3.1. Werkwijze
Ten behoeve van het onderzoek werd gebruik gemaakt van de CID-administratie van de regiopolitie Kennemerland, zoals die op 11 mei 1995 aan het Fort-team werd overgedragen door het interim-hoofd van de RCID Kennemerland, Woest. Verder werd gebruik gemaakt van:
– andere informatiedragers, aangetroffen bij de regiopolitie Kennemerland, waaronder 16 door Langendoen bij de korpsleiding in bewaring gegeven floppy’s;
– registraties, soms in een zeer laat stadium verkregen, welke gevoerd werden bij organisaties elders zoals NCID, IRT en KTR en
– afgelegde verklaringen.
Ten behoeve van het onderzoek werd de gevoerde administratie van de RCID Kennemerland toegankelijk gemaakt en geïnventariseerd. Ter ondersteuning van het onderzoek werd een zogenaamd ‘moederbestand’ gemaakt met daarin de verschillende geautomatiseerde CIDbestanden vanaf 1990.
De administratie werd onderzocht op hetgeen, normaliter, bij een CID wordt bijgehouden en werd bekeken aan de hand van de voor de betreffende periode van toepassing zijnde regelgeving.
Onderzocht werd met name het CID-register, de informanten-journaals en informanten-registratie, de observatie-rapporten en de verantwoording voor de ‘Regeling tip-, toon- en voorkoopgelden’. De administratie is eveneens inhoudelijk onderzocht op (inmiddels) bekende CID-trajecten uitgevoerd door de RCID Kennemerland en op voor deelonderzoeken van het Fort-team relevante informatie.