“Ik vermoed dat er lijsten zijn van mensen die iets met kraken te maken hebben, of te maken hebben gehad. Waarschijnlijk wist de politie na de bomaanslag op het Auroragebouw niet waar ze het zoeken moest en dacht: ‘laten we maar eens op die kraaklijsten kijken.’
De signalementen waren ‘een kale kop’, ik denk dat ze in dat krakersbestand zijn gaan zoeken, dat ze daar de kale koppen uitgehaald hebben en aan die getuigen hebben gevraagd: ‘is het soms een van deze kale mannen geweest?’ En dat die getuige toch wel erg zijn best heeft willen doen en heeft gezegd: ‘Ja dat is hem’ of ‘die lijkt erop’.” Jan Karel -hier aan het woord- zat in juli van dit jaar tien dagen vast op verdenking van het plaatsen van de bom bij het Aurora- gebouw. Hij weet nog steeds niet waarom juist hìj werd opgepakt. Buro Jansen & Janssen onderzocht met Jan Karel en zijn advocaat hoe de politie er toe kwam een willekeurige persoon te behandelen als regelrechte terrorist. Er was geen concrete verdenking, laat staan enig tastbaar bewijs. Het enige spoor was een niet te achterhalen aanwijzing die in zijn richting wees, afkomstig uit het archief van de Criminele Inlichtingendienst van de Amsterdamse politie (CID).
De reconstructie
30 juni, vrijdagavond om half twaalf is er een explosie bij het Auroragebouw op de kop van de Overtoom. Een politiebusje van het wijkteam Helmersstraat is vrij snel ter plaatse en gaat met twee ooggetuigen de man die de tas met de bom plaatste achterna. Tot tweemaal toe verliezen ze de mogelijke dader uit het oog, omdat het busje door drukte op de Nassaukade niet tijdig kan keren.
Angst voor een confrontatie met zwaarbewapende terroristen leidt tot doorslaggevende besluiteloosheid. De agenten krijgen ruzie over de te volgen strategie en kunnen het hoofdbureau niet bereiken via de mobilofoon, omdat ook daar teveel verkeer is.
Uiteindelijk leidt de achtervolging tot niets. De agenten zijn inmiddels berispt. Op het politiebureau blijkt dat er alleen vage signalementen van de dader zijn, die ook nog verschillen van elkaar. De agenten weten niet meer dan dat het een blanke man betrof. De getuigen komen niet verder dan ‘breed postuur’ en enkele algemene duidingen als ‘onguur’, ‘agressieve blik’, ‘stierennek’ en ‘blank doch een negroïde uiterlijk’. De geschatte lengte varieert van 1.75 m. tot 1.90 m. Over één ding is echter iedereen het eens: de dader had een kaal hoofd.
Tussen de eerste foto’s die de getuigen te zien krijgen zit niemand die aan de omschrijvingen voldoet.
Maar nadat met één van de twee getuigen een compositietekening is gemaakt, gaat het ineens heel snel. In een mysterieus proces verbaal (gedateerd: 30 juni, de dag dat de bom geplaatst werd) staat dat uit “binnengekomen CID-informatie” is gebleken dat “deze compositie-tekening een sterke gelijkenis (vertoont) met een man genaamd Jan X.” die “woonachtig zou zijn op een woonboot, gelegen in het water van de Schans te Amsterdam”.
De volgende stap in het politie-onderzoek is het Bevolkingsregister. Daar verstrekt men -op zondag, geen probleem- de volledige personalia, het adres en een recente foto van de man die voluit Jan Karel X. heet.
Dezelfde avond krijgt de getuige een serie portretten van kale mannen te zien en juist de foto van Jan Karel houdt hij wat langer vast. Volgens het proces verbaal heeft hij toen gezegd, dat dit de dader zou kunnen zijn, maar dat hij het niet met 100 procent zekerheid durfde te zeggen omdat de foto niet zo duidelijk was.
Bovendien miste hij de agressieve uitdrukking en de rimpels in het voorhoofd. De getuige heeft dit proces verbaal niet ondertekend en waarschijnlijk niet eens gezien.
De CID-informatie en deze onzekere herkenning leveren voor de politie en de rechter-commissaris kennelijk voldoende ‘redelijk vermoeden’ op om over te gaan tot de inzet van een reeks zware dwangmiddelen. Vanaf maandagochtend wordt Jan Karel voortdurend geobserveerd en gevolgd; zijn telefoon wordt afgetapt en zijn post achtergehouden.
Dinsdag bekijkt de getuige opnieuw een serie foto’s. Hij maakt een opmerking over het feit dat Jan Karel er weer tussenzit. Het proces verbaal van deze confrontatie ontbreekt.
Vanaf die dag krijgt de getuige alleen nog maar foto’s van Jan Karel te zien, gemaakt terwijl hij onder observatie stond. Volgens het proces verbaal is de getuige er dan wel voor 99% zeker van dat het de dader is. Ook dit proces verbaal is niet door de getuige ondertekend.
Aan het einde van de week ontdekt Jan Karel dat er geen post in zijn postbus ligt. “Ik verwachtte wel post. Als je door de postbus heenkijkt is daar in de St. Anthoniebreestraat helder licht achter omdat er een raam zit. Ik zag achter mijn bus een briefje hangen en ik kon in spiegelbeeld lezen: “Post achterhouden”. Ik dacht wat krijgen we nou? Ik heb dat briefje eruitgepakt. Als je je arm diep in die postbus steekt dan kan je daarbij.” Hij maakt een copie van het papiertje en gaat er mee terug naar het postkantoor.
Na een smoes (“zeker iets dat niet in je bus paste”) verwijst men hem door naar de bedrijfsrecherche. Het is inmiddels vrijdagmiddag tegen vijven en is er nergens meer iemand te bereiken.
(Die avond, op 6 juli, explodeert bij de Banco de Viscaya op de Herengracht de tweede bom).
“Op maandag ben ik gaan bellen naar de bedrijfsrecherche. Ik werd van het kastje naar de muur gestuurd via de telefoon, ik kwam uiteindelijk in Den Haag terecht bij een meneer die me later heeft teruggebeld. Hij zei: ‘Meneer het is een foutje geweest, een verhuisbericht dat verkeerd opgehangen is. Ga maar terug naar het postkantoor en ga het met hun maar in orde brengen.’ Ik werd tamelijk boos en had er genoeg van.
Ik ben zo stom geweest om toch naar het postkantoor te gaan en daar ben ik opgepakt.”
Tegelijkertijd worden zijn boot en die van zijn buurman uitgebreid doorzocht, er komen zelfs duikers aan te pas. De Oude Schans is drie uur lang afgezet voor alle verkeer en de pers maakt uitgebreid opnames van de plek waar de politie de bommenlegger dacht te vinden.
“De eerste dag na mijn arrestatie werd me gevraagd: ‘Wat heb je gedaan die avond?’ Ik wist het toen niet meer precies, maar de tweede dag wist ik het veel beter. Ik had een pen en een papiertje gevraagd, om terug in mijn cel die avond te kunnen reconstrueren.
Ik heb mijn alibi opgeschreven en de volgende morgen aan die rechercheurs laten zien.
Dat briefje ging het dossier in, maar ze waren helemaal niet meer geïnteresseerd in mijn alibi. Ze zeiden ‘We zijn bij Dennis geweest en die kan zich niets herinneren; we zijn bij de Avondwinkel geweest en daar weten ze ook van niets. En er zijn zòveel getuigen die jou die avond daar op de Overtoom gezien hebben…’ Zo begon de intimidatie.”
Het door Jan Karel opgeschreven alibi zit niet in het dossier. Ook in het proces verbaal van het verhoor is niets over het alibi opgenomen.
De andere getuigen die er uiteindelijk bleken te zijn, waren mensen die op de dag vòòr de bom een kale man hadden zien fotograferen op de Overtoom. Deze fotograaf heeft zich later bij de politie gemeld.
Naar een alibi voor die donderdag is Jan Karel overigens nooit gevraagd.
De getuige wordt daags na de arrestatie naar het bureau gehaald met de woorden: “We hebben die man van de foto’s nu in levende lijve, kom je even kijken?” De getuige krijgt Jan Karel te zien via een spiegel in een één-op-één konfrontatie. Volgens het – wederom niet ondertekende- proces verbaal herkent de getuige in Jan Karel de dader en wel voor de volle 100%.
Vrijdag komt Jan Karels buurman, Dennis Y., met een ‘ontlastende verklaring’. Zijn verhaal is in feite niet meer dan een bevestiging van wat Jan Karel zelf al had verklaard: de avond van de bom was een avond als alle andere, ze hadden allebei op hun eigen boot wat gerommeld en t.v. gekeken en maakten een paar keer een praatje. Dennis heeft die week de politie niet gezien.
Rechter-commissaris Van der Vaart weigert zijn verklaring op te nemen, omdat ze een lang weekend de stad uit wil. Hij mag vier dagen later terugkomen. Pas tien dagen nadat Jan Karel is opgepakt, op woensdag 18 juli, heeft de politie voldoende andere kale mannen bij elkaar om de zg. Oslo-confrontatie te houden. De tweede getuige, die tot nu toe achter de hand was gehouden, kiest met 100% zekerheid degene die nààst Jan Karel staat.
De politie wilde per se een dader hebben en dus wordt er met veel bombarie een verdachte opgepakt. Veel ruimte voor twijfel of nuancering is er niet. Zelfs als een week na de vrijlating de aanslagen worden geclaimd door de ETA, verklaart politievoorlichter Klaas Wilting in het NOS-Journaal dat Jan Karel voor de politie verdachte blijft.
Deze zeepbel spat definitief uit elkaar als ter afronding van het gerechtelijk vooronderzoek op 29 augustus de belangrijkste getuige wordt gehoord door rechter-commissaris mw. Van der Vaart. Zijn verklaringen laten niets heel van het politieonderzoek. Om te beginnen heeft de politie niet van iedere foto-sessie proces verbaal opgemaakt. Daarnaast kan de getuige zich wat betreft de eerste keer dat hij de foto van Jan Karel wat langer vasthield, niet meer herinneren of hij toen commentaar op de foto gegeven heeft. Bovendien blijkt nu dat de getuige bij de spiegel- confrontatie een voorbehoud heeft gemaakt. Hij heeft gezegd dat de persoon die hij te zien kreeg ook een dubbelganger van de dader zou kunnen zijn, die weliswaar veel op hem leek, maar wat kleiner was. Dat laatste was nièt opgenomen in het oorspronkelijk proces verbaal.
Advocaat Tijsterman die bij dit verhoor aanwezig was: “Uiteindelijk heeft die ene getuige gezegd: ik herken hem voor de volle 100 procent. Maar daar gaat een verhaal aan vooraf. Bij het bekijken van de tweede serie foto’s heeft de man de foto van Jan Karel eventjes langer vastgehouden dan alle andere foto’s. Hij heeft niemand gekozen. En een aantal dagen later is hem opnieuw een aantal foto’s laten zien, waaronder weer Jan Karel zat en toen zei die getuige tegen de politie: ‘Dàt is die foto die ik vorige keer ook gezien heb’.
Het is heel bekend dat dat soort truukjes door de politie worden uitgehaald. Een getuige kan daardoor gaan denken: misschien is het hem wel, want die heb ik net ook al gezien. Mijn stelling is daarom dat deze getuigeverklaring onrechtmatig is verkregen, omdat de getuige op verkeerde been is gezet.”
Het Openbaar Ministerie zit kennelijk nogal met deze zaak in de maag. Fouten toegeven is moeilijk, dus grijpt men naar voor de handliggende middelen: de zaak wordt eindeloos getraineerd. Essentiële stukken uit het dossier ontbreken, ze zijn wel toegezegd, maar niet opgestuurd en de Officier van Justitie nam ruim de tijd om een beslissing te nemen over het al dan niet vervolgen van Jan Karel.
Pas nu het besluit tot seponering genomen is kan de schadevergoedingsactie gestart worden. Een andere manier om de gemaakte fouten in een onderzoek als dit aan te klagen is er niet in Nederland. Het blijkt zelfs onmogelijk erachter te komen wat de aanleiding was tot de verdenking van Jan Karel: ondanks herhaalde toezeggingen aan de advocaat, maakte het OM afgelopen vrijdag bekend dat de CID-informatie niet wordt vrijgegeven, want CID- informatie is geheim.