp-groepen zaken deden met puur fascistische organisaties. Berouwvolle terroristen hebben bijvoorbeeld verklaard dat in dezelfde kampen waar zij opleiding kregen ook neonazi’s werden getraind. Hierdoor kregen aanhangers van de komplottheorie nieuwe munitie. Uit onder meer de eerdergenoemde Aginter Press-papieren bleek dat de fascistische spanningsstrategen een speciale plek voor radicale linkse groepen hadden ingeruimd. Ze bedachten dat voor hun `linkse’ terreur vergaande infiltratie van extreme linkse groepen vereist was. Waar nodig zouden dergelijke groepen zelfs opgericht moeten worden. Dat dit meer dan hersenspinsels zijn, blijkt wel uit het feit dat in Italië voortdurend mensen met een fascistisch verleden ontdekt zijn in de top van extremistische (eerst anarchistische, later vooral Maoïstische) groeperingen.(9) Veel van de ontdekkingen stammen uit de jaren zeventig maar de fascistische `onderzeeërs’ hebben eerder blijk gegeven van een lange adem en kunnen zich zelfs nu nog als links voordoen.
Daar komt bij dat een opvallend aantal voormalige Maoïsten ver naar rechts afgedreven is. Er bestaat in extreem-rechtse kringen sinds enige jaren zelfs een ware internationale stroming die `Derde Positie’ gedoopt is en zichzelf `nationaal-revolutionair’ noemt. Ze zoekt onder meer toenadering tot bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld. Het is niet eens zo verbazingwekkend als je bijvoorbeeld bedenkt dat de Chinese regering altijd steun gegeven heeft aan de Angolese terreurbeweging UNITA die sinds de onafhankelijkheid in 1974 tegen het linkse MPLA bewind vecht.
Mensen uit deze hoek kunnen, zeker als ze een extreem-linkse bagage meetorsen, mee gaan draaien in kringen van anti-imperialistische groepen. In dit kader is ook zeer verdacht dat de Franse groep Action Directe en het Belgische CCC connecties hadden met een organisatie als de pro-Syrische Libanese FARL. De FARL voerde de beruchte bommencampagne in Parijs in 1986 uit om vrijlating af te dwingen van een van haar leden, Ibrahim Abdallah. Maar bij dezelfde FARL werden ook keiharde neofascisten aangetroffen als Odfried Hepp en Gerhard Topfer van de doodenge, sinds 1980 verboden Wehrsport Gruppe Hoffmann.(10)
Het spiegelpaleis
“De moord op Moro was het meest zinloze en absurde initiatief dat de gewapende groepen ook maar hadden kunnen verzinnen” Autonomie-voorman Toni Negri die van een authentieke actie uitgaat. Interview met H.Partridge, 1980, in Frans van den Oudenrijn.
Het terrein van (contra-)terrorisme is wel het laatste dat zich laat onderzoeken. Er bestaat nauwelijks een groter spiegelpaleis; de feiten spreken nooit voor zich maar zijn altijd op meerdere manieren te interpreteren. `Bewijzen’ kunnen nooit vertrouwd worden want er woedt ook een grote propagandaslag. Bovendien is het haast onmogelijk om inzicht te krijgen in de beweegredenen van de (geheime) overheidsorganen. Er bestaat een ruime glijdende schaal: van operaties voor het verkrijgen van inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het oprollen van verzetsgroepen naar daadwerkelijke manipulatie. Het kan logisch zijn dat een geheime dienst een ondergronds groepje een tijdje dóór laat werken, omdat daardoor bewijsmateriaal verzameld kan worden. Maar hetzelfde fenomeen kan ook wijzen op medeplichtigheid van die dienst aan de acties van de groep.
De verzetsgroepen zelf staan niet bepaald bekend om hun grote medewerking aan kritisch onderzoek. De grote geheimzinnigheid was natuurlijk een voorwaarde om aan opsporing te ontsnappen. Maar daarnaast koesterden zij een extreme vorm van sectarisme en voorhoededenken. Kenmerkend voor groepen als de RAF, Action Directe of GRAPO is dat ze lange tijd onvoorwaardelijke trouw van de sympathisanten eisten. Kritiek of vragen werden afgesnauwd en als “smerissenmentaliteit” afgemaakt. Discussie werd met hand en tand tegengegaan. De theoretische bijdrage van de groepen zelf bestond uit stukken en `communiqués’ in een onverteerbaar betonnen jargon die met veel woorden erg weinig duidelijk maakten. Het deels zelfgekozen isolement deed elke gedachtenuitwisseling over de gevolgde strategie en de bijeffecten daarvan de das om en heeft daardoor de kans op manipulatie vergroot.
Pas de laatste jaren klinken vanuit de RAF-gevangenen andere geluiden over de te volgen strategie nadat ze na een mislukte hongerstaking tot openlijke onderhandelingen met de machthebbers overgingen.
Gewapend Nederlands
Waarschijnlijk is Gardiner (alias Wood) de bekendste provocateur in Nederland. Tenzij we ons de legger van de Metro-bom willen blijven herinneren die in 1975 de anti-Metro-beweging in Amsterdam kapot had willen maken. De Amerikaan John Paul Gardiner werkte zich eind 1983 naar binnen in kringen van radicale tegenstanders van atoomwapens bij de luchtmachtbasis Woensdrecht. De bewoners van het tentenkamp aldaar wilden, evenals een reusachtige vredesbeweging, de plaatsing van een nieuwe generatie atoomraketten verhinderen. Gardiner, die vermoedelijk voor de Amerikaanse National Security Agency en de BVD werkte, probeerde de tentenkampers tot bomaanslagen aan te zetten, waarschijnlijk om daarmee de hele vredesbeweging in diskrediet te brengen. De munitie voor de bomaanslagen haalde hij in de vorm van raketten van een Belgische militaire basis (waar de bewaking op de nacht van de diefstal opvallend afwezig was). Door een reeks stommiteiten, Gardiner zelf bleek ook niet de snuggerste te zijn, liep hij tegen de lamp. Hij werd door activisten aan de tand gevoeld en bekende een gedeelte van zijn verhaal waarna hij vertrok. Later werd hij nog gearresteerd en tot een gevangenisstraf veroordeeld waarvan hij maar een deel hoefde uit te zitten.(11)
In Nederland ontstond in de jaren zestig de Rode Jeugd (RJ), een aanvankelijk vooral in Eindhoven actieve groep die geweld als middel om “revolutie te bewerkstelligen” niet afwees. De groep claimde in het begin van de jaren zeventig verschillende bomaanslagen en deed een goedbedoelde poging om Philips geld af te persen. Het geld was bestemd voor Griekse verzetsgroepen die tegen het militaire bewind vochten. De Rode Jeugd trok meer dan gemiddelde aandacht van de BVD die de leden van de RJ in samenwerking met de politie hardhandig achterna zat en verwoede pogingen deed om te infiltreren. Dat laatste had enkele lachwekkende resultaten.(12) Zo verdween een pistool dat de BVD aan een infiltrant als lokaas meegegeven had spoorloos. Ook werd een lid van de Rode Jeugd in 1972 opgepakt op beschuldiging een pistool in zijn auto verborgen te hebben terwijl hij geen rijbewijs of auto had! Er zijn wel vele RJ-leden opgepakt en in sommige gevallen verdwenen ze lange tijd achter de tralies waarbij duidelijk sprake was van `geconstrueerd bewijs’.
Bij een rechtszaak tegen een voormalig RJ-lid in 1984 – wiens huis in 1980 op mysterieuze wijze de lucht in vloog – werd bekend dat een lid van het uit de Rode Jeugd voortgekomen Rood VerzetsFront (RVF), Gerrit van der Wolk, voor de BVD werkte. Hij zou dit in 1981 bekend hebben aan de toenmalige leider van het RVF, Adrie Eeken, die onder bedreiging jarenlang zijn mond hield.(13) Nog weer later bleek dat er een verband bestond met de eerdergenoemde Celler Loch-operatie in West-Duitsland. Via de Nederlandse radicalen had de toegang tot de RAF vergemakkelijkt moeten worden. Westduitse geheime agenten werkten daarbij samen met Nederlandse diensten. De man wiens huis verwoest werd, had medewerking geweigerd.
`Kamphuis’ (zie ook “Operatie Homerus”, uit 1998 door OBIV)
De laatste jaren liepen twee infiltranten uit RVF-kringen, die beide veel meer gedaan hadden dan alleen infiltreren, tegen de lamp. In Nijmegen gebeurde dat na een omvangrijk onderzoek door linkse activisten die in 1990 de hele (lokale) afdeling van de Plaatselijke Inlichtingen Dienst (PID) in kaart brachten en daarbij ook informanten fotografeerden die regelmatig een onderhoud met PID-ers hadden.(14) Een van de informanten bleek de vroegere `kraker’ C. van L., alias Rob Kamphuis. Deze had tot in 1981 in de Nijmeegse kraakscene gewerkt en was daar een van de hardliners. Hij speelde een hoofdrol in de plaatselijke RVF-groep en heeft meerdere keren mensen aangezet tot levensgevaarlijke acties, zoals een poging tot een bomaanslag op een tent van een openbare tentoonstelling van de politie in 1979. Ook speelde hij even later een rol bij een actie tegen de vierdaagse waarbij een man op weg met een brandbom gepakt werd. Kamphuis liep in de Nijmeegse kraakscene en de anti-kernenergiebeweging voortdurend te stoken omdat het allemaal niet radicaal genoeg zou zijn. Geweld moest er komen! Na 1981 ging hij vooral in criminele kringen verder.
Na zijn ontmaskering in 1990 vertrok hij met een door de BVD verzorgde uitkering naar Griekenland. In 1992 hield de uitkering op en keerde de infiltrant naar Nederland terug om zijn beklag te doen. Toen dat niet hielp, pleegde hij enkele overvallen waarna hij opgepakt werd. Achter gesloten deuren werd hij tot een jaar veroordeeld. In de gevangenis klapte hij in januari 1993 uit de school tegen een journalist van De Gelderlander, waarschijnlijk om zijn vroegere werkgevers onder druk te zetten.(15) Hij vertelde onder meer dat hij koeriersdiensten aan de RAF verleende en net in Parijs was toen daar een aantal belangrijke RAF-leden werd opgepakt. Maar lang niet alles wat hij rondstrooit, is even betrouwbaar, de man staat bekend om zijn levendige fantasie.
De chantage van Kamphuis werkte blijkbaar want na enkele weken liet hij via zijn advocaat weten dat hij afspraken met andere journalisten zou afzeggen omdat hij een lucratieve deal had gesloten. Kort daarvoor had hij in het Huis van Bewaring bezoek gehad van BVD-ers. In maart 1993 werd hij plotseling vrijgelaten, voordat hij zijn straf geheel had uitgezeten, en de verrader vertrok weer naar het buitenland. De zaak kreeg verder, op een uitzending van het VPRO-radioprogramma Argos op 21 mei 1993 na, geen enkele aandacht van de media.
Hester
Lex Hester werkte in de Amsterdamse linkse boekhandel het Fort van Sjakoo. Hij was daar al eens in 1981 weggestuurd “omdat hij zijn werk niet goed deed”. In 1989, als er een nieuwe generatie boekhandelaren in het Fort werkt, keert hij terug. Hij is specialist in `gewapend verzet’ en pronkt met een enorm archief waar activisten (na achterlating van naam en adres) zaken uit kunnen kopiëren maar biedt ook hier en daar wapens en explosieven aan. Hij begint dat jaar het blad het Info uit te brengen, vol met vertalingen van anti-imp-groepen uit het buitenland. Het blad lijkt een opvolger van de dan opgedoekte Knipselkrant die jarenlang door het RVF vanuit Groningen werd uitgegeven. Het RVF en de Knipselkrant werden de laatste jaren in heel Europa actief geboycot door het radicale wereldje wegens een te militaristische opstelling.
Eind 1990 wordt door Amsterdamse activisten en de boekhandel met een pamflet bekend gemaakt dat Lex een infiltrant is.(16) Hij wordt meteen door de politie opgepakt wegens handel in harddrugs en een tijdje opgeborgen in de Bijlmerbajes. Een echt onderzoek werd echter nooit door de actievoerders uitgevoerd waardoor onduidelijk blijft wat Hester precies deed (en doet!, hij duikt nog steeds af en toe op in een poging zijn archief op peil te houden). De informatie die er is, komt voor een groot deel van de voormalige Zaanstadse PID-chef Bos die in de Nieuwe Revu (op 6, 13 en 20 december 1990) uit wraak omdat hij ontslagen is, over zijn vroegere werk vertelt. Veel onthullingen kunnen wel geverifieerd worden en Hester blijkt al sinds 1978 voor de PID te werken. In 1985 zou hij, volgens Bos, “overgedaan zijn” aan de BZC, de afdeling `terrorisme’ van de CRI, en dus nationaal zijn gaan werken. Hij deed ook wel eens wat voor de Knipselkrant en legde contacten met kringen van politieke gevangenen in het buitenland. Gezien de gigantische verzameldrift van Hester en diens uitgebreide buitenlandse reisnetwerk, heeft hij aan een belangrijk archief over links `terrorisme’ gewerkt. Wie daar vervolgens wat mee deed, blijft jammergenoeg onduidelijk. Daarnaast was hij met zijn blad een actief propagandist van gewelddadig verzet. Naast het Info, verzorgde Hester ook een herdruk van een boek vol RAF-teksten, Widerstand heisst Angriff!!.
Beide infiltranten begaven zich met toestemming en zelfs medewerking van de BVD/PID op crimineel terrein. Hester grossierde onder meer in drugs, verkrachting en brandstichting en mocht van `zijn’ PID-ers als hij af en toe in de bak belandde naar buiten om zijn infiltratiewerk te continueren (en hoeren te bezoeken en cocaïne te gebruiken). Ook Kamphuis werd `beschermd’ crimineel en mocht minstens twee keer stiekem de gevangenis verlaten. Hij probeerde bij het RVF de handel in harddrugs te introduceren als manier om de kas te spekken.
Tussen droom en daad…
“De dood van Aldo Moro overschaduwt al het andere nieuws. Toch geef ik u nu de uitslagen van de paardenrennen.” (France-Inter 10-05-1978, 16.00 uur)
De meest extreme komplottheorie, die al het linkse terrorisme beschouwt als een bedenksel van spanningsstrategen, al dan niet geholpen door de CIA, gaat niet op voor het Noordeuropese `gewapende verzet’. Aanhangers van deze theorie, die met Gladio nieuwe brandstof kreeg, ontkennen de authentieke politieke wortels van de anti-imperialistische organisaties. Toch duidt veel er op dat manipulatie door `derden’ een veel groter rol heeft gespeeld dan lang werd gedacht of toegegeven.
Er worden voortdurend infiltranten ontdekt binnen gewelddadige linkse clubs. De autoriteiten praten ontdekking van hun agenten steevast goed met het argument dat de infiltranten nodig zijn voor het verkrijgen van informatie. Als blijkt dat de infiltranten meer doen dan de oren openhouden, wordt dat weer verdedigd met het verhaal dat de agenten wel actief mee moeten doen om niet door de mand te vallen. We zitten dan al midden in het spiegelpaleis.
Er zijn verschillende andere verklaringen. Het kleinste komplot doet zich voortdurend voor waar geheime diensten meer weten dan ze aan de politie doorgeven. In het kader van optimaal inlichtingenwerk is het vaak in het belang van de geheime diensten dat de politie de daders niet arresteert. Hier begint echter een glijdende schaal naar het toestaan van (een bepaalde vorm van) `terrorisme’. Een bekend voorbeeld in Nederland was het Rood Revolutionair Front in Den Haag. De vier activisten achter dit `front’ mochten in 1986 negen maanden lang onder ogen van de BVD aanslagen plegen.(17) Uit een boekje over activiteiten van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten uit 1993(18) kunnen we ook opmaken dat de BVD waarschijnlijk een aanslag op een luchtmachtkazerne in 1992 liet doorgaan. De grens naar het construeren van politiek geweld is daarmee al overschreden. Het wordt in ieder gevel toegestaan.
De manipulatiemiddelen die staatsorganen bezitten, zijn talrijk en soms opvallend eenvoudig. Het bekende voorbeeld van de Amerikaanse nationale counterinsurgency-campagne Cointelpro, die in het begin van de jaren zeventig ingezet werd om met alle middelen linkse bewegingen te torpederen, toont aan hoe alleen al het gericht verspreiden van vervalste briefjes en verklaringen een vernietigende uitwerking kan hebben. In veel gevallen hoeven diensten ook niet eens lijfelijk te infiltreren. Door bepaalde acties, bewegingen en blaadjes toe te staan en andere af te stoppen, kan de samenstelling van de radicale beweging al voor een deel bepaald worden. Het is in dat kader verontrustend dat er bij alle belangrijke Europese `stadsguerrilla-groepen’ aanwijzingen zijn dat de autoriteiten ze hun gang lieten gaan. Zowel in het geval van de CCC, de GRAPO, de Rode Brigades, de RAF en Action Directe zijn gevallen bekend waarbij er niet ingegrepen werd terwijl de autoriteiten op papier in hevige achtervolging waren. De Franse schrijver Serge Quadruppani ontdekte dat de terreurgroep Action Directe bij haar tweede leven – de groep was al eens opgerold en kreeg amnestie van Mitterand – eerst door de Franse diensten ondergronds gedreven werd. Vervolgens werden de terroristen, ondanks allerlei overvallen en aanslagen, lange tijd met rust gelaten. De rest van radicaal links werd daarentegen grondig mishandeld.
Eén ding is zeker: het spektakel van het politieke geweld heeft het panorama van de (linkse) politiek in West-Europa af en toe grondig beïnvloed en het effect is zeker niet altijd ten gunste van links geweest. Alleen daarom al zou radicaal links de eigen (?) acties met argusogen moeten volgen.
In het geval van Hester en `Kamphuis’ is duidelijk dat ook in Nederland aan de constructie van terrorisme gewerkt werd. Hoe ver dit komplot strekt en in hoeverre er sprake is van internationale samenwerking, blijft onduidelijk. Met Hester’s minutieuze archief kan in ieder geval een aardig arsenaal aan valse-doch-geloofwaardige `kommunikees’ worden aangelegd…
Noten:
(1) De ware naam van `Kamphuis’ is in Nijmegen en omstreken al lange tijd bekend. De redacteuren van een VPRO-programma over de infiltrant werden door de BVD vlak voor de uitzending gewaarschuwd voor de gevolgen van het noemen van zijn ware naam. De VPRO liet daarom de naam achterstevoren klinken. Dat klonk als “tuohseiL nav seeC”.
(2) De zwaarbeladen benoeming `terrorisme’ wordt al te vaak propagandistisch en onnauwkeurig gebruikt. We zullen de discussies hierover niet overdoen. Voor een goed overzicht leze men bijvoorbeeld de werken van Chomsky en Herman, vermeld in de literatuurlijst. In het geval van linkse gewelddadige acties is de grens met terrorisme, ook als dat nauwkeurig omschreven wordt, soms moeilijk te trekken. Met Chomsky trekken we de grens in ieder geval daar waar “bewust willekeurige slachtoffers worden gemaakt”. Groepen die vliegtuigen vol vakantiegangers kapen of granaten in volle restaurants mikken, zijn de grens ver voorbij. Men kan het tegelijkertijd moeilijk met Chomsky oneens zijn dat volgens deze maatstaven de meeste westerse staten tot de grootste terroristen horen.
# citaat als illustratie? Uit Transatlantik 4/1984 zoals in Frans van den Oudenrijn:
Vraag GdL: “Enkele jaren geleden leek Italië nog het beloofde land voor gefrustreerde revolutionairen uit de noordelijke Europese landen. En toen ineens zag het ernaar uit dat de Italiaanse beweging met haar onweerstaanbare opmars van de ene op de andere dag van het toneel verdwenen was.”
Antwoord autonomie-theoreticus Toni Negri: “Zij is niet van het toneel verdwenen. Je moet absoluut niet vergeten wie er verantwoordelijk is voor de nederlaag van de beweging. Dat is ten dele de staat met zijn onmogelijkheid tot democratisch vernieuwing. Ten dele echter het terrorisme, de opkomst van een werkelijk onmenselijk, vernietigend en waanzinnig terrorisme dat in zijn spiegelstructuur van de staatsmacht op een gegeven moment de situatie in de hand had…”#
(3) Zie o.a. Frédéric Laurent.
(4) Zie Jos Van der Velpen.
(5) G. Wisnewski e.a., Das RAF-Phantom. Wozu Politik und Wirtschaft Terroristen brauchen, Knaur 1992.
(6) Sinds 1975 opererende Spaanse terreurgroep, nu grotendeels in de gevangenis.
(7) José Díaz Herrera en Isabel Durán, Los Secretos del Poder, Ed. Temas de Hoy, Madrid 1994.
(8) David Yallop, De jacht op de jakhals, Van Gennep Amsterdam 1993.
(9) Zie voor een groot aantal voorbeelden Ultimatum (#5, 1989).
(10) Abdallah werd in Frankrijk verdedigd door de advocaat Vergès die een zeer links verleden heeft en ook gevangenen van Action Directe onder zijn hoede had. Evenals de oorlogsmisdadiger Klaus Barbie, de `slager van Lyon’, wat geen uitzondering is want Vergès blijkt wel meer banden met hoge fascisten te hebben.
(11) Zie De Affaire Gardiner, Amok Pamflet, mei 1985 en: Jos Vander Velpen.
(12) Zie Frans Dekkers en Daan Dijksman, ‘n Hollandse Stadsguerrilla, Balans Amsterdam 1988 en Peter Klerks.
(13) Peter Klerks, p 97.
(14) Zie De Tragiek van een Geheime Dienst, anoniem, Nijmegen 1990.
(15) Gelderlander 30 januari 1993.
(16) Zie bijlage NN 73, de brochure Gleufhoeden, BIPS, Zaandam en VPRO radio-uitzending 11 januari 91
(17) Zie Peter Klerks p 79.
(18) De Rode Oortjes, Wie niet weg is, is gezien, Ravijn 1993.
Literatuurlijst (een lijstje in dit kader belangwekkende boeken):
* Gianfranco Sanguinetti, Over het Terrorisme en de Staat, Wereldvenster 1982.
* Laurent Dispot, De Terreurmachine, Wereldvenster 1980.
* Jos Vander Velpen, De CCC, EPO 1987.
* Oliver Tolmein, Stammheim Vergessen, Konkret Literatur Verlag 1992.
* Peter Klerks, Terreurbestrijding in Nederland 1970-1988, Ravijn 1989.
* Phillip Willan, Puppetmasters, Constable & Co. London, 1991.
* Covert Action Quarterly, Washington.
* Jan Willems (red.), Gladio, EPO 1991
* Noam Chomsky, The Culture of Terrorism, South End Press 1988
* Walter Laqueur, The Age of Terrorism, Little, Brown and Company, Boston 1987
* Serge Quadruppani, L’antiterrorisme en France, ed. La Découverte, Paris 1989.
* Frédéric Laurent, L’orchestre Noir, ed. Stock, Paris 1978
* Edward Herman en Gerry O’Sullivan, The “Terrorism” Industry, Pantheon Book, New York 1989.
Uit: Welingelichte Kringen, 1995, buro Jansen & Janssen. Door Kees Stad