Dagblad Tubantia 11 maart 1999
Op het Enschedese hoofdbureau heeft brigadier Ruud Brejaart een bijnaam: Mister Pepperspray noemen ze hem. De politieman ergert zich groen en geel dat de invoering van een spuitbusje met peperconcentraat maar steeds wordt uitgesteld. ‘We komen elke dag situaties tegen waarbij het van pas zou komen’.
Hij durft er best gepeperde uitspraken over te doen. Landelijke politici, bijvoorbeeld van D66-huize, die maar blijven aarzelen over het aanschaffen van busjes pepperspray voor de politie? Die om het zoveelste onderzoek vragen naar de vermeende schade door de ‘hete’ vloeistof? Brigadier Ruud Brejaart van de Enschedese politie kan er geen begrip meer voor opbrengen. ‘Steeds weer zoeken ze nieuwe bezwaren. Steeds weer wordt de zaak geremd’. Hij is het zat; zijn politieke bazen zouden wel wat peper kunnen gebruiken.
Brejaart heeft iets van 25 jaar bij Bureau Binnenstad van de Enschedese politie achter de rug. Het is niet het Bureau Warmoesstraat van achter de IJssel, maar veel scheelt het niet. Dit is het politiehonk waar de meeste stappers, pillenslikkers, zakkenrollers, voetbalfans, caféknokkers, winkeldieven, messentrekkers, snuivers en spuiters passeren. Een wereld waarin een spuitbus met peperoplossing aan de koppel van pas kan komen, als ‘veilig’ alternatief voor de wapenstok of de achterkant van de dienstzaklantaarn die in sommige gevallen de boodschap moet overbrengen.
De Walther P5, het politiepistool, trekt de modale agent louter als het écht niet anders kan. Want alleen al bij een waarschuwingsschot in de lucht wachten agenten een berg formulieren en veel vervelende vragen. ‘Pepperspray verkleint de risico’s, voor beide partijen. Dat spul legt iedere hooligan plat. Maar het verantwoordelijkheidsgevoel is ziek geworden. Verdachten lopen amper gevaren, alle risico’s liggen bij de politie. Het is de omgekeerde wereld.’
Tuurlijk, het is geen pretje om pepperspray in de ogen te krijgen. Thuis maakt brigadier Ruud Brejaart zijn eigen sambal van Indonesische lombok, in een speciale koffiemolen. ‘Al was je je handen met Dubro Citron: als je een uur later in je ogen wrijft, heb je nog last.’
Maar blijvende schade is er niet; hij en zijn collega’s spuiten met verstand. En schadeclaims? ‘Iemand die last heeft van bronchitis gaat echt niet liggen vechten met de politie. Ik loop 25 jaar op straat, maar dat heb ik nog nooit meegemaakt. En wat denk je van de wapenstok? Als ik die moet gebruiken, kan ik me ook niet eerst rustig afvragen of iemand misschien een tumor of een hersenschudding heeft.’
Mister Pepperspray, zoals hij in het Enschedese hoofdbureau wordt genoemd, begrijpt politici niet die blijven aarzelen en traineren. Brejaart heeft hun twee jaar geleden uitvoerig geïnformeerd. Hij verzamelde in een half jaar iets van 50 voorbeelden uit de dagelijkse politiepraktijk waarin een peperspuitbusje weliswaar geen wonderen zou doen maar wel veel ellende had kunnen voorkomen. Van worstelingen door een blik agenten tegen één doldrieste pillenslikker tot de aanhouding van een beresterke winkeldief die, zich uit een nekklem wist te wurmen. Van de Enschedese akkefietjes is een nota gemaakt, die is opgestuurd naar de specialisten van de Kamerfracties. Brejaart hoopt dat de Twentse notitie, met de recente pepperspray-peptalk van koningin, minister en ex-minister, de beslissers overtuigt. ‘Dan heb ik mijn steentje bijgedragen.’