6.1. HET SAPTRAJECT
6.1.0. Inleiding
In dit onderdeel van de rapportage wordt ingegaan op de activiteiten die de CID Haarlem/RCID Kennemerland heeft verricht tussen 1990 en 1996 in samenwerking met een vruchtesapfabrikant, die in dit rapport wordt aangeduid als Sapman.
In april 1995 meldde Sapman zich bij de CRI en verklaarde vanaf eind 1991 contact te hebben met Van Vondel en later ook met Langendoen. Aan Van Vondel verstrekte Sapman vanaf eind 1991 informatie over de produktie van vruchtesapconcentraten in Marokko en het vervoer van dit produkt naar Nederland. Nadat Sapman in 1992 een vruchtesapfabriek in België was begonnen, leerde hij begin 1993 Langendoen, eerst onder zijn pseudoniem, kennen. In deze rapportage zal niet de naam waarvan Langendoen gebruik maakte genoemd worden. Die naam wordt aangeduid met ‘Alias’. Op verzoek van Van Vondel en Alias richtte Sapman begin 1994 de vruchtesapfabriek Delta Rio in Ecuador op. Ondanks dat Van Vondel en Langendoen, aldus Sapman, miljoenen guldens in zowel de fabriek in België als in Delta Rio hadden geïnvesteerd moest Delta Rio van Langendoen en Van Vondel in september 1994 gesloten en verkocht worden. Sapman, die deze beslissing niet kon begrijpen, begon wantrouwen ten opzichte van Van Vondel en Langendoen te krijgen. Hij lichtte vervolgens de CRI in. Door de CRI werd Sapman, na een korte oriëntatie, in contact gebracht met de rijksrecherche.
Tijdens het onderzoek van de rijksrecherche zijn de verklaringen van Sapman, waar mogelijk, gecontroleerd en is onderzocht of en zo ja, waarom Van Vondel en Langendoen de fabriek in België financieel hebben gesteund en Delta Rio in Ecuador hebben laten oprichten.
6.1.1. Aanleiding onderzoek
Op 12 mei 1993 meldde een zakenrelatie van Sapman bij het Douane Informatiecentrum (DIC) dat hij van Sapman had gehoord dat deze zou zijn benaderd door Van Vondel, een politieman uit Haarlem, en een zekere Alias, die dan met volledige voornamen en achternaam wordt genoemd. Beide personen zouden onder de naam ‘bedrijf Alias’ in Haarlem een B.V. opgericht hebben waarmee ze in het verdovende middelen circuit zouden willen infiltreren. Omdat vruchtesap als middel werd gebruikt om verdovende middelen te vervoeren zouden zij Sapman hebben verzocht om informatie over vruchtesap en het vervoer daarvan te verstrekken. Tevens zouden zij Sapman gevraagd hebben om de vruchtesappen, die ‘bedrijf Alias’ zou kopen over te nemen. Omdat Sapman niet over de nodige afzetkanalen beschikte, had hij deze zakenrelatie benaderd. Deze collega, die niet goed raad wist met het verhaal van Sapman, verzocht het DIC na te gaan of Sapman werkelijk met de politie van doen had.
Door het DIC werd genoemde informatie nagetrokken. Het bleek onder meer dat opgegeven telefoonnummers op naam stonden van de RCID Kennemerland, op naam van bedrijven die later fake-bedrijven van de RCID Kennemerland bleken te zijn, op naam van Alias en op naam van de echtgenote van Van Vondel. Op 17 mei 1993 werd door het DIC met Sapman gesproken. Sapman verklaarde over zijn contacten met Van Vondel en Alias, en dat hij aan Van Vondel informatie verstrekte en dat hij van hen enige tonnen geld had ontvangen. Ook zei hij te denken dat Alias in werkelijkheid een politieman was. In mei 1993 gaf het DIC voornoemde informatie door aan Barendregt van de CRI. Uit het verdere onderzoek van het DIC bleek dat het hier mogelijk om een undercover-zaak ging. Na een gesprek met Teeven kreeg men bij het DIC de indruk dat een en ander gedekt werd door ‘justitie’. Er werd naar aanleiding hiervan een afspraak gemaakt voor 26 mei 1993 met onder meer Langendoen als chef van Van Vondel. Daarbij zou ook Teeven van de FIOD aanwezig zijn. Dit gesprek ging niet door omdat Teeven plotseling verhinderd was. Een nieuwe afspraak is toen niet gemaakt. Begin 1994 meldde bedoelde collega van Sapman zich wederom bij het DIC. Nu verklaarde hij dat Sapman doende was om iets in Ecuador op te zetten en samenwerkte met mw. Langendoen, een vrouwelijke collega van Van Vondel.
Begin september 1994 had eerder bedoelde zakenrelatie nieuwe informatie over Sapman. Deze informatie werd op 15 september 1994 aan Barendregt van de CRI doorgegeven en hield onder meer in dat Sapman in Ecuador een exportbedrijfje Delta Rio zou hebben en van daaruit sappen naar Europa zou verschepen. Sapman zou daarvoor veel geld van Langendoen en Van Vondel ontvangen. Voorts:
“Een mevrouw met de naam Langendoen zou…. op het bedrijfje in Ecuador werken.
Barendregt die verklaarde dat voornoemde informatie niet bekend was bij de CRI, gaf aan verder onderzoek te zullen doen.
Op 20 september 1994 hadden van de zijde van de CRI Barendregt en zijn collega De Wit een gesprek met Langendoen. Langendoen vertelde dat Sapman informant was in de ‘bekende IRT zaak’ en dat hij al van plan was hem als informant af te bouwen omdat Sapman te veel met derden over zijn activiteiten sprak.
Op 27 september 1994 had Griffioen van het DIC telefonisch contact met Langendoen; deze laatste vertelde aan Griffioen dat de fabriek in België van Sapman 100% zuiver was. Op 3 oktober 1994 vond er, op verzoek van Barendregt, een ontmoeting plaats tussen het DIC en Langendoen. Langendoen vertelde tijdens die vergadering dat er één ton aan geld in het project was gestoken, maar ontkende dat een zus of nicht van hem in Ecuador een rol speelde.
Op 3 april 1995 kreeg voornoemde informatie een vervolg. Op die datum meldde Sapman zich bij Barendregt. De naam van Barendregt had Sapman van het DIC gekregen. In een gesprek met Barendregt en De Wit verklaarde Sapman hetgeen in de inleiding is weergegeven en waarop hierna uitgebreid zal worden teruggekomen.
Na een aantal gesprekken tussen Barendregt” De Wit en Sapman werd het onderzoek eind april 1995 aan derijksrecherche overgedragen. Sapman is door de rijksrecherche meerdere malen gehoord. Tijdens het onderzoek van de rijksrecherche had Sapman nog regelmatig contact met Van Vondel. Deze contacten zijn voor een deel ook visueel geregistreerd. Een aantal gesprekken die Sapman na april 1995 met Van Vondel voerde, werden met toestemming van Sapman op geluidsband vastgelegd.
Zelf wilde Van Vondel geen opening van zaken geven. Zo zei hij op 17 augustus 1995 tegen
Sapman:
maar ze willen mij ook als getuige horen…. ze willen het naadje van de kous weten krijgen ze nooit te weten
6.1.2. MAROKKO
Sapman werd in maart 1990 als getuige gehoord door rechercheurs van de politie Velsen in verband met het aantreffen van een grote Partij cocaïne in vaten gevuld met ingevroren vruchtesapconcentraat, de zgn. ‘Holle Vaten’ -zaak.. Sapman had van één van de verdachten in deze strafzaak vruchtesapconcentraat betrokken.
In september 1991 ging het bedrijf van Sapman failliet. Een zakenman, in dit rapport Taartman genoemd, uit Amsterdam was geïnteresseerd om het bedrijf te kopen onder de voorwaarden dat Sapman bedrijfsleider van het nieuwe bedrijf werd en dat de benodigde sinaasappels betrokken zouden worden in Marokko. Sapman, zo verklaarde hij, mocht niet langer de sinaasappelen inkopen in Spanje ondanks dat de kwaliteit van de sinaasappelen uit Spanje beter was en het transport naar Nederland goedkoper.
Sapman vertrouwde dit niet, dacht aan drugshandel en besloot niet in te gaan op het voorstel van Taartman. Wel nam hij telefonisch contact op met Warmerdam, één van de rechercheurs die hem verhoord had in 1990 en bracht hem op de hoogte van zijn verdenking jegens Taartman. Warmerdam had korte tijd later een gesprek met Sapman in ‘Motel Van der Valk’ in Breda waar hij Sapman voorstelde aan Van Vondel. Deze vroeg Sapman, nadat deze zijn verhaal had verteld, om toch op het verzoek van Taartman in te gaan en voor hem als bedrijfsleider te gaan werken. Sapman besloot aan Van Vondel’s verzoek te voldoen. Van Vondel werd de runner van Sapman.
Half november 1991 reisde Sapman samen met Taartman naar Marokko en bezocht daar een conserven/sapfabriek. Na onderhandelingen werd overeengekomen dat de eigenaar van die fabriek sinaasappelsap zou leveren aan Taartman. Het sap zou vanuit Marokko met vrachtwagens naar Nederland worden getransporteerd. Taartman vertelde wekelijks één transport sinaasappelsap te willen ontvangen. Sapman reisde vervolgens als bedrijfsleider regelmatig naar Marokko. Tijdens deze reizen hield hij Van Vondel bijna dagelijks op de hoogte. Sapman maakte zich zorgen over zijn veiligheid in Marokko. Van Vondel zou hem toen gezegd hebben dat hij zich geen zorgen behoefde te maken en als hij problemen in het buitenland kreeg Van Vondel er voor zou zorgen dat het goed kwam.In het paspoort van Sapman zijn de voor deze reizen benodigde visa aangetroffen.
Het eerste aangetroffen CID-informatierapport in de administratie van de RCID Kennemerland hierover is gedateerd 9 januari 1992.
Begin januari 1992 kon het eerste vruchtesap transport plaatsvinden vanuit Marokko naar Nederland. Van Taartman moest een bepaalde transportondernemer het transport uitvoeren. Toen Sapman Van Vondel daarover informeerde zei deze dat die transportondernemer een hashish-transporteur was.
Op verzoek van Van Vondel heeft Sapman de vrachtwagen van de transportondernemer, toen deze in januari 1992 bij het bedrijf aankwam, bekeken op eventuele geheime bergplaatsen. Ook nam Sapman het kenteken van de vrachtwagen op en gaf dit allemaal door aan Van Vondel. Nadat de vrachtwagen was geladen met lege plastic vaten vertrok deze met bestemming Marokko. Vier dagen later reisden Sapman en zijn echtgenote, hierna te noemen Sapvrouw, naar Marokko om daar aanwezig te zijn bij de produktie van het sap en het laden van de inmiddels gearriveerde vrachtwagen.
Ook nu weer had Sapman vanuit Marokko bijna dagelijks contact met de CID Haarlem. Bij terugkomst in Nederland is de vrachtwagen gevolgd door het ‘team’ van Van Vondel, zoals Sapman dat noemde. Sapman is later met dit ‘team’, dat naar zijn zeggen uit zeven a’ acht personen bestond inclusief Van Vondel, gaan eten in een restaurant.
Van Vondel bevestigde dat hij de vrachtwagen had opgewacht samen met zijn collega Van
Tol.
In de administratie van de RCID Kennemerland zijn over dit eerste vruchtesaptransport CIDinformatierapporten aangetroffen. Daaruit bleek dat de CID inderdaad door Sapman werd geïnformeerd en dat leden van de CID ook eigen waarnemingen hebben gedaan en de vrachtauto hebben zien rijden.
Sapman verklaarde dat er de eerste helft van 1992 een tweede transport vruchtesap moest plaatsvinden vanuit Marokko naar Nederland. Nu ging het om twee vrachtwagens die gezamenlijk heen en terug zouden rijden. Weer nam Sapman contact op met Van Vondel die hem gezegd zou hebben dat zijn chef hem opdracht had gegeven om mee te gaan naar Marokko. Sapman:
“Toen ik wist dat het transport zou gaan plaatsvinden belde ik Joost op die mij zei dat hij instructies had van zijn chef om mee te gaan naar Marokko om daar eens rond te kunnen kijken.”
Langendoen verklaarde daarover dat hij wist dat Van Vondel van plan was om privé mee te reizen naar Marokko, maar dat hij hem dat had ontraden. Hij verklaarde niet wat hij heeft ondernomen toen Van Vondel desondanks toch die reis had gemaakt.
Van Vondel verklaarde dat hij die reis als privé persoon heeft gemaakt.
Van Vondel reisde met het echtpaar Sapman mee naar Marokko en werd daar voorgesteld als een vriend. Sapman:
“in Marokko waren bijna alle kosten voor rekening van Joost. Joost heeft in die week een paar duizend gulden betaald voor onze reis en verblijfkosten.”
Hetgeen Sapman verklaarde kwam overeen met de informatie die werd aangetroffen op een CID informatieformulier.
Over de betaling van deze reis verklaarde Sapman:
“Ongeveer een maand later heeft Joost de kosten voor zijn vliegticket aan mij terug-betaald”
Van Vondel bevestigde dat hij de kosten van zijn vliegticket aan Sapman heeft terugbetaald.
Sapman verklaarde dat hem bij zijn aankomst in Marokko bleek dat de vrachtwagens niet bij de fabriek waren aangekomen en er dus gewacht moest worden. Na een week gewacht te hebben zonder dat de vrachtwagens arriveerden, besloten Sapman en Sapvrouw terug te keren naar Nederland. Van Vondel bleef achter in Marokko en zei tegen Sapman de vrachtwagens te willen afwachten. Terug in Nederland hoorde Sapman dat de vrachtwagens, meteen na zijn vertrek uit Marokko, gearriveerd waren bij de vruchtesapfabriek en na twee dagen laden vertrokken richting Nederland. Onderweg had één van de twee vrachtwagens pech gekregen aan de vriesmotor maar de chauffeur was, ondanks dat de lading ging ontdooien, doorgereden naar Nederland.
Het sap in de vrachtwagen was gaan gisten en onbruikbaar voor consumptie geworden terwijl het sap in de tweede koelwagen van slechte kwaliteit was.
In de administratie van de RCID Kennemerland werd hierover een CID-informatieformulier aangetroffen. De route die de twee vrachtwagens reden en wat de twee chauffeurs hadden gedaan werd daarin onder meer beschreven. Dit rapport heeft als afhandelingscode ’00’ maar wekt de indruk een ooggetuige verslag te zijn. Sapman verklaarde dat Van Vondel alleen met hem en zijn vrouw reisde. Ook Van Vondel verklaarde dit. Toch staan er twee rapporteurs op dit informatieformulier vermeld.
Volgens de verklaring van Sapman is na het debâcle met deze twee vrachtwagens geen sap meer geïmporteerd voor het bedrijf van Taartman ten tijde dat hij daar bedrijfsleider was.
De verhouding tussen hem en Taartman verslechterde. Sapman besloot hierna voor zichzelf te beginnen. In september 1992 huurde Sapman een fabriekshal in België en begon daar een vruchtesapfabriek.
6.1.2.1. Verantwoordelijken
In de tijd dat Sapman informant was in het ‘Marokko-traject’ in 1992 is geen informatie verstrekt aan het Openbaar Ministerie of de korpsleiding.
Langendoen was in deze periode de waarnemend chef van Van Vondel.
Wietzema Menkhorst, vanaf januari 1992 beoogd chef van de divisie recherche in de regio Kennemerland, verklaarde geen wetenschap te hebben over de Sapman.
Uit de verklaringen van Straver en zijn vervanger Van den Berg blijkt dat deze evenmin op de hoogte waren van de informant Sapman en het ‘Marokko-traject’
Evenmin is over dit traject informatie verschaft aan het IRT. Het was een zuiver Haarlemse aangelegenheid. Lith, de leider van het toenmalige IRT, verklaarde geen kennis te hebben van een CID-traject in Marokko.
6.1.2.2. Herkomst informatie
De informatie uit het ‘Marokko-traject’ is hoofdzakelijk afkomstig van Sapman. Langendoen en Van Vondel zijn terughoudend geweest in hun verklaringen. Ondersteuning voor de verklaring van Sapman werd aangetroffen in CID-informatierapporten.
Uit de administratie van de fabriek in België bleek dat Sapman van 13 op 14 mei 1992 had overnacht in een hotel in Casablanca. Dit komt overeen met het tijdstip van het tweede vruchtesaptransport met twee vrachtwagens vanuit Marokko naar Nederland.
Eveneens werd in de administratie van de fabriek in België een nota, gedateerd 19 mei 1992, aangetroffen van het reisbureau ‘Zeebrugge Transport’. Op deze nota staat: ‘Voor het ter beschikking leggen op de luchthaven, drie vliegtuigtickets, Brussels/ Casablanca/ Brussels. Voor dhr. Van Vondel, J, voor dhr. Sapman en mevr. Sapvrouw.
Voorts werd een aantal CID-informatierapporten aangetroffen bij de RCID Kennemerland.
Niet bekend is geworden dat de CID-informatie uit Marokko een recherche tactisch vervolg heeft gehad. In dit ‘Marokko traject’ heeft de CID Haarlem vermoedelijk inzicht willen krijgen in de handel en wandel van Taartman, diens financier, en de door hem ingeschakelde transportondernemer. Vermoedelijk zijn twee chauffeurs in Marokko aangehouden bij latere transporten. Na afloop van het ‘Marokko-traject’ werd dit in de loop van 1993 bij de Rcld gemeld.
6.1.3. BELGIE
6.1.3.1. Opbouw van de fabriek in België
In september 1992 trok Sapman zich, na een woordenwisseling met Taartman terug uit diens bedrijf, en ging verder met zijn eigen bedrijf in België. De Sapvrouw had dit bedrijf al eerder in januari 1992 opgericht op haar eigen naam. Het bestond toen slechts uit een kantoor aan huis. Opnieuw ging Sapman zich bezig houden met de produktie van vruchtesappen. Sapman verloor hierdoor zijn informatiepositie bij Taartman waardoor het contact met de CID Haarlem ook minder werd. Toch hield hij Van Vondel op onregelmatige tijden op de hoogte hoe het met de fabriek in België ging.
6.1.3.2. Civiel geschil met Taartman
Sapman raakte in oktober 1992 verwikkeld in een civiel geschil met Taartman. Bij zijn vertrek uit die fabriek had Sapman geld en goederen meegenomen waarvan hij verklaarde dat deze zijn eigendom waren. Ook Taartman claimde eigenaar hiervan te zijn. Sapman kreeg in maart 1993 de stellige indruk dat hij deze rechtszaak zou verliezen en besloot om de rechter in te lichten dat Taartman een drugssmokkelaar was. In een telefoongesprek vertelde hij Van Vondel van zijn plan. Sapman verklaarde daarover:
“Toen ik dat tegen Joost zei riep hij: “Stop, dat mag je niet vertellen. Wij hebben hier in Haarlem een investeringsclubje waarmee ik vanavond spreek. Misschien willen die wel in de fabriek in België investeren. Bel mij morgen maar op.
Sapvrouw bevestigde deze verklaring. Van Vondel had tegen haar gezegd dat als zij zouden praten met de rechter, de hoofdpersoon niet meer door de politie aangehouden kon worden, hetgeen de politiestrategie zou doorkruisen.
Bij controle is gebleken dat inderdaad tussen Sapman en Taartman een civiel proces is gevoerd. In maart 1993 vond in dat geding een comparitie van partijen plaats.
6.1.3.3. Financiering van de fabriek in België
Omdat het investeringsclubje, waarover Van Vondel had gesproken, bereid bleek om geld te investeren in de fabriek in België berekende Sapman, op verzoek van Van Vondel, hoeveel geld er nodig was om zijn bedrijf weer gezond te maken. Hij kwam uit op een bedrag van f 200.000. Later sprak Sapman in zijn verklaring over een bedrag van f 250.000.
In maart 1993 verzocht Van Vondel Sapman om’s morgens in het ‘Van der Valk Motel’ in Haarlem-Zuid te komen. Daar ontmoette hij Van Vondel die in gezelschap was van een man die zich voorstelde als Alias. Deze Alias vertelde geld uit een erfenis te hebben ontvangen en dit geld te willen investeren. Hij wilde zich niet bemoeien met het beleid van de fabriek maar zou alleen geldschieter zijn. Sapman verklaarde aan Alias het volgende te hebben voorgesteld:
“Mama, mijn vrouw dus, zou de helft van de aandelen van de fabriek in België bank-technisch op papier aan Alias verkopen. De opbrengst, f 20.000 zou als achtergestelde lening teruggestort worden op een zogenaamde “Borgrekening” bij de Spaarkredietbank in België, die ik op naam van Alias daar moest openen. Tevens zou ik op die borgrekening dan nog eens f 180.000 storten. Dit geld zou ik krijgen van Alias. Op grond van die Borgrekening, waar dan f 200.000 op stond, kon ik datzelfde bedrag lenen voor de fabriek in België van de bank. Ik had deze constructie van tevoren zelf uitgedacht en besproken met mijn bank. Alias ging akkoord met dit voorstel”
Volgens Sapman ging Alias met de daar voorgestelde constructie akkoord, waarop Sapman van Van Vondel een bundeltje bankbiljetten ontving. Hiermee liep hij naar de toiletten en telde daar 200 bankbiljetten van duizend gulden. Om de Borgrekening op naam van Alias te kunnen openen bij de bank “Spaarkrediet” had Sapman de juiste personalia van Alias nodig. Toen hij hem daarnaar vroeg viel het hem op dat Alias zijn naam moest opzoeken in zijn agenda. Hij noemde toen zijn gegevens. Deze gegevens noteerde Sapman in zijn agenda. Bij controle van die agenda bleek daarin te zijn vermeld: de voornamen, de familienaam, de geboortedatum, de geboorteplaats, het adres en het semafoonnummer van Alias. Tevens stond daarin de naam en het adres van het bedrijf van Alias.
Later sprak Van Vondel met Sapman op 24 april 1995. Van Vondel.
‘Die agenda thuis heeft u de nummers eruit gehaald en adressen van Klaas
Van Vondel ontkent met stelligheid toen geld aan Sapman gegeven te hebben.
Sapman verklaarde:
‘Ik kreeg geld van Alias wat ik mocht gebruiken voor mijn bedrijf maar wat zijn eigendom blijft. Ik zou toch geen privé “zwart geld” op naam van een mij nagenoeg onbekend persoon zetten terwijl ik dan zelf niet meer over mijn eigen geld zou kunnen beschikken.
Toen Sapman bij deze eerste ontmoeting met Alias aan deze vroeg of hij bij de politie werkte, ontkende deze dat.
Het ontvangen geld werd kort hierna door Sapman gestort bij de bank Spaarkrediet waar hij inmiddels de Borgrekening onder de naam van Alias had geopend.
Sapvrouw verklaarde dat zij van haar echtgenoot had gehoord dat hij een man had leren kennen via Van Vondel die in de fabriek in België wilde investeren. Zij vond het niet vreemd dat Van Vondel daarbij behulpzaam was omdathaar man veel informatie aan de politie had gegeven over het transport van vruchtesappen tijdens zijn werkzaamheden in het bedrijf van Taartman.
Over het storten van geld op rekening bij de bank in België verklaarden Langendoen en Van Vondel dat Sapman, doordat hij om niet vruchtesappen ontving van hen, welke afkomstig waren van dekladingen in het Deltatraject, zwart geld voorhanden had. Sapman was zelf met het plan gekomen om dat zwarte geld te storten bij de bank als borg waardoor hij een lening kon krijgen van die bank.
Verderop wordt besproken hoeveel sappen afkomstig uit Delta-trajecten de politie Kennemerland om niet aan Sapman ter beschikking kan hebben gesteld. Daaruit blijkt niet dat reeds zoveel sappen op het tijdstip van het openen van de ‘Aliasrekening’ aan Sapman waren gegeven, dat daaruit zoveel zwart geld kon worden gegenereerd als in het begin op deze rekening is gestort.
Langendoen en Van Vondel verklaarden dat zij ten behoeve van die rekening aan Sapman de personalia van Alias ter beschikking hadden gesteld. De ter beschikking gestelde personalia zijn de personalia van een bestaand natuurlijk persoon die zijn identiteit, tegen betaling, ter beschikking had gesteld om daarvan gebruik te maken.
6.1.3.4. Activiteiten in de fabriek in België in 1993
Kort na de eerste ontmoeting met Van Vondel en Alias in maart 1993, zo verklaarde Sapman, spraken zij voor het eerst over importeren van fruit uit Zuid-Amerika. Het doel van deze import was ‘het bestuderen van het gehele proces’. In latere gesprekken bleek Van Vondel geïnteresseerd te zijn in de prijs van vruchtenpuree. Sapman verklaarde dat het volgens Van Vondel de bedoeling was dat het bedrijf van Alias gedurende twee a drie jaar lang vruchtenpuree uit Zuid-Amerika zou importeren. Deze puree moest verwerkt worden door de fabriek van Sapman in België.
Sapman gaf in mei 1993, in een gesprek met Van Vondel en Langendoen, aan dat de fabriek in België niet in staat was om grote hoeveelheden vruchtenpuree te verwerken. Om dit bereiken moest in de fabriek in België f 50.000 geïnvesteerd worden volgens Sapman. Dit bedrag werd eind mei 1993 contant door Van Vondel aan Sapman betaald. Met de plannen van Van Vondel en Langendoen als basis werden door Sapman contracten afgesloten met afnemers van vruchtesap. Echter tot juli 1993 werd door het bedrijf van Alias geen vruchtenpuree aan de fabriek in België geleverd. Sapman verklaarde dat Van Vondel en Langendoen hem hadden verteld dat dit werd veroorzaakt door het feit dat iemand, die zij met geld naar Zuid-Amerika hadden gestuurd om vruchtesap te kopen, niet meer terug was gekomen. Gevolg hiervan was dat de fabriek in België niet kon voldoen aan de afgesloten contracten en er vruchtenpuree gekocht moest worden op de vrije markt tegen een hogere prijs. Het verlies dat de fabriek in België hierdoor leed, werd betaald door Van Vondel.
Ook de eerder genoemde collega van Sapman die zich met het DIC in verbinding heeft gesteld, had op 12 mei 1993 voornoemd verhaal gehoord van Sapman.
Eind juli 1993 vertelden Van Vondel en Langendoen aan Sapman dat zij een ander plan hadden, namelijk in één keer duizend ton vruchtesap importeren vanuit Colombia. Ook nu zou de fabriek in België dit vruchtesap moeten verwerken en opslaan. Hiervoor zou de fabriek in België een vrieshuis moeten bouwen. Sapman vroeg, om dit te kunnen realiseren, geld en dat werd hem toegezegd.
Vanaf die tijd ontving Sapman, zo verklaarde hij, om de twee a’ drie weken geld van Van Vondel.
De overdracht van het geld vond meestal plaats, na een gesprek dat Sapman met Van Vondel (en ook wel met Van Vondel en Langendoen) had, in de bar van het Carlton Square Hotel in
Haarlem. Tijdens die gesprekken gaf Sapman aan op welke wijze hij het ontvangen geld geïnvesteerd had. Ook werd bij deze gesprekken door Sapman een schriftelijke verantwoording afgelegd. Deze verantwoording, zo had van Vondel tegen Sapman gezegd, was nodig voor de boekhouder. Na zo’n gesprek verlieten Van Vondel en Sapman de bar en werd buiten het hotel door Van Vondel het geld overgedragen aan Sapman. Langendoen was bij het overhandigen van het geld niet aanwezig.
Sapman verklaarde daarover:
“Per keer kreeg ik 20 à 30 duizend gulden. We praten nu over de periode maart tot oktober 1993. In die tijd heb ik naar mijn schatting ongeveer f 450.000 ontvangen van Joost in Haarlem. Als ik wat nodig had dan belde ik Joost op die dan meestal telefonisch toestemming gaf en zei dat ik dan de volgende week het geld kon ophalen. Elke keer was dat contant en haast altijd in bankbiljetten van f 1000. Een enkele keer waren het briefjes van f 250.”
In de administratie van de fabriek in België werden een aantal rekeningen aangetroffen van het Carlton Square Hotel te Haarlem. Er werden meerdere consumpties afgerekend op deze rekeningen. Sapman verklaarde dat hij deze rekeningen kreeg van Van Vondel na de ontmoeting.
Sapman verklaarde slechts éénmaal van Langendoen zelf geld te hebben ontvangen, in juni of juli 1993 in Haarlem, terwijl éénmaal door Van Vondel aan Sapvrouw, in juni of juli 1994, een geldbedrag werd overhandigd.
6.1.3.5. Kredietrekeningen
Zoals eerder vermeld werd het ontvangen geld door Sapman geheel of gedeeltelijk gestort op de ‘Aliasrekening’. In deze paragraaf zal nader worden ingegaan op het onderzoek bij de bank Spaarkrediet en de Kredietbank beiden in België.
Uit de verklaring van Sapman en uit documenten bleek dat er niet alleen een ‘Aliasrekening’ bij de bankSpaarkrediet was geopend maar ook bij de Kredietbank. De ‘Aliasrekening’ betrof een zogenaamde ‘Kredietrekening’ of ook wel genoemd Borgrekening.
Voordat, met toestemming van Sapman, bij de banken een onderzoek werd ingesteld, zijn de Belgische autoriteiten hiervan op de hoogte gebracht. Zij gaven toestemming om personen in België te horen indien die personen vrijwillig hun medewerking wilden verlenen. Beide genoemde banken waren bereid medewerking te verlenen met inachtneming van hun bankgeheim.
Bij de bank Spaarkrediet bleek dat op 5 mei 1993 een spaarrekening was geopend op naam van Alias. Deze rekening diende als pand voor de kaskredietrekening van de fabriek van Sapman in België welke op 28 oktober 1992 geopend was. De bankdirecteur van de bank Spaarkrediet verklaarde dat Sapman begin 1993 krediet had gevraagd aan de bank voor uitbreiding van zijn bedrijf. Dit was Sapman geweigerd in verband met zijn slechte financiële positie waarna Sapman met het verhaal was gekomen dat hij een geldschieter had gevonden, een zekere Alias.
De formulieren voor het openen van deze rekening en het bijbehorende contract zijn, zo verklaarde de bankdirecteur, via Sapman naar Alias gegaan. De bankdirecteur heeft Alias zelf nooit ontmoet. Op 18 en 26 mei 1993 is er door Sapman respectievelijk contant f 100.000 en ruim f 46.000 gestort op deze rekening. De bankdirecteur meende dat het toen ging om bankbiljetten van duizend gulden. Op 26 oktober 1993 is deze ‘Aliasrekening’ opgeheven bij de bank Spaarkrediet en overgegaan naar de Kredietbank.
De overschrijving naar de Kredietbank werd onderling geregeld tussen beide banken. Gedurende enige tijd heeft zowel bij de bank Spaarkrediet als bij de Kredietbank tegelijkertijd een ‘Aliasrekening’ bestaan.
Bij de Kredietbank werd, volgens de verklaring van de directeur van die bank op 9 juli 1993 reeds een rekening geopend op naam van Alias. Vanaf die tijd werden daar regelmatig aanzienlijke bedragen op gestort waarna op 21 oktober 1993 op deze ‘Aliasrekening’ BF 10.829.954. stond, ongeveer f 595.000). Ook deze rekening stond borg voor een ‘kaskredietrekening’ voor de fabriek in België. Deze bankdirecteur noch andere personeelsleden van zijn bank hebben Alias ooit ontmoet. De documenten waarop de handtekeningen gezet moesten worden werden steeds meegenomen door Sapman die ze enige dagen later weer terugbracht.
Op 21 april 1995 spraken Van Vondel en Sapman elkaar. Tijdens het gesprek vroeg Van Vondel aan Sapman om bij de Kredietbank formulieren op te halen, waarmee het saldo van de ‘garantie-rekening’ van Alias over kon worden geschreven naar de rekening van de fabriek.
Op 19 juli 1995 had Van Vondel een ontmoeting met Sapman. Tijdens het gesprek gaf Sapman een brief en twee overschrijvingsformulieren aan Van Vondel. De bescheiden hadden betrekking op het salderen van de ‘Aliasrekening’ en moesten door Alias ondertekend worden. Halverwege het gesprek was Van Vondel weggegaan om na ongeveer tien minuten terug te keren met de door Alias ondertekende brief en overschrijvingsformulieren.
Uit een vergelijkend handschriftonderzoek, hierna omschreven, bleek dat Van Vondel waarschijnlijk deze formulieren zelf had getekend.
Op 19 juli 1995 overhandigde Sapman voornoemde brief en overschrijvingsformulieren aan de directeur van de Kredietbank. De directeur van de bank weigerde de bescheiden in ontvangst te nemen daar, volgens hem, de handtekeningen op de bescheiden niet overeenkwamen met eerdere handtekeningen van Alias. Uit het vergelijkend handschriftonderzoek, hierna omschreven, bleek dat het zeer wel mogelijk was dat Langendoen deze eerdere handtekeningen had gezet.
Op 20 juli 1995 gaf Sapman voornoemd bericht door aan Van Vondel. Sapman vertelde tegen Van Vondel dat hij nieuwe formulieren had die Alias moest ondertekenen. Sapman:
“Ja dat weet ja maar dan moet hij tekenen met de handtekening die hij twee jaar geleden gebruikt heeft. Dan moet die maar in zijn agenda kijken. Daar staat hij in. De agenda die hij gebruikt heeft toen we in Haarlem hebben gezeten, de aller allereerste keer.”
Volgens beide bankdirecteuren is de constructie van een Borgrekening waarop een krediet wordt verstrekt gebruikelijk in België.
Voor de bank is dit een nagenoeg risicoloos krediet. Het krediet is voor de cliënt weer aftrekbaar bij de Belgische belasting terwijl vermogens-belasting in België niet betaald behoeft te worden.
6.1.3.6. Vergelijkend handschriftonderzoek
Zowel bij de spaarbank Spaarkrediet als bij de Kredietbank bleken diverse documenten aanwezig te zijn welke voorzien waren van bijschriften, invullingen en de handtekening van
Alias.
Deze documenten waren:
1. Inschrijvingsformulier Handelsregister Kamer van Koophandel en Fabrieken te Haarlem, betreffende onderneming Alias, d.d. 15 maart 1993;
2. Getuigschrift Roerende Voorheffing van de N.V. Spaarkrediet d.d. 26 april 1993;
3. Contract van Service-krediet van de N.V. Spaarkrediet d.d. 5 mei 1993;
4. Verklaring Roerende Voorheffing van de Kredietbank N.V. d.d. 9 juni 1993;
5. Verzoek domiciliering van briefwisseling van de Kredietbank N.V. d.d. 9 juli 1993;
6. Domicilieringsopdracht Kredietbank N.V. behorende bij verzoek ad 5 d.d. 9 juli 1993;
7. Aanvraag opening rekening en/of effectendepot van de Kredietbank N.V. d.d. 23 juli 1993;
8. Inpandgeving van schuldbewijs aan toonder door derde van Kredietbank N.V.
d.d. 26 juli 1993;
9. Inpandgeving van schuldbewijs aan toonder door derde van Kredietbank N.V.
d.d. 24 september 1993;
10. Inpandgeving van schuldbewijs aan toonder door derde van Kredietbank N.V.
d.d. 17 januari 1994;
11. Wijzigingsformulier Handelsregister Kamer van Koophandel en fabrieken te Haarlem
d.d. 1 oktober 1994;
12. Overschrijvingsformulieren Kredietbank N.V. 1 x Saldering termijnrekening, 1 x Saldering renterekening
d.d. 18 juli 1995 en
13. Brief Alias aan Kredietbank N.V. 19 juli 1996.
Aan het Gerechtelijk Laboratorium van het ministerie van justitie werd verzocht te onderzoeken of de betwiste handtekeningen zijn geproduceerd door Langendoen, Van Vondel of geen van beide personen. Als vergelijkingsmateriaal voor het vergelijkend handschriftonderzoek dienden gegevens op declaratieformulieren, processen-verbaal en getekende verhoren van Langendoen en Van Vondel. Deze gegevens werden deels ter beschikking gesteld door de korpsleiding van de regiopolitie Kennemerland.
Na een onderzoek werd door het Gerechtelijk Laboratorium de volgende samenvatting gegeven.
De betwiste handtekeningen zijn in twee groepen te verdelen. Groep 1 betreft de handtekeningen voorkomend op de stukken 1, 2, 3, 11, 12 en 13 en groep II de handtekeningen voorkomend op de stukken 4 tot en met 10. De handtekeningen in groep 1 vertonen sporen van overeenkomst met het beschikbare handschrift van J. van Vondel, de handtekeningen in groep 2 met het handschrift van K.P. Langendoen. In beide gevallen zijn de geconstateerde sporen van overeenkomst evenwel onvoldoende om de handtekening in kwestie met één der gebruikelijke waarschijnlijkheidsgraden aan de betrokkene toe te kunnen schrijven.
Worden ook de op stukken van groep 1 en II getoonde invullingen en bijschriften in de vergelijking betrokken dan kan worden geconcludeerd dat:
– de handtekeningen, invullingen en bijschriften, weergegeven op de stukken van groep 1, als een geheel genomen waarschijnlijk zijn geproduceerd door Van Vondel en
– de handtekeningen en bijschriften, weergegeven op de stukken van groep II, als een geheel genomen zeer wel mogelijk zijn geproduceerd door Langendoen.
Dat zou kunnen betekenen dat de eerste ‘Aliasrekening’ is geopend met behulp van een handtekening gezet doorVan Vondel; ook de formulieren waarmee getracht werd de tweede rekening te beëindigen zouden dan door Van Vondel zijn gezet. De tweede ‘Aliasrekening’ zou dan zijn geopend met behulp van de handtekening van Langendoen.
Opgemerkt dient te worden dat de waarschijnlijkheids-gradaties die door het Gerechtelijk Laboratorium worden gegeven, in afnemende waardering zijn: met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid; hoogstwaarschijnlijk; waarschijnlijk; zeer wel mogelijk en mogelijk.
6.1.3.7. Ontvangen vruchtesappen RCID Kennemerland
Sapman verklaarde de vruchtesappen welke hij ontving van de RCID Kennemerland, altijd op te slaan in een vriesveem van een bedrijf in de buurt van zijn fabriek. Sapman verklaarde daarover dat hij, na het raadplegen van zijn boekhouding, in totaal ongeveer 61 ton vruchtesap moet hebben ontvangen van de RCID Kennemerland.
Op 19 oktober 1995 is bij dat vriesveem in België gecontroleerd hoeveel vruchtesap daar door de fabriek in België of bestemd voor de fabriek in België was aangeboden.
De eerste inslag bij dat vriesveem ten behoeve van de fabriek in België vond plaats op 23 oktober 1992. Er werd toen 17.240 kg vruchtesap ingevroren. Op 9 april 1993 werd voor de tweede maal vruchtesap met een totaal gewicht van 9.695 kg ingevroren. Op 5 juni 1993 werd er 416 kg vruchtesap aangeboden door de fabriek in België zelf, waarna op 2 augustus 1993 de vierde inslag plaats vond. Dit betrof 148 vaten ananassap met een totaal gewicht van 19.208 kg. Afzender was de firma Alias te Haarlem. Onder aan de vrachtbrief stond een handtekening met daaronder geschreven: ‘Alias Haarlem.’
Dat betekent dat tot en met augustus 1993 slechts een betrekkelijk geringe hoeveelheid sappen is aangeleverd aan dit vriesveem.
Hierna vonden vaker inslagen plaats ten behoeve van de fabriek in België bij dit vriesveem. Tussen 2 september 1993 en 10 december 1993 vonden er 19 inslagen plaats. In totaal werd in die tijd ruim 22 ton vruchtesap ingeslagen ten behoeve van de fabriek in België. Vanaf 1 januari 1994 tot 24 november 1994 vonden er nog drie inslagen plaats met een totaal gewicht van ruim 50 ton vruchtesap.
In totaal is tussen 23 oktober 1992 en 24 november 1994 bijna 140 ton vruchtesap ingeslagen bij dit vriesveem ten behoeve van de fabriek in België. Kleine hoeveelheden werden door de fabriek in België zelf aangeleverd. Grote partijen werden aangevoerd door transportondernemers. Dit betrof zes maal een Nederlands bedrijf, tweemaal een Duits bedrijf en éénmaal een Belgisch bedrijf.
Langendoen gaf in een door hem gemaakt en aan de rijksrecherche overhandigd overzicht aan dat de fabriek inBelgië 191.000 kg vruchtesap moet hebben ontvangen. Hij vermeldde dat tussen 5 juli 1992 en 15 maart 1993 in totaal 48.000 kg naar de fabriek in België was gegaan. Het vriesveem gaf als enige inslag in die periode aan ruim 17.000 kg op 23 oktober 1992. Deze opgave van Langendoen kon niet worden bevestigd vanuit het overzicht van alle containers die de RCID Kennemerland heeft binnengebracht.
Tegenover de PEC verklaarde Langendoen op de vraag hoeveel vruchtesappen naar Sapman waren gegaan: “honderden tonnen”. Dit lijkt een te hoog getal. Zo veel sappen blijken ook niet uit het overzicht van alle door de RCID Kennemerland ingevoerde containers.
6.1.3.8. Rol Langendoen
In de loop der tijd kreeg Sapman steeds meer aanwijzingen dat de persoon Alias in werkelijkheid Klaas Langendoen was die bij de RCID Kennemerland werkte. Deze aanwijzigingen waren o.a. een artikel in de krant over de CID Kennemerland waarin de naam Langendoen voorkwam.
Mw. Langendoen, de zuster van Langendoen, ging eind 1993 bij het bedrijf van Sapman werken. Van haar broer die haar bij Sapman introduceerde, hoorde zij toen dat Sapman hem kende als ‘voornaam Alias’. Mw. Langendoen:
Op de avond in november 1993 dat wij, mijn broer Klaas en ik’ op weg waren naar Sapman voor mijn eerste gesprek met hem, vertelde Klaas tegen mij dat Sapman niet wist dat hij Klaas Langendoen heette. Klaas vertelde dat Sapman hem kende, als een zakenman die “voornaam Alias” genaamd was. Sapman wist niet dat Klaas politieman was. Ik mocht van Klaas niet tegen Sapman zeggen dat ik zijn zuster was en ook niet wat Klaas zijn werkelijke naam en functie was. Verder gaf hij daarover geen uitleg. Aannemende dat het met zijn werk als politieman te maken had, heb ik verder geen vragen gesteld.
Zij vermoedde dat Sapman mogelijk in januari of februari 1994 aan de hand van post welke zij voor haar broer Klaas moest meenemen naar Amerika had ontdekt dat haar broer zich van de naam Alias bediende. Mw. Langendoen heeft daar later wel eens met haar broer over gesproken die aangaf dat hij dat inmiddels ook begrepen had.
Sapman beaamde dit maar had ook nog andere aanwijzingen zoals de verspreking van Van Vondel die de naam ‘Klaas’ gebruikte terwijl hij Alias bedoelde.
Langendoen verklaarde dat hij zich nooit als Alias had voorgedaan, noch tegenover Sapman noch tegenover de bank. Het enige wat hij had gedaan, aldus Langendoen, was de naam gegevens van Alias ter beschikking stellen.
Ook Van Vondel ontkende dat Langendoen gebruik heeft gemaakt van het pseudoniem Alias.
In de administratie van de fabriek in België werd een brief aangetroffen die Sapman had gemaakt voor Van Vondel en voornaam Alias. In de brief werd verslag gedaan van de stand van zaken van de fabriek Delta Rio. De aanhef van de brief is: ‘Fax bericht voor de heren Joost en ‘voornaam Alias’.’ Met een ballpoint was op deze brief een telefoonnummer geschreven. Sapman verklaarde dat hij deze brief eind februari 1994 geschreven moet hebben en dat deze brief als fax vermoedelijk vanuit Ecuador naar voornoemd nummer is gefaxed. Het telefoonnummer is afgegeven aan het bedrijf van Alias.
Sapman verklaarde dat hij Alias in 1993 vaak heeft ontmoet. Aannemelijk is dat Langendoen op de hoogte was van de geldoverhandigingen van Van Vondel aan Sapman. Tijdens de gesprekken die Sapman met Van Vondel en Langendoen had, moest hij in het begin ook verantwoording afleggen over de door hem gedane uitgaven.
6.1.3.9. Rol Van Vondel
Van Vondel is degene die Alias introduceerde bij Sapman en altijd aanwezig was bij de hierop volgende gesprekken.
Van Vondel moet geweten hebben dat Langendoen een andere identiteit aannam tegenover Sapman.
Van Vondel was degene die na het gesprek tussen hen drieën Sapman geld gaf waar Langendoen van moet hebben afgeweten.
6.1.3.10. Rol Openbaar Ministerie en korpsleiding
Noch het OM noch de korpsleiding van de regiopolitie Kennemerland waren op de hoogte gebracht van de financiering van de fabriek in België en het gebruik van de naam Alias.
6.1.4. ECUADOR
6.1.4.1. Het plan
In september of oktober 1993 begonnen Van Vondel en Alias het idee te lanceren om in Zuid-Amerika een vruchtesapfabriek te starten. Zij informeerden bij Sapman hoe een en ander aangepakt moest worden. Sapman stelde voor dat het misschien verstandig zou zijn wanneer Van Vondel en Alias de Sapvrouw naar Zuid-Amerika zouden sturen om daar de mogelijkheden teonderzoeken. Zij was afkomstig uit Peru en kende de cultuur van dat continent.
Van Vondel en Alias waren het daarmee eens en vertelden Sapman dat zij ook een persoon daarvoor beschikbaar hadden. Toen Sapman vroeg of het dan om een politieambtenaar ging beaamde Van Vondel dat. Deze persoon was een kennis van Alias en zou de belangen van hem behartigen tijdens de reis. Alias zou die persoon aan Sapman komen voorstellen. Sapvrouw zou met deze kennis naar Miami vliegen om zich daar te laten informeren over de mogelijkheden voor de vestiging van een vruchtverwerkingsfabriek in een Zuid-Amerikaans land. Hierna zouden zij naar Zuid-Amerika doorreizen om de mogelijkheden daar verder te onderzoeken.
Sapvrouw was bij dit gesprek in Haarlem aanwezig. Het was voor haar de eerste ontmoeting met ‘voornaam Alias’, die zich, zo verklaarde zij, aan haar had voorgesteld met de voor- en achternaam van Alias. Over het gesprek in Haarlem verklaarde zij:
“Tijdens het gesprek in Haarlem tussen Joost, voornaam Alias, Sapman en mij kwam het volgende plan naar voren: in een land in Zuid-Amerika moest fruitsap geproduceerd worden. Voornaam Alias had een heel plan over geld, produkten en fabrieken.”
Najaar 1993 bezocht Alias, zoals afgesproken, de fabriek in België en stelde daar Mw.
Langendoen voor als de persoon die met Sapvrouw naar Zuid-Amerika zou reizen.
Sapman:
“Half oktober 1993 kwam Alias bij ons op de fabriek …. Hij was samen met, tot onze verbazing, een vrouw die aan ons werd voorgesteld als Mw. Langendoen.”
6.1.4.2. Oriëntatie in Zuid-Amerika
Zoals met Van Vondel en Alias was afgesproken reisden Sapvrouw en Mw. Langendoen op 21 november 1993 per vliegtuig naar Miami. Volgens Sapvrouw brachten zij vier dagen in Miami door waar informatie werd ingewonnen over fruitrijke gebieden in Zuid-Amerikaanse landen. Vanuit Miami reisden zij naar de Dominicaanse Republiek waar zij ook vier dagen bleven om daarna via Miami naar Ecuador te vliegen.
Uit het overzicht van de creditcard van Sapvrouw blijkt dat op 22 november 1993 in Miami, op 27 november 1993 in Santo Domingo, op 2 december 1993 in Quito en vanaf 12 december 1993 in Guayaquil betalingen zijn verricht. Op het credit card overzicht van de fabriek in België, ten name van Mw. Langendoen, staat dat op 15 december 1993 in Quito een betaling is verricht.
In Ecuador bezochten zij in de steden Quito en Guayaquil de organisatie ‘Proexant’. Deze organisatie isopgericht als ondersteunende instantie ten behoeve van contacten tussen producent en binnenlandse/ buitenlandse bedrijven die geïnteresseerd zijn in de handel met die Ecuadoriaanse bedrijven.
De interim-directeur van de organisatie ‘Proexant’ verklaarde dat hij zich nog kon herinneren dat er twee vrouwen, een blonde en een Peruaanse, in december 1993 bij hem waren geweest die een vruchtesapfabriek wilden beginnen in Ecuador.
Volgens Sapman was hij op 10 december 1993 naar Ecuador gereisd. Om zijn komst was verzocht door Sapvrouw om te beslissen over de aankoop van een grote partij aardbeien. Van Van Vondel en Langendoen had Sapman instructies meegekregen om wanneer het fruit van goede kwaliteit was, hij daar een fabriek moest openen die meteen moest gaan produceren. Er waren, zo had Van Vondel gezegd, fondsen beschikbaar om ogenblikkelijk de aardbeienoogst op te kopen. Van Van Vondel had Sapman $ 20.000 reisgeld meegekregen. In Ecuador heeft Sapman die eerste maal geen aardbeien gekocht. Wel had hij in Quito allerlei voorbereidingen getroffen, onder meer door het openen van een bankrekening ten name van dat bedrijf, om aldaar een bedrijf op te richten. Dat is toen daar niet doorgegaan.
In Guayaquil kwam Sapman in contact met een zakenman. Van hem huurde Sapman een hal te Guayaquil, waarin later de vruchtesapfabriek Delta Rio werd gehuisvest. Deze zakenman bevestigde dit.
Op 17 december 1993 is Sapman teruggegaan naar Nederland; diezelfde nacht nog heeft hij verslag uitgebracht over de ontwikkelingen in Ecuador aan Alias en Van Vondel in het Carlton Square Hotel in Haarlem.
Sapvrouw en Mw. Langendoen keerden omstreeks 20 december 1993 in Nederland terug. Later in december 1993 kwamen, volgens Sapman, Alias en Van Vondel bij hem thuis om over het project te spreken. Bij dit gesprek was een broer van Sapman aanwezig.
6.1.4.3. Opbouw Delta Rio
Op 4 januari 1994 vertrok Sapman met zijn zoon en Mw. Langendoen naar Ecuador om daadwerkelijk een begin te maken met de opbouw van de vruchtesapfabriek in Guayaquil.
Hij had hiervoor van Van Vondel f 50.000 of f 75.000 ontvangen.
In de door Sapman gehuurde hal te Guayaquil begon hij, onder de naam Delta Rio B.V., een vruchtesapfabriek. Deze B.V. kocht Sapman van de zakenman van wie hij ook de hal had gehuurd. Deze had die B.V. als ‘lege’ B.V. te koop. De grootste aandeelhouder werd Sapman zelf. Sapvrouw en Mw. Langendoen kregen een gering aantal aandelen. Mw. Langendoen werd ‘gerente’ wat inhield dat zij wettelijk vertegenwoordigster werd van Delta Rio. Deze constructie was nodig daar besloten was dat Mw. Langendoen bijna permanent in Ecuador zou verblijven en dat Sapman en Sapvrouw afwisselend in Ecuador en België zouden zijn. Sapman begon de kale hal te verbouwen en in te richten ten behoeve van de produktie van vruchtesap. Het geld hiervoor kreeg hij in grote sommen, zo verklaarde hij, aangereikt door Van Vondel. Sapman:
“In maan, april 1994 werd mij langzaam duidelijk dat mijn bron, Politie-Haarlem, onuitputtelijk was. Als ikgeld nodig had belde ik Joost met de mededeling dat ik weer in Nederland was en dat ik 100, 200 of 300 nodig had, of in dollars of in guldens. Deze bedragen moesten dan met duizend vermenigvuldigd worden. Tijdens dit gesprek werd dan een afspraak gemaakt, meestal voor een week later.” en later:
‘Alles bij elkaar zal Haarlem het project Ecuador met ongeveer $ 1.000.000 (één miijoen dollar) op deze wijze gefinancierd hebben. Deze geldstroom kwam met bedragen van f 100.000 op gang. Naar aanleiding van het rumoer rond de IRT-affaire, het was dacht ik 7 of 8 juli 1994, werd f 500.000 in één keer betaald, terwijl ik maar om f 200.000 verzocht had. Deze betaling geschiedde in Rotterdam door een zeer vermoeide Joost. Joost gaf aan dat hij de hele nacht met de kring vergaderd had. Volgens Joost lag er nog een bedrag van f 500.000 klaar en ik moest volop doorgaan.”
Begin juli 1994 ontstond bij politie en justitie in Haarlem commotie omdat ter bescherming van de zgn. ‘groei-informant’ nog één container met drugs zou moeten worden doorgelaten.
Sapvrouw verklaarde dat zij, in vermoedelijk maart 1994, zelf een keer geld had ontvangen van Van Vondel. Sapman was zelf niet in de gelegenheid om Van Vondel te ontmoeten waarna zijn echtgenote op een morgen naar het Novotel in Rotterdam reisde waar zij Joost ontmoette. Na een gesprek gaf hij haar buiten in zijn auto een plastic zak die zij meenam naar de fabriek in België. Toen zij daar in de zak keek zag ze een groot aantal bankbiljetten van f 1000. Dit geld heeft zij later aan haar man gegeven die het geld geteld heeft en haar vertelde dat het 150 bankbiljetten van f 1000 waren.
Van Vondel verklaarde dat hij in deze periode geen geld had gegeven aan Sapman. Pas in 1995 zou hij geld aan Sapman hebben gegeven. Van Vondel:
‘Daarvoor beslist niet.”
Sapman ging, zoals de opdracht van Van Vondel en Langendoen luidde, door met de opbouw en inrichting van de fabriekshal in Guayaquil. Een kennis van hem die een constructie bedrijf had reisde naar Ecuador. Hij hielp Sapman een week lang met het verbouwen van de fabriekshal. De onderdelen daarvoor had deze kennis in een container vanuit Rotterdam naar Guayaquil laten vervoeren. Deze kennis leverde Sapman ook 15 vriescontainers die bestemd waren voor de opslag van vruchtesapconcentraat. Hem was opgevallen dat Sapman, sinds hij in Ecuador een fabriek had, weer over geld beschikte terwijl Sapman daarvoor altijd geldproblemen had. De 15 vriescontainers waren door Sapman contant met hem afgerekend in bankbiljetten van f 1000 terwijl deze containers f 5000 per stuk kosten.
Mw. Langendoen, zo verklaarde Sapman, hield zich in het bedrijf bezig met de opzet van de administratie. Elke keer als Sapman naar Ecuador reisde nam hij geld mee wat hij, naar zijn zeggen, ontving van Van Vondel.
In april 1994 moest Sapman, op verzoek van Van Vondel, naar het Novotel in Rotterdam rijden. In een kamer, opde tweede verdieping van dit hotel, ontmoette hij Van Vondel en Alias. Alias vertelde daar dat hij zich terugtrok maar het project op afstand zou blijven volgen. De geldstroom ging wel gewoon door.
In juni 1994 was de fabriek Delta Rio in Ecuador bedrijfsklaar en kwam de sapproductie op gang.
Naast Delta Rio B.V. werd er door Sapman een tweede B.V. in Ecuador opgericht, Polifinsa. De bedoeling was om het personeel van Delta Rio B.V. in Polifinsa B.V. onder te brengen.
Mw.Langendoen werd president van deze B.V. terwijl Sapvrouw de meeste aandelen kreeg. Sapman had zelf ook enige aandelen van Polifinsa.
6.1.4.4. Produktie Delta Rio
Nadat de produktie van vruchtesap omstreeks juni 1994 was begonnen in de fabriek Delta Rio werden de eerste vriescontainers, gevuld met vaten vruchtesap, naar België verzonden. Deze verzending liep via de rederij Ecuadorian Lines in Guayaquil, die een vaste scheepvaartlijn met Zeebrugge onderhoudt. In totaal werden er negen containers door Delta Rio naar Zeebrugge verzonden.
Uit de verklaringen van Sapman en uit onderzoek in zijn bedrijfsadministratie bleek dat door Delta Rio van augustus 1994 tot november 1994 in totaal 9 containers met vruchtesap naar de fabriek in België zijn gestuurd. Sapman weigerde de negende container te ontvangen omdat hij niet op de hoogte was van het feit dat die container zou worden verzonden. Hij vreesde dat er wellicht drugs in deze container zaten omdat de verzending niet met hem was geregeld. Door de Belgische autoriteiten is de container toen opgeslagen. Bij latere controle bleek dat de container geen drugs bevatte.
Ook uit de gegevens die werden verstrekt door de douane-autoriteiten te Ecuador bleek dat er in totaal in 1994 negen containers gevuld met vaten vruchtesap van Delta Rio naar de fabriek in België waren verzonden. Meer containers waren er, voor zover nagegaan kon worden, vanaf de oprichting van het bedrijf niet verzonden door Delta Rio in Guayaquil.
6.1.4.5. Besluit om te stoppen met Delta Rio
In de laatste week van september 1994 kreeg Sapman plotseling te horen van Van Vondel dat het ‘project’ voorbij was. Sapman:
“Dinsdagmorgen, vermoedelijk 27 september 1994, werd ik om 11.00 uur gebeld door Joost die mij uiterst gehaast vertelde dat het project voorbij was en er geen fondsen meer beschikbaar waren. Hij zei verder geen tijd te hebben en legde de hoorn op de haak”
Het verdient opmerking dat dit gesprek plaats vond kort nadat Langendoen op 20 september 1994 een gesprek met Barendregt van de CRI had gehad en was geconfronteerd met de wetenschap die deze had ontvangen van het DIC en wat de informant Sapman had verteld.
Sapman, die aanvankelijk niet begreep waarom het project moest stoppen probeerde Van Vondel te overtuigen dat zijn beslissing fout was. Hij legde zich niet neer bij de opdracht van Van Vondel maar besloot door te gaan met de verdere opbouw van Delta Rio in Ecuador. Hij belde Mw. Langendoen op, zij was op dat moment in Nederland, en vertelde haar dat er niet zomaar gestopt kon worden met Delta Rio. Hij vroeg of zij haar invloed kon aanwenden bij haar broer. Op dat moment wist Sapman namelijk al vrijwel zeker dat Mw. Langendoen de zuster was van Langendoen die als schuilnaam de naam Alias gebruikte. Mw. Langendoen, zo verklaarde Sapman, beloofde contact op te nemen en belde de daarop volgende zaterdagmiddag terug naar Sapman met het verzoek om zondagmiddag te komen naar het Marktplein in de plaats waar de fabriek in België gevestigd is.
Mw. Langendoen verklaarde hierover dat zij inderdaad ergens in het laatste kwartaal van 1994 door Sapman was opgebeld die haar had gevraagd of zij contact wilde opnemen met haar broer. Sapman had haar verteld dat hij geen geld meer kreeg van Haarlem en zij begreep dat hij daarmee ook haar broer bedoelde. Zij had vervolgens gebeld met haar broer en hem gevraagd of hij contact met Sapman wilde opnemen. Hij beloofde dat te zullen doen, aldus Mw. Langendoen.
Op genoemd tijdstip ontmoette Sapman Van Vondel op het Marktplein. Deze verweet Sapman dat hij teveel gepraat zou hebben waardoor het project een te grote bekendheid had gekregen en daarom gestopt moest worden. Hij vroeg aan Sapman hoeveel geld hij nodig had om op een fatsoenlijke manier te stoppen. Sapman antwoordde daarop f 800.000 waarop hij van Van Vondel f 400.000 ontving. Sapman:
“Na dat gesprek zijn …. (plaatsnaam)… uitgereden en gestopt op een polderweg. Uit het bekende knikkerzakje haalde Joost f 400.000 in bankbiljetten van f 1000.”
Op 17 oktober 1994 werd Sapman door de politie in Ecuador aangehouden nadat een fruithandelaar in Ecuador een aanklacht tegen hem had ingediend. Het is niet gelukt deze fruithandelaar te horen. Wel is de betreffende aanklacht ontvangen. De beschuldiging betrof een civiel geding over het niet betalen van geleverd fruit. Sapman werd enige dagen later in vrijheid gesteld en verliet daarna meteen Ecuador.
In december 1994 nam Mw. Langendoen, op verzoek van Sapman, zo verklaarden hij en Sapvrouw, contact op met Van Vondel om te praten over de steeds nijpender wordende financiële positie van de fabriek in Ecuador.
Van Vondel nam na enige dagen contact op met Sapman waarna een ontmoeting volgde in Breda tussen Sapman en Van Vondel. Hij ontving daarbij f 50.000 van Van Vondel. Tijdens dit gesprek vertelde Van Vondel dat hij een koper wist voor Delta Rio. Bij een tweede ontmoeting in Breda, enige tijd later, kreeg Sapman te horen dat de koper had afgehaakt en nu ontving Sapman een bedrag van f 15.000. Vanaf die tijd ontving Sapman weer regelmatig geld van Van Vondel.
Tijdens het rijksrecherche onderzoek is vastgesteld dat Sapman vanaf april 1995 tot en met augustus 1995 grotesommen geld van Van Vondel ontving.
Niet is komen vast te staan welk doel Langendoen en Van Vondel hadden met het opzetten van de fabriek in Ecuador.
Op 24 april 1995 zeggen Van Vondel en Sapman:
Sapman:
“Zij moeten maar bewijzen dat die fabriek..”
Van Vondel:
“Zo is het met wat voor doel die op gezet is. En zolang ze dat van u niet horen, van ons zullen ze het nooit horen, ze kunnen alleen maar gissen . ..nou en… verhalen maken. ..daar zijn ze heel goed in”
Van Vondel was ook gedurende 1994 en 1995 het aanspreekpunt voor Sapman. Dit ondanks het feit dat Van Vondel per 1 augustus 1994 de politie verliet en volledig bij zijn eigen recherchebureau ging werken onder de naam Raab B.V. Het semafoonnummer en het privénummer van Van Vondel waren bekend bij Sapman.
In de administratie van de RCID Kennemerland noch bij de LCID van de CRI zijn CIDinformatieformulieren aangetroffen die betrekking hebben op het ‘Ecuador-traject’
6.1.4.6. Onderzoek in Ecuador
In oktober 1995 werd besloten om in Ecuador Mw. Langendoen te horen alsmede enige werknemers van de fabriek Delta Rio. In de fabriek Delta Rio moest de boekhouding en administratie nagekeken worden.
De ambassadeur van Ecuador in Nederland verklaarde geen bezwaar te hebben dat er een onderzoek werd ingesteld in Ecuador mits de te verhoren personen vrijwillig medewerking zouden verlenen.
Met toestemming van de Nationale Politie van Ecuador konden een aantal getuigen worden gehoord en werd in Guayaquil de fabriek Delta Rio bezichtigd. De fabriek bestond uit een produktiehal en een administratief gedeelte waarin twee computers en een aantal ordners werden aantroffen. In de hal stonden sappersen terwijl achter de fabriek, in de open lucht, 15 vriescontainers stonden en twee stroomgeneratoren.
In de fabriek werd de administratie doorgenomen en delen daarvan zijn met toestemming van Sapman meegenomen naar Nederland voor het accountantsonderzoek.
Sapman had verklaard dat Van Vondel eind april 1995 naar Ecuador was gevlogen. Hij had ‘Sapman verzocht met hem mee te reizen maar deze had uit angst om opnieuw aangehouden te worden daarvan afgezien. Later hoorde Sapman dat Van Vondel aan Mw. Langendoen geld had gegeven toen hij in Ecuador was.
Na onderzoek bij de immigratiedienst van Ecuador bleek dat Van Vondel op zaterdag 29 april 1995 in Ecuador was aangekomen op het vliegveld in Guayaquil.
Ook werd door de douane van Ecuador gegevens verstrekt betreffende het verzenden van containers.
6.1.4.7. Mw. Langendoen
Eind 1993 had Alias aangegeven, zo verklaarde Sapman, dat een kennis van hem met de Sapvrouw mee zou reizen naar Zuid Amerika. Die kennis zou daar de belangen van Alias behartigen. Op een avond het najaar 1993 kwam Alias samen met een vrouw naar de fabriek de fabriek in België. Hij stelde de vrouw aan Sapman en Sapvrouw voor als Mw. Langendoen. Mw. Langendoen vertelde dat zij goed Spaans sprak omdat zij enige jaren als hostess aan de Spaanse kust had gewerkt. Van Vondel was niet bij deze ontmoeting aanwezig. Afgesproken werd dat Mw. Langendoen in dienst zou treden bij de fabriek in België en dat haar loon door Alias apart betaald zou worden. Sapvrouw bevestigde deze verklaring.
In Ecuador werd Mw. Langendoen in totaal op vijf verschillende dagen door de rijksrecherche gehoord in een hotelkamer aldaar. Haar vriend was daarbij steeds aanwezig. Op de tweede dag van haar verhoor is zij erop gewezen dat zij gebruik kon maken van haar verschoningsrecht omdat zij ook over haar broer verklaarde. Zij antwoordde daarop dat zij niets fout had gedaan en dat zij bereid was een verdere verklaring af te leggen. Zij verklaarde pas in Ecuador tot de ontdekking te zijn gekomen dat haar broer Klaas en Van Vondel de fabriek Delta Rio financieel steunden.
Tijdens het onderzoek in Ecuador bevestigde Mw. Langendoen dat zij eind 1993 door haar broer, die de naam Alias voerde, aan Sapman was voorgesteld en verklaarde tevens dat Sapman toen niet wist dat dit haar broer was.
Later werd getracht geheim te houden dat Langendoen zijn zuster bij Sapman had geïntroduceerd. Op 24 april 1995 zeggen Van Vondel en Sapman:
Sapman:
“En je weet zeker dat de pers weet van Mw. Langedoen?”
Van Vondel:
“Ja, 100 procent. Dus hou dat verhaal van Spanje maar gewoon vol, alleen u moet daar niet teveel details in vertellen. U zegt: “We hebben een vakantie geboekt in Spanje en daar hebben we haar leren kennen. Op zich is dat gewoon een goed verhaal”
Sapman:
“Dat had ik dus toch goed uitgedacht.”
Van Vondel:
“Ja, Klaas zegt ook, een prima verhaal, vertel het maar rustig.”
Nadat Mw. Langendoen, zo verklaarde zij, met Sapvrouw naar Zuid Amerika was gereisd om vervolgens te besluiten om in Ecuador te blijven, ging zij zich bezig houden in de fabriek Delta Rio met het opzetten van de administratie en het doen van vertaalwerkzaamheden. Zij had geen verblijfsvergunning voor Ecuador en moest daarom iedere drie maanden het land verlaten. Zij bezocht dan Nederland. Het geld voor de tickets werd betaald door Sapman.
Mw. Langendoen werd ook, zoals al eerder vermeld, ‘gerente’ wettelijk vertegenwoordigster van de fabriek Delta Rio. Dit was nodig omdat zij permanent in Ecuador zou verblijven in tegenstelling tot Sapman en Sapvrouw die hun aandacht zouden verdelen tussen de fabriek België en Delta Rio in Ecuador. Deze verklaring komt grotendeels overeen met de verklaringen van Sapman en Sapvrouw.
In mei 1994 was volgens haar de fabriek Delta Rio bedrijfsklaar en kon gestart worden met het persen van sap. Zij verklaarde dat Sapman en Sapvrouw steeds geld meenamen vanuit België wanneer zij naar Ecuador reisden. In september 1994 had Mw. Langendoen, toen zij in Nederland was, een gesprek met haar broer. Dat was kort na het moment dat Sapman te horen had gekregen van Van Vondel dat het project gestopt werd. Aan haar broer had zij gevraagd wat er aan de hand was waarop deze haar had geantwoord dat:
“Sapman een kletskous was en dat hij hem al een keer had gewaarschuwd. Hij was toch doorgegaan met kletsen en daarom kreeg hij nu geen geld meer.
Nadat Sapman was gearresteerd in Ecuador op 17 oktober 1994, twee dagen had vastgezeten en na zijn vrijlating meteen het land had verlaten, kwam er ook geen geld meer binnen, aldus Mw. Langendoen. Hierdoor begonnen de schulden op te lopen. In het laatste kwartaal van 1994 heeft Mw. Langendoen geld van haar broer ontvangen om de schulden van Delta Rio af te lossen. Zij verklaarde hierover:
“Dit is de reden geweest dat ik op een bepaald moment geld van Klaas mee kreeg om de schulden van Delta Rio af te lossen. Ik heb het geld van Klaas ontvangen in mijn woning in Amsterdam. Daar was verder niemand anders bij aanwezig. Hoeveel geld ik van Klaas ontving weet ik ook niet meer, maar als ik het mij goed herinner moet het om en nabij de tienduizend dollar geweest zijn. Naar mijn mening waren het dollarbiljetten die ik van Klaas kreeg.”
Haar broer Klaas lichtte zij eind 1994 in over de slechte toestand van Delta Rio. Zij voelde zich ook verantwoordelijk voor de belangen die haar broer in Delta Rio had. Begin 1995 zo verklaarde zij, besloot zij definitief om haar baan op te zeggen bij Delta Rio; zij wilde echter eerst de schulden die het bedrijf had helemaal afbetalen. Zij was als ‘gerente wettelijk aansprakelijk.
Enige tijd voordat Van Vondel haar in Ecuador opzocht werd zij opgebeld door haar broer Klaas met de mededeling dat er een man naar haar toe zou komen die de fabriek kwam filmen. Op haar vraag waarom dat nodig was had zij te horen gekregen dat ‘men’ dan in Nederland kon zien hoe de fabriek erbij stond. De man kwam inderdaad en maakte een video-opname van de fabriek.
Later bleek dit de politieman Gerrits uit Haarlem te zijn. Mw. Langendoen verklaarde dat zij hem alleen kende als Ron en hem driemaal bij haar broer Klaas thuis had gezien.
In maart 1995 was zij, zo verklaarde Mw. Langendoen, op verzoek van haar broer Klaas, naar Nederland gereisd om de officiële oprichtingsakte van het bedrijf Delta Rio aan hem te laten zien. Zij mocht dit niet aan Sapman vertellen. De reis werd door haar broer contant betaald. Vermoedelijk heeft dit plaatsgevonden in de week voorafgaand aan 11 maart 1995. Uit onderzoek bij de immigratiedienst van Ecuador bleek dat Mw. Langendoen op 11 maart 1995 vanuit Amsterdam rechtstreeks in Guayaquil was aangekomen. Als zij op kosten van de fabriek in België reisde, vloog zij steeds met de maatschappij American Airlines. Deze maatschappij vliegt via Miami naar Ecuador.
Eind maart, begin april 1995 werd zij in Ecuador door haar broer gebeld met de mededeling dat Van Vondel naar haar toe zou komen om de fabriek te bekijken en dat hij geld mee zou nemen. Toen zij Van Vondel kort daarna in Ecuador ontmoette, heeft zij $ 30.000 a’ $ 40.000 van hem gekregen waarmee zij de schulden van Delta Rio kon aflossen.
Nadat alle schulden waren betaald, zo verklaarde Mw. Langendoen, liet zij zich op 29 juni 1995 uitschrijven als wettelijk vertegenwoordigster van Delta Rio en Polifinsa en had zij verder geen bemoeienis meer met beide bedrijven. Zij woont thans nog in Guayaquil, samen met haar vriend.
Kort nadat zij zich uit beide bedrijven had laten uitschrijven reisde zij naar Nederland. Zij had ongeveer $ 10.000 dollar overgehouden van het geld dat zij van Van Vondel had ontvangen voor betaling van de schulden van Delta Rio. In haar woning in Amsterdam heeft zij van haar broer Klaas, zo verklaarde zij, nog eens $ 10.000 ontvangen. Zij mocht de $ 20.000 beschouwen als een soort afvloeiingsregeling.
In januari 1996 werd door de leiding van het Fort-team een brief ontvangen van de advocaat van Langendoen, Mw. Marie. In een bij die brief gevoegde verklaring die Mw. Langendoen op 18 december 1995 bij notaris Koopmans had afgelegd, trekt Mw. Langendoen haar verklaring, afgelegd tegenover de rijksrecherche in Ecuador, in. Zij verklaarde bij deze notaris dat haar verklaring onder grote psychische druk was afgelegd en dat zij verder geen medewerking meer wenste te verlenen aan het onderzoek. Hierop is een rapport opgemaakt waarin beschreven werd hoe Mw. Langendoen werd gehoord in Ecuador en dat er op geen enkele wijze sprake is geweest van psychische druk.
6.1.4.8. Bezoek R. Gerrits aan Ecuador
Zowel de boekhoudster van Delta Rio, Mw. Rojas, als Mw. Langendoen verklaarden dat er eind 1994 een man uit Nederland naar Ecuador was gekomen die video-opnamen van de fabriek had gemaakt. Mw. Langendoen verklaarde hem te kennen als Ron. Diens komst was haar tevoren door haar broer aangekondigd. Haar broer zei haar dat de man, die hij aankondigde, opnamen van de fabriek moest maken.
Het was Sapman eveneens bekend dat in de fabriek in Ecuador video-opnamen waren gemaakt. Hij had dat gehoord van zijn boekhoudster Mw. Rojas. Later hoorde hij van Mw. Langendoen dat het een vriend van haar was die de video-opnamen had gemaakt. Van Vondel had hem verteld dat het een eventuele koper van de fabriek was geweest. Op 24 april 1995 zeggen Van Vondel en Sapman:
Van Vondel:
“Nee die was door ons gestuurd om daar opnamen te maken.”
Sapman:
“Voila. Kijk dat is natuurlijk een veel beter verhaal.
Van Vondel:
dat ie door ons gestuurd werd…”
Sapman:
“Ja… Dat heb ik ook altijd gedacht.”
Van Vondel:
“En waarom? Voor de verkoop….voor de koper toen…. want het moest…. die vent wilde daar niet heen…. hij zegt laat maar zien wat je hebt.”
Bij de immigratiedienst van Ecuador bleek dat op 6 januari 1995 via Guayaquil Gerrits in Ecuador was aangekomen. Na onderzoek bleek dat het hier de politieman Gerrits uit Haarlem betrof.
– Gerrits verklaarde op verzoek van Langendoen naar Ecuador te zijn gegaan om daar de zuster van Langendoen te bezoeken, die persoonlijke problemen had. Langendoen had, volgens Gerrits, ditzelfde verzoek aan Van Vondel gedaan, maar deze was niet in de gelegenheid geweest om naar Ecuador te reizen. Gerrits had op verzoek van Langendoen een video-opname gemaakt van de fabriek Delta Rio zodat Langendoen kon zien hoe de fabriek eruit zag. De video-opname zou ongeveer vijf minuten lang zijn. Tweederde van de door Gerrits gemaakte reiskosten zijn betaald door Langendoen, zo verklaarde hij.
6.1.4.9. Rol van het Openbaar Ministerie
Het OM was niet op de hoogte van de activiteiten van Langendoen en Van Vondel met betrekking tot het opzetten van een vruchtesapfabriek in Ecuador en het financieren daarvan. Langendoen en Van Vondel hebben beiden verklaard dat het OM door hen niet ingelicht is.
6.1.4.10. Rol van de korpsleiding
Straver verklaarde over het saptraject dat hij daar tot 19 april 1995 niets vanaf wist. Op die dag hoorde hij via zijn voorlichter dat een verslaggever van De Telegraaf, de vraag had gesteld of de zuster van Langendoen in Colombia werkte. Naar aanleiding van deze vraag had Straver een gesprek met Langendoen die hem mededeelde dat zijn zuster inderdaad voor een Belgische sapfabrikant in Ecuador werkte. Langendoen had tegenover Straver ontkend dat dit bedrijf gebruikt was voor vervoer van verdovende middelen. Hoewel er wel over gedacht was, zo had Langendoen aan Straver verteld, zijn er geen drugs vervoerd. Langendoen had ontkend tegenover Straver dat hier sprake was geweest van een ‘front-store’.
Hoewel niet met zekerheid kon worden vastgesteld welke bedoeling Langendoen heeft gehad bij het (mede) opzetten van de sapfabriek in Ecuador, lijkt deze mededeling aan zijn korpschef onjuist.
Langendoen heeft later aan Straver verteld dat nog niet bij het introduceren van zijn zuster bij Sapman, maar pas later de gedachte bij hem was opgekomen om via het Ecuadoriaanse bedrijf sappen op de Colombiaanse markt aan te bieden. Deze zouden dan worden afgenomen door de kartels en vervolgens worden gebruikt als cover-lading voor verdovende middelen in containers.
Ook Van den Berg verklaarde dat hij niets wist van een sapfabriek in Zuid-Amerika waar Langendoen bij betrokken zou zijn. Ook hij had daar pas kennis van genomen toen de persvoorlichter daar vragen over had gesteld.
Wietzema Menkhorst verklaarde niets van het saptraject te weten.
Lith verklaarde geen wetenschap gehad te hebben over een saptraject ten behoeve van IRTonderzoeken.
6.1.5. DE PERIODE NA APRIL 1995
6.1.5.1. Ontmoetingen tussen Sapman, Van Vondel en Langendoen
Tussen 3 april 1995 en 25 oktober 1995 hebben Sapman en Van Vondel, voor zover dit bij de rijksrecherche bekendis geworden, elkaar 16 keer ontmoet. Sapman en Langendoen hebben elkaar, voor zover bekend, in die periode éénmaal ontmoet. Na de ontmoetingen vertelde Sapman de inhoud van de gesprekken aan Barendregt en vanaf begin mei 1995 aan de rijksrecherche. In het kader van de controle van Sapman is een aantal van deze ontmoetingen geobserveerd.
Ook is een aantal van deze ontmoetingen met toestemming van Sapman op geluidsband vastgelegd.
Sapman is éénmaal vlak voordat een ontmoeting tussen hem en Van Vondel zou plaatsvinden, uitgerust met een peilbaken. Dit werd gedaan om op de hoogte te kunnen blijven waar de drager van de zender zich steeds zou bevinden. Deze ontmoeting ging op het laatste moment niet door.
In de gesprekken tussen Sapman en Van Vondel is uitgebreid besproken dat Sapman tegenover de rijksrecherche en de PEC niets mocht zeggen. Hij moest de rijksrecherche verwijzen naar Langendoen.
Sapman mocht nooit vertellen dat hij geld had gehad van de politie Haarlem.
Hij moest ontkennen ooit Langendoen te hebben ontmoet.
Ook moest hij zwijgen over het bestaan van Mw. Langendoen. Van Vondel zei dat Sapman haar foto’s moest laten verdwijnen en haar sporen in de boekhouding moest wegwerken. Sapman mocht niet zeggen dat er ooit een Duitse chauffeur bij hem vanuit Haarlem vruchtpulp (ananas) had aangeleverd.
Besproken is hoe de ‘Aliasrekening’ bij de bank kon worden opgeheven.
Alle stukken met betrekking tot Delta Rio zouden moeten worden vernietigd. Dat gold ook voor de videoband die was gemaakt door de kennis van Sapman die had geholpen bij het opbouwen van Delta Rio.
Ook werd besproken wat Sapman tegen de pers zou moeten zeggen als die hem vragen kwam stellen.
Verder is uitgebreid besproken hoe Sapman een plausibele verklaring zou kunnen geven voor het geld dat op de ‘Aliasrekening’ stond. Getracht is te berekenen hoeveel sap de Sapman van de politie Haarlem aangeleverd zou moeten hebben gekregen om de opbrengsten op die rekening te kunnen verantwoorden.
Ook zijn plannen besproken dat Sapman enige maanden naar het buitenland zou gaan om onbereikbaar te zijn voor de onderzoekende instanties in Nederland. Gesproken werd ook over het bedrag dat voor zo’n verblijf nodig zou zijn en dat door Van Vondel zou moeten worden gefourneerd.
Op vrijdag 28 april 1995 vertrok Van Vondel naar Ecuador. Uit documenten bij de immigratiedienst in Ecuador bleek later dat Van Vondel op 29 april 1995 in Ecuador aankwam. Op 1 mei 1995 belde Van Vondel uit Ecuador naar Sapman op met de mededeling dat de zaak geregeld was en hij op 3 mei 1995 terugkwam. Sapman belde hierna naar Mw. Rojas Vera, de boekhoudster van Delta Rio. Zij bevestigde dat Van Vondel daar was geweest en $ 40.000 aan Mw. Langendoen had gegeven om de schulden van Delta Rio te kunnen betalen. Zij gaf tevens aan dat de acht personeelsleden van Delta Rio waren ontslagen. Sapman die het hier niet mee eens was, maakte door middel vaneen fax aan Mw. Langendoen en Delta Rio het ontslag van het personeel ongedaan. In een telefoongesprek tussen Van Vondel en Sapman ontkende Van Vondel dat er opdracht was gegeven om het personeel te ontslaan. Er was wel over gesproken, maar Van Vondel wilde eerst overleg met Sapman. Op 4 mei 1995 zouden Sapman en Van Vondel elkaar ontmoeten in het “Novotel” te Rotterdam.
Op 4 mei 1995 ontmoette Sapman, volgens zijn verklaring, Van Vondel in Rotterdam. Van Vondel gaf aan dat Delta Rio, na het betalen van de schulden, verkocht zou worden. Sapman vond dit kapitaalvernietiging en drong aan op een gesprek met de grote man, ‘Klaas’ Volgens Van Vondel was dit niet mogelijk omdat Klaas op vakantie was.
Op 8 mei 1995 omstreeks 22.15 uur vond er weer een ontmoeting plaats in het Novotel te Rotterdam. Van Vondel vertelde Sapman dat Langendoen in het Intell-hotel in Rotterdam zat te wachten. Samen met Sapman vertrok Van Vondel naar het Intell-hotel alwaar Van Vondel rechtstreeks naar kamer 225 liep. Deze kamer bleek, bij later onderzoek, gehuurd te zijn op naam van Raab B.V., zijnde het bedrijf van Van Vondel. Langendoen was echter niet aanwezig.
In de ochtend van 9 mei 1995 werd Sapman gebeld door Van Vondel. Van Vondel vertelde dat Langendoen de vorige avond verhinderd was, maar dat zij elkaar die avond zouden ontmoeten in het Carlton Square Hotel in Haarlem.
Volgens Sapman ontmoette hij op 9 mei 1995 Van Vondel op de parkeerplaats van het Cariton Square Hotel in Haarlem. Samen met Van Vondel was hij naar het motel Van der Valk in Haarlem gereden en in een hotelkamer ontmoette hij Langendoen. Met Langendoen heeft Sapman gesproken over Delta Rio en Mw. Langendoen. Volgens Langendoen had zijn zuster haar ontslag ingediend en zou zij in Ecuador nog een maand loon en huur betalen. Hierna mocht Sapman doen met de fabriek wat hij wilde. Tijdens het gesprek gaf Langendoen aan dat Sapman tegen de pers moest zeggen dat hij Mw. Langendoen kende uit Spanje. Wanneer de rijksrecherche kwam, moest hij eerst om een legitimatiebewijs vragen, de namen opschrijven en vragen of de heren de volgende dag terug wilden komen omdat hij eerst iemand moest bellen. Wie gebeld moest worden, mocht Sapman niet zeggen. Daarna moest Sapman via Van Vondel naar Langendoen bellen en de namen doorgeven van de rijksrechercheurs. Langendoen zou het verder regelen en het verhaal namens Sapman doen. Sapman zou er verder geen last van hebben. Langendoen zou verder verklaren dat hij nooit een dubbeltje aan Sapman had gegeven. Alleen 400 a 500 ton grondstoffen. Aan Van Vondel vertelde Sapman dat er drie ton nodig was om te investeren in zijn fabriek in België. Volgens Sapman had hij die avond een cadeautje gekregen, de fabriek in Ecuador, die een half miljoen dollar waard was.
Tijdens verschillende van deze ontmoetingen ontving Sapman geld van Van Vondel, en wel
– op 11 mei 1995 een bedrag van f 35.000
– op 22 mei 1995 een bedrag van f 175.000
– op 27 juli 1995 een bedrag van f 399.000
– op 17 augustus 1995 een bedrag van f 125.000.
Op 27 juli 1995 is een vergissing gemaakt. Van Vondel dacht dat hij een bedrag van f 400.000 had gegeven. Sapman verklaarde echter dat, toen hij het ontvangen geld telde, hem bleek dat hij slechts 399 briefjes van f 1.000 had ontvangen. Op 17 augustus 1995 wordt over deze vergissing gesproken:
Van Vondel:
“Ja…. ik heb nu die honderd vijfentwintig bij mij.
Sapman:
“Ja…. of honderd vierentwintig…. vorige keer zat er één duizendje te weinig in. Van Vondel:
“Meent U dat nou? Kan gebeuren ik wist het niet hoor …. ja echt waar?”
en even later:
Sapman:
“Als we nu het volgende afspreken…. vandaag die honderdvijfentwintig
Het geld dat op 17 augustus 1995 werd overhandigd was bedoeld om de onkosten te dekken als Sapman met zijn gezin in het buitenland zou onderduiken. In januari 1996 zou opnieuw een bedrag van f 125.000 worden gegeven.
Langendoen verklaarde dat hij vanwege het achterblijven van salarisbetalingen aan zijn zuster Sapman, in het voorjaar van 1995, nog een keer had gesproken. Langendoen was toen alleen. Langendoen verklaarde tegenover de PEC dat onder zijn leiding geen betalingen zijn verricht aan Sapman. Hij doelde dan op de gehele periode dat met Sapman contact is geweest. Deze verklaring lijkt in ieder geval ook in strijd met de eigen verklaring van Langendoen tegenover het DIC op 3 oktober 1994 en met andere bij het Fort-team aanwezige gegevens.
Van Vondel verklaarde dat hij pas in 1995 geld aan Sapman had gegeven en daarvoor beslist niet. Het geld dat Sapman had ontvangen was door een vroegere informant aan Van Vondel ter beschikking gesteld om als lening aan Sapman te overhandigen.
In de administratie van de RCID Kennemerland is geen informatie gevonden die betrekking had op de begeleiding van Sapman en de afbouw van Delta Rio.
6.1.5.2. Ontvangen geld door Sapman en Sapvrouw
Uit de verklaringen van Sapman en Sapvrouw blijkt dat zij regelmatig geld hebben ontvangen van Van Vondel en Langendoen. Deze gelden zijn tot eind 1993 gegeven om te investeren in de fabriek in België en daarna om zowel te investeren in de fabriek in België als in Delta Rio. Het geld dat op 17 augustus 1995 door van Vondel aan Sapman is overhandigd, is gegeven voor het verblijf van Sapman en zijn gezin in het buitenland.
Hieronder volgt een opsomming van de volgens de verklaringen van Sapman en Sapvrouw ontvangen gelden. In hoofdstuk VII van deze rapportage wordt gerapporteerd in hoeverre deze gelden in de administratie van het bedrijf van Sapman zijn terug te vinden.
Het geld genoemd onder 12 is door Van Vondel aan Sapvrouw overhandigd, het overige geld aan Sapman.
Opgemerkt dient te worden dat Sapman niet alle bedragen exact aan heeft kunnen geven. Een afzonderlijke boekhouding van het ontvangen geld heeft hij niet gevoerd. Aan de hand van de verklaringen van Sapman en Sapvrouw kan gesteld worden dat in totaal ongeveer f 2.841.000 en $ 25.000, is ontvangen van Van Vondel en f 10.000 van Langendoen.
Langendoen verklaarde dat tijdens al zijn ontmoetingen met Sapman nooit is gesproken over het ter beschikking stellen van geld aan Sapman. Hij ontkent dat geld aan Sapman is gegeven. Deze verklaring is strijdig met hetgeen Langendoen op 3 oktober 1994 heeft meegedeeld aan het DIC. De ‘Aliasrekening’ zou alleen dienen om het zwarte geld van Sapman te witten. Dat zwarte geld zou verkregen zijn uit door de politie Haarlem aan Sapman gegeven sappen die als deklading hadden gediend bij containers die door de RCID Kennemerland waren binnen gehaald. Langendoen:
“De door ons aan vruchtesappenfabrikant geleverde sappen genereerden geld. Wij hebben op generlei wijze financiën toegespeeld.
Uit het overzicht van de sappen die als deklading hebben gediend blijkt dat er ten tijde van het openen van de “Aliasrekening’ nog veel te weinig sappen als deklading door de RCID waren binnen gehaald, om een zo groot bedrag aan zwart geld te genereren als op die rekening is gestort. Ook de latere stortingen op die ‘Aliasrekening’ vertegenwoordigen een veel grotere waarde dan de sappen die daarna door de RCID Kennemerland aan de Sapman zijn geleverd.
Uit een onderzoek naar de in België ingevroren sappen blijkt ook niet van dergelijke grote hoeveelheden sappen als Langendoen suggereert.
Van Vondel echter:
“Het is absoluut ‘gelul’ als Sapman beweert dat hij tienduizend gulden van mij heeft ontvangen voor de voortzetting van zijn bedrijf
Over zijn investeringen in Ecuador heb ik niet met Sapman gesproken. Hij heeft nooit om financiële ondersteuning gevraagd in de periode dat het in opbouw was.
Pas in 1995 heeft Sapman geld van mij gehad. Daarvoor beslist niet. Dat ging om grotere bedragen.
Het geld dat ik aan Sapman heb gegeven is aan hem geleend en ter beschikking gesteld door een vroegere informant.”
Van Vondel zegt dat hij Sapman pas in 1995, toen hij niet meer in politiedienst was, geld heeft gegeven. Kort voor het verhoor bij de PEC waren Langendoen en Van Vondel op de hoogte gesteld van de door de rijksrecherche waargenomen geldoverdragingen in 1995.
Echter, op 24 april 1995 spreken Van Vondel en Sapman echter over deze geldoverdrachten van voor 1995:
Sapman:
“Dat vanaf..eh…maart 93, maart…maart-april 93. Dat is het ene gedeelte. Het andere gedeelte waren dus Delta Rio facturen. Ik zal maar zeggen… die zijn uitgeschreven totaal ter waarde van ongeveer 16-17 miljoen francs…… 16-17 miljoen…doen we even… miljoen eraf gaat. facturen uitgeschreven.”
Van Vondel:
“Ja.”
Even later:
Van Vondel:
“Ja maar heeft dat dan met Alias te maken.”
Sapman:
“Niet rechtstreeks maar indirect wel want ik heb die facturen betaald met stortingen van jou.”
Van Vondel:
“Ja, dat maakt niet uit, dat is toch niet zichtbaar. “
Sapman:
“Nee dat zijn dus die kas stortingen.”
Van Vondel:
“Ja dat is toch helemaal niet zichtbaar.”
Sapman:
“Dat is niet zichtbaar. Ook de bank…”
Van Vondel:
“Wat niet zichtbaar is hoeven we het ook niet over te hebben natuurlijk”
Even later:
Sapman:
“Ik weet… ik weet namelijk, ik heb daar op dat moment ook nu heb ik een geheim, ik weet namelijk dat Haarlem rechtstreeks of indirect een fabriek heeft gefinancierd in een warm land. Dat is een geheim.”
Van Vondel:
“Ja dat is echt een geheim.”
6.1.5.3. Ontvangen geld door Mw. Langendoen
Uit de verklaring van Mw. Langendoen blijkt dat zij geld heeft ontvangen van Van Vondel en Langendoen. Hieronder worden deze betalingen opgesomd.
Nr. Datum Bedrag Overhand.door Plaats
1. eind 1994 $ 10.000 Langendoen Amsterdam
2. januari 1995 $ 15.000 Van Vondel Amsterdam
3. april 1995 $ 30.000 Van Vondel Guayaquil
4. juni/juli’95 $ 10.000 Langendoen Amsterdam
Opgemerkt dient te worden dat genoemde bedragen niet exact zijn daar Mw. Langendoen twijfelde over de juiste hoeveelheid. Aan de hand van haar verklaring ontving zij in ieder geval $ 45.000 van Van Vondel en $ 20.000 van Langendoen. Met betrekking tot het bedrag dat zij op 3 april 1995 van Van Vondel ontving, is in dit overzicht uitgegaan van een bedrag van $ 30.000. Mw. Langendoen verklaart toen $ 30.000 à $ 40.000 te hebben ontvangen. De boekhoudster, Mw. Rojas Veras, verklaarde dat Van Vondel toen een bedrag van $ 40.000 heeft gegeven aanMw. Langendoen.
6.1.5.4. Doel ter beschikking stellen geld
Sapman verklaarde het geld te hebben ontvangen om m de eerste instantie in de fabriek in België te investeren en later in Delta Rio.
Van Vondel gaf aan dat hij in 1995 nog contact had gehad met Sapman omdat deze gearresteerd was in Ecuador en daardoor flink in de problemen zat. Sapman was in zware financiële problemen gekomen. Hij werd een risico voor het ‘Delta-traject’, omdat hij vandaar sappen kreeg. Dit was de reden dat een informant geld als lening ter beschikking stelde aan Sapman.
Het geld dat Mw. Langendoen ter beschikking werd gesteld was volgens haarzelf om de schulden van Delta Rio te betalen en als betaling van haar salaris.
6.1.5.5. Onderzoek bankbiljetten en documenten
De bankbiljetten die Sapman op 11 mei 1995, 27 juli 1995 en 1? augustus 1995 kreeg van Van Vondel zijn op dactyloscopische sporen onderzocht. Op één bankbiljet werd een vingerafdruk gevonden; deze vingerafdruk kwam niet voor in het bestand van CRI. Hij was ook niet van Sapman.
Voorts zijn enige documenten die Sapman van Van Vondel heeft ontvangen, en een plastic tas waarin eenmaal het geld werd ontvangen dactyloscopisch onderzocht De daarop gevonden vingerafdrukken waren ofwel van Sapman, ofwel te vaag voor identificatie ofwel onbekend bij CRI.
De 399 en 125 bankbiljetten van f 1.000 die Sapman respectievelijk in de nacht van 27 op 28 juli 1995 en op 17 augustus 1995 ontving van Van Vondel zijn onderzocht. De nummers van deze bankbiljetten zijn doorgegeven aan De Nederlandse Bank alwaar een onderzoek is gedaan naar de circulatie van deze bankbiljetten. Uit dit onderzoek is gebleken dat geen enkel biljet tussen medio november 1994 en het tijdstip van ontvangst door Sapman, bij DeNederlandse Bank als retour ontvangen is geregistreerd. Dit is vreemd omdat uit onderzoek bij de Nederlandse Bank bekend is dat van iedere 100 uitgegeven biljetten van f 1.000 binnen één jaar circa 67 biljetten weer worden ontvangen door De Nederlandse Bank. Uit de administratie met betrekking tot serie-uitgifte kan worden gesteld dat voornoemde biljetten tussen 15 januari 1973 en 28 mei 1993 in circulatie zijn gebracht Als conclusie stelt De Nederlandse Bank dat de 524 biljetten van f 1.000 over een periode van ongeveer een jaar hebben gecirculeerd in een eng circuit waarbij de omvang van de partij nauwelijks is gewijzigd, of ergens als partij geborgen is geweest zonder daadwerkelijk te zijn gebruikt als betaalmiddel. Opgemerkt dient te worden dat De Nederlandse Bank de circulatie van bankbiljetten over maximaal één jaar registreert.
Met name de partij van 399 biljetten stonk aanzienlijk.
6.1.5.6. Rol Openbaar Ministerie en korpsleiding
Niet is gebleken dat Langendoen of Van Vondel het OM en/of de korpsleiding op eigen initiatief hebben ingelicht over hun contacten met Sapman en het geven van geld aan hem. Straver is voor de PEC over de sapfabriek in Ecuador gehoord en heeft daar op basis van, hem door Langendoen verschafte informatie, verklaard.
6.1.5.7. Afsluiting
Het telefonische gesprek tussen Sapman en Van Vondel op 25 oktober 1995 was het laatste contact, aldus Sapman. Sapman wordt daarna regelmatig benaderd door de pers.
6.1.6. Bevindingen
* Sapman heeft vanaf 1992 veelvuldig contact gehad met de RCID Kennemerland en dan met name met Van Vondel en Langendoen;
* Sapman werd gerund door Van Vondel ook toen deze de politiedienst al verlaten had. In de laatste paar maanden van zijn dienstverband had Van Vondel een part-time dienstverband, alleen bedoeld om een andere informant af te bouwen. Ook in deze maanden onderhield hij frequent contact met Sapman;
* Sapman werd voornamelijk één op één gerund door Van Vondel, ook tijdens de reis naar Marokko. CID-informatieformulieren daarentegen geven meestal meerdere namen van runners aan;
* Sapman is door de RCID Kennemerland ingezet als informant in buitenlandse trajecten;
* Met Sapman zijn diens positie, zijn rechten en zijn plichten als informant” infiltrant niet besproken;
* Langendoen greep niet disciplinair in toen Van Vondel alleen (al dan niet privé) met Sapman naar Marokko ging;
* Door het inzetten van een informant/burgerinfiltrant en runner in Marokko zijn enorme risico’s genomen voor zowel de informant” infiltrant als de runner: door deze handelwijze kan de verhouding tussen soevereine staten worden verstoord;
* Voor zover bekend heeft de CID-actie in geen enkel onderdeel van het sap-traject enig tactisch gevolg gehad;
* Langendoen heeft zich bij Sapman voorgedaan als ‘Alias’;
* Langendoen en Van Vondel hebben grote bedragen gegeven aan Sapman ten behoeve van diens fabriek in België en Delta Rio te Ecuador; het is aannemelijk dat het een bedrag van ongeveer 3 miljoen gulden betreft;
* Het viel, na de eerste betalingen aan Sapman, de omgeving van Sapman op dat deze ineens over geld beschikte. Dat terwijl Sapman volgens zijn omgeving begin 1993 geen geld bezat, het met de fabriek in België slecht ging en Sapman geen lening kon krijgen bij de bank;
* Langendoen heeft op 3 oktober 1994 bij het DIC verklaard dat er ongeveer één ton in het project was gestopt. Later ontkent hij dat hij geld heeft geïnvesteerd in Sapman;
* Aannemelijk is dat Van Vondel en Langendoen ten name van Alias formulieren voor de bank met valse naam hebben ondertekend;
* De ‘Aliasrekening’ is geopend in het kader Van de investeringen van Langendoen en Van Vondel in het bedrijf van Sapman;
* De RCID Kennemerland heeft vruchtesappen aan de fabriek in België geleverd afkomstig van dekladingen van containers met drugs die deze RCID had binnengehaald. De hoeveelheid van de geleverde sappen is onvoldoende om de bedragen op de ‘Aliasrekening’ te verklaren als de zwarte winsten die deze sappen voor Sapman genereerden;
* Het is onverdedigbaar om de identiteit van een burger te gebruiken tegenover Sapman en die identiteit ter beschikking te stellen aan Sapman;
* Door de handelwijze van Van Vondel en Alias hebben zij zich zeer afhankelijk gemaakt van een informant, van wie zij de beschikking hadden gekregen over de persoonsgegevens van deze Alias;
* Het initiatief voor Ecuador kwam volgens Sapman van Van Vondel en Langendoen. Volgens Van Vondel en Alias bestond de fabriek al. Uit onderzoek is gebleken dat dit laatste onjuist is;
* De zuster van Langendoen werd ingezet voor het Zuid-Amerika traject.
Zij hoorde van haar broer dat Sapman hem als Alias kende en mocht niet zeggen dat zij een zuster van hem was. Langendoen was daarna regelmatig op de hoogte van de ontwikkelingen in Ecuador;
* Toen eind 1993 een bestemming gevonden was voor een fabriek in Zuid-Amerika, moest Sapman zo snel mogelijk een fabriek oprichten en een aardbeienoogst kopen;
* Door het opzetten van een fabriek in Ecuador, met de bedoeling deze fabriek mede dienstbaar te maken voor (de opsporing van) drugstransporten, zonder medeweten van de autoriteiten in dat land, kan de verhouding tussen soevereine staten worden verstoord;
* Het opzetten van een dergelijke fabriek kan grote consequenties hebben voor niet alleen de Nederlandse eigenaar en Nederlandse werknemers, maar ook voor het lokale personeel van deze fabriek. Al deze personen hebben een niet onaanzienlijk risico gelopen en lopen dat misschien nog steeds;
* Van Delta Rio werden vanaf augustus tot en met november 1994 negen containers naar de fabriek in België verscheept;
* In de laatste week van september 1994 zei van Vondel tegen Sapman dat het project voorbij was. Langendoen had vlak daarvoor op 20 september 1994 een gesprek gehad met Barendregt waaruit bleek dat Sapman veel naar buiten had gebracht;
* Op verzoek van Langendoen heeft de politieman Gerrits in januari 1995 de fabriek in Ecuador respectievelijk Mw. Langendoen bezocht. Over het waarom van die reis wordt verschillend verklaard;
* Langendoen liet zijn zuster in maart 1995 met de oprichtingspapieren van Delta Rio naar haar broer in Nederland komen. Sapman mocht hiervan niets weten;
* Van Vondel ging eind april 1995 naar Ecuador en kon kennelijk beslissen over de verkoop van de fabriek.Hij was toen al lang uit de politiedienst;
* Van Vondel heeft in april 1995 $ 30.000 a $ 40.000 aan Mw. Langendoen gegeven om de schulden van Delta Rio te voldoen;
* Ook Langendoen heeft geld aan zijn zuster gegeven;
* Van Vondel was er kennelijk veel aan gelegen dat Sapman niet gehoord werd door de commissie Van Traa en door de rijksrecherche. Hij gaf Sapman op 17 augustus 1995 f 125.000 om een half jaar in Amerika onder te duiken met het vooruitzicht dat hij in januari 1996 eenzelfde bedrag zou ontvangen voor een tweede half jaar. Ook heeft hij Sapman geïnstrueerd wat deze tegen de pers of onderzoekende instanties moest zeggen als hij door hen benaderd zou worden;
* Het OM en de korpsleiding hebben geen wetenschap gehad van het Saptraject. In dit traject zijn alle regels geschonden die gelden voor het uitvoeren van CID-activiteiten;
* Het is aannemelijk dat Langendoen en Van Vondel niet de waarheid hebben verteld tijdens het verhoor bij de PEC en
* De meest voor de hand liggende verklaring voor het ‘sap-traject’ is het willen opzetten van een infrastructuur voor gecontroleerde doorzendingen. Onduidelijk is gebleven welke doelstelling het traject na het opheffen van het IRT nog had en waartoe de grote investeringen toen nog werden gedaan.