• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Stillen overheersen de stad

    Gewelddadige aanhoudingseenheden opereren al jaren ongestraft

    Met Alex van Veen, gepubliceerd in Ravage, 6 februari 1998

     

    ‘Behandel de arrestant correct. Immers zo gauw hij gearresteerd is, is hij in onze macht en weerloos.’ Een van de meest opmerkelijke richtlijnen die begin jaren tachtig zijn opgesteld ten faveure van het optreden van aanhoudingseenheden in Amsterdam. Een vrijbrief voor geweld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel actievoerders de blauwe plekken en gekneusde ribben weer voelen bij het aanschouwen van groepen stillen in de stad. Over dit omstreden politieonderdeel hangt al jaren een waas van geheimzinnigheid. Het lijkt wel alsof, behoudens de enkele activist, er geen haan naar kraait.

    Vrijwel iedere demonstrant die wel eens te maken heeft gehad met het optreden van politie in burger, de zogenaamde stillen, kan erover mee praten. Deze agenten maken zich veelvuldig schuldig aan gewelddadig optreden in groepsverband. Nauwelijks te onderscheiden van de gemiddelde demonstrant heeft men vrij spel. Na het hardhandige optreden trekt men zich vliegensvlug terug achter de linies van de ME, mishandelde mensen achterlatend. Geen haan die er verder naar kraait.
    Tijdens de Eurotop van afgelopen jaar waren de aanhoudingseenheden terug van weggeweest. En hoe, je struikelde erover. Het waren de chaoten en andere demonstranten die op de avond van vrijdag de dertiende juni kilometerslang door de stad werden opgejaagd door groepen stillen. De punks die in de kraag werden gevat, konden rekenen op een flink pak slaag.
    Een paar dagen later werden er naar schatting vijftig stillen ingezet om een ingesloten groep personen op basis van het omstreden artikel 140 in de knellende plastic boeien te slaan. Diverse arrestanten zijn door stillen geknepen, geschopt, geslagen en onheus bejegend. De reeks incidenten vond plaats buiten het zicht van de aanwezige tv-camera’s.

     

    Jubelronde

    Het protest op 2 oktober vorig jaar, tijdens de ondertekening van het Verdrag van Amsterdam, zou een rustig verloop hebben gehad zonder de aanwezigheid van groepen stillen. Nadat een groep demonstranten van een leidinggevende korpschef toestemming had gekregen een ‘jubelronde’ te lopen rondom het Paleis op de Dam, liep het uit de hand. Een groep agenten in burger hield zich op opvallend onopvallende wijze op in de groep. Demonstranten ruiken meestal van einde en verre of iemand een stille is, herkenbaar aan kledij maar vooral houding en uitstraling. Als zo’n agent zich dan ook nog eens als enige ‘demonstrant’ tooit met een bivakmuts is het helemaal lachen geblazen.
    Nadat een actievoerster uit hilariteit deze muts van het hoofd van de stille had getrokken, vergelijkbaar met het baldadige aftikken van de platte pet, sloegen de stillen op tilt. ‘Collega in het nauw’, meldde de korpschef die de leiding had over de aanhoudingseenheden. Het tafereel dat volgde valt nauwelijks te beschrijven. Verschillende demonstranten werden in het gezicht geslagen, waarna ze trappen kregen terwijl ze groggy op de stoeptegels lagen. Er vloeide bloed. De demonstranten die werden gearresteerd, klaagden achteraf allemaal over mishandeling op straat en in de politiebus.
    Een van de demonstranten: “Nadat ik zag dat een vrouw op hardhandige wijze werd weggesleept door een groep stillen, deed ik een poging bovenop haar te gaan zitten. Vervolgens kreeg ik een trap in m’n gezicht. Zodra ik overeind was gekrabbeld sloeg een stille tot tweemaal toe met z’n vuist in m’n gezicht”.

     

    Pakkers en afschermers

    Aanhoudingseenheden zijn begin jaren tachtig ontstaan uit de behoefte om op professionele wijze aanhoudingen te kunnen verrichten bij massale gebeurtenissen. De aanhoudingstechniek is erop gericht de arrestant direct buiten het bereik van omstanders te brengen. Een aanhoudingseenheid (AE) die te voet werkt, verricht de aanhouding bij voorkeur op het moment dat een AE-voertuig in de buurt is of een ME-linie oprukt, zodat de verdachte snel naar het busje of achter de linie kan worden gebracht.
    Een AE bestaat gewoonlijk uit acht leden. Buiten de groepscom- mandant en de chauffeur fungeren bij toerbeurt telkens twee leden van de AE als ‘pakker’, terwijl vier ‘afschermers’ het publiek op afstand houden. De arrestant wordt zo snel mogelijk de auto binnengeduwd en daar met het hoofd en het bovenlichaam op de bank tegenover de schuifdeur van de auto gedrukt. Dan worden zijn armen op z’n rug gedaan en wordt hij geboeid. Als de arrestant zich goed gedraagt, mag hij soms op de bank gaan zitten. Blijft hij zich verzetten, dan vindt het vervoer geknield plaats, omdat hij zo goed onder controle is te houden.
    Aanhoudingseenheden worden vandaag de dag binnen Amsterdam in de regel speciaal samengesteld voor ontruimingsacties, demonstraties en voetbalwedstrijden. Agenten die voor deze teams in aanmerking komen, dienen reeds hun sporen verdiend te hebben binnen het korps. Er zijn negen districten, ieder district kan zijn eigen AE inzetten, dat wordt samengesteld door de hoofdinspecteur. Hun bevoegdheden zijn dezelfde als die van agenten in uniform, alleen dienen ze zich te houden aan het draaiboek dat voor de gelegenheid is opgesteld.

     

    Legitimatieplicht

    We spraken recentelijk met een voormalige stille die anoniem wenst te blijven. Veel wilde hij niet vertellen, maar hij kwam wel met wat handige tips. Volgens hem wordt er voor de werving van agenten in burger een interne sollicitatieprocedure uitgeschreven.
    “Dienders besluiten zich met name door mond-op-mond reclame aan te melden tot de aanhoudingseenheden. De selectieprocedure voor de aanmelding wordt meestal uitgevoerd door een korpschef en een hoofdinspecteur. Die selectieprocedure bestaat uit een informeel gesprek. Tegenwoordig moet je een sollicitatiebrief schrijven. Uit de sollicitaties wordt een shifting gemaakt, waarna de uitnodiging volgt voor een gesprek.”
    Als een lid van een AE tot actie overgaat, dient hij zich te allen tijde te kunnen legitimeren als daar om gevraagd wordt, “tenzij de snelheid van handelen dit niet toe laat”, merkt onze anonieme bron schamper op. “Iedere stille heeft, naast een portofoon, handboeien en een pistool, een pasje om z’n hals hangen of in z’n zak zitten waarop z’n naam staat vermeld. Het kan nooit kwaad om er naar te vragen, bijvoorbeeld in de politiebus. Ze zijn verplicht hun identiteit prijs te geven, hetgeen niet wil zeggen dat ze het ook zullen doen. Stillen wensen graag ‘stil’ te blijven.”
    Na mishandeling door een agent in burger, is het niet eenvoudig om hier aangifte van te doen. Immers, de korpsleiding zal altijd ontkennen dat degene die je mishandeld heeft tot het korps behoort. Het is in dit soort gevallen handig als je beeldmateriaal tot je beschikking hebt waarop de mishandeling is geregistreerd of dat je getuigen weet te vinden.
    Voor iedere actie waar een AE wordt ingezet, wordt een draaiboek gemaakt. Dat draaiboek, samengesteld door een hoofdinspecteur of iemand met een hogere functie, beschrijft de taakverdelingen en de verantwoordelijke mensen die daar over gaan. “Naar aanleiding van het hardhandige optreden op 2 oktober vorig jaar zou je via een hogere instantie op het hoofdburo inzage kunnen krijgen of in ieder geval bekend gemaakt worden met het draaiboek van die dag. Dat is je enige houvast om de groepscommandant van die dag te kunnen achterhalen en om hem die beelden te tonen.”
    We vroegen onze bron waarom stillen zo vaak geweld gebruiken “Omdat ze heel snel in de anonimiteit op kunnen gaan. Je mag aannemen dat de agressieve jongens niet zo snel worden aangenomen voor een functie binnen de AE. Maar nogmaals, dat mag je aannemen.”

     

    Geheimzinnigheid

    ‘En wat het in elkaar slaan van arrestanten betreft: de eerste de beste van mijn eenheid die over de schreef gaat en een arrestant mishandelt, vliegt eruit. Dat zullen we absoluut niet tolereren.’ Deze stoere taal komt uit de mond van Ad Smit, de oprichter van de eerste aanhoudingseenheid eind 1980 en onlangs benoemd tot politiechef binnenstad van Amsterdam. Als hij woord had gehouden, was er al snel geen aanhoudingseenheid meer over geweest. Dat er niets klopt van die mooie frasen, blijkt als je de officiële doelstellingen en richtlijnen vergelijkt met door de jaren heen verzamelde verhalen en klachten over het stillenoptreden in Amsterdam.
    In het archief van buro Jansen & Janssen is een nooit eerder gepubliceerde brochure teruggevonden over het stillenoptreden van begin jaren tachtig in Amsterdam. Dat onderzoek vond plaats in 1985, en ook toen was het niet eenvoudig om iets boven water te krijgen over de aanhoudingseenheden. Over het optreden van de Amsterdamse stillenteams hangt een waas van geheimzinnigheid. Met betrekking tot de aanhoudingseenheden is in de politiebibliotheek niet meer te vinden dan de oprichtingsrapporten en de evaluatie van de eerste opleidingen, respectievelijk Rapport Aanhoudingseenheden I uit 1980, en II uit 1981. In de gemeentelijke Commissie voor politiezaken is één keer een evaluatie geweest, in 1985 wel te verstaan.
    Het (officiële) idee achter de oprichting van de aanhoudingseenheden komt voort uit opgedane negatieve ervaringen bij grootschalige politieoperaties begin jaren tachtig. Analyses van het optreden van de ME-secties bij rellen wezen uit dat het nogal vervelend was dat de politie nauwelijks in staat bleek de grote groep relschoppers en stenengooiers daadwerkelijk op te pakken. ME-ers stonden maar een beetje ‘stenen te happen’, terwijl de strakke discipline van de ME-linies het niet toeliet arrestaties te maken. Meer aanhoudingen was het doel, niet alleen voor een gunstige reactie van het publiek, maar vooral ter opvijzeling van de moraal van de ME en versterking van het zelfvertrouwen.
    Vanuit deze frustratie werd een belangrijke wijziging in de strategie van de ME bedacht: een meer dynamisch gericht optreden. Na de grote rellen van 1980 en 1981 zien we steeds minder de statische massale linies ME tegenover demonstranten die elkaar wat bezig houden: het zogenaamde keep moving systeem. Het optreden wordt onverwachter, agressiever en chaotischer, en meer gericht op daadwerkelijke verspreiding van mensen. Voor de isolatie en arrestatie van ‘leiders of stemmingmakers’ werden de aanhoudingseenheden opgericht.
    In feite was de oprichting van de eerste aanhoudingseenheid natuurlijk niet meer dan de legalisering van de bestaande situatie van eigenmachtig knuppelende agenten. Al bij de befaamde Vondelstraat-rellen, eind februari 1980, gaan agenten in burger de straat op om als knokploeg orde op zaken te stellen.
    Uit het Klaagschrift Vondelstraat: ‘Nadat we door de ME op de Dam achtervolgd en uit elkaar geslagen waren, stonden we op de brug leuzen te roepen naar de ME-ers die voor het stadhuis stonden. Ineens hoor ik achter me: ‘En nu moet het maar eens afgelopen zijn.’ Ik kijk achterom en zie een aantal mensen in burger die met korte stokken (30cm) erop los beginnen te slaan. Ik vlucht weg. Nog geen twee minuten later als ik kijk waar ze gebleven zijn, zie ik ze niet meer. Op de gracht ligt een jongen stuiptrekkend op de grond, bloed stroomt uit zijn mond, zijn kruis is helemaal nat. Op zijn linkervoorhoofd heeft hij een fikse wond. Even later komt er nog een jongen, een wond op zijn hoofd waar het bloed uitstroomt, ook hij had een trap in zijn kruis gehad.’
    Verslaggevers herkenden de knokploeg als agenten van bureau Warmoesstraat, de zaak kreeg nogal wat aandacht. Toen de slachtoffers daar een klacht wilden indienen, werden ze afgescheept met het verhaal dat rechercheurs het onjuist vonden een klacht tegen hun eigen collega’s te onderzoeken.

     

    Proefneming

    Dit soort incidenten zijn aanleiding voor de oprichting van de eerste officile aanhoudingseenheid in Amsterdam. En het begint meteen goed. De opleiding van de nieuwe eenheid moet nog beginnen, maar ze mogen al de straat op: bij de metro-demonstratie op 10 oktober 1980. Een groep van een paar honderd demonstranten wordt door politie-provocateurs (van de aanhoudingseenheid) naar het hoofdbureau geleid waar 163 mensen worden omsingeld en gearresteerd. Van al die arrestanten worden er uiteindelijk vier vervolgd. In het Rapport Aanhoudingseenheden I wordt over dit optreden gezegd dat het was ‘om de groep alvast wat sfeer te laten proeven en ervaring op te doen welke bruikbaar zijn in het komende oefenprogramma’. De burgemeester en de minister hebben op vragen altijd ontkend dat het om een proefneming ging.
    De eerste aanhoudingseenheid bestond aanvankelijk uit vier groepjes van zes stillen, onder leiding van een brigadier. Het idee is dat zo’n groepje de kleinst mogelijke eenheid vormt: twee doen de feitelijke aanhouding, de rest schermt af en de brigadier doet de verbindingen. Met minder is het onverantwoord om op te treden. Het geheel staat onder leiding van een inspecteur en een brigadier, in totaal dus zo’n dertig man. De agenten zijn volgens een vaste verdeelsleutel voor 60% afkomstig van de recherche, 30% uit de uniformdienst en voor 10% uit de verkeersdienst (chauffeurs). Bij de tweede aanhoudingseenheid, anderhalf jaar later, had men nogal wat moeite met de werving. De aandacht die daar in het evaluatierapport aan wordt besteed, geeft een aardig inzicht in de problematiek. De aanhoudingseenheden worden niet samengesteld op basis van vrijwilligheid, omdat je dan alleen de rauwdouwers krijgt. Verder moeten leden niet te jong zijn en niet oud, ze moeten sportief zijn, relativerend kunnen denken, ook in stresssituaties, en er wordt een zeer positieve inzet verwacht. Kortom: ‘Geen agressieve mensen, geen individualisten. Beheerste vormen van zelfverdediging, zoals ju-jitsu en judo strekken tot de aanbeveling. Dit gelet op het feit dat het resultaat van deze vormen van zelfverdediging c.q. sport in principe minder desastreus zijn dan het resultaat van bijvoorbeeld karate of kickboxen.’ (Uit het rapport Aanhoudingseenheden II)
    Van de 23 rechercheurs die op basis van deze criteria geselecteerd waren, hadden er zes zin en de rest niet. Toen moesten er mensen aangewezen worden, die onder zwaar protest toestemden. In de jaren daarna bleef het moeilijk de plaatsen op te vullen, en in 1986 werd uiteindelijk een sanering doorgevoerd. De twee aanhoudingseenheden werden samengevoegd, en toen bleven natuurlijk de mensen over die het echt leuk vonden om te doen.

     

    Richtlijnen

    Het is belangrijk om het verschil tussen aanhoudingseenheden en arrestatieteams in de gaten te houden. De aanhoudingseenheden waar het in dit stuk over gaat zijn ‘normale’ politiemensen die bij bijzondere gelegenheden in burger de straat op gaan. In het dagelijks leven verrichten zij gewoon politiewerk en voor het stillenwerk hebben ze ooit een speciale training gehad die nog eens in de zoveel tijd herhaald wordt.
    Arrestatieteams daarentegen zijn ‘supercops’. Zij worden speciaal opgeleid voor het aanhouden van vuurgevaarlijke criminelen en terroristen. Als ze daar niet mee bezig zijn, dan moeten ze trainen, schieten of hooggeplaatste medemensen beschermen. In principe worden ze niet ingezet tegen relschoppers, maar bij de blokkade van de kerncentrale Dodewaard in 1981 had de Amsterdamse aanhoudingseenheid geen tijd, en zijn er toch leden van het arrestatieteam ingezet. Optreden met traangasbusjes, en zware verwondingen bij arrestanten die al in handen van de politie waren, zijn het gevolg.
    De vertrouwelijke richtlijnen waar de aanhoudingseenheden zich aan hebben te houden, zijn onthullend om te lezen. Als je ze goed leest, kun je precies zien waar stillen meestal in de fout gaan. Neem deze richtlijn: ‘Behandel de arrestant correct. Immers zo gauw hij gearresteerd is, is hij in onze macht en weerloos.’ (onderstreping politie, Rapport Aanhoudingseenheid I).
    Of dan deze (uit het Evaluatierapport): ‘Het blijkt nagenoeg onmogelijk te zijn een verdachte, die zich verzet snel de handboeien om te doen. Gebleken is dat het een betere tactiek is, de verdachte onverwachts stevig beet te pakken en naar de linies te vervoeren.’
    Richtlijn 32 luidt: ‘Het daadwerkelijk optreden tijdens een gewelddadige demonstratie dient bij voorkeur te geschieden op plaatsen waar normaliter ook veel publiek komt.’ Kennelijk wordt er teveel stiekem in steegjes opgetreden. Bekend voorbeeld is het optreden op de Dag van de Onrust, i.v.m. de naderende ontruiming van het Wyers-complex in 1984. In een steegje bij de Kalverstraat werd iemand door stillen in elkaar geslagen. Een fotograaf van De Waarheid maakte er foto’s van. Even tevoren hadden de stillen over de scanner te horen gekregen dat het niet nodig was om naar de Kalverstraat te gaan.
    Richtlijn 8: ‘Een aanhoudingseenheid maakt de arrestant duidelijk, dat hij te maken heeft met politieambtenaren, door middel van het tonen van een legitimatiebewijs en/of het duidelijk zeggen dat de arrestant te doen heeft met politie.’
    Uit een klacht ingediend door een advocaat over het optreden bij de Stadhuisblokkade van het Comité geen fascisten in de Raad, april 1986: ‘Mijn cliënt werd gearresteerd door leden van een aanhoudingseenheid, die zich niet als politiemensen bekend maakten. Hij dacht eerst dat het ging om een knokploeg van de Centrumpartij. Bij zijn arrestatie werd hij geschopt in zijn zij en tegen zijn ballen. Hij heeft er een gekneusde rib aan overgehouden. Zijn kleren zijn eveneens stukgerukt en hij is aan zijn haren de arrestantenbus ingesleurd. Een medearrestant die op dezelfde manier de bus ingesleept werd en daartegen bezwaar maakte omdat hij toch gewoon meewerkte, kreeg als reactie daarop een vuistslag in het gezicht. Ook werden er dreigementen geuit: je moet je bek houden, anders kom ik naar achteren.’
    Aansluitend, uit het Evaluatierapport van 1981: ‘Tijdens de training zelfverdediging zijn een aantal dingen geleerd die praktisch bruikbaar zijn. Tevens zijn een aantal dingen geleerd die beslist niet gedaan moeten worden tijdens een gewoon optreden.’
    Uit de richtlijnen blijkt duidelijk wat de politie zelf de grootste risico’s vindt. Rammen in stille steegjes of buiten het oog van de pers, mishandelen als iemand al handboeien om heeft. Door dit soort dingen nadrukkelijk in de richtlijnen te vermelden, geeft men impliciet toe dat die overtredingen wel plaats hebben gevonden en dat er een groot risico is dat ze in de toekomst weer plaats zullen vinden.

     

    Controle

    Ook in de jaren tachtig was controle op aanhoudingseenheden eigenlijk niet mogelijk. Klachten werden genegeerd, feiten ontkend. De burgemeester schoof de verantwoordelijkheid door, en de Rijksrecherche deed niets. Gemeenteraadsleden namen niet de moeite zich in de materie te verdiepen. Als er eind 1985 eindelijk een evaluatie in de Commissie voor Politiezaken komt, worden er precies dezelfde vragen gesteld als in 1980, naar aanleiding van de ontruiming van het kraakpand Grote Wetering.
    Geen vragen over beleidslijnen of geweldsinstructie. Burgemeester Van Thijn verbindt aan het afgenomen aantal klachten triomfantelijk de conclusie dat het dus wel minder erg geworden zal zijn. De ervaring van het Klachtenbureau Politieoptreden en advocaten was dat klachten tegen stillen bijna nooit gegrond werden verklaard. Meer nog dan bij andere klachten wordt het onderzoek getraineerd, dekken maatjes elkaar, is niet te achterhalen wie de betreffende stille geweest moet zijn en wordt eraan getwijfeld of het betreffende incident überhaupt wel is voorgevallen.
    Na de ontruiming van de Lucky Luik (noodtoestand, brandende tram) werd er op hoog niveau afgesproken dat de stillen buiten schot zouden blijven. Na twee dagen van rellen waren er zoveel klachten over het politieoptreden dat er wel iets moest gebeuren. Uit notulen van het Driehoeksoverleg (die toen nog heel uitgebreid waren) blijkt hoe de hoofdcommissaris de boot heeft weten af te houden. Hij zegt dat ‘een onderzoek door de Rijksrecherche stigmatiserend zal werken ten aanzien van de aanhoudingseenheden.’
    Natuurlijk is er wel wat fout gegaan, maar: ‘een individuele vervolging van de leden van de aanhoudingseenheden zou aan een streven ter verbetering van hun optreden afbreuk doen.’
    Het staat er echt!
    Ondanks het feit dat de klachten tot de ernstige categorie behoorden, bleek de burgemeester gevoelig voor het pleidooi om politiemensen niet te vervolgen, en in plaats daarvan structurele veranderingen door te voeren om herhaling te voorkomen. De vraag is echter of de klachten over het stillenoptreden alsnog buiten het onderzoek van de Rijksrecherche gehouden kunnen worden. De hoofdofficier van Justitie beloofde dat hij zou bekijken wat hij kon doen. Zo besprak het Driehoeksoverleg de afloop van de klachtenbehandeling, nog voor er een onderzoek gestart was.
    Er is sindsdien niet veel veranderd.

    Evel