Bijlage VIII – 3.2. De Bruinsma-clanJanuary 1, 1999
3.2. De Bruinsma-clan: een voorlopig hoogtepunt
In de loop van 1987 komt er toch enige reactie op de politile
berichten dat de groothandel in hash toch een andere zaak is dan
het huis-tuin-en-keuken-gebruik van deze drug. Eind dat jaar wordt
er een speciaal politieteam opgericht dat in kaart moet brengen wie
er zitten achter de veelvuldige aanlandingen van hash op de kust
van Noord-Holland en Friesland en op de Waddeneilanden.
lees meer
Bijlage V – 11.3 Inventarisatie van opsporingsmethoden in
DuitslandJanuary 1, 1999
11.3 Inventarisatie van opsporingsmethoden in
Duitsland
11.3.1 De georganiseerde misdaad in Duitsland
lees meer
Bijlage V – 5.3 Juridische grondslagJanuary 1, 1999
5.3 Juridische grondslag
Het Wetboek van Strafvordering noch enige andere Nederlandse wet
in formele zin kent de opsporingsmethode infiltratie. Hoewel art. 1
Sv bepaalt dat strafvordering alleen plaats heeft op de wijze bij
de wet voorzien, heeft deze bepaling tot nu toe in de rechtspraak
niet in de weg gestaan aan de toepassing van infiltratie. In de
jurisprudentie is sedert het Tallonarrest (HR 4 december 1979, NJ
1980, 356 m.nt ThWvV) infiltratie als opsporingsmethode erkend.
Reeds in dit arrest kwam de mogelijkheid aan de orde dat de
infiltrant strafbare feiten (mede)pleegt.
lees meer
Bijlage V – 6.2 Omschrijving methodenJanuary 1, 1999
6.2 Omschrijving methoden: definities en
verschijningsvormen
6.2.1 Misdaadanalyse
Onder misdaadanalyse wordt hier, met de Werkgroep misdaadanalyse
van de Recherche Adviescommissie ( RAC), verstaan: het opsporen en
inzichtelijk maken van verbanden tussen criminaliteitsgegevens
onderling en andere mogelijk relevante gegevens met het oog op de
praktijk van politie en justitie. Noot Enerzijds kan
misdaadanalyse gericht zijn op direct toepasbare resultaten voor de
opsporings- en vervolgingspraktijk (operationele analyse),
anderzijds kan de analyse een rol spelen in de bepaling van het
beleid (strategische analyse). Beide analysevormen lopen soms door
elkaar en kunnen op lokaal, regionaal en nationaal niveau worden
verricht.
lees meer
Overige methodenJanuary 1, 1999
2.5 Overige methoden
De parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft
in beperkte mate aandacht besteed aan verschillende aspecten van
het omgaan met informatie in het algemeen. De commissie heeft op
basis daarvan besloten in haar evaluatie- onderzoek beperkt
aandacht te besteden aan het verkennend onderzoek, bestuurlijke
rechtshandhaving en financieel rechercheren. Tevens heeft de
commissie besloten aandacht te besteden aan de door
opsporingsinstanties noodzakelijk geachte informatie-uitwisseling.
Daarbij waren de volgende onderzoeksvragen leidend:
a.Hoe krijgt bestuurlijke rechtshandhaving vorm in de praktijk van
de
opsporing?
b.Wat zijn de resultaten van financieel rechercheren?
c.Hoe krijgt financieel rechercheren in de praktijk van de
opsporing
vorm?
d.In hoeverre vindt er nog informele informatie-uitwisseling plaats
via
zogenoemde «U-bochten»?
lees meer
Korps landelijke politiedienstenJanuary 1, 1999
3.7 Korps landelijke politiediensten (KLPD)
Het Korps landelijke politie diensten (KLPD) is, naast de
vijfentwintig regiokorpsen, het zesentwintigste politiekorps met
zelfstandige en ondersteunende taken. De KLPD vervult zowel taken
die primair samenhangen met de strafrechtelijke handhaving van de
rechtsorde als taken die daarmee geen direct verband houden. Het
KLPD was ook onderwerp van onderzoek in het rapport van de
parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden. Op basis
hiervan heeft de commissie besloten de onderdelen van het KLPD te
onderzoeken op basis van de volgende onderzoeksvragen:
lees meer
Bijlage VI – 2.4 De structuur van de politie
organisatieJanuary 1, 1999
2.4 De structuur van de politie organisatie
2.4.1 Inleiding
Niet alleen de taken van de politie, maar ook de structuur van
de politie-organisatie wordt slechts gedeeltelijk bij wet geregeld.
De Politiewet geeft namelijk alleen aan dat er 25 regionale
politiekorpsen en iin Korps landelijke politiediensten zijn
(artikel 4 Politiewet 1993). Het regionale politiekorps bestaat uit
functionele en territoriale onderdelen. De territoriale onderdelen
kunnen een of meer gemeenten in de politieregio omvatten; zij
kunnen ook delen van gemeenten omvatten (artikel 35 lid 1
Politiewet 1993). Uit lagere regelgeving valt over de structuur en
de organisatie van de politie niet veel meer te zeggen. Het Besluit
beheer regionale politiekorpsen maakt slechts melding van het
bestaan van enkele functionele onderdelen. Dit betreft de CID, het
AT, het OT en het BFO. Veel meer dan het bestaan en een
taakaanduiding van deze onderdelen alsook het feit dat de
politieministers regels kunnen geven over de organisatie, kan uit
het Besluit beheer regionale politiekorpsen niet worden afgeleid.
Bovendien rept het Besluit met geen woord over de aanwezigheid van
tactische recherche-eenheden of andere functionele eenheden zoals
de technische recherche, de herkenningsdienst (HKD) en de secties
technische ondersteuning (STO’s). De CID-regeling 1995 bevat een
artikel over de organisatie van de CID bij de reguliere poliite.
Artikel 1 CID-regeling bepaalt namelijk dat er een regionale en een
landelijke CID is.
lees meer
Eindrapport – 8.2 Criminele inlichtingendienstenJanuary 1, 1999
8.2 Criminele inlichtingendiensten
8.2.1 Inleiding
Informatie vanuit de criminele wereld is altijd belangrijk
geweest voor het werk van politie en justitie. Vanaf de jaren
zeventig wordt op een systematische manier criminele informatie
verzameld. Het leggen en onderhouden van contacten met informanten
en het op andere wijze verzamelen van criminele informatie, door
bijvoorbeeld observatie, wordt in de loop der tijd meer en meer
werk voor specialisten. Sinds het begin van de jaren zeventig is
sprake van aparte criminele inlichtingendiensten (CID-en).
lees meer
Openbaar ministerie landelijkJanuary 1, 1999
4.3 Openbaar ministerie landelijk
Het recent aanvaarde wetsvoorstel Reorganisatie openbaar
ministerie geeft een formele basis aan zowel het Landelijk parket
als het College van procureurs-generaal. Om het openbaar ministerie
als één organisatie te laten functioneren wordt in
het wetsvoorstel de landelijke leiding over het openbaar ministerie
in handen gelegd van het College van procureur-generaal. Het
College laat zich hierbij – behalve door het eigen Parketgeneraal –
ondersteunen en adviseren door tal van landelijke werkgroepen en
commissies. Een deel van die overlegstructuren is actief op het
onderzoeksgebied van de parlementaire enquêtecommissie
opsporingsmethoden. Een bijzondere rol is weggelegd voor het
Landelijk parket in de aansturing van het Landelijk rechercheteam
en delen van het KLPD en in de beleidsontwikkeling met betrekking
tot de bestrijding van de (inter)nationale zware georganiseerde
criminaliteit.
lees meer
Bijlage VI – 5.3 Beslissingen over de keuze van zaken en
methodenJanuary 1, 1999
5.3 Beslissingen over de keuze van zaken en methoden
5.3.1 Zaken
Voor alle ondersteunende diensten geldt formeel en materieel dat
zij niet zelfstandig onderzoeken verrichten. Ze ondersteunen
onderzoeken of participeren daarin. In die zin is het eenvoudig te
stellen dat de selectie van werkzaamheden die door een OT of een
andere dienst worden verricht elders wordt gemaakt, namelijk bij de
tactische leiding van een onderzoek of eventueel bij de leiding van
een CID-traject. In de praktijk verdient dit uitgangspunt toch
enige relativering. Door capaciteitsproblemen weigeren de chef van
een OT of een STO geregeld een onderzoek te ondersteunen. Soms
spelen ook inhoudelijke overwegingen een rol, bijvoorbeeld als
gevraagd wordt op te treden ten behoeve van onderzoeken die de
betreffende dienst absoluut te gering danwel niet proportioneel
acht.
lees meer
Bijlage VI – 5.4 Samenwerking en uitvoering op landelijk
niveauJanuary 1, 1999
5.4 Samenwerking en uitvoering op landelijk niveau
De specialisatie van de hier besproken afdelingen heeft tot
gevolg dat de inhoudelijke sturing van en controle op de
werkzaamheden vooral uitgaan van vaktechnische specialisten. Binnen
de politie-organisaties zijn dat de leidinggevenden van het OT, AT,
BFO, STO en PIT.
lees meer
Verhoren – de heer P.D. IJzermanJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 5
7 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 7 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer P.D. IJzerman
Aanvang 10.00 uur
lees meer
Verhoren – de heer B.J.A.M. WeltenJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 12
11 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 11 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer B.J.A.M. Welten
Aanvang 16.00 uur
lees meer
Verhoren – de heer H.A. JansenJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 14
13 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
woensdag 13 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer H.A. Jansen
Aanvang 12.00 uur
lees meer
Verhoren – de heer A. BroereJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 18
14 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 14 september
1995 in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den
Haag
Verhoord wordt de heer A. Broere
Aanvang 11.30 uur
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>