INFORMATIE OVER DE REPRESSIE TEGEN ANARCHISTEN IN ITALIE – OKTOBER ’97
Inleiding
Een nieuwe Uitbraak.
Een manier om ons opnieuw solidair te verklaren met de anarchisten die getroffen worden door deze niet aflatende repressie “op z’n italiaans”. Het tweede nummer: een stuk van onze “kostbare tijd” besteed aan een zaak die naar ons idee niet zo ver van ons af staat – qua afstand niet, en evenmin qua concrete mogelijkheid, dat wat momenteel in Italië plaatsvind niet net zo goed hier kan plaats-vinden, zodra de Nederlandse Staat dat nodig vindt. (Het gebruik van art. 140 tijdens de EUROTOP is een voorproefje van wat ons wat dat betreft te wachten staat).
Persoonlijk hopen we dat op deze uitgave niet opnieuw een algeheel stilzwijgen zal volgen, zoals na het vorige nummer. Er zijn maar weinig reacties geweest. Er zijn wel een paar vragen gerezen, maar geen enkele heeft ons direkt bereikt, helaas, hoewel in de eerste Uitbraak ons adres afgedrukt stond. Het logisch gevolg hiervan is het totale ontbreken van discussie en verheldering over deze zaak.
Wat doorgekomen is, zijn stemmen die verkondigen dat het toch logisch is dat je straf krijgt/gearresteerd wordt na een bankroof, stemmen die zich afvragen wie die Italiaanse anarchisten toch zijn (of zelfs: die ‘groepering’), welke strijdmethoden ze erop na houden (“geweld?! asjeblieft zeg!!!”) en wat hun doelstellingen zijn. Zoals gezegd hopen we dat er snel een meer direkte discussie hierover tot stand komt, tot het zover is willen we opnieuw benadrukken dat het hier niet “slechts” de arrestatie van enkele anarchisten na een bankroof betreft (iedereen weet min of meer wat de wet hierover zegt, wat wij van die wet vinden en wat we ermee willen doen – dat is het terrein van ieders eigen politieke bewustzijn, -handelen en -traject) maar ook die van diegenen die hun solidariteit met hen betuigd hebben.
Wat in feite dreigt te gebeuren is dat alle betrokkenen veroordeeld worden tot 20 à 30 jaar cel – als de politie zijn zin krijgt tenminste. Iedereen: degene die het misdrijf waarvan hij beschuldigd wordt “begaan heeft” en degene die zijn handen niet in onschuld gewassen heeft door zich ervan te distantiëren. We willen er ook opnieuw op wijzen dat de hele aanklacht steunt op verklaringen van zogenaamde “spijtoptanten” – een praktijk die onderhand gemeengoed geworden is in Italië: alle ‘grote kwesties’ worden sinds een jaar of 10 op deze wijze ‘opgelost’. Hoe lang zal het duren voor deze aanpak van de kant van politie en justitie ook hier ingang vind? De eerste tekenen zijn al daar… De anarchisten worden ervan beschuldigd lid te zijn van een criminele vereniging – ja, zelfs van een terroristische groepering. Dat zijn beschuldigingen die per definitie onacceptabel zijn. Het is bekend dat de Italiaanse Staat (elke staat) de term ‘terrorist’ te pas en te onpas gebruikt, welnu: terroristen dat zijn ze zelf, de Staat en haar adepten en handlangers – de journalisten die klakkeloos alles opschrijven, de rechters met hun vuile machtspelletjes en, niet in de laatste plaats, degenen die aan de touwtjes van het kapitaal trekken, onder het mom van het o zo respectabele bankwezen.
Maar we willen hier niet al te lang stil staan bij twijfels waarvan we slechts bij geruchte hebben vernomen. We willen daarentegen al diegenen bedanken die hun solidariteit hebben betuigd d.m.v. een financiële bijdrage. Al die rechtszaken kosten handenvol geld, en de anarchisten die vast zitten verkeren niet bepaald in een rooskleurige financiële situatie. Elke bijdrage is dan ook van harte welkom. Maar de solidariteit mag niet uitsluiten daaruit bestaan, het moet verder gaan. Het is belangrijk dat er zo veel mogelijk bekendheid gegeven wordt aan deze kwestie, dat er zo breed mogelijk informatie verspreid wordt: info-avond, benefietfeest. Het is belangrijk om op direkte wijze steun te betuigen met de anarchisten die vast zitten, zowel om gedachten en ideeën met hen uit te wisselen als om een soort waarschuwing af te geven aan het adres van het Italiaanse justitiële systeem: de berichten doen de ronde en “zij” worden in de gaten gehouden. (Overigens is dit inderdaad het geval: er komen solidariteitsbetuigingen binnen uit de hele wereld, van Australië en Rusland tot de Verenigde Staten en Brazilië!) Het zou ook een goede zaak zijn indien er een team van advocaten gevormd zou worden dat de situatie juridisch zou volgen.
In het vorige nummer hebben we de adressen van de gedetineerde anarchisten afgedrukt. We weten momenteel niet of mensen over-geplaatst zijn en of de lijst nog steeds klopt, maar we drukken ook de adressen van het solidariteitscomité in Italië en dat in Duitsland af: zij kunnen ook post doorsturen. Het comité in Italië houdt zich bezig met de technische verdediging van de anarchisten en verzorgt de contacten tussen hen en de buitenwereld; het staat uiteraard ook contact met de mensen in Duitsland. We geven verder een gironummer waarop eventuele bijdragen gestort kunnen worden.
Dit tweede nummer van de Uitbraak is een vrijwel volledige vertaling van de Duitse editie. We hebben er een extra artikel uit Canenero nr. 44 aan toegevoegd, in de hoop dat het bijdraagt tot meer duidelijkheid, en tot een uitwisseling van ideeën, de taalproblemen in acht nemend.
Verder een samenvatting van alle gebeurtenissen tot nu toe, inclusief de laatste update: de arrestatie van Patrizia, een milanese anarchiste die werd opgepakt op verdenking van betrokkenheid bij een bomaanslag in Milaan op 25 april ’97. Ze zou lijken op degene die bij Radio Popolare een brief heeft bezorgd waarin de verantwoordelijkheid werd opgeeist door “Azione Rivoluzionaria Anarchica”. Maar ze is gearresteerd nadat twee collega’s van haar werk, die op het vage videofilmpje uit een bewakingscamera verklaarden haar jurk herkend te hebben. Ze hebben hun verklaring pas afgegeven toen er een premie uitgeloofd werd (niet eens een hoge, stelletje vrekken).
We publiceren enkele fragmenten uit een brief van Patrizia aan het Italiaanse solidariteitscomité, omdat we van mening zijn dat dit ook een manier kan zijn om een antwoord te geven op de steeds terugkerende vraag: “Maar wie zijn die Italiaanse anarchisten nu eigenlijk??”
Aan de slag, kameraden.
De medeplichtigen door solidariteit
INHOUD
8. Een nieuwe stap in het Italiaanse repressiemodel
11. Gevangenissen en gevangenen
Stand van zaken
berichten van het Comitato Difesa Anarchici in Turijn Deze berichten beslaan de periode vanaf februari ’97, dus sinds de vorige Uitbraak. Voor een overzicht van de gebeurtenissen die hieraan vooraf gaan, verwijzen we naar het overzicht.
Arrestaties
Op 12 februari werd in Marseille Salvatore Condrò gearresteerd, op basis van een internationaal arrestatiebevel. Hij wordt ervan beschuldigd deel te hebben genomen aan een aanslag en te horen bij de ‘bewapende bende’ in het kader van de zaak Marini. Condrò, die sinds jaar en dag in Frankrijk woont en werkt als universitair docent, is inmiddels op borgtocht vrij, hoewel de rechters toegestemd hebben in zijn uitlevering aan Italië. De uiteindelijke beslissing hierover wordt genomen door de Franse minister van justitie.
Op 14 maart werd Massimo Passamani gearresteerd in Parijs. Ook hij werd sinds 17 september ’96 gezocht. Voor hem geldt dat hij, naast de gebruikelijke beschuldiging van ‘lidmaatschap van bewapende bende’, ook beschuldigd wordt van wapenbezit – een totaal ongefundeerde beschuldiging die alleen steunt op zijn vermeende lidmaatschap van de – inderdaad – ‘bewapende bende’. Het cirkeltje is rond. Echter, dit schijnt nodig te zijn om hem uitgeleverd te krijgen. De beslissing hierover is uitgesteld omdat de Franse justitie juist over dat wapenbezit meer duidelijkheid wil hebben. Op 1 oktober was er echter nog niets binnen vanuit Italië, zodat Massimo in principe vrijgelaten zou moeten worden…
De beslissing over zijn uitwijzing zal een belangrijke aanwijzing zijn voor de veranderingen die op til zijn voor wat betreft samenwerking tussen politie en justitie van beide staten. Frankrijk is namelijk van oudsher een schuilplaats voor honderden uitgeweken personen, die in Italië gezocht worden met soortgelijke aanklachten.
Spanje
Er is nog geen procesdatum vastgesteld voor de vier kameraden die vastzitten na de gebeurtenissen in Cordoba (zie “Arrestaties in Spanje”). Ze zijn alle vier voor de zelfde misdrijven aangeklaagd: moord, roof, bedreiging, wapenbezit, vernieling.
Ze worden verdedigd door drie advocaten, twee voor Claudio Lavazza, Giorgio Rodriguez, Giovanni Barcia en één voor Michele Pontolillo. De advocaten hebben tevergeefs getracht hen naar een en dezelfde gevangenis te laten overplaatsen, en hebben evenmin toestemming gekregen hen alle vier samen te zien om een gemeenschappelijke lijn voor de verdediging vast te stellen. Voor Claudio en Giovanni, die ook genoemd worden in het Marini-proces, heeft de Italiaanse justitie om uitlevering verzocht, dit is voor zover we weten ingewilligd voor Claudio. In de gevangenis van Jaen, waar zij beide vastzitten, is inmiddels een staking onder de gevangen aan de gang, waaraan ook zij meedoen.
Bom
Op 25 april is een bom ontploft bij Palazzo Marino (het gemeentehuis) in Milaan. De verantwoordelijkheid werd opgeeist in een brief die ondertekend was met Azione Rivoluzionaria Anarchica. In verband hiermee werd op 20 juni Patrizia Cadeddu gearresteerd. Zij wordt ervan beschuldigd degene te zijn die de brief bezorgd heeft bij de milanese zender Radio Popolare.
Het enige bewijs hiervoor is een vaag filmpje uit een bewakingscamera buiten de radiostudio. Haar jurk zou door twee collega’s – met wie ze in de clinch lag – herkend zijn. Een geheimzinnige organisatie uit Rome die zich “SOS Italia” noemt, had tien miljoen lire (11.000 gulden) geboden voor wie de persoon op het filmpje zou herkennen. Patrizia wordt nu vervolgd wegens ‘bezit en gebruik van explosieven’, en is inmiddels meerdere keren verhoord, ook door Marini’. Elders publiceren we een brief van haar hand.
In Milaan en andere steden (Verona, Venetië, Turijn, Bordighera, Sanremo en Cagliari) werden vervolgens huiszoekingen verricht en een twintigtal personen werd in staat van beschuldiging gesteld.
Marini…
Dan het Marini-onderzoek zelf. De hoorzittingen zijn inmiddels achter de rug.
Op 6 mei vroeg Marini om nieuwe elementen toe te laten tot het proces (zie artikel ‘Marini’s zeepbel’) en hij vroeg om meer tijd voor onderzoek naar de precieze rol van de verdachten binnen de ‘bende’, die hij ineens “Azione Rivoluzionaria” noemde (tot nu toe was het steeds “ORAI”). Hij wees Alfredo Bonanno aan als de leider van A.R. – misschien was hij niet op de hoogte van het feit dat Bonanno in de jaren tachtig al eens gearresteerd was, samen met andere activisten, op beschuldiging van lidmaatschap van Azione Rivoluzionaria – een groepering die in de jaren ’70 actief was. De zaak werd al snel geseponeerd, omdat het overduidelijk was dat er geen enkele bewijs voor die beschuldiging bestond.
Op 10 mei ging het verder en nam Alfredo Bonanno het woord. Hij legde uit dat de zogenaamde ‘programmatische geschriften van de bende’ niets anders waren dan verminkte versies van een aantal lezingen die in ’93 in Griekenland gehouden waren. Om aan te tonen dat het wel degelijk programma’s waren heeft het Openbaar Ministerie zelfs geprobeerd te ontkennen dat die lezingen ooit gehouden zijn – en dat terwijl er honderden getuigen van zijn, zelfs de pers en de televisie waren destijds aanwezig. Bonanno heeft ook gesproken over affiniteitsgroepen, waarbij hij probeerde duidelijk te maken wat het verschil is tussen hetgeen hij in zijn theorieën voorstelde – een soort basisgroepen, en de betekenis die de aanklagers eraan hebben gegeven – namelijk terroristische cellen. Meer hierover in het artikel Theoretische achtergronden van de ORAI elders in deze uitgave.
…meer Marini…
Na een pauze van twee maanden ging het verder op 1 juli. De verdediging vroeg voor enkele aangeklaagden een kortere procesgang aan, maar Marini weigerde dit – hij wil niet dat zijn proces in stukjes gehakt wordt. Echter, om de procesgang niet te vertragen werd besloten de in het buitenland vastzittende anarchisten (Barcia, Pontolillo, Passamani, Condrò) later apart te berechten.
Vervolgens spraken Jean Weir en Christos Stratigopoulis. De eerste schetste op welke wijze ze betrokken raakte bij het anarchisme – volgens een traject waar geen enkele hiërarchisch georganiseerde bewapende organisatie in voor kwam, in tegenstelling tot wat Marini beweert.
Christos heeft daarna haarfijn uit de doeken gedaan waarom het uitgesloten is dat er een bewapende organisatie bestaat, zoals die beschreven wordt door het Openbaar Ministerie; hij gaf vervolgens een korte samenvatting van zijn persoonlijke ideeën over organisatievormen: horizontaal en gebaseerd op massaverzet – ideeën die gepubliceerd zijn in de bewuste bloemlezing n.a.v. de serie lezingen in Griekenland in ’93.
Hij beschuldigde Justitie ervan bepaalde uitspraken uit deze bloemlezing welbewust geëxtrapoleerd en misbruikt te hebben, waaronder de ondertitel van zijn artikel. Die luidde ORAI en daar maakte men de naam van de ‘bende’ van. Hij eiste dan ook dat de bewuste bundel vertaald zou worden en tot het proces zou worden toegelaten. Bovendien beschuldigde hij het Openbaar Ministerie en de ROS (speciale politie-eenheid) ervan valse bewijsstukken en valse getuigen te hebben geconstrueerd, hetgeen eens te meer bewees dat dit een proces tegen ideeën was, dat gevoerd werd volgens de methode van laster en georganiseerde leugens.
Onderzoeksrechter D’Angelo legde alles wat Christos gezegd had naast zich neer en antwoordde slechts dat de confrontatie met de ‘kroongetuige’ pas tijdens het èchte proces zou plaatsvinden en niet tijdens de hoorzittingen.
Geheim rapport
Op 10 juli werd bij de vrije radiozender Radio Blackout in Turijn door een anonieme afzender een document bezorgd. Het bleek een rapport voor intern gebruik van de ROS (speciale politie-eenheid) te zijn, 14 bladzijden, met als datum December 1994. Het beschrijft om te beginnen de belangrijkste onderzoeken door politie en justitie tegen anarchisten van de laatste 20 jaar, vanaf ’76. Het gaat vooral in op onderzoeken tegen ‘revolutionaire anarchisten’ (‘anarchici insurrezionalisti’) die nooit afgerond konden worden. Dus:
“… is het noodzakelijk het speurwerk te intensiveren en alles te doen om de revolutionaire ideologie tot staan te brengen, om te voorkomen dat die verder uitgedragen wordt.”
De activiteiten van ‘de sien’ – bladen, bezettingen, solidariteits-initiatieven – “… kunnen potentieel de openbare orde verstoren, maar vormen op zich geen gevaar voor de staatsveiligheid; toch zijn het de eerste stappen op weg naar misdadige activiteiten […] “.
Wat staat ze dus te doen?
“… alle aandacht is momenteel gericht op Namsetchi Mojdeh, die een relatie heeft met Tesseri Carlo […] ze lijkt geen binding te hebben met het anarchisme […] zodat ze niet door een ideologie verbonden is met de andere verdachten […] ze zit in financiële moeilijkheden […] ze is gaan werken als animeermeisje in een nachtclub […] al deze elementen afwegend heeft onze afdeling besloten met Namsetchi in contact te treden, en haar voor te stellen met ons samen te werken […] de taak is uitgevoerd door de Uitvoerende Kern van Civitavecchia en heeft direkt weerklank gevonden […]. Mej. Namsetchi heeft duidelijk gemaakt dat zij geen enkele binding heeft met de anarchistische ideologieën […] en verklaarde dat ze elke mogelijke bijdrage wilde leveren […]. Het is te verwachten dat Namsetchi onder druk te zetten is, aangezien we haar inschatten als een kwetsbaar en bijzonder meegaand element.”
En om het geloofwaardiger te maken, stellen de rechercheurs voor haar als medeplichtige op te voeren:
“Wij stellen voor haar naar voren te schuiven als medeplichtige bij criminele activiteiten als roofovervallen rond Trento, waar Tesseri, Weir, Budini en Stratigopoulis voor eenzelfde misdrijf reeds veroordeeld zijn […] aangezien haar erkenning als kroongetuige door de rechtbank de mogelijkheid opent om alle reeds geïdentificeerde anarchisten te vervolgen wegens bewapende bendevorming, of tenminste wegens criminele vereniging.”
De rechercheurs eindigen aldus:
“…alhoewel het belastende materiaal dat de afgelopen jaren door de diverse instellingen verzameld is niet voldoende elementen bevatten om feitelijk vast te stellen wie verantwoordelijk zijn voor de aanslagen met anarchistische signatuur, kan men er vanuit gaan dat die uitgevoerd zijn door figuren uit de bewuste scene, met hulp of tenminste met instemming van alle andere leden. Zoals eerder aangegeven is het openlijk uitdragen van de revolutionaire ideologie op zich niet onwettig, maar aangezien het een ongebruikelijk hoge criminaliteits-potentieel herbergt is het legitiem een justitieel onderzoek tegen alle sympathisanten in gang te zetten.”
…Rapport & Marini…
Dit document is door de verdediging opgevoerd tijdens de volgende zitting, op 12 juli. De advocaten hebben de onderzoeksrechter enkele eisen voorgelegd, op basis van het rapport: de onmiddellijke vrijlating van alle verdachten, het opschorten van het onderzoek, het schorsen van de lopende hoorzitting en natuurlijk het starten van een onderzoek over het document zelf (om de echtheid ervan vast te stellen en om de modaliteiten van het hele onderzoek na te gaan), waarbij de agenten die het rapport ondertekend hadden, en ook de kroongetuige, opgeroepen zouden moeten worden. Het onderzoek naar de echtheid van het rapport zou hebben moeten plaatsvinden bij de ROS, maar het is anders gelopen – zie het paragraaf over de huiszoekingen bij Radio Black Out.
Beraad & wantrouwen
De onderzoeksrechter D’Angelo heeft zich samen met Officier van Justitie Marini teruggetrokken voor beraad, en zij hebben samen besloten geen van de eisen in te willigen: volgens hen was het hele document een slinkse poging om de hoorzitting te laten uitlopen tot na de datum waarop het voorarrest opgeheven zou moeten worden (17 september ’96 – ’97). De zitting is dus voortgezet.
Op dat moment heeft een groot aantal advocaten zijn wantrouwen tegen de onderzoeksrechter D’Angelo uitgesproken, die volgens hen veel te volgzaam is t.o.v. Marini en nauwelijks onafhankelijk te noemen is. Voorbeelden die ze gaven: hij was degene die de hechtenis bevelen ondertekend had, en daarin al aankondigde dat de verdachten ‘zware straffen’ te wachten stonden; het systematische ontbreken van redenen wanneer weer eens geweigerd was een verdachte op vrije voeten te stellen, en vooral: het niet toepassen van art. 294 dat voorziet in de onmiddellijke vrijlating indien de verdachte niet binnen vijf dagen na d arrestatie verhoord is door de onderzoeksrechter. Deze wet is onlangs door de Hoge Raad bekrachtigd en sindsdien overal uitgevoerd, behalve in dit specifieke geval.
Uitspraak hoorzitting
Op 15 juli ging het verder met nog meer pleidooien, geen van de verdachten heeft het woord genomen.
Op 17 juli heeft onderzoeksrechter D’Angelo de volgende uitspraak gedaan:
Beniamino Anna, Frisetti Mario, Maschietto Maria Ludovica, Cospito Alfredo, De Pascale Nadia, Scapuzzo Raffaele, Di Marca Carmela, Raneri Rosa Gabriella, Scoppetta Maria Grazia Antonia, Scarso Giuseppe, Palamara Bruno, Sforza Roberto, Porcu Pierleone, Cavalleri Costantino, Sgaramella Anna Maria, Anzoino Mario en Avenale Maria zullen terecht staan voor “deelname aan een criminele vereniging met als doel het met geweld omverwerpen van de econo-mische en sociale orde binnen de Staat” (art. 270). De rechter heeft hen dus vrijgesproken van ‘gewapende bendevorming’ en heling.
Fantazzini Loris, Lorenti Pasquale, Cannoletta Flavia, Gemignani Roberto, Brizzolari Marco, Maracino Domenico, Viola Corrado, Massari Edoardo, Sanna Giovanni Mario en Goddi Bachisio worden niet langer vervolgd.
Bonanno Alfredo Maria, Andreozzi Tiziano, Berlemmi Francesco, Budini Antonio, Camenisch Marco, Campo Orlando, Cortimiglia Maria Apollonia, Di Fazio Luciano, Falco Liborio, Fantazzini Horst, Gizzo Antonio, Fonte Franco, Gregorian Garagin, Gugliara Salvatore, Lo Forte Cristina, Lo Vecchio Angela Maria, Mantelli Guido, Marotta Maria, Martino Giuseppe, Moreale Stefano, Namsetchi Mojdeh, Nano Roberta, Pio Fabrizio, Porcu Francesco, Ricci Lorenzo, Riccobono Giuseppina, Ruberto Paolo, Sassosi Emma, Scrocco Rose Ann, Sforza Antonio, Sforza Fabio, Sforza Massimo, Stasi Giuseppe, Stratigopulos Christos, Tesseri Carlo, Tzioutzia Evangelia enWeir Jean Helen zullen terecht staan voor “deelname aan een criminele vereniging met als doel het met geweld omverwerpen van de economische en sociale orde binnen de Staat (art. 270), deelname aan een criminele vereniging met als doel terrorisme en omverwerpen van de democratische orde (art. 270 bis), bewapende bendevorming (art. 306), heling (art 648) met als verzwarende omstandigheid dat elk misdrijf begaan is met als doel terrorisme (art. 1 van wet 15; dit is een speciale Italiaanse noodtoestand-wet uit 1980 om terrorisme te bestrijden, die nog steeds van kracht is, al wordt daarover momenteel gediscussieerd – zie artikel Glimwormpjes…
Alle betrokkenen ook terecht staan voor individuele misdrijven die hij/zij begaan heeft. Het komt erop neer dat alle eisen van het OM zijn ingewilligd .
De onderzoeksrechter heeft de aanvragen voor invrijheidstelling van Budini Antonio, Camenisch Marco, Campo Orlando, Fantazzini Horst, Gizzo Antonio, Gregorian Garagin, Ruberto Paolo, Sassosi Emma, Stasi Giuseppe en Tesseri Carlo afgewezen, terwijl hij het huisarrest van Riccobono Giuseppina en Cristina Lo Forte heeft vervangen voor twee keer per dag melden op het politiebureau.
Het proces Marini zal beginnen op 20 oktober 1997 om 9 uur in de “bunker-zaal” van de Rebibbia-gevangenis in Rome. Het is voor eenieder toegankelijk. De verwachting is dat het enkele maanden zal duren.
Huiszoeking
Op 25 juli en op 4 augustus is er huiszoeking verricht bij Radio Black Out – waar op 10 juli het ROS-document afgeleverd werd – waarbij eerst een computer en later ook een printer in beslag genomen werden. De reden: men wordt verdacht van valsheid in geschriften, ofwel: mensen van Radio Black Out zouden het document zelf hebben geschreven, naar zichzelf hebben opgestuurd en vervolgens verspreid. Nota bene: de huiszoeking werd verricht door de ROS zelf!
In een persverklaring heeft de zender haar onafhankelijkheid benadrukt en gewezen op de persvrijheid en de vrijheid om informatie te verspreiden; ze verklaarde niet te zullen buigen voor intimidatie van de kant van de politie.
Hoger beroep
Op 17 september is in Bologna het hoger beroep van het Silocchi-ontvoeringsproces heropend, waarbij ook enkele anarchisten terecht staan.
Op 18 december ’96 had de Hoge Raad het vonnis van het gerechtshof (hoger beroep) nietig verklaard. De hele veroordeling was gebaseerd op verzonnen bewijzen (o.a. een schrijfmachine die niet eens in de handel was ten tijde van de ontvoering; een foto waarop wapens te zien zouden zijn die ineens ‘verloren’ was etc.) en verzonnen getuigenverklaringen. Meer hierover in de vorige Uitbraak. inhoud
Wanted: anarchiste, om te vervolgen wegens aanslag
beloning: een schamele 10 miljoen lire
En meteen staan er twee gieren klaar die hun hypotheek moeten afbetalen, twee idioten die bij mij op kantoor werken. Ken je die types die, wanneer iedereen om een bijdrage gevraagd wordt voor een kadootje, wegens een trouwerij, een geboorte of een of andere stomme verjaardag, zich ineens drukken voor die paar guldens? Juist, deze aasgieren hebben nu waarschijnlijk die 10 miljoen lire opgestreken die waren uitgeloofd voor wie de ‘postbode’ van Radio Popolare zou ‘herkennen’ Mensen die me al een jaar niet gezien hebben. En aangezien de rechters niet de ‘waarheid’ hoeven vast te stellen, maar slechts iemand hoeven te veroordelen, waarvan ze weten dat het een anarchiste is, zijn de middelen waarmee ze tot deze uitkomst komen weinig verrassend: het geding vervalsen en overgaan tot een veroordeling, zonder zich te bekommeren om details en om de samenhang. De geschiedenis leert ons bovendien, dat het in dit soort processen ook zaak is om de terechtstaande anarchist zo veel mogelijk in diskrediet te brengen. Verder moet hij door middel van ‘folter’ ertoe gedwongen worden ‘schuld’ te bekennen voor zaken die hij niet begaan heeft, en zich distantiëren van zijn anarchistische kameraden, niet van allemaal, alleen de allerslechtsten onder hen.
Maar deze vlieger gaat niet op bij anarchisten.
Ik heb me vertoond bij het verhoor omdat het milanese parket me niet alleen zonder enig bewijs in staat van beschuldiging stelt, maar bovendien het lef heeft ook mijn zus Lia en mijn vriend aan te klagen: een smerige, schandelijke chantage. Ik heb me er dermate over opgewonden dat ik mijn aanklagers recht in hun ogen heb willen kijken. […]
Ik ben voor niemand bang, en toen ik me oog in oog bevond met de rechercheurs die, op een arrogante, opgeblazen manier, pretendeerden de geschiedenis van de anarchistische beweging te kennen, begreep ik dat de rechters, ondanks het feit dat ze geen bewijzen tegen mij hebben, mijn schuld willen aantonen door gegevens uit het archief van het Laboratorio Anarchico op een verwrongen, perverse manier te manipuleren.
Jullie zouden het in beslag genomen materiaal moeten zien, een verzameling die jaren en jaren van activisme bestrijkt, anarchistisch materiaal dat inmiddels onvindbaar is en dat ik, ontruiming na ontruiming, meegesleept heb; materiaal dat ik gegeven heb aan talloze jonge activisten die wilden weten er in de laatste 10 – 20 jaar gebeurd was tegen de repressie […]
Ik heb de rechercheurs duidelijk gemaakt dat ik nooit een schuilnaam gehad heb, dat ze al in ’81 beweerden dat Patrizia een schuilnaam was, terwijl het gewoon mijn doopnaam is. […]
De kranten hebben me mijn privéleven afgenomen. De rechters vroegen zich af waarom ik niet gevlucht was terwijl ik wist dat de politie voor het Laboratorio Anarchico op wacht stond. Jullie hielden mij in de gaten en ik jullie! En dat was maar goed ook, want jullie hebben er alles aan gedaan om een situatie te creëren die iedereen angst in zou boezemen: microfoontjes in auto’s, me laten schaduwen op een dermate knullige manier dat alleen een doofstomme het niet zou hebben gemerkt. Waarom vluchten? Voor wie? Ik had niets te verbergen. […] Ik ben juist verder gegaan met het organiseren van concerten, het maken van pamfletten, het organiseren van manifestaties van het Laboratorio – ik ben verder gegaan met wat ik altijd gedaan heb. Jullie beschuldigen mij, jullie moeten bewijzen vinden: wat willen jullie van mij te weten komen? Waarom hebben jullie me 24 uur per dag geschaduwd? Ik ben schuldig aan het feit dat ik anarchiste ben! Jullie zijn, ook zonder dat ik wapens of bommen heb, bang voor me. Ik heb dat niet nodig om door te gaan met de strijd waarvoor ik sta; ik weet dat mijn houding sommigen doet denken dat ik een uiterst gewelddadig persoon ben, maar degenen die me kennen weten dat ik juist bijzonder verdraagzaam ben. Ik ben erin geslaagd de bezettingen en kraakacties waarbij ik betrokken was, uit te voeren zonder geweld, zelfs daar waar een mep op zijn plaats geweest was, en dat komt doordat ik altijd de dialoog nagestreefd heb, soms een zeer felle, maar steeds de dialoog. […]
Ik was onderhand de enige die in Milaan bezig was met ècht zelfbeheer, zonder concessies te doen, waarmee ik aantoonde dat het nergens voor nodig is met de instanties samen te werken, omdat zelfbeheer alleen kan bestaan als we het op eigen kracht doen; al doende heb ik een goede, eerlijke verstandhouding opgebouwd met de wijk. […]
Solidariteit met de kameraden in de gevangenis is voor mij een vanzelfsprekendheid. […] Laten we eerlijk zijn: waarom zou een anarchist zich moeten distantiëren of spijt betuigen? Waarvan, waarover? Een oprecht anarchist doet niets waarin hij niet gelooft, waarvan een ander gezegd heeft dat hij het moest doen – hij zou geen anarchist zijn. Maar het belangrijkste is, dat ik voor mezelf insta, omdat ik mijzelf beschouw als een individueel anarchist, en ik geen behoefte heb aan iemand die voor mij borg staat. […]
Het verhoor, of beter: die zes uur ijsberen en afwachten, waar ze je ‘op je gemak’ laten voelen en je observeren zodra ze je alleen laten, en iedere beweging, iedere ademhaling die je doet noteren, is bedoeld om uit te zoeken of je bang bent. Maar ik was rustig en heb geen kik gegeven: ik ben uitsluitend gearresteerd omdat ik mijn ideeën niet verloochend heb.
De gevangenis is de bevestiging van alles wat ik er over beweerd heb: de meest onmenselijke, weerzinwekkende plek die de mens ooit heeft bedacht – speciaal opgezet om de geest en het lichaam te breken. […]
Het Laboratorio Anarchico was mijn leven, er is nog zoveel te doen, te regelen, veel mensen die ik ken zitten zwaar in de problemen: velen zijn werkloos, wie in de gevangenis beland raakt geïsoleerd, afgesneden van de buitenwereld, en de anarchisten die nog vrij rondlopen slagen er niet in een effectieve tegenbeweging op te zetten. Het zijn altijd dezelfde groepen en individuen die iets doen wanneer er iets gedaan moet worden, en zij worden vervolgens gecriminaliseerd en gearresteerd, puur vanwege het feit dat ze solidair zijn met degen die vastzitten! Anarchisten, waar zijn jullie? Anarchisten die al bang worden als iemand “boe” roept! Het is duidelijk dat iemand als ik, die niet bang is en zich anders dan de anderen gedraagt, doorgaat voor een fanaticus. Ik geloof echt in onze idealen, het leven is geen spelletje: ik heb nog nooit gespeeld in mijn leven, ik heb de dingen altijd serieus aangepakt, zelfs de kleine dingen, en heb altijd iedereen gerespecteerd […]
Wie zal ooit begrijpen wie we werkelijk zijn en wat we gedaan hebben, met onze bescheiden middelen, als voor onszelf een blik voldoende was om elkaar te begrijpen en met elkaar te spreken! Ik neem geen genoegen met de solidariteit van andere anarchisten alleen, ik weet wel dat ze me een warm hart toedragen. Ik wil meer, ik wil weten waar de rest uithangt, verdomme. Ik zal vanuit deze cel een nationale betoging organiseren tegen de repressie, voor alle anarchisten die achter de tralies zitten.
WE ZULLEN EENS ZIEN!!
Iedereen die me geschreven heeft: bedankt, ook degenen die ik niet ken. In een droom trok mijn leven aan me voorbij, en ik besefte hoe zwaar het is geweest, maar ook hoe consequent, zonder schaduwen, steeds recht door zee en constant door de jaren heen, steeds op zoek naar vrijheid; een leven dat onmogelijk tussen deze muren opgesloten kan zijn en het zwijgen opgelegd kan worden.
Vanuit de gemeentelijke gevangenis van een uitpuilend, hypocriet Milaan.
IK HOU VAN JULLIE, TROTSE EN MOEDIGE ANARCHISTEN
VOOR ANARCHIE, ALTIJD
Patrizia Cadeddu inhoud
Glimwormpjes zijn zichtbaar omdat ze ‘s nachts vliegen
De geschiedenis is als Chrustshov: ze rehabiliteert iedereen, de een na de ander. De ‘kleinburgerlijken’, de ‘spionnen van het kapitalisme’, de ‘saboteurs van de revolutie’ (kortom iedereen die verdacht was in de ogen van de stalinistische bureaucratie): ze hebben zonder uitzondering na de wrede repressie ook kennis gemaakt met de rehabilitatie. De officiële waarheid over de stalinistische bureaucratie was eenvoudig: ze bestond gewoon niet. En hoe kan men iets bekritiseren wat officieel niet bestaat? Aldus hielden de dissidenten eerst op met leven, en vervolgens hielden ze op dissident te zijn.
De officiële waarheid over het staatsterrorisme in Italië is dat het nooit bestaan heeft: dus wat moet men doen met degenen die zich er gewapenderhand tegen verzetten? Heel eenvoudig: hen tot geschiedenis maken. Zo ontdekt men – zoals sommigen opgemerkt hebben – dat er vandaag de dag niet langer redenen zijn om de subversieve wetgeving van de noodtoestand toe te passen; het is niet langer nodig om ‘de maatschappij te beschermen tegen terroristen’. Hier spreekt de staat bij monde van een of andere nazaat van links. Om ‘de maatschappij te beschermen’ heeft de Italiaanse Staat bommen op pleinen gelegd, geschoten tijdens demonstraties, gefolterd op politiebureaus, iedereen die niet bereid was ‘gevaarlijke individuen’ aan te geven beschuldigd van medeplichtigheid, honderden processen gevoerd waarbij tijdschriften, kollektieven en actiecomités omgedoopt werden tot ‘bewapende bendes’ of ‘subversieve verenigingen’.
De leninistische kletskoek van de Rode Brigades en andere bewapende groeperingen doen hier niets aan af. Deze ‘beroepsrevolutionairen’ begaven zich op hetzelfde terrein van de macht, dat ze wilden bestrijden. Zij probeerden een spectaculair image te creëren en zo de uitgebuiten op te roepen de macht te grijpen: de militaire strijd als voortzetting van de politiek met andere middelen. Ondanks alles hebben ze het leven van de ‘gemeenschap’ nooit bedreigt, tenzij we officieren van justitie, rechters, ministers, fascisten, bedenkers van supergevangenissen en politieagenten ‘gemeenschap’ noemen.
De revolutionaire beweging van de jaren 70 kan niet gereduceerd worden tot de onzin van de avant-garde. Wat ter discussie gesteld werd, was het bestaansrecht van macht, geld en consumptie – niet dat van die en die minister, die en die regering. De arbeiders weigerden te werken en saboteerden de productie; de studenten wilden niets meer van de ‘cultuur’ weten en kwamen tot de ontdekking dat zij net zo goed uitgebuit werden; de politie en de linkse politici maakten kennis met de ‘kritiek van de stenen’; tijdens demonstraties werden winkels geplunderd en waren weggegeven; de subversieven bewapenden zichzelf tegen fascisten in de hoop dat de mensen zich tegen de staat zouden bewapenen. Dat waren zo’n beetje de meest radicale uitingen van de jaren zeventig. De revolte hing in de lucht en de wapens lagen op straat. ‘Niets zal zo zijn als vroeger’, luidde het realisme van de ongeduldigen.
In die tijd verklaarde een linkse parlementarier: ‘Indien we er niet in slagen de vakbonden onder controle te krijgen, zullen we het door de politie moeten laten doen’. En dat is precies wat er gebeurt is. De revolutionaire dreiging ging niet uit van een of andere splintergroepering, maar werd veroorzaakt door sociale omstandigheden.
Het machtsvertoon had dus als doel dit gevaar te onderdrukken, en het beeld werd geschapen dat er een gevecht gaande was tussen twee legers: aan de ene kant de staat, aan de andere kant de bewapende groeperingen. Tegen deze terroristen waren alle middelen geoorloofd: (journalistieke vuilspuiterij, politieprovocaties, gevangenis). Men bedacht speciaal hiervoor de term ‘verenigingsmisdrijven’ (‘criminele vereniging’, ‘bewapende bendevorming’ enz.), en het is juist deze term die nu uit de kast gehaald is om radicale activisten te vervolgen. De pogingen om deze periode tot geschiedenis te verklaren en de ‘democratische legitimiteit’ te herstellen, hebben als duidelijke boodschap: het feest is voorbij, de democratie kan de bladzijde omslaan.
Maar het feest is helemaal niet voorbij, het is nog niet eens echt begonnen. Dat de Staat anarchisten kan onderdrukken wordt mogelijk gemaakt door het feit dat te veel mensen de militaire nederlaag van enkele bewapende groeperingen aanzien voor de onmogelijkheid tot radicale verandering van de maatschappij.
Glimwormpjes zijn zichtbaar, omdat ze ‘s nachts vliegen. Een anarchist is alleen lastig wanneer hij/zij vrij is. In gevangenschap veranderen ze in slachtoffers; als ze sterven, misschien omdat ze uit het raam van een politiebureau gegooid worden, kunnen ze het zelfs brengen tot martelaar. Alleen diegenen die zich verzetten tegen deze wereld van terreur zijn onze kameraden, en alleen met het zullen we het feest weer los laten barsten. inhoud
Overzicht
Voor de volledigheid geven we een samenvatting van de gebeurtenissen tot begin dit jaar (’97), die de repressie tegen anarchisten in Italië duidelijk maakt. Wie meer informatie wil kan een exemplaar van de vorige Uitbraak aanvragen of op internet gaan zoeken; voor adressen zie achterblad.
Horst Fantazzini zit al sinds 1967 vast, na een eindeloze reeks overvallen, en wegens talloze uitbraakpogingen. Hij moest op 28 september ’97 terecht staan voor een roofoverval die hij, samen met Tesseri en Campo begaan zou hebben tijdens een verlofperiode. Hij moet ook terecht staan in het kader van het Marini-proces.
Marco Camenich werd in 1980 in Zwitserland aangehouden, op beschuldiging van het plegen van een aanslag op een electriciteitscentrale. Hij werd veroordeeld tot tien jaar, maar weet na twee jaar te ontsnappen, samen met 5 medegevangenen. Tijdens deze uitbraak komt een cipier om het leven. Pas in 1991 wordt hij opnieuw gearresteerd, en berecht wegens het plegen van aanslagen op electriciteitsmasten, vooral in Toscana. Zijn rol in het Marini-proces is duidelijk: hij wordt gebruikt om aan te tonen dat de ‘bende’ tal van criminele activiteiten pleegde.
In 1989 wordt in Parma Mirella Silocchi, de vrouw van een rijke industrieel ontvoerd. Naspeuringen leveren niets op. Na anderhalf jaar duikt ineens de theorie op dat de schuldigen gezocht moeten worden binnen de Sardijnse gemeenschap, terwijl ook anarchisten en Armeniers erbij betrokken zouden zijn. Op basis van verzonnen getuigenverklaringen komt het tot een proces, dat een lachertje is: getuigen die niet op komen dagen, anonieme verklaringen, verdwenen ‘bewijsstukken’. De straffen zijn hoog: levenslang voor Garagin, Staffa, Sanna, Porcu, Goddi en Scrocco, 22 jaar voor Orlando Campo. Sommigen worden bij verstek veroordeeld. In ’95 bevestigd het gerechtshof in hoger beroep de vonnissen, met twee veranderingen: Staffa krijgt i.p.v. levenslang “slechts” 30 jaar, terwijl Giovanni Barcia, die eerst was vrijgesproken, levenslang krijgt. De uitkomst van het hoger beroep in Bologna toont aan van hoe weinig gewicht de technische aspecten in dit soort processen zijn: de uitkomst staat bij voorbaat vast en alle bezwaren worden van tafel geveegd. Het was dan ook enigszins verrassend dat de Hoge Raad het hoger beroep nietig verklaarde vanwege gebrekkige bewijsvoering en allerlei procedurele onvolkomenheden, zodat het momenteel in Bologna wordt overgedaan.
Campo, Francesco Porcu en Gregorian Garagin (wiens echte naam luidt Cricorian Karechin) worden natuurlijk ook door Marini in zijn proces betrokken.
Op 19 september 1994 worden de anarchisten Antonio Budini, Jean Weir, Christos Stratigopoulis, Eva Tzioutzia en Carlo Tesseri gearresteerd na een bankroof in de buurt van Trento. Ze worden uiteindelijk in hoger beroep veroordeeld tot 3 à 4 jaar – maar aangezien Eva tijdens het gewone proces vrijgesproken was had ze de mogelijkheid te vertrekken.
Dankzij een ‘kroongetuige’ (die de spil van Marini’s onderzoek zal vormen) worden ze in januari ’96 ook veroordeeld voor twee andere bankroven: 6 tot 7 jaar krijgen ze, met alleen de verklaring van Namsetchi als ‘bewijs’.
Deze spijtoptante – die, hoewel ze verklaard heeft medeplichtig te zijn, geen enkele straf hoeft uit te zitten en een toelage van de Staat krijgt – legde een beschamende getuigenverklaring af, waarbij ze zich niets meer wist te herinneren behalve de namen van degenen die ze erbij moest lappen (voor de uitgeschreven tekst: zie vorige Uitbraak).
Op 7 december 1996 is het hoger beroep van dit tweede proces afgerond. Bij deze gelegenheid wist Namsetchi nog steeds niets (terwijl ze toch bijna twee jaar de tijd gehad had om zich voor te bereiden…) maar ze noemde wel drie nieuwe namen: Emma Sassosi, Guido Mantelli en Roberta Nano. Het gerechtshof besloot de straffen te verminderen tot twee jaar voor alle vier de verdachten, maar sprak zich niet uit over de ‘kroongetuige’. Toch had dat gemoeten: volgens getuigenverklaringen was er slechts één vrouw onder de overvallers, hetgeen zou moeten betekenen dat als Namsetchi medeplichtig was, Jean Weir vrijgesproken had moeten worden, terwijl als Jean Weir veroordeeld werd, dit in zou houden dat Namsetchi er dus niet bij geweest kon zijn, zodat haar verklaringen op niets gebaseerd waren. Maar nee: de ‘kroongetuige’ werd geloofwaardig geacht èn Jean Weir werd veroordeeld… Vreemd? Ach…
Het Marini-onderzoek komt aan het licht op 16 november 1995, wanneer tientallen huiszoekingen worden verricht bij anarchisten in heel Italië. De operatie, geleid door de officieren van justitie Marini en Ionta in opdracht van procureur generaal Vigna, is erop gericht, zo valt te vernemen, om een anarchistische ‘bewapende bende’ op te rollen. Alle verdachten wordt ten laste gelegd: het deelnemen aan een criminele vereniging, bewapende bendevorming, wapenbezit, aanslagen op openbare gebouwen enz. Vrijwel alle anarchisten die al vastzitten of voortvluchtig zijn komen op de lijst voor.
Op 3 januari ’96 verschijnt in diverse kranten een persverklaring van Marini, waarin gesproken wordt van “… een onderzoek naar een gevaarlijke bende van criminelen en ontvoerders naar aanleiding van de verklaringen van een ‘spijtoptante’.
Dat blijkt dus Mojdeh Namsetchi, de ex-vriendin van Carlo Tesseri, te zijn die om te beginnen bij het bovengenoemde proces in Trento verschijnt. Het resultaat is dat zij nu door een rechtbank als ‘geloofwaardig’ erkend is, zodat Marini haar nu kan inzetten voor zijn grote proces.
Op 17 september 1996 worden 68 huiszoekingen verricht in heel Italië en een twintigtal arrestaties verricht. Acht mensen zijn onvindbaar; hiervan zijn er momenteel vijf nog steeds op vrije voeten, de andere 3 worden later aangehouden in Frankrijk en Spanje (zie elders). Enkelen krijgen in de daarop volgende maanden huisarrest, maar er zijn er ook die sindsdien in hechtenis gebleven zijn: behalve degenen die al vast zaten zijn dat: Emma Sassosi, Giuseppe Stasi, Antonio Gizzo, Alfredo Bonanno, Paolo Ruberto en ook Massimo Passamani in Frankrijk en Giovanni Barcia en Claudio Lavazza in Spanje; Salvatore Condrò is op borgtocht vrijgelaten in Frankrijk, in afwachting van zijn uitlevering.
De hoorzitting werd keer op keer verdaagd: van december ’96 tot februari ’97 tot maart tot mei.
De aanklacht draait om het vermeende bestaan van een anarchistische ‘bewapende bende’, genaamd ORAI – volgens het wetboek van strafrecht houdt dit is dat er een paramilitaire structuur moet zijn die op hiërarchische wijze georganiseerd is – die tussen ’85 en ’95 een groot aantal misdrijven zou hebben begaan. De ‘leider’ zou Alfredo Bonanno zijn en er zou sprake zijn van ‘twee lagen’: de een ondergronds en crimineel, de andere openbaar. Deze laatste zou bestaan uit het netwerk van alle gekraakte huizen en -jongerencentra, waar men bijeen kwam om aanslagen, overvallen en moorden te beramen.
Dit heeft natuurlijk geleid tot verontwaardiging en solidariteit van de kant van talloze krakers en anderen, in de eerste plaats op die plekken waar de verhoudingen met de autoriteiten toch al gespannen waren.
De ‘bende’ zou verantwoordelijk zijn voor misdrijven als autobommen, ontvoeringen, roofovervallen en moorden, met als doel de eigen drukkerijen te kunnen bekostigen, alsmede de eigen bladen (Anarchismo, Provocazione, Gas en Canenero – dit laatste blad werd gezien als het intern orgaan van de bende) die allemaal als half-illegaal beschouwd worden. De naam van de ‘bende’ is door de rechercheurs overgenomen uit een brochure uit ’93, die uitgeschreven teksten bevat van een serie lezingen in Griekenland. Fragmenten hieruit zijn ook, in welbewust verminkte vorm, uitgeroepen tot het ‘programma’ van de bende. Zie hierover het artikel “theoretische achtergronden…”.
Tijdens de huiszoekingen wordt niets relevants gevonden, maar men neemt wel brieven, agenda’s, pamfletten, brochures in beslag. Vanuit de gegevens die ze vinden over kennissen, afspraken en persoonlijke relaties proberen de aanklagers een heel netwerk te construeren, dat het ‘netwerk van terroristische cellen’ moet voorstellen. Zo wordt het feit dat tijdens processen sympathisanten aanwezig zijn ineens een bewijs voor het bestaan van een criminele organisatie; hetzelfde geld voor het verspreiden van informatie over deze zaak via bijvoorbeeld het internet…
De processtukken (80.000 pagina’s) staan bol van de verslagen van afgetapte telefoontjes en van vage veronderstellingen gebaseerd op niets. Wat er duidelijk uit te lezen valt is dat men alle mogelijke moeite doet een grote groep mensen te verbinden met een lange reeks onopgeloste zaken: de anarchisten zullen hoe dan ook hangen.
De beschuldiging een hiërarchisch georganiseerde bewapende bende gevormd te hebben is niet alleen de zwaarste die men, uit juridisch oogpunt, een anarchist kan verwijten, maar ook de meest onwaarschijnlijke. Dit is dan ook het punt in Marini’s aanklacht dat de meeste verdachten, of ze nu vast zitten of niet, betwisten, nog afgezien van de strikt juridische aspecten. Men weigert zich te laten afschilderen als deelnemer aan een dergelijke structuur – met ‘leiders’ en ‘waterdragers’ – die ze niet alleen nooit gevormd hebben, maar die ook nog eens verrassend veel gemeen heeft met datgene wat men nu juist altijd heeft willen bestrijden: de Staat.
Op dit moment is het moeilijk te voorspellen hoe deze zaak zich verder zal ontwikkelen. Justitie heeft niets in handen behalve de verklaringen van de ‘spijtoptante’ (een 21-jarig meisje dat nooit anarchist geweest is, dat zich op een of andere vreemde manier weet te herinneren dat ze getuige was van criminele handelingen die 12 jaar geleden gebeurd zijn…).
Het verloop van de processen in Trento en van het Silocchi-proces doen echter vermoeden dat de verdachten koste wat het kost veroordeeld zullen worden, aangezien er kennelijk de politieke wil is om de anarchistische ideeën met alle mogelijke middelen aan te pakken.
Maar dat zou degenen die, net als de anarchisten, van oudsher de rechters en de rechtbanken bestreden hebben, eigenlijk niet moeten verbazen.
De bomaanslag op Palazzo Marino
25 april, bevrijdingsdag in Italië, waar men het eind van het fascisme viert. Parades, feesten en toespraken van democratische “bezetters”. Wat hebben anarchisten daarmee te maken, die elke staat verwerpen, of die nu links of rechts of midden is, beheerst door militairen of door consumptie?
25 april 1997 was een bijzondere dag in Italië: een wachttijd van ruim vier uur aan de Oostenrijkse grens. Waar gaan al die Italianen toch naar toe, vraag je je haast af, waarom moeten ze zonodig hun warme land verlaten en naar het noorden gaan? Het antwoord komt van twee kanten: Oostenrijk controleert met grote precisie omdat het o zoek is naar illegale Albanezen. Dat kan men de Oostenrijkse douane wel toevertrouwen: iedereen weet dat het de taak van Oostenrijk is om de grenzen te bewaken die Duitsland en Italië zogenaamd “geopend” hebben.
Maar er doet nog een gerucht de ronde onder de geïrriteerde wachtende automobilisten. Iemand schijnt op een Italiaanse radiostation gehoord te hebben dat in Milaan een bomaanslag plaatsgevonden heeft, en dat de grenzen daarom zo goed bewaakt zijn. Volgens ons sluit het een het andere niet uit, en geven een samenvatting van een bericht uit de Italiaanse burgerlijke pers van de volgende dag:
Bom in Milaan – de anarchisten dagen uit
(Corriere della Sera, 26 april ’97).Bij het persbureau Ansa in Bologna en voor de hoofdingang van de alternatieve radiozender Radio Popolare in Milaan is een brief gevonden waarin een groep die zich “Azione Rivolutionaria” noemt de verantwoording opeist voor de aanslag van 25 april op Palazzo Marino in Milaan.
De Italiaanse pers laat haar fantasie de vrije loop, en verzint de meest onwaarschijnlijke verbanden met gebeurtenissen van vroeger en nu, en wringt zich in vreemde bochten, op zoek naar het werkelijke motief achter deze aanslag. De misverstanden worden opgelost door een telefoontje: “wij eisen de onmiddellijke vrijlating van de gedetineerde anarchisten.”
Ineens duikt een oud theorema op: deze aanslag is zonder twijfel met de (verzonnen) ORAI in verband te brengen! Men roept een speciale vergadering bijeen, waar alle repressieve krachten (officieren van justitie, carabinieri, speciale eenheden van de politie enz.) verschijnen; het resultaat is een hernieuwde klopjacht, met als hoogtepunt een onderzoek naar het verband tussen anarchistische terroristen en de internet pagina’s die de hele Europese krakersscene bereiken (meer in het artikel uit Caliente).
Intussen ontvangt Radio Populare een nieuwe brief, ditmaal per post, waarin o.a. de zender zelf beschuldigd wordt van verklikkers praktijken, aangezien men, in plaats van de brief waarin de verantwoordelijkheid werd opgeeist voor te lezen, deze aan de politie heeft overhandigd. Om dat te begrijpen, moet men weten dat Radio Populare in de jaren ’70 ontstaan is als vrije radio, die het strijdende proletariaat een stem wilde geven. In de loop der jaren werd echter juist deze stem verregaand gecensureerd. De zender werd niet alleen steeds commerciëler (steeds meer reclame, verkoop van aandelen), maar volgt bovendien steeds meer een behoudende, reformistische koers. Het oude liedje dus, we kennen het ook hier maar al te goed! Er is niets nieuws onder de zon; het maakt weer eens duidelijk welke waarden men in bepaalde scenes hooghoudt en welke niet.
Wat de bomaanslag betreft: de materiële schade was aanzienlijk, niemand raakte gewond. inhoud
Arrestaties in Spanje
Volgens de Spaanse burgerlijke pers is het volgende gebeurd: op 18 December betraden vier overvallers het kantoor van de Banco Santander in Cordoba en maakten een miljoen gulden buit. Onverwacht arriveerde een geldtransport en een Security-figuur stapte de bank binnen. De vier ontwapenden hem en namen hem mee om zich een vrije aftocht te verzekeren. Intussen was op de alarmsysteem geactiveerd, en de groep moest zich verspreiden. Een der bankrovers werd later in een hotel gearresteerd, de andere drie stuitten bij de uitgang van de bank op een politieagente, die hen zag en aan wilde houden.
De bankovervallers rieden haar aan om gewoon door te lopen, hetgeen ze ook deed, slim genoeg. De drie hielden een auto aan, lieten de bestuurder uitstappen (een voormalige secretaris van de plaatselijke socialistische partij) en probeerden met hun gijzelaar te ontkomen, maar het net van hun achtervolgers werd steeds nauwer. Een politieauto ontdekte de hen, en ramde hun auto. De drie gaven een lading munitie als antwoord, waarbij twee politieagentes geraakt en gedood werden. Andere politieauto’s waren echter al ter plaatse, en losten honderden schoten op de vluchtwagen – met als bedoeling om hen te doden (de vier overleefden alleen dankzij de kogelvrije vesten die ze droegen). Twee van de bankovervallers bleven samen met de gijzelaar zwaar gewond liggen, de derde slaagde er ondanks zijn verwondingen in om te ontkomen. Hij werd later verkocht door de chauffeur aan wie hij een lift gevraagd had, en werd nog dezelfde avond 40 kilometer buiten Cordoba gearresteerd.
Op dit punt begon de vuilspuiterij van de burgerlijke pers, die alle feiten verdraaide. Met een morele lynch-rechtspraak, die wel iets weg had van de inquisitie, werden de vier in de pers afgeschilderd als “criminelen zonder scrupules” die “uit cynische berekening gehandeld hadden” en daarbij twee onschuldige politieagentes “die toevallig langs liepen” doodden. In eerste instantie werd echter verzwegen dat het schot waardoor de bewaker voor zijn leven verlamd raakte, afkomstig was van een politiepistool. Toen dat niet langer ontkend kon worden, verklaarde men dat de politie niet geweten had dat zich aan boord van de vluchtauto ook een gijzelaar bevond. De bewakingsfirma verklaarde daarentegen dat ze van meet af aan de politie er op attent gemaakt had dat een van hun medewerkers in de vluchtauto zat. Later ontving de voormalige security-agent, die nu in een rolstoel zit, een onderscheiding van de regering.
Het idee hierachter is makkelijk te doorzien: men probeert een voor de staat gunstige stemming in de publieke opinie te kweken, in dit geval via een solidariteitsgevoel met de beveiligingsagent, die afgeschilderd wordt als slachtoffer van niets ontziende, gevaarlijke monsters – de gevangenen in Cordoba.
Slachtoffers en “slachtoffers”
Op 28 november 1996, een week of drie eerder, overlijdt José Sánchez Camargo onder omstandigheden, die zelfs in de burgerlijke pers als “obscuur” betiteld worden. Hij sterft na een bankoverval in Cordoba, twee medeplichtigen worden gearresteerd. Een eerste versie in de pers verteld dat Camargo bij een spelletje omgekomen is. Later verklaard de gouverneur zelfs dat het zelfmoord betrof. Uiteindelijk wordt het in de officiële papieren vastgelegd als “toevalsschot in het hoofd tijdens een handgemeen”.
“Afgesneden oren, schietgraag’
De in Cordoba gearresteerde kameraden worden beschreven als leden van een “in ontvoeringen gespecialiseerde bende met als kenmerk dat ze de afgesneden oren van de gijzelaars naar de verwanten sturen”. De pers geeft er de voorkeur aan te verzwijgen dat het in Italië bekende anarchisten zijn, en bestempeld hen als ex-terroristen die zich tot de georganiseerde misdaad gewend hebben.
Om mogelijke misverstanden te voorkomen willen we benadrukken dat we hier gijzelacties binnen anarchistische kringen noch willen veroordelen, noch verheerlijken. We proberen alleen te analyseren hoe deze feiten door de onderzoekscommissie gebruikt worden om onze kameraden ongeloofwaardig te maken, door hen als bloeddorstige monsters af te schilderen; alleen Giovanni Barcia is in Italië aangeklaagd voor ontvoering. Anarchisten in verband brengen met ontvoeringen en andere illegale activiteiten is een manie van Italiaanse rechters. Zij hebben sinds 1991 Giovanni en andere kameraden wegens deelname aan de Silocchi-ontvoering aangeklaagd.
Deze theorie van officier van justitie Improta wordt vervolgens in 1996 gebruikt door Marini, in zijn poging om zoveel mogelijk “storende” anarchisten zo lang mogelijk achter de tralies te krijgen. Tijdens Operatie ‘Pontelungo” (lange brug) verzinnen zij de bende met de naam ORAI
Hypocrisie
De lastercampagne tegen deze kameraden kon om verschillende redenen zo heftig worden. Een reden is ongetwijfeld het feit dat twee politieagentes omkwamen. De huichelarij van het patriarchale systeem kent hier geen grenzen: enerzijds is er het schijnbaar “democratische karakter” van de machthebbers, die de aanwezigheid van vrouwen binnen zijn repressieve structuren verheerlijkt als teken van de “gelijke rechten”; anderzijds is er het schattige masker van de vaderlijke zorg over het “zwakke geslacht”, dat immers zo teer en breekbaar is. Een uiterst opportunistisch vertoon van zelfmedelijden.
Wij twijfelen er niet aan, dat de twee omgekomen politieagentes goede vriendinnen voor hun vrienden en vriendinnen waren: dat zal wel zo zijn, zoals het ook wel zo zal zijn dat ze buiten hun beroep goede moeders voor hun kinderen waren. Beide vrouwen oefenden hun beroep al geruime tijd uit. Ze droegen een uniform, wapens en stapels bevelen, waaraan ze ondergeschikt waren. Op de ochtend van 18 december waren zij jagers, ze hebben in naam van het salaris en van de wet gehandeld. Ze waren niets anders dan door het kapitaal betaalde premiejagers tegen individuen die op de vlucht waren en hun leven en hun vrijheid probeerden te verdedigen, niets anders.
We zijn ons ervan bewust dat de hele kwestie voor opschudding zorgt vanwege haar ongebruikelijke verloop. Normaal zijn het steeds de “misdadigers” die aan het kortste eind trekken, en daarover windt vrijwel niemand zich op. Ook sommige de kameraden niet, die gewend zijn geraakt aan koele politieke berekening, en die al te snel een oordeel vellen – een oordeel dat uit hun mond niet eerder vernomen werd.Misschien telt binnen hun waardenschaal de kogel in Giorgio’s hals, waardoor hij verlamd dreigt te blijven, niet, net zo min als de verwondingen van Gianni en Claudio en de martelingen die Michele moest ondergaan.
Verdere informatie
De vier worden ook bankovervallen in Salamanca, Albacete en Zamora ten laste gelegd. Drie van hen waren volgens de politie ook verantwoordelijk voor de overval op het Italiaanse consulaat in Malaga op 4 december. Marini heeft om de uitlevering van Giovanni en Michele gevraagd, of wil hen in Spanje verhoren.
Ze zijn zwaar mishandeld, vooral Michele, de enige die bij de arrestatie nog niet gewond was. Hij werd uitgekleed en systematisch geslagen, en gefolterd met de verstikkingstechniek: dit houdt in dat hij een plastic zak over zijn hoofd kreeg. Tegelijk is in de speciale gevangenis in Jaen een staking onder de gevangen aan de gang, waarmee ze willen protesteren tegen de onmenselijke omstandigheden. Fouilleren, censuur, inbeslagname van de post, tegenwerkingen door de cipiers zijn aan de orde van de dag.
We dragen dit schrijven op aan onze kameraden in gevangenissen; voor de vernietiging van alle gevangenissen, leve de anarchie.
Medeplichtigen uit hartstocht
Enigszins ingekorte weergave van een tekst uit Spanje uit Januari 1997
inhoud
Waar halen ze het vandaan…
Theoretische achtergronden van de aanklacht van ‘subversieve vereniging’ en ‘bewapende bende’ ORAI (Organizzazione Rivoluzionaria Anarchica Insurrezionalista)
Volgens het processtukken…
wordt iedereen ten laste gelegd:
‘het bevorderen, vormen, organiseren en deel nemen aan een vereniging, met als doel het gewelddadig omverwerpen van de sociale- en economische orde in de Staat (…), die zich ook als bewapende bende manifesteert met als doel het begaan van (…) misdrijven. Het gaat om een bende die georganiseerd is volgens de verhullende structuur van twee lagen – een zichtbare, schijnbaar legale en een geheime, in de praktijk illegale – met van elkaar afgeschermde afdelingen, met de specifieke kenmerken van de ORAI, die, geheel volgens de theorie van Bonanno Alfredo Maria, bestaan uit affiniteitgroepen, basiscellen en coördineringen, (…) die zich ook bezighouden met diffuse activiteiten om aanhangers te werven, door middel van het drukken van pamfletten, documenten en alternatieve bladen als “Anarchismo”, “Provocazione”, “Canenero” en “GAS – Gruppi Anarchici Spaziali”, waarin delikten die tot doel hebben de grondwettelijke orde te vernietigen, te bevorderen enteverheerlijken.
…en de motivatie(fragmenten):
“(…) Bijzonder belangrijk is het artikel “Nieuwe Veranderingen van het Kapitalisme” door Bonanno (gepubliceerd in het tijdschrift “Anarchismo” van mei ’93, en aangetroffen in Tesseri’s woning in Nettuno na zijn arrestatie in verband met de roofoverval in Serravalle; hierin wordt het wezen van de anarchistische opstandige organisatie voorgesteld, die gebaseerd is op het formeren van nieuwe structuren). Aan het eind van het artikel staat: “voor de direkte, vernietigende strijd tegen de structuren, personen en organisaties van kapitaal en staat”
In de politieakten over Bonanno staat o.a. dat dit artikel de gedrukte versie is van een lezing die hij in Griekenland gehouden heeft, en vervolgens bediscussierd binnen een conspiratieve kring.
De waarheid over ‘ORAI’
De gecriminaliseerde lezing was een onderdeel van een reeks voordrachten, gehouden in Griekenland, over het thema ‘Opstand’; ook andere italiaanse activisten namen er aan deel. Het vond o.a. plaats op de universiteit van Saloniki, voor een gehoor van 1500 mensen en met pers en televisie erbij; de lezing werd gepubliceerd in nr. 72 van Anarchismo samen met andere analitische en theoretische bijdragen over het thema ‘opstand’, en in 1995 tevens in een bloemlezing van de uitgeverij
“Il culmine/GAS”. Ik heb geprobeerd deze bloemlezing te vertalen, en heb voorgesteld aan de activisten en uitgevers Guido Mantelli en Roberta Nano (die later door de ‘kroongetuige’ beschuldigd werden van deelname aan gewapende overvallen) om het te verspreiden binnen het duitse taalgebied. Nadat beide kameraden besloten hadden hun arrestatie niet af te wachten kon de distributie van de vertaling niet doorgaan. De bewuste bloemlezing werd in beslag genomen (in de gevangenis), maar ik en de anderen hebben inmiddels nieuwe exemplaren in handen gekrijgen.
De lezing “Nieuwe Veranderingen van het Kapitalisme” behandelt de volgende onderwerpen:
allereerst een samenvatting van de afgelopen 20 jaar kapitalisme en vanhet verzet ertegen;
over de nieuwe mentaliteit van productiviteit en democratie;
obstakels voor het verzet tegen het postindustriële kapitalisme en de staat;
technologische wederopbouw;
politieke, economische en militaire wederopbouw;
ineenstorting van het ware socialisme en opkomst van het nationalisme; mogelijkheden voor de ontwikkeling van massaal verzet tot anarchistisch communisme;
anarchistische revolutionaire organisatie (“L’organizzazione rivoluzionaria anarchica”);
waarom zijn we insurrectionele (opstandige) anarchisten.
De aanklacht van “vereniging” en “bewapende bendevorming”, alsmede de naam “ORAI” is gebaseerd op het voorlaatste artikel. Het concept van “Organizzazione Rivoluzionaria Anarchica Insurrezionalista” was, tot de voordrachtenreeks in Griekenland, in het Italiaans uitsluitend aangeduid als “Organizzazione Informale” (informeel, onofficieel, niet formeel…).
Wegens het Griekse taalgebruik was die aanduiding binnen de specifieke context niet begrijpelijk en dus onbruikbaar.
Voor een aanklacht zou deze aanduiding evenmin bruikbaar zijn geweest, aangezien “informeel” in juridische zin niet verenigbaar is met “vereniging” en “bewapende bendevorming” (hiërarchische, vaste strukturen).
En de duidelijke, heldere omschrijving van het idee, en het concept op zich, hebben al helemaal niets te maken met de versie die het Openbaar Ministerie ervan geeft door welbewust bepaalde elementen uit de context te pikken en willekeurig te interpreteren. De onverkort vertaalde tekst luidt als volgt:
“L’organizzazione informale”
of, zo je wilt:
“L’organizzazione rivoluzionaria anarchica”
“wij zijn van mening dat er, in de plaats van vakbonden en traditioneel georganiseerde groepen die hun bestaansrecht haalden uit inmiddels verdwenen sociale en economische structuren, zgn. affiniteitsgroepen opgebouwd moeten worden, bestaande uit een niet te groot aantal kameraden die onderling verbonden zijn doordat ze elkaar door en door kennen, en die in staat zijn zich te met elkaar te verbinden dmv periodiek plaatsvindende strijdmomenten, die als doel hebben het realiseren van bepaalde tegen de vijand gerichte acties.
Gedurende deze acties moet er gelegenheid voor discussie zijn en moet dieper ingegaan worden op praktische en theoretische aspekten van mogelijke toekomstige acties.
De samenwerking tussen groepen en individuen wordt bestaat in praktijk uit het ter beschikking stellen van middelen, documentatiemateriaal en alles wat voor het verwezelijken van de actie nodig is. Analyses worden zo breed mogelijk verspreid door eigen pers, tijdens bijeenkomsten en debatten die specifieke punten behandelen. Het centrale referentiepunt van een insurrectionele revolutionaire organisatie is dan ook niet het congres dat om de zoveel tijd plaatsvindt, zoals bij alle grote organisaties van de beweging gebruikelijk is, maar bestaat uit de samenhang tussen alle strijdsituaties, die op deze manier evolueren tot aanvallen tegen de klassevijand en momenten van theoretische reflectie en verdieping.
De affiniteitsgroepen kunnen een rol spelen bij het creeren van basiscellen. Deze moeten, binnen het verband van de intermediaire strijd (“lotte intermedie”), de plaats innemen van de vakbonden, de oude verzetsorganisaties, en ook van diegenen die star vasthouden aan de anarcho-syndicalistische ideologie.
Het actieterrein van de basiscellen bestaat dus uit de fabrieken, of wat daarvan over
is, de wijken, scholen, sociale getto’s en alle andere plaatsen waar het buitensluiten van bepaalde klassen plaatsvind, de segregatie tussen hen die “erbij horen” en die “buitengesloten” worden. Elke basiscel ontstaat vrijwel altijd als gevolg van de stuwende activiteit van de insurrectionele anarchist, maar bestaat niet uitsluitend uit een van hen. In de algemene bijeenkomsten waar besluiten genomen worden moeten de anarchisten hun stuwende activiteiten tegen de doelen van de klassenvijand maximaal ontwikkelen.
Verschillende basiscellen kunnen coordineringen voor eenzelfde doel opbouwen, door specifieke organisatiestructuren op te zetten, maar steeds volgens het principe van voortdurende conflictualiteit, zelfbeschikking en strijd.
Met voortdurende conflictualiteit bedoelen we de voortdurende en radicale strijd tegen de werkelijke uitingen van klasseheerschappij en tegen degene die ervoor verantwoordelijk zijn.
Met zelfbeschikking bedoelen we de volledige onafhankelijkheid van elke partij, vakbond en clientele. De strijd moet haar middelen dan ook uitsluitend betrekken uit spontane giften.
Met strijd bedoelen we de weigering te onderhandelen, regelen, compromissen te sluiten met de klassevijand.
Het actieterrien van de affiniteitsgroepen en de basiscellen is de massastrijd. Deze strijd is altijd een tussenfase, en heeft als zodanig geen direkte, vernietigende uitwerking, maar kenmerkt zich door eenvoudige eisen, met als doel meer krachten te bundelen om de strijd tegen andere doelen beter te ontwikkelen. Het uiteindelijke doel van deze tussenfase blijft hoe dan ook de direkte strijd. Uiteraard kunnen individuele activisten of affiniteitsgroepen besluiten om toch alvast de instellingen, personen en structuren van kapitalisme en staat aan te vallen. In deze wereld die zich overduidelijk consolideert, waar het kapitaal bezig is met het ontwikkelen van controle- en machtsinstrumenten van ongekende omvang, door toepassing van technologie die slechts dient ter bestendiging van de bestaande heerschappij, zal sabotage eens te meer zich ontwikkelen tot het wapen van de buitengeslotenen.”
Dit is de beschrijving van een concept voor een anarchistische massaorganisatie. De welbewust verkeerde interpretatie uit de aanklacht maakt hiervan een specifiek ideologische, gesloten organisatie van anarchisten. Het concept van horizontale massaorganisatie wordt vervormd tot een verticale organisatie. Deze wordt vervolgens geprojecteerd wordt op “groepen van radicale anarchisten” die door de aanklagers zelf verzonnen worden, met als doel iedereen te beschuldigen van een – niet bestaande – kollektieve ideologische en criminele verantwoordelijkheid.
Novara, 10 april 1997
Marco Camenish inhoud
Een nieuwe stap in het Italiaanse repressiemodel
We willen de nieuwe stap in de repressie onder de aandacht brengen, die de Italiaanse staat tegen militante proletarische groepen heeft ondernomen. We willen deze actie van de staat aan de kaak stellen en ons solidair betuigen met alle kameraden, die door deze actie worden getroffen. We roepen massaal op tot solidariteit en tot verzet tegen deze nieuwe oorlogszuchtige actie van het mondiale staatsterrorisme.
Italië is een groot laboratorium van de contrarevolutie geweest. Deze staat is jarenlang model geweest voor de repressieve staat. Deze staat, met haar justitiële en repressieve organisatieapparaat, die op internationaal niveau zo’n goed voorbeeld was van hoe men spijtoptanten, collaborateurs en afzweerders creëert… heeft opnieuw een nieuwe, representatieve kwalitatieve sprong gemaakt.
Enkele jaren geleden blonk de Italiaanse staat wereldwijd uit door de wijze waarop zij op wonderbaarlijke wijze de tactiek van de criminalisatie inzette. Zij deed dat door delen van de arbeidersbeweging over een kam te scheren en te beschuldigen van terrorisme, terwijl zij officieel van geen enkel concreet strafbaar feit kon worden beschuldigd. Sinds enkele jaren hanteert de Italiaanse staat de repressieve tactiek om de bevolking angst aan te jagen door middel van bommen, gelegd door de politie of diens handlangers. Op deze wijze kan zij al haar staatsterroristische activiteiten legitimeren. Sinds meer dan 15 jaar combineert de Italiaanse staat haar terroristische handelen, dat alle staten gemeen hebben (met name fysieke en psychische folter), met een wetgeving die verraad, berouw en collaboratie beloond. Deze wetgeving vormt een model voor internationaal justitieel optreden, dat wordt overgenomen door de politie en de justitie van steeds meer landen.
De inquisiteurs van de Staat, vertegenwoordigd door het Openbaar Ministerie in Rome, draaiden een campagne in elkaar, waarbij wordt uitgegaan van enkele repressiemaatregelen. Ten gevolge van deze campagne werden willekeurige ‘anarchisten’ schuldig verklaard. Daarnaast werden enkele huiszoekingen uitgevoerd, waarbij wapens werden ontdekt. De campagne stoelt echt echter in de eerste plaats op de vage verklaringen van een ‘geconstrueerde’ kroongetuige. De campagne mondde uit in het indienen van aanklachten tegen verschillende groepen en militanten, die zichzelf ‘anarchisten’ noemen. In werkelijkheid worden er echter geen schuldigen gezocht, maar probeert men om een hele beweging te criminaliseren – een beweging waarbinnen zeer veel tegenstrijdigheden voorkomen en die bestaat uit verschillende structuren en posities, met als algemene noemer dat de mensen die er deel van uitmaken zichzelf beschouwen als ‘anarchisten’.
Uiteraard was deze aanval van de staat niet gericht tegen ‘anarchisten’ in het algemeen – delen van de anarchistische beweging zijn immers in Italië, zoals overal ter wereld, duidelijk reformistisch en pacifistisch en verlenen de staat zodoende een uitstekende dienst. Aan de andere kant oefent de Italiaanse staat, net zoals in het verleden, druk uit op alle delen van de beweging, die zij over een kam scheert, opdat zij ‘geweld’ afzweert, zich verontschuldigt, enz. Zij behaalt hiermee geweldige resultaten. Net als vroeger, toen het ten gevolge van de repressie van de Rode Brigades, Prima Linea en andere groepen distantiëringen regende, hebben momenteel groepen, die deel uitmaken van het ‘officiële’ anarchisme (bijvoorbeeld de ‘circolo Berneri’ en de FAI) zich ook zonder enige terughoudendheid (van andere anarchisten, red.) gedistantieerd. De distantiëringen impliceerden dat de beschuldigden geen anarchisten waren, maar provocateurs. In wezen probeerden zij zich ten aanzien van de staat te verontschuldigen, doordat zij verklaarden dat anarchisten nooit gewapende acties zouden uitvoeren.
Derhalve is het logisch dat de vertegenwoordigers van de repressie – terwijl zij de ‘officiële’ anarchisten met rust laten – proberen om degenen te identificeren die zij als de echte vijanden van de staat beschouwen. Hen willen zij zware klappen toebrengen. Een politieagent of een rechter vat subversie niet op als een ‘natuurlijk’ en onvermijdelijk resultaat van de ellende en de onderdrukking, maar als het werk van een bende samenzweerders. Het is logisch dat vanuit deze visie talloze fouten voortvloeien, die hen ertoe brengen om zelfs militanten en hele delen van bewegingen te veroordelen, die überhaupt geen revolutionaire activiteiten ontwikkelen.
Sinds het einde van 1995 en gedurende 1996 heeft er een hele serie van processen, huiszoekingen, arrestaties, aanklachten, criminalisaties, verklaringen en campagnes plaatsgevonden. Het hoogtepunt van deze ontwikkeling vormde 16 en 17 september 1996. Op deze dagen werden circa 60 huizen in diverse Italiaanse steden doorzocht. Talloze militanten werden gearresteerd en enkele andere militanten werden gedwongen ondergronds te gaan. Terwijl slechts een paar arrestanten worden beschuldigd van een aantal bankovervallen, moord en roof, wordt de meesten voorgeworpen – zonder enig bewijs of nuancering – lid te zijn van dezelfde gewapende bende. Deze organisatie zou ‘Organizzazione Rivoluzionaria Anarchica Insurrezionalista’ moeten heten. Een hele reeks suggestieve typeringen wordt uit de kast gehaald: ‘gewapende bende’, ‘subversieve vereniging’, ‘wapen en springstofbezit en ‘aanslagen op publieke instellingen’.
We benadrukken deze beruchte criminalisatie van militanten, waarbij men noch kan aantonen dat zij betrokken zijn bij gewapende acties noch dat zij wapens hebben gebruikt, niet omdat we ons alleen met ‘onschuldigen’ zouden willen solidariseren, en niet met degenen die gewapende acties tegen privébezit en de staat hebben uitgevoerd – zoals veel reformistische en opportunistische politieke bewegingen dat doen. We benadrukken deze criminalisatie juist omdat de ‘schuldigen’ een belangrijk onderdeel van onze beweging zijn in de ruimste zin van het woord. Dit is geen nieuw standpunt; revolutionairen hebben sinds het tijdperk van Marx en Bakoenin tot de tijd van Flores Magón en Rodolfo Gonzalez Pacheco deze houding in kwesties als deze altijd wenselijk geacht.
We zijn solidair, omdat wij het van groot belang vinden om kond te doen van het gegeven dat de staat niet degenen wil bestrijden die een of ander ‘strafbaar feit’ hebben begaan, maar degenen die een gevaar voor haar betekenen. Deze vervolging staat in feite los van het al dan niet hebben begaan van een of ander ‘delict’ of het hebben van enigerlei bewijs.
Kort gezegd – want dit moet heel duidelijk zijn – willen we de tactiek van criminalisatie, die de staat gebruikt (alsmede die van de spijtoptanten, van de collaborateurs) ontmaskeren als een methode om een brede sociale beweging te beteugelen, om de klasseheerschappij veilig te stellen en te reproduceren. We benadrukken dus dat de beschuldigden formeel ontkend hebben lid te zijn van een clandestiene organisatie. Daarnaast hebben zij verklaard dat vanuit ideologisch opzicht een ‘revolutionaire anarchistische organisatie voor de opstand’, in de zin van een specifieke en op zichzelf staande structuur, voor iemand die zich ‘anarchist’ noemt geen zin zou hebben. Want dit concept zou eerder leninistisch zijn en zou hem/haar daarom vreemd zijn.
“De rechters weten maar al te goed dat de anarchistische organisatie, waarover zij spreken, niet bestaat. Ze weten dat het model van een gewapende bende – afgeleid van een blik in de spiegel – niet van toepassing is op de werkelijke relaties tussen anarchisten. Individuen, die op basis van affiniteit met elkaar omgaan, dat betekent uitgaande van de onderlinge verschillen, en initiatieven ontwikkelen, zonder formeel verenigingen te vormen, individuen die zich goed organiseren, maar niet op een rigide en hiërarchische manier, kunnen geen bewapende bende zijn. En dat niet enkel en alleen omdat zij clandestiniteit afwijzen (een afwijzing die op zichzelf genomen al veelzeggend is), maar omdat zij niet bereid zijn om zich – noch in de zin van ‘kortere weg’ naar het doel, noch programmatisch – aan te sluiten bij een structuur die uit het gewapende bijeenkomen een geïsoleerde werkelijkheid maakt. Dit wordt niet wezenlijk anders als een anarchist – individueel en alle verantwoordelijkheid op zich nemend – besluit wapens te gebruiken. Zelfs als allen, waar een onderzoek tegen loopt, of als zelfs alle anarchisten op de hele wereld – naast geschreven, gediscussieerd, lief te hebben gehad, manifesten verspreid, bazen te hebben beledigd, weg gebleven te zijn van het werk, gekraakt en goederen toegeëigend te hebben – naar de wapens zouden hebben gegrepen, dan zou ook dit geen bewapende bende van hen maken. Het is de macht die dit zit te verzinnen … Wat de rechters nu eenmaal willen bewerkstelligen, is de illusie dat buiten het overleven en wachten op betere tijden slechts de bewapende organisatie rest. Gelukkig is de opstand niet zoals het repressieapparaat haar graag zou zien…”
uit: Comunismo nr. 40
(verkrijgbaar via: Correspondencia, BP 54 – BXL 31, B-1060 Brussel, België) inhoud
Geweld & geweldBelast jezelf niet met de last van de taak en van het werk.
Wees luchtig. Bevrijd je van elke last.
Het is weer gebeurd. Ditmaal niet in Italië maar in Spanje. Een bankoverval, op 18 december jl.. in Cordoba, en de bewakers van bezit en geld snellen toe. Wie het waagt om met z’n lange vingers te grijpen wat hij nodig heeft moet gestraft worden. Dus er volgt een klopjacht, die eindigt met twee neergeschoten politievrouwen, een gewonde bewaker en drie gewonde bankrovers. Claudio Lavazza, Giorgio Edoardo Rodriguez, Giovanni Barcia en Michele Pontolillo worden gearresteerd; de laatste twee zijn in Italië bekende anarchisten – Giovanni omdat hij ervan beschuldigd wordt deel te hebben genomen aan de ontvoering van Mirella Silocchi (het vonnis in hoger beroep werd precies op 18 december door de Hoge Raad vernietigd) en al jaren voortvluchtig was, Michele omdat hij totaalweigeraar is en vaak te vinden was in kraakpanden en bezette jongerencentra.
Er is nog weinig bekend over deze zaak. De Spaanse pers is niet erg scheutig met informatie, en in Italië is er nog minder over geschreven. Het schijnt dat de Spaanse justitie de overvallers ervan beschuldigt nog een aantal bankroven gepleegd te hebben (waar kennen we dat van?) – waarbij het niet duidelijk is of dat voor alle vier geldt of slechts voor een enkeling – en dat Italië, en mogelijk ook Frankrijk, om uitlevering hebben verzocht. Verder schijnt het, volgens de schaarse artikelen hierover in de Italiaanse pers, dat ook Claudio Lavazza gezocht wordt, omdat hij tot levenslang veroordeeld zou zijn wegens feiten die te maken hebben met een bewapende groepering uit de jaren ’70 “Proletari Armati per il comunismo”.
Het is niet moeilijk om voor te stellen dat deze gebeurtenis door de italiaanse recherche gebruikt zal worden als ondersteuning van hun theorie over het bestaan van een ‘bewapende anarchistische bende die zich richt op het uitvoeren van overvallen en ontvoeringen’, aangezien Barcia en Pontolillo beide gedagvaard zijn in het Marini-proces. Maar laat de heren inquisiteurs hun werk maar doen. Wij zullen blijven onderstrepen dat iedere anarchist verantwoordelijk is voor zijn eigen keuzes, in het leven en in zijn handelen, en dat elke poging om deze individuele verantwoordelijkheid een ‘collectief’ van andere anarchisten in de schoenen te schuiven, niets anders is dan een kleingeestige zet van de politie. En we spreken uiteraard onze solidariteit met de arrestanten uit, die zich nu in handen van de Spaanse Staat bevinden, die zich ongetwijfeld op hen zal wreken.
Deze maatschappij van hiërarchie en poen produceert dag in dag uit geweld en, tegelijkertijd, een haast ondoordringbaar systeem van morele verdovingen waarmee dat geweld draaglijk gemaakt wordt. Het vermogen om geweld te herkennen is een kwestie van de moeite nemen; het is een noodzakelijke eigenschap voor wie zich wil verzetten. Er is één groot, ingewikkeld spel van huichelarij aan de gang rond de wreedheden van alledag.
De eerste regel is de daden van individuen te versplinteren, zodat het onmogelijk wordt ze in hun onderlinge samenhang te zien. Wat zou de arbeider denken als hij plotseling, in hun totaliteit, zou zien welke gevolgen zijn kleine, herhaalde handelingen hebben, en wat de oorzaken zijn? De machines die hij maakt veroorzaken uitbuiting, armoede, lijden, dood. Maar hij moet de moeite nemen de link te leggen tussen het broodmagere kind in Afrika dat hij op televisie gezien heeft en de grondstoffen die hij in de fabriek gebruikt, de produkten die hij maakt. Je alleen maar concentreren op die knop die je moet indrukken betekent je geweten verdoven.
De kleine bureaucraat die acht uur per dag formulieren invult, ziet de immigrant die naar huis gestuurd wordt omdat zijn ontbreekt op het formulier, niet. Hij ziet ook degenen niet die in de gevangenis eindigen omdat ze weigeren alles via officiële papieren te doen. Maar zelf heeft hij nooit iemand achter slot en grendel gezet.
De passieve houding tegenover het werk dat men zonder enig besef uitvoert, is ook terug te vinden voor de televisie. De televisiekijkers komen rechtstreeks uit de fabriek en het kantoor. Men klaagt over het werk zoals men klaagt over de politicus op televisie. Maar wat zou er gebeuren als men, terwijl de politicus praat, al die mensen zou zien, die het land uitgejaagd worden, die sterven door asbest, die opgeblazen worden, die achter prikkeldraad of op een of ander politiebureau mishandeld worden? Wat als men de link zou leggen tussen hun bloed, hun lijden en de valse glimlach van de politicus?
Men ziet doorgaans slechts het spectaculaire geweld. De mafia die moordt om het geld. De burger is verontwaardigd, en hoe sterker de verontwaardiging, des te beter voelt hij zich als hij gaat stemmen (op de grote terroristen). Talloze mensen die hun dagelijks brood verdienen, geld op de bank zetten, boodschappen doen bij de supermarkt, hebben nog nooit een wapen in handen gehad, of iemand bedreigd, verwond of gedood. Ze werken bij verzekeringsmaatschappijen, de post, de douane of waar dan ook, en houden niet van bloed en geweld. Brave burgers. Ze hebben nooit het geweld willen zien, en hebben het dus ook nooit gezien. De economie lijkt vanzelf te bewegen. Daarom lijkt het geld onschadelijk. Het geweld tussen de bankbiljetten is onzichtbaar, dus het bestaat niet.
Maar je moet eens proberen je een produkt toe te eigenen zonder als tegenprestatie de ruilwaarde achter te laten, de waarde die maatschappelijk vastgesteld is, de algemene aanvaarde tegenhanger, kortom: geld. Dan zie je ineens dat de samenleving als een man opstaat om het bezit te verdedigen. De kapitalist, rechter, politieman, gevangenisdirecteur, journalist, priester, psycholoog: allemaal zullen ze je inpeperen dat de waarde van iets niet bepaald wordt door het plezier dat je eraan beleeft, door wat je ermee doet of door je behoeften, maar door een mysterieuze sociale regel die bepaald dat je een produkt alleen mag hebben indien je ook het hele gevolg voor lief neemt, indien je de kapitalist, de rechter enz. ook accepteert.
Ze zullen je de waarde van werk bijbrengen, en je aan de gedachte laten wennen dat elk ding verbonden is met de tijd die je nodig hebt om het te verkrijgen dat is wat geld is. Vervolgens zullen ze ervoor zorgen dat je hen bewonderd en bedient, dat je jezelf beoordeeld naar hun maatstaven en niet andersom; ze zullen je vertellen dat het respecteren van eigendom hetzelfde is als liefde voor de mens, en dat je, als je er anders over denkt, een probleem hebt met je verstand of met je familie. Ze zullen zeggen dat je door te stelen een affectiestoornis met je vader probeert op te lossen en dat je in ieder geval moet worden geholpen, begeleid, opgevoed en ingepast. Ze zullen je berechten en opsluiten, of, als je je verzet en je verdedigt, zullen ze je slaan, op je schieten, je om zeep helpen.
Zodra iemand de gebruikelijke geldcirculatie verbreekt, zie je plotseling het ware gezicht van het bezit verschijnen: geweld. “Stelen, overvallen, hoe bestaat het?” denkt de burger die zich concentreert op zijn knopje of zijn formulieren, of gezeten voor zijn tv. Waarom doet men illegale zaken in plaats van te werken? Misschien omdat men door meteen het geld te pakken tijd – leven – afpakt van het economische systeem. Je pakt van de dode werkuren de mogelijkheid terug om te doen wat je zelf wilt, om te dromen, te discussiëren, liefhebben, eigen plannen te verwezenlijken. Hoe minder tijd voor het werk, des temeer om het te vernietigen. Geld is tijd.
Door het bezit aan te vallen ontsnap je zeker niet aan de uitbuiting en aan het systeem van de handelswaar. Maar wat je ermee wint, als je sterk genoeg bent, is dat je je eigen mogelijkheden iets verruimt. Wanneer je ze niet langer bekijkt vanuit hun waarde in geld, blijken de dingen zich ineens te lenen voor andere doelen, experimenten; je kan ze weggeven, gebruiken, kapot maken. Werk betekent niet langer uitsluitend salaris, maar ook sociale organisatie, een geheel van verhoudingen.
Wie zich onttrekt aan het salaris – in de strikte zin van het woord – heeft meer wapens in handen in de strijd tegen de economie (zolang men tenminste niet verslaafd raakt aan het geld, aan de rol van dief, aan de eigen vaardigheid). Maar deze strijd is ofwel wijdverbreid, ofwel niet bestaand. Slechts wanneer plundering dagelijkse praktijk wordt, wanneer ‘gratis’ het wint van ‘ruilwaarde’, wanneer de verhoudingen niet langer bepaald worden door handel en iedereen zelf de waarde van de dingen bepaalt, alleen dan bestaat er een reële kans op de vernietiging van de markt en het geld – die samenvalt met de vernietiging van de Staat en hiërarchie.
Maar zodra de autoriteiten achter een overval dit soort overwegingen menen te ontwaren, verhogen ze de prijs. Nu degenen die een overval plegen anarchisten zijn, is het niet genoeg dat ze het risico lopen te moeten schieten of beschoten te worden, dat ze het risico lopen in de gevangenis de tijd te verliezen, die ze nu juist wouden winnen door het aan het werk te onttrekken: nee, de heren magistraten hebben voor hen ook nog de aanklacht van “gewapende bende” voorbereid. De staf loopt op.
Wanneer een anarchist besluit, individueel, om zijn geldzorgen op te lossen dmv een overval, dan ligt er al een theorie voor hem klaar die bepaalt dat hij deel uit maakt van een illegale organisatie met bazen, kassiers en boekhouders. Op die manier presenteert de Staat een steeds hogere rekening, en probeert ze een weerzinwekkende collectieve verantwoordelijkheid te creëren om ervoor te zorgen dat we elkaars controleurs worden.
Opnieuw wordt het illegale opgevoerd om het legale, dagelijkse geweld te maskeren. In het geval van de anarchist is het gevolg van de dienaren van het geld alleen maar langer. De handelswaar is nog duurder, omdat het bestaansrecht van de kapitalist zelf in het geding is, en dat van de rechter, politieagent, journalist, priester, psycholoog, bureaucraat, arbeider en van de overvaller zelf. De toename aan repressie dient ervoor een hele wereld van prijzen in stand te houden. Geen enkele prijs mag in dit geval te hoog lijken.
Massimo Passamani.
uit: Canenero 44
inhoud
Marini’s zeepbel
Het eerste deel van de hoorzitting, (6 en 13 mei 1997) werd afgesloten met een verdaging tot juli. Verschillende nieuwe aanklachten waren aan de oude toegevoegd (de belangrijkste de bomaanslag van 25 april op Palazzo Marino in Milaan). De officier van justitie, Marini, vroeg enkele nieuwe aanklachten tot het proces toe te laten, te weten:
de bankoverval in Cordoba (Spanje)
de aanval op het italiaanse consulaat in Malaga
de aanhouding van Massimo Passamani in Parijs
de explosie in Milaan op 25 april
de pers van de anarchistische en opstandige beweging.
Marini verklaarde verder dat de “bende”, ondanks de arrestaties, nog steeds criminele activiteiten uitvoerde. Als voorbeelden noemde hij de bankoverval in Spanje, de bom in Milaan en de aanwezigheid van anarchisten op het internet. Volgens hem moest de organisatiestructuur van de bende opnieuw onder de loep genomen worden, om de rol van de verschillende gedagvaarden die nog op vrije voeten waren, opnieuw te beoordelen. Hij voegde eraan toe, dat er in elk geval bendeleden bestaan die – tot nu toe – “nog niet geïdentificeerd zijn”.
Het onderzoek is dus allesbehalve achter de rug. Inzage in de processtukken bracht een belangrijk aspect aan het licht: de rechercheurs zien de roemruchtige antimilitaristische bijeenkomst in 1988 in Forli als het moment dat er een splitsing plaatsvond tussen de “harde” vleugel van de anarchistische scene en de rest, die vertegenwoordigd wordt door de italiaanse anarchistische federatie (FAI) – hetgeen bewezen wordt doordat de FAI de “gewelddadigen” eruit gesmeten zou hebben. Hierdoor verandert de hele zaak, volgens de stukken, van een politieke in een criminele aangelegenheid. Met het buitengooien van de “harden” ontstond een situatie waarin – nog steeds volgens de rechercheurs – de “gewapende bende” geformeerd werd (die tot nu toe steeds aangeduid werd als ORAI, maar tijdens de laatste zitting ineens “Azione Rivoluzionaria” genoemd werd).
Dit alles is geen kleinigheid. Het is niet alleen van belang omdat het, althans op het eerste gezicht, een historische verklaring geeft voor het bestaan van deze groepering. Het is ook van belang omdat men ons wil doen geloven dat het “buitengooien” door de rest van de beweging niet alleen een afwijzing inhoudt van bepaalde illegale, gewelddadige voorstellen van sommige anarchisten, maar bovendien een veroordeling, die bijdraagt tot het isoleren van diegenen die kennelijk een carriere als “wilde crimineel” voorstaan.
Op televisie benadrukte Marini dat zijn aanklacht geen aanval was op de vrijheid van meningsuiting, maar een poging een gevaarlijke bende, bestaande uit terroristen en criminelen, uit te schakelen. Daarbij zal hij in ieder geval wel weten dat van diegenen die zich in Italie anarchist beschouwen, de FAI een onbeduidende minderheid is. Hij is nog minder geïnteresseerd in het feit dat de anarchistische wereld, die tijdens de jaren ’60 en ’70 inderdaad liet leiden door buitenparlamentair links, zich intussen ontwikkeld heeft tot talloze kollektieven en individuele verbanden, en dat men de “oude scene” verlaten heeft met – en na – de opkomst van de punk en de kraakacties.
Hij weet maar al te goed, omdat het geen geheim is, dat de FAI en de organisatoren van die bewuste antimilitaristische bijeenkomst, die wel beter weten, geen vinger zullen uitsteken om zijn interpretatie te weerspreken. In tegendeel: ze hebben zich al gedistantieerd, met de bureaucratische en huichelachtige opmerking in hun blad dat ze in 1988 geen congres in Forli gehouden hebben, en dat ze er ook niemand uitgesmeten hebben. Geen woord van solidariteit met de arrestanten, die – in hun ogen – zich niet eens anarchist zouden mogen noemen.
Van een politieke naar een criminele aanklacht: houdt dit goed in de gaten. Niet omdat diegenen, die nu in de gevangenis zitten en tegen wie een onderzoek loopt anders nooit met de repressie te maken gehad zouden hebben: ieder individu dat zichzelf anarchist beschouwt moet beseffen dat zijn levenshouding, zijn beslissingen en zijn acties uiteindelijk maar twee mogelijke oplossingen kennen: of de vernietiging van de staat, of de dood/gevangenis. Men zou nog kunnen besluiten op een of andere manier overeind te willen blijven, een beetje aanpast en zo nog wat lol maken. Dat is een legitieme beslissing, een die te rechtvaardigen is. Maar men kan ook besluiten in een dimensie te stappen waar gevochten wordt, om minder te leiden, om meer te krijgen, om beter te kunnen overleven, om minder ongelukkig te zijn.
En dat kan ook een legitieme beslissing zijn – wanneer die met een heldere gemoed genomen is en niet ten koste gaat van diegenen die, om wat voor redenen dan ook, goede of slechte, bekende of niet bekende, besluiten helemaal niets te tolereren van wat ons overheerst, en zich daarom zonder alles te berekenen. Zonder te berekenen, want anders verandert alles in politiek, overheersing, macht, aanpassing, homogeniteit. Anders zou alles wat we niet zelf zijn, alles wat anders is en misschien hogere doelen heeft, dromen, verlangens, gevoelens, de vijand zijn.
En dit is wat hier lijkt te gebeuren. Marini heeft een gelukkige hand. Hij en zijn dienaars van de ROS (italiaanse speciale politie-eenheid) hebben begrepen, dat ze van deze handelwijze kunnen profiteren, dat ze die kunnen uitbuiten: hoe meer de “echte”, “officiële” anarchisten praten over zinloze, vergezochte zaken als Sofri, boetes wegens het plakken van aanplakbiljetten, vlooienmarkten en andere bijzaken, en hoe langer ze zwijgen over deze verdomde repressieve acties, des te meer begrijpt Marini dat zijn theorietje, gebaseerd op dat beruchte congres/bijeenkomst, nog werkt ook – en hoe!
De strafzaak blijft overeind dankzij het stilzwijgen van de burgerlijke pers en van de informatieorganen van buitenparlamentair links. Het gevolg is dat ook de publieke opinie zwijgt, want die weet van niets; àls ze toch iets weet zoekt ze meteen een naar een vlag en doet vervolgens de zaak af met banale slogans. Maar met de pechvogels die opgepakt zijn heeft het allemaal niets te maken.
Marini heeft momenteel maar weinig in handen. Een jongedame die niet te vertrouwen is en enkele processen uit het verleden, die inmiddels verbrokkelen: het is geen toeval dat hij steeds om meer tijd vraagt – misschien om wat mensen te arresteren in de hoop eindelijk iets concreets in handen te krijgen?
Hij vals nu zelfs het internet aan. Het valt moeilijk te begrijpen waarom hij zo verbaast is, dat ook anarchisten middelen hebben om anderen mede te delen wat ze te zeggen hebben: “De groep van opstandige anarchisten, ORAI genaamd, is aanwezig op internet met hun periodiek CANENERO, het orgaan van de beweging…”, “Het blad geeft twee internetadressen om e-mail te ontvangen: elpasosq@freenet.hut.fi en lucpac@freenet.hut.fi, en voor gewone post het adres van het “anarchistische verdedigingscomité (CDA) p/a El Paso, ViaPasso Buole 47 Torino 10127…”, “…dit maakt duidelijk dat er niet alleen een zekere bereidheid is de anarchistische ideologie [sic] te verbreiden, maar ook dat men er financiële midden voor heeft…”.
Misschien kan de eerste de beste jongere hem eens uitleggen dat het internet praktisch gratis is en dat je geen specialist hoeft te zijn. Even los van zijn grote woorden kan men op het internet nog wel iets anders vinden dan wat hij “oproerpropaganda” noemt. Gelukkig maar.
Naast het internet heeft hij de aanhouding in Parijs van Massimo Passamani genoemd. Wie weet wat daar nou bijzonder aan is. Is het niet normaal dat iemand die niet gearresteerd wil worden het land probeert te verlaten? Dichter bij dan Frankrijk… Massimo’s zaak dient op 15 juli, er wordt dan over zijn eventuele uitlevering beslist.
[dit is inmiddels achter de rug: zie’Stand van zaken”]
Vervolgens was er de arrestatie van Salvatore Condrò. Een professor aan de universiteit van Marseille die in toestanden rond een autobom in Rome in 1989 getrokken werd. Iemand heeft Marini iets over “een Fransman” ingefluisterd, en dat was kennelijk voldoende. Condrò werd op 6 februari gearresteerd in Marseille, waar hij rustig woonde en werkte. Hij wordt ondersteund door een eigen comité dat uit meer dan 1000 mensen bestaat: collega’s, kunstenaars, het puikje van geinstitutionaliseerd links in zijn stad. Hij was nooit anarchist, in de franse pers staat zelfs dat hij “… nooit enige sympathie voor terroristen gekoesterd heeft…”. Laat ook maar zitten. Over zijn uitlevering wordt beslist op 6 juni, als de Chambre d’Accusation weer samenkomt. [Ook dit heeft inmiddels plaatsgevonden: hij mag uitgeleverd worden, maar is op borgtocht vrijgelaten. Het franse ministerie van justitie heeft hier het laatste woord}
Dan Michele Pontolillo en de anderen van de bankroof in Cordoba, afgelopen december. Over Michele kunnen we alleen zeggen, dat er niemand met meer recht van spreken kan verklaren dat hij vanwege persoonlijke redenen aan een bankroof heeft deelgenomen. Twee kinderen hebben en dan ophouden je als een hond te laten behandelen op je werk is meer dan begrijpelijk. Het zou ons niet verbaasd hebben dat hij het geld ook gebruikt zou hebben om het lijden van anderen wat te verlichten – we weten immers hoe gevoelig hij is. Hij, Lavazza en Rodriguez worden er ook van beschuldigd twee bankroven in Albacete en de aanval op het italiaanse consulaat in Malaga op hun geweten te hebben. Michele schrijft, dat de ministerraad voorstander is van uitlevering voor Lavazza, en dat deze na het proces naar een italiaanse gevangenis zal worden overgeplaatst. In de gevangenis van Jaen, waar hij en Barcia zich bevinden, wordt de staking van de “patio” voortgezet. Dat houdt in dat de gevangenen hun cellen niet verlaten uit protest tegen de onmenselijke levensomstandigheden in de bak. Michele schrijft verder dat de medische toestand van Rodriguez beter is (hij heeft kogelsplinters in zijn hals), maar dat hij niet zelf kan schrijven omdat zijn hand nog steeds verlamd is.
En dan is er nog de bomaanslag op Palazzo Marino op 25 april in Milaan. Er is zelfs een verklaring waarin de verantwoordelijkheid wordt opgeeist, ondertekend met azione rivoluzionaria anarchica .
Het zou werkelijk een nawee van Azione Rivoluzionaria kunnen zijn, maar wij twijfelen daaraan. (A.R. was een anarchistische bewapende groepering die actief was in de jaren ’70, maar intussen niet meer bestaat).
Dat is het tot nu toe. Op 1, 12, 15 en 17 juli zullen de hoorzittingen in Rome hervat worden. We zullen eens zien wat de bewakers van de democratie in de tussentijd zoal bedacht hebben.
Uit “Caliente” inhoud
Gevangenissen & gevangenen
Gevangenissen, hun aard en effecten schijnen een afgeschermde plaats in te nemen in onze gedachten.
De rechterlijke macht belichaamt de wijze, die de maatschappij heeft gekozen om haar conflicten te reguleren, namelijk door dwang en door het van haar uitgaande beeld. Gevangenissen zijn daarnaast de optelsom van datgene wat ons vernietigt en onderdrukt. We moeten begrijpen waar en hoe men in actie kan komen om de smerige strijd om te overleven te beëindigen. Het bovenstaande brengt onherroepelijk het probleem van de vernietiging van gevangenissen en justitie met zich mee. Een wezenlijke voorwaarde om justitie te elimineren is, om niet langer de taal en de denkwijzen te hanteren die justitie gebruikt. Deze taal en denkwijzen worden normaal gesproken alleen gebruikt om het ‘misbruik’ van de macht aan te wijzen. Dat wil niet zeggen dat we gevangenen het recht willen ontzeggen om een correcte behandeling te eisen, als ze worden gefolterd of mishandeld. Maar wanneer men zich ertoe beperkt om bepaalde zaken te zien als verkeerd gedrag (het machtsmisbruik van de bewakers is fout), zonder het monsterachtige van het feitelijke bestaan van de gevangenis in te zien, dan komt een gevangene terecht in een perverse spiraal van schuldvereffening: wat betekent het om rechterlijke instanties te verzoeken om een `correcte behandeling’? Zou elk individu niet liever afstand willen doen van enige behandeling?
De omkering van de wetgeving
De wet kan men niet opvatten als het recht van het individu om dit of dat te krijgen of te doen, of als het geheel van juridische teksten en praktijk. Het tweede lijkt daarbij het eerste met zich mee te brengen en waarborgen. De democratische gang van zaken suggereert dat de wetten op mensenrechten worden gebaseerd. Iedere voor ons gunstige wet is echter al een beroving, een zoektocht naar onszelf in iets anders dan onszelf.
Maar wat wordt er door de wetgeving vastgelegd? Een vrijheid die enkel en alleen in negatieve begrippen is geformuleerd: `Mijn vrijheid stopt daar waar deze de vrijheid van anderen beperkt.’ Een beeld van het individu als territorium dat door andere is begrensd, een beeld van een kleine bezitter, voorloper van het beroemde `mijn lichaam is van mij’. Het is geen toeval dat het in deze ruimtelijke concepten ontbreekt aan de tijdelijke dimensie, deze fundamentele menselijke rijkdom.
Iedere recht en iedere wet is van nature een principieel en praktisch middel om uit te sluiten en te ontzeggen. Wie spreekt over recht, spreekt over een uitwisseling, omdat een wetgeving er voor zorgt dat er een uitgebalanceerde verdeling is van rechten en plichten. Tevens schrijft de wetgeving de mate van de compensatie voor in het geval van schade. Een recht behoort altijd toe aan een beklagenswaardige bezitter, beklagenswaardig omdat hij een eigendomstitel voor dingen moet hebben, diens verlies hij vreest. De wetgeving is gericht op het besturen van een gemeenschap, die niet zelf in staat is om haar eigen leven te organiseren zonder volledig uit een te vallen.
De huidige wetgeving is een nauwkeurig instrument dat bepaald wat iedere persoon moet doen. Dat is zelfs van toepassing op de ambtenaren. De politie dient een zeer strenge regelgeving in acht te nemen. Vanzelfsprekend wordt zij er tegelijkertijd toe gedwongen om ze te breken, daar zij anders helemaal niet kan functioneren. De juridische controle van haar werk is feitelijk bedrog. Iedereen weet dat de politie (ongeoorloofde) middelen gebruiken om druk uit te oefenen, en iedereen weet dat rechters dat bijna altijd doelbewust over het hoofd zien. Ongeacht of het recht wordt toegepast op een rechercheur of een normale burger – het recht dient er niet toe om excessen te voorkomen, maar ze binnen een redelijk kader te houden, om zo de maatschappelijke instellingen en orde niet in gevaar te brengen. Net zo dient een uitspraak om de juiste mate van vergelding voor de schade toegebrachte kant te omschrijven. Deze uitspraak blijft binnen de bepaalde grenzen, die zijn opgesteld door een derde, ‘boven de dingen staande’ partij. Iedere samenleving beschikt over normen die het de machthebbers mogelijk maakt om zich te rechtvaardigen, hun heerschappij te legitimeren, en op deze wijze instemming te krijgen van de uitgebuitenen.
De bijbel omschrijft niets, zij somt geboden op, gebaseerd op de ondoorgrondelijke wil van god (wat men wel en niet zou moeten doen). De moderne tijd geeft ook een definitie van de mens en leidt daaruit de regels af voor haar samenleving. Onder het voorwendsel het goede en het slechte te bepalen, gebeurt hetzelfde op het terrein van de rechterlijke macht. Schuld en onschuld zijn attributen van het juridische systeem, omdat zij een oordeel bevat (waarbij de betroffen persoon ‘hartelijk’ wordt aangespoord om ze te verinnerlijken). Precies gezegd: de grootste daden (verkrachting, moord, folter) te begrijpen en ze zelf te hebben ondervonden, wil nog niet zeggen dat je er een oordeel over uitspreekt. Wie er ook recht mag spreken, hij/zij maakt een beoordeling in naam van iets dat verder gaat dan de sociale omstandigheden, waaruit deze daden zijn voortgekomen.
Net zoals de moraal in persoonlijke relaties past de rechterlijke macht een vastgelegde norm toe op conflicten en geweld, om het trauma in te schatten, het precies te formuleren en om het uiteindelijk uit te drijven. Binnen deze logica moet er een schuldige partij zijn, niet enkel en alleen een verantwoordelijke. Schuld doordringt de schuldigen en verwordt zo tot zijn hele wezen. Dit proces is afgesloten, als justitie niet alleen overgaat tot de beoordeling van de actie, maar ook van de persoon `in het licht van de daad’, ondersteunt met analyses van beweegredenen, psychiatrische rapporten en persoonlijkheidstests.
Justitie en democratie
Het terrein waarop de staatscontrole van toepassing is, breidt zich uit in de mate dat rechten toenemen, opdat deze worden gerespecteerd en overtredingen kunnen worden bestraft. De democratische maatschappij kent de tendens alles en iedereen te straffen. Zij heeft een regel en een straf voor iedere vorm van geweld, beginnend bij de klappen van ouders tot en met verkrachting. De uitbreiding van rechten gaat samen met een algemene criminalisering. Er wordt beweerd dat geweld in alle sociale relaties in de ban is gedaan. Maar daardoor is het door de staat ‘gelegitimeerde’ monopolie op geweld versterkt, een monopolie dat vast en zeker oneindig erger is als ieder andere. De rechterlijke macht vermindert geweld niet, zij normaliseert haar. Net zoals de democratie creëert zij een filter voor zowel intolerantie als geweld.
Net zoals de democratie functioneert de rechterlijke macht op basis van het verstand, klaarblijkelijk zonder daarbij toevlucht te hoeven zoeken naar geweld. Maar om zichzelf te kunnen uitdrukken, om haar begrippen op te leggen aan de discussie, heeft zij ruw geweld nodig. Op dezelfde manier berust de democratie op de afwijzing van het geweld dat zij zelf heeft opgeroepen en nodig heeft om zichzelf in stand te houden.
En zo is dit filter ook van toepassing op radicale acties. De radicale actie is bijvoorbeeld, op het moment dat zij een rechtbank betreedt, alleen nog in staat om voorstellen te doen die acceptabel zijn voor de wet. Dat is geen reden om niet meer te handelen, of te betreuren gehandeld te hebben, maar een reden om te beseffen dat er geen sprake kan zijn van een revolutionaire interventie binnen de rechterlijke macht. Het justitiële apparaat scheidt de beschuldigde van de hem betreffende discussies, doordat zij diens macht en mogelijkheden overdraagt – zoals dat voortdurend gebeurt in de democratie – aan enkele van zijn representanten, in dit geval de advocaten.
Het ergste is nog dat men denkt dat de rechterlijke macht controleerbaar is, omdat de processen openbaar zijn. In feite controleert de rechterlijke macht de openbaarheid. Het beeld dat de rechtbanken verspreiden, bevat een essentiële, op hypnotische wijze herhaalde boodschap: geweld is het monopolie van de staat. Als conflicten tussen partijen tot verwarring en onzekerheid leiden, is het de staat die de dingen regelt: ‘Ik bezit ook het monopolie op de waarheid’. De drieëenheid ‘politie-justitie-media’ moeten daarom als geheel worden geanalyseerd. Ook als het spel tussen deze drie partners soms een chaos is, zijn ze altijd in staat om elk schandaal uit te zitten. Er ontstaat een schandaal als ontdekt wordt dat iemand de regels heeft overtreden. Echter, deze beschuldigingen impliceren dat men aan het spel blijft deelnemen. De daadwerkelijke breuk zou betekenen uit het spel te stappen.
Geen enkele beschuldiging, geen verbindend schijnsel van de waarheid heeft de kracht om het bestaan van de maatschappelijke betrekkingen en instellingen in gevaar te brengen.
De sociale gevangenis
Waarom zou men zich überhaupt met de kwestie van repressie en justitie bezighouden? Vast en zeker niet alleen vanwege het bestaan van de zwaarwegende en voorbeeldige horror in de rechtbanken en gevangenissen. We moeten geen verzameling van weerzinwekkende gevallen samenstellen om de hele samenleving ter discussie te stellen. Dat brengt ons niet bij de wortels van de uitbuiting en vervreemding. Sterker nog, het is ongepast om een scala van gruwelijkheden samen te stellen: de gevangene in de gevangenis, de soldaat, die voor de strijd in loopgraaf wordt opgeleid, de arbeider, die een bedrijfsongeluk krijgt, de boer, die 16 uur per dag zwoegt: zij allen hebben voldoende redenen om de ultieme horror in hun eigen situatie terug te vinden.
Daarom is een stabiele en efficiënte maatschappij in staat om de onderdrukkingsmechanismen te verbergen met de honing van de gedeeltelijke bevrediging. Is het humanitaire aspect van arbeid niet een van de slogans van het kapitaal? Bovendien is het in de ‘vrije’ en democratische samenleving onvoldoende om enkel en alleen welvaart te creëren, belangrijker dan al het andere is het om ‘een baan te vinden’. Ondertussen hebben ze ook in de gevangenissen begrepen dat niemand nog langer zonder werk mag zijn. De gevangenen wordt een baantje in de maag gesplitst om diens tijd in te pikken en hen te activeren. Het concept van de ooit opgelegde uitspraak is daarmee historisch en cultureel uit de mode geraakt. Dezelfde individuen, die buiten de muren niet in staat waren om hun bestaan vorm te geven en te ‘veredelen’ zien zichzelf geplaatst voor een situatie die hen en de staat aanzienlijke voordelen biedt.
Strafinrichtingen zijn nodig in een klassenmaatschappij, ongeacht de hoeveelheid gevangenen. Deze inrichtingen proberen te ontlopen is een pure illusie, net zo als het idee van een economie in zelfbeheer, waarin de loontrekkers zelf hun eigen uitbuiting bepalen – een afschuwelijke situatie, die de meest bloeddorstige dictators tot eer zou strekken. De gevangenis heeft een symbolische functie, die niet vervangen kan worden. De detentie van enkelen laat iedereen herinneren aan het bestaan van de norm die door hen werd overtreden. Bijgevolg zullen gevangenissen nooit ophouden te functioneren als referentiekader, die de grenzen, die niet te ver kunnen worden overschreden, dienen te verduidelijken.
De huidige maatschappij is een samenleving die beschikt over een maximale onbekwaamheid, maar ook beschikt over een algemene coöperatie. Het totale bestaan heeft bemiddelaars nodig, daarom is er een opleving van de overheid. Diens functioneren is veilig gesteld door een netwerk van opgewekte behoeften. De staat vult de leegte van het bestaan met instrumenten, die zij benut om controle uit te oefenen, terwijl zij tegelijkertijd andere structuren, zoals gevangenissen, gebruikt voor het dumpen van de sociaal niet-aangepasten van de maatschappij. Natuurlijk zou deze functie op een andere wijze kunnen worden veilig gesteld. Een maatschappij, die in staat is om zichzelf te transformeren, zou zichzelf met lage kosten (zowel financieel als maatschappelijk) kunnen handhaven. Maar ook zij zou niet stoppen met het op de een of andere manier in stand houden van deze functie.
De weliswaar interessante, maar oppervlakkige kritiek, die de rechterlijke macht niet volledig ter discussie kan stellen, gaat er van uit dat deze in stand gehouden moet en kan worden, waarbij deze rechterlijke in een toekomstige samenleving niet meer met geweld hoeft op te treden. Ze stelt de misdaden van de klassenmaatschappij verantwoordelijk voor het huidige geweld. Het was altijd al de droom van de verlichten en de partizanen van de filosofische scholen om een ‘perfecte’ wereld te wensen.
Met een op zichzelf staand mechanisme voor het oplossen van conflicten, door de projectie van een schema en door het negeren van het individuele, zal de rechterlijke macht niet zijn afgeschaft. Dit zal ook niet het geval zijn als haar functies worden overgedragen aan een ander systeem. Een systeem dat boven de mensen staat en veel zachter en meer aanspreekbaar is, waarvan de samenstelling door verkiezingen worden bepaald en waarvoor een parlement verantwoordelijk is. Een spontane vorm van recht spreken, met een flexibele wetgeving of zelfs een zonder wetten, zou echter nog niet betekenen dat er een einde komt aan het op het mechanische wijze scheiden van ‘goed’ en ‘slecht’, onafhankelijk van de maatschappelijke omstandigheden en tragisch genoeg tegen deze gericht. Of rechters bureaucraten zijn en of de strafrechtelijke bepalingen streng of gematigd zijn, betekent voor ons geen verschil. Het is deze opvatting over de rechterlijke macht die we willen vernietigen. Zelfs een dagelijkse verandering van de wetten, die op gelijke voet blijft met de ontwikkeling van het ‘gewoonterecht’, zou niets aan haar functioneren veranderen.
Onafhankelijk van de ‘wetenschappelijke’ verkiezingen: de maatschappelijke orde wint iedere keer als men kiest. Net zo doet het er niet toe wat een rechtbank besluit: het bestaan van de rechterlijke macht is haar overwinning: meer heeft ze niet nodig.
Brave jongens en meisjes?
Het moderne justitiële apparaat is extreem rationeel en wetenschappelijk. Tegelijkertijd praalt dit apparaat, met zijn processen, die de mogelijkheden voor de beschuldigde en diens verdediging bijna op de millimeter nauwkeurig afmeet, met zijn voortreffelijke ‘onpartijdigheid’. Hij kan het zich zelfs veroorloven om tegenover individuen nauwgezet te zijn, die zich dankbaar onderwerpen: hij controleert hen, plundert hen volledig, eist de volledige macht over hun bestaan. Zijn simpele bestaan is al een overwinning, omdat hij iedereen, ook ons, die hem provoceert, dwingt om het spel volgens zijn regels te spelen.
Alleen de onverbeterlijke politieke en ijverende linksen kunnen een uitspraak als een overwinning of een nederlaag van justitie opvatten. Het is niet verwonderlijk dat degenen die niet an sich de rechterlijke macht bekritiseren, juist degenen zijn die de aard van democratie, fascisme en anti-fascisme enz. niet begrijpen of accepteren. Net zoals zij deelnemen aan de verkiezingen of kiesrecht voor migranten eisen, eisen zij rechters afkomstig uit de arbeidersklasse, in plaats van ‘burgerlijke’ rechters. Hun perspectief bestaat niet uit de vernietiging van rechterlijke macht, maar, zoals zo vaak, in haar democratisering. Desondanks, ongeacht of men dat tragisch of komisch vindt: de vaak onder de uitgebuitenen zelf plaatsvindende reproduktie van het karakter van rechterlijke macht – en de gevangenis als diens resultaat – toont de daadwerkelijke omvang van het probleem.
Men kan zich beslist terug vinden in een situatie waarin men het terrein van de tegenstander betreedt en met juridische begrippen moet argumenteren. Dat kan echter nooit een overwinning betekenen en is altijd een opgave die men beter kan overlaten aan zijn/haar advocaten. Een publieke actie, die buiten plaatsvindt en twijfel zaait en spreekt van een justitiële dwaling, en daarnaast goed werk van de advocaten, kan ook de rechterlijke macht er toe dwingen om de beschuldigde tegemoet komen. Maar dat doet niets af aan het gegeven dat de rechterlijke macht ook dan overeenkomstig haar eigen regels optreedt. Sterker nog, dat zij ons haar regels heeft opgedrongen. Een instelling die haar eigen fouten kan accepteren, is een instelling die zichzelf versterkt.
Een rechtbank die vrijspreekt is dezelfde die veroordeelt; zij is nog steeds een rechtbank. Men kan zich moeilijk een plek voorstellen waar de onterfden machtelozer zijn dan voor een rechtbank. Een uitzondering zou door de druk van een sociale beweging kunnen ontstaan, bijvoorbeeld als een mensenmenigte kwijtschelding van straf eist, net zoals een politiebureau door honderden demonstranten kan worden belegerd, die de vrijlating eisen van arrestanten. Maar deze druk komt van buiten. De kracht van de uitgebuitenen wordt steeds weer op andere plaatsen tevoorschijn gebracht.
Het is zoals altijd vaak moeilijk om het idee los te laten, dat de enige weg, om door het justitiële apparaat welwillend te worden behandeld, daaruit bestaat om binnen het justitiële apparaat de onschadelijkheid voor de maatschappij aan te tonen van degenen die verstrikt zijn geraakt in dit apparaat.
Ja, in theorie vinden wij allemaal dat de beste manier om zich met een opstandige daad te solidariseren het plegen van een andere subversieve daad is. Velen zijn bereid te applaudisseren en te juichen bij een succesvolle actie, en er zijn voldoende kameraden, die bereid zijn om deze stelling in de praktijk te brengen, doordat zij deze stelling steeds weer voorstellen en daarmee bijdragen aan haar algemene verbreiding. Maar een subversieve daad gaat veel verder dan zijn feitelijke resultaat – zowel in het goede als het slechte geval. Aan de andere kant denkt niemand er aan om in actie komen als het plan mislukt en de deelnemers aan het opstandige gebaar geïdentificeerd of gearresteerd worden. Daardoor weerspiegelt de solidariteit zich niet meer in onze actie, maar in de reacties op activiteiten van anderen, namelijk de rechters.
Zodoende geven we er de voorkeur aan om te wachten: op de voorstellen van de advocaten, de verklaringen van de gedetineerde kameraden, de afronding van het onderzoek. Men wacht af hoe de dingen zich ontwikkelen. Vroeger was hetgeen wat telde onze wensen en de pogingen om ze te verwezenlijken; nu gaat het er enkel nog om onze kameraden vrij te krijgen.
We beogen niet om het handelen te instrumentaliseren of nieuwe ‘martelaars’ voor de zaak te creëren; en hoewel het zonder twijfel een belangrijk doel is om onze kameraden uit de gevangenis te krijgen, is het net zo noodzakelijk om de middelen onder de loep te houden, die men wil gebruiken, om hun mogelijkheden te beoordelen.
In plaats daarvan lijkt het steeds lonender om de normale kritiek op de rechterlijke macht achterwege te laten, de strijdlustige oorlogsverklaring aan de maatschappij te vergeten en zich te beperken tot ‘rechtvaardig’ te zijn en de vrijspraak te eisen van een ‘onschuldige’ of een ‘zieke kameraad’. En om uiteindelijk datgene als kinderlijke streek te benoemen, wat we onder andere omstandigheden als een opstandig gebaar accepteren. Maar is dat werkelijk wat we willen? Appelleren aan de humanitaire gevoelens van degenen die we afwijzen?
Met het oog op de rechterlijke macht en de angst die zij oproept, ontstaat de indruk dat we alleen nog in staat zijn om ons en hetgeen wat we nastreven te herroepen.
In vrijheid zijn we rebellen en revolutionairen – in de handen van de vijand zijn we slechts nog in staat om de onschuld van de door ons uitgevoerde acties te bezweren.
De macht stopt subversieven, anarchisten in de gevangenis, omdat zij een ‘gevaar voor de samenleving’ zijn. Om ze er weer uit te krijgen, is alles wat we kunnen doen, ze voor te stellen als ongevaarlijke lammeren.
Zijn we cynisch? Verontschuldigen we ons voor de slachtoffers? Geen van beide is het geval. We voelen slechts een kwelende vraag: zijn we slechts brave jongens en meisjes?
Aldo Perego inhoud
Adressen
De adressen van de gevangenen die betrokken zijn bij Marini’s onderzoek
Antonio Budini
Via Prati Nuovi 7
I-27058 Voghera (PV)
Carlo Tesseri
Via Leopardi 2
I-61034 Fossombrone
(Pesaro)
Christos Stratigopoulos
Marco Camenisch
Via Sforzesca 49
I-28100 Novara
Orlando Campo
Via delle Macchie 9
I-57100 Livorno
Franceso Porcu
Via della Montagna
Ponte della Togaia
I-50047 Prato
Horst Fantazzini
Carcere S. Michele
I-15040 Alessandria
Antonio Gizzo
Giuseppe Stasi
Garagin Gregorian
Alfredo Bonanno
Paolo Ruberto
Via R. Majetti 165
I-00156 Roma
Maria Grazia Cadeddu
Piazza Filangeri 2
I-20135 Milano
Emma Sassosi
Jean Weir
Via Bartolo Longo 92
I-00156 Roma
Michele Pontolillo
Centro pentitenciario
Carretera de Olivenza km 730
06080 Badajoz (Spanje)
Claudio Lavazza
Giovanni Barcia
Prison Provoncial de Jaen
Carretera Bailen/Motril km. 8
23080 Jaen (Spanje)
Massimo Passamani
Maison d’arret
42 Rue de la Santé
F-75674 Paris Cedex 14
Contacten en adressen voor meer informatie
In Nederland
‘De uitbraak van Mafalda’
Postbus 3762
1001 AN Amsterdam
Voor informatie of vragen. We sturen je ook graag meerdere exemplaren van De Uitbraak (met updates indien beschikbaar). Stuur ons echter tenminste de portokosten s.v.p.
In Duitsland
‘Solidaritätskomitee Italien’
c/o Infoladen München
Breisacherstr.12
D-81667 München
Fax: 0049-89-480 20 06
Het internationale coordinatiepunt. Brochures in het Duits (Ausbruch) en Engels (Breakout).
In Italië
Comitato di Difesa Anarchici (CDA)
c/o El Paso Occupato
Via Passo Buole 47
I-10127 Torino
Fax/Tel: 0039-11-317 41 07
e-mail: elpaso@ecn.org
Voor de meest actuele informatie.
Internet
http://www.ecn.org/zero/cda
vooral in het Italiaans, maar ook berichten in het Engels, Duits, Nederlands.
A-Infos: Internationale mailinglijst:
http://www.tao.ca/
Voor wie direkt geld naar Italië wil sturen: gebruik aub altijd de volgende bankrekening: 14 358 108 van
Mario Anzoino, Via Ormea 150
10126 Torino
Enkele Italiaanse instellingen in Nederland…
ItaliaanseAmbassade
Alexanderstraat 12
2514 JL Den Haag
tel. 070-3469249
Italiaans Consulaat Generaal
Herengracht 609
1017 CE Amsterdam
tel. 020-6240042
Eendrachtsweg 24
3012 LB Rotterdam
tel. 010-4139361
Italiaans Cultureel Instituut
Keizersgracht 564
1017 EM Amsterdam
tel. 020-6265314
Italiaans Instituut voor Buitenlandse Handel (ICE)
Amsteldijk 166
1079 LH Amsterdam
tel. 020-6442351
Italiaanse Kamer van Koophandel
Zeestraat 65f
2518 AA Den Haag
tel 070-3469220
Nederlands-Italiaanse Centrum voor Handelsbevordering (NICH)
Postbus 10
2501 CA Den Haag
tel. 070-3441593
Italiaans Verkeersbureau
Stadhouderskade 6
1054 ES Amsterdam
tel. 020-6168244
Avenue Louise 176
1050 Brussel
tel. 02-6471145
Alitalia Airlines
Paulus Potterstraat 18
1071 DA Amsterdam
tel. 020-5777444
Italiatour
Paulus Potterstraat 18
1071 DA Amsterdam
tel. 020-6647039