• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage XI – 2.5. Tot besluit

    2.5. Tot besluit

    Vorenstaande schets van de opkomst van de georganiseerde
    criminaliteit in Amsterdam en van de (re)actie van de Amsterdamse
    politie in dit verband, zegt natuurlijk niet alles over de aard,
    ernst, omvang en ontwikkeling van deze criminaliteit in deze stad
    vanaf de jaren zestig tot in het begin van de jaren negentig.
    Niettemin is het aangewezen – ook met het oog op hetgeen nog volgt
    – om enkele van onze belangrijkste algemene indrukken aan het
    papier toe te vertrouwen.

    lees meer

    Bijlage XI – 2.4. De georganiseerde criminaliteit in Amsterdam

    2.4. De georganiseerde criminaliteit in Amsterdam: het beeld
    rondom 1990

    Het beeld van de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam
    rondom 1990 ziet er in de stukken van de Amsterdamse politie heel
    wat gecompliceerder uit dan het beeld dat hiervoor van de jaren
    zeventig/tachtig is geschetst. Niet zozeer wat de vorm van deze
    criminaliteit betreft. Want net als toen lag ook nu de klemtoon op
    de bestrijding van de internationale handel in verdovende middelen.
    Aan andere vormen van georganiseerde criminaliteit – illegale
    gokhuizen, afpersingen, vrouwenhandel – werd op papier zeker wel
    aandacht geschonken, maar zij waren geen speerpunten in het
    opsporingsbeleid. Wl ziet dit meer recente beeld er ingewikkelder
    uit omdat er rond 1990 – zo lijkt het althans – meer verschillende
    groepen in Amsterdam veel nadrukkelijker waren betrokken bij de
    drugshandel dan 20-25 jaar daarvoor, zowel bij de handel voor de
    lokale en binnenlandse markt als bij die voor de buitenlandse en
    internationale markt. En bovendien heeft het er veel van weg dat de
    bereidheid van een betrekkelijk groot aantal van deze (autochtone
    en buitenlandse-allochtone) groepen om geweld te gebruiken
    ondertussen ook veel groter was geworden, met als gevolg dat enkele
    van hen erin slaagden een voordien ongekende machtspositie op te
    bouwen.

    lees meer

    Bijlage XI – 2.3. De reorganisatie van het Amsterdamse politiekorps

    2.3. De reorganisatie van het Amsterdamse politiekorps

    Bij de bespreking van de waarde van de politiebronnen die door
    ons zijn geraadpleegd, werd er al op gewezen dat de informatie die
    zij bevatten, niet alleen veel zegt over de georganiseerde
    criminaliteit in de stad, maar zeker ook over het politile beleid
    dat ten aanzien van deze criminaliteit is gevoerd. Hierom past het
    om in dit hoofdstuk over de historische context van de actuele
    ontwikkelingen ook stil te staan bij de reorganisatie van het
    Amsterdamse politiekorps in de voorbije jaren, althans voorzover
    die raakt aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.
    Immers, de mate waarin haar bestrijding tot prioriteit is verheven
    en ook in de organisatie van het korps tot uitdrukking is gebracht,
    is in hoge mate bepalend voor het politile beeld van de
    georganiseerde criminaliteit in Amsterdam.

    lees meer

    Bijlage XI – 2.2. Het veranderende beeld van de (georganiseerde) criminaliteit

    2.2. Het veranderende beeld van de (georganiseerde)
    criminaliteit

    Het beeld van de zware criminaliteit in Amsterdam in de jaren
    zeventig en tachtig wordt nog altijd sterk bepaald door de
    ontvoering van Caransa in oktober 1977 en die van Heineken (en
    Doderer) in november 1983. De redenen hiervan liggen vrij voor de
    hand. Nederland was tot in die jaren goeddeels gespaard gebleven
    voor zulke criminele feiten. In beide gevallen ging het niet alleen
    om zeer vermogende maar ook heel bekende Amsterdamse mensen. En ook
    de wijze waarop deze beide ontvoeringen werden voorbereid,
    uitgevoerd en afgehandeld, maakte indruk. Ze werden gepleegd door
    vrij geharde beroepsmisdadigers. In het geval van Heineken door
    Amsterdamse misdadigers en het geval van Caransa (vermoedelijk)
    door Italiaanse professionals die handelden in opdracht van
    figuren in en rond de Amsterdamse penose (De Vries, 1985; De Vries,
    1987).

    lees meer

    Bijlage XI – 2.1. De grootstedelijke context

    2. AMSTERDAM IN DE KERING

    2.1. De grootstedelijke context

    In de grote stad beginnen alle sociale veranderingen eerder en
    ze openbaren zich hier vaak ook heftiger dan daarbuiten. Sommige
    verschijnselen doen zich ook alleen maar in de grote stad voor, of
    komen hier op een schaal voor die buiten een stedelijk verband
    ondenkbaar is. Als er in Nederland sprake is van georganiseerde
    criminaliteit, mogen we verwachten dat die in Amsterdam begint, dat
    zij er omvangrijker is dan elders in het land en dat zij hier
    gedaanten aanneemt die elders niet worden waargenomen. In dit
    hoofdstuk willen we een aantal kenmerken van de grote stad noemen
    en ontwikkelingen en trends laten zien die ruimte geven voor de
    ontwikkeling van georganiseerde criminaliteit. We behandelen kort
    de volgende aspecten: de topografie van de georganiseerde
    criminaliteit in Amsterdam, de demografische en economische
    ontwikkelingen die de stad in de voorbije decennia heeft ondergaan,
    en haar culturele metamorfose sinds de jaren zestig.

    lees meer

    Bijlage XI – 1.3. De opzet van dit rapport

    1.3. De opzet van dit rapport

    De opzet van dit rapport komt in grote lijnen overeen met de
    tweedeling in georganiseerde criminaliteit die ligt besloten in de
    definitie van dit verschijnsel. Dit wil zeggen dat eerst wordt
    ingegaan op enkele vormen van georganiseerde criminaliteit waarbij
    het gaat om het aanbieden van illegale goederen en diensten, met
    name de drugshandel en de vrouwenhandel in relatie tot de
    prostitutie-business in de stad. Daarna worden enkele legale
    branches onder de loupe genomen om te bezien of zich hierbinnen
    bepaalde vormen van georganiseerde criminaliteit manifesteren. Om
    de samenhang tussen al de betrokken vormen van georganiseerde
    criminaliteit te belichten, wordt deze bespreking van de
    verschijningsvormen van georganiseerde criminaliteit in Amsterdam
    afgerond met een analyse van de situatie binnen en buiten het
    Wallen-gebied in het centrum van de stad.

    lees meer

    Bijlage XI – 8. BIBLIOGRAFIE

    8. BIBLIOGRAFIE

    Aalberts, M.M.J. en Dijkhof, N., Illegale vreemdelingen,
    vreemdelingenbewaring en uitzetting, in Justitile
    Verkenningen
    , jaargang 8, 1992, p. 8-29.
    Altink, S., Dossier vrouwenhandel; De feiten, de verhalen, de
    ervaringen
    , Sua, Amsterdam, 1993. Amerongen, A. van, Boris en
    de mafia, in De Groene Amsterdammer, 3 mei 1995. Amersfoort,
    J.M.M. van, De Antillianen, in H. Verwey-Jonker (red.), Allochtonen
    in Nederland, Ministerie van Cultuur, Recreatie en
    Maatschappelijk Werk, ‘s-Gravenhage, 1971.

    lees meer

    Bijlage XI – 7. ALGEMEEN BESLUIT

    7. ALGEMEEN BESLUIT

    Het probleem van de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam is
    hoofdzakelijk nog een probleem van de (illegale) levering van
    (illegale) goederen en diensten. Op beperkte schaal doet dit
    probleem zich voor in de vorm van vrouwenhandel en wapenhandel. Het
    manifesteert zich bovenal in de drugshandel. Amsterdam is op dit
    gebied nu eenmaal een wereldmarkt. En dus is het geen wonder dat
    niet alleen klassieke georganiseerde-misdaad-groepen als de
    Italiaanse mafia en de Chinese triades op deze markt opereren, maar
    ook criminele groepen die hetzij rechtstreeks uit de bronlanden
    komen (Colombia bijvoorbeeld), hetzij onrechtstreeks, via de
    allochtone gemeenschappen in ons land (Turken, Marokkanen en
    Surinamers). Is georganiseerde criminaliteit in deze sector dan
    alleen een kwestie van buitenlandse en allochtone criminele
    groepen? Nee, bepaald niet. In de voorbije dertig jaren is de
    vertrouwde Amsterdamse penose goeddeels vervangen door autochtone
    criminele groepen – van verschillend formaat – die in menig opzicht
    helemaal niet onderdoen voor die andere groepen. Zij zijn met name
    groot geworden met de internationale handel in hash,
    maar meer in het geniep zijn zij ook betrokken bij de groothandel
    in hard drugs, in het bijzonder cocane. Zeker zo belangrijk is
    evenwel de andere kant, het complement zo men wil, van vorenstaande
    conclusie, namelijk dat in Amsterdam geen ernstige sporen van
    georganiseerde criminaliteit te ontdekken zijn in reguliere
    economische sectoren als de bouwnijverheid, de textielnijverheid en
    het particuliere vervoer. Want dit wil zeggen dat deze
    criminaliteit hier lang niet zo ernstig is als in sommige
    Amerikaanse, Italiaanse of Japanse steden, waar n of meer van de
    bedoelde branches grotendeels door criminele groepen worden
    gecontroleerd. Maar deze conclusie mag nu ook weer geen reden zijn
    om te denken dat het in Amsterdam dus allemaal wel meevalt. Wij
    hebben immers ook geconstateerd dat vooral autochtone criminele
    groepen er in de voorbije jaren in zijn geslaagd om in de stad,
    maar speciaal in de binnenstad en hier weer met name op de Wallen,
    machtsposities uit te bouwen in zowel de horeca en het gokwezen als
    in het onroerend goed. En deze economische machtsposities,
    hoogstwaarschijnlijk voor een belangrijk deel gebouwd op kapitaal
    dat met de drugshandel is verdiend, stellen hen niet alleen in
    staat de gewone economische verhoudingen in de betrokken branches,
    ook met (dreiging met) geweld, te fnuiken, maar verschaffen hen ook
    de infrastructuur, de logistiek, voor verdere ontplooiing van
    allerhande illegale activiteiten – drugshandel, vrouwenhandel,
    (illegaal) gokken en andere. Door deze ontwikkeling heeft het
    stadsbestuur op het vlak van de openbare orde en zedelijkheid
    feitelijk een belangrijk deel van zijn beleidsruimte in de
    binnenstad verloren. De groepen die in Amsterdam bij het plegen van
    georganiseerde criminaliteit zijn betrokken, kunnen niet over n en
    dezelfde kam worden geschoren. De onderlinge verschillen tussen wat
    hiervoor gemakshalve maar groepen zijn genoemd, zijn zelfs zo
    groot, dat deze term – wanneer ze niet wordt geconcretiseerd –
    nauwelijks nog betekenis lijkt te hebben. Wanneer er in het geval
    van de Italiaanse mafia of de Ghanese respectievelijk Nigeriaanse
    netwerken van groepen wordt gesproken, moet men zich goed
    realiseren dat het hier in feite hoofdzakelijk gaat om
    handelsvertegenwoordigers, makelaars, van de criminele organisaties
    die in betrokken landen van herkomst actief zijn. Bij de Chinese
    en, tot op zekere hoogte, de Joegoslavische groepen ligt het
    duidelijk anders. Hier is werkelijk sprake van bendes die ook als
    zodanig opereren in Amsterdam. Wat alleen niet altijd zo duidelijk
    is, dat zijn de verbindingen tussen deze bendes en bepaalde grote,
    internationaal opererende criminele organisaties. De term groepen
    is ook verwarrend in relatie tot de Surinaamse, Turkse en
    Marokkaanse drugshandel, tenzij er direct wordt bijverteld dat de
    groothandelaren uit de betrokken gemeenschappen niet op zichzelf
    werken, maar echte sleutelfiguren in deze gemeenschappen vormen:
    zij schakelen tal van hun lotgenoten in om de drugshandel te
    organiseren. En wanneer we tenslotte kijken naar de autochtone
    criminele groepen, dan zien die er weer anders uit. Hier gaat het
    niet om enkelingen, ook niet om kleine bendes die al dan niet deel
    uitmaken van internationale organisaties, en evenmin om delen van
    bepaalde bevolkingsgroepen. Waar het wel om gaat, zijn losjes
    georganiseerde, betrekkelijk zelfstandig opererende eenheden, die
    qua formaat variren van groepen die enkele tientallen personen
    tellen, tot groepen van 100 tot 150 man die weer uit verschillende
    kleinere groepen bestaan. Wat al deze groepen niettemin gemeen
    hebben, is hun bereidheid om geweld, dodelijk geweld, te gebruiken.
    Deze essentile karakteristiek van georganiseerde criminaliteit
    springt gewoonlijk het meest in het oog bij de buitenlandse en
    allochtone criminele groepen. En het mag dan inderdaad al zo zijn
    dat de bedoelde groepen naar verhouding meer liquidaties op hun
    conto hebben staan dan autochtone Amsterdamse groepen, ook de
    grotere onder de laatstbedoelde groepen laten zich in dezen bepaald
    niet onbetuigd. Het voorbeeld van de Bruinsma-clan heeft in de
    jaren negentig navolging gevonden. Onnodig te zeggen dat ook dit
    feit onderstreept dat de georganiseerde criminaliteit van eigen
    bodem niet dient te worden uitgevlakt. Ook al is het zo dat tot nu
    toe eigenlijk alleen Joegoslavische bendes te kennen hebben gegeven
    dat zij bereid zijn grof geweld tegen de politie te gebruiken
    wanneer deze systematisch en gericht in hun richting zou beginnen
    te werken. Dat het hier niet om een loze waarschuwing gaat, mag
    bekend worden verondersteld.

    lees meer

    Bijlage XI – 6.6. Tot besluit

    6.6. Tot besluit

    Het vorenstaande laat er, dunkt ons, geen misverstand over
    bestaan dat bepaalde criminele groepen in Amsterdam tegenwoordig
    bereid en in staat zijn om zich op verschillende manieren
    krachtdadig teweer te stellen tegen (strafrechtelijk)
    overheidsoptreden met betrekking tot de door hen gepleegde
    criminaliteit. Zowel het feit dat hiertoe verschillende strategien
    worden gebruikt als het feit dat deze strategien op betrekkelijk
    ruime schaal en met een redelijk grote intensiteit worden
    gehanteerd, geeft inderdaad aan dat de bestrijding van de
    georganiseerde criminaliteit in Amsterdam, althans in dit opzicht,
    een nieuwe fase is ingegaan. Waar contra-observatie, intimidatie,
    corruptie en manipulatie van de media in vroeger tijden incidenteel
    ook wel voorkwamen, wordt hun toepassing nu meer en meer tot
    systeem verheven. De meer strategische en indringende aanpak van de
    georganiseerde criminaliteit is hier zeker niet vreemd aan. De
    opbouw van systematische contra-actie was te verwachten.

    lees meer

    Bijlage XI – 6.5. Inschakeling van de media

    6.5. Inschakeling van de media

    De vraag in hoeverre de media onder druk staan van de
    georganiseerde misdaad is in dit hoofdstuk contra de overheid in
    zoverre van belang dat de media de intermediair kunnen
    vormen waarlangs bedreigingen aan haar adres publiek worden
    gemaakt. Ook kunnen zij een middel vormen om politie en justitie in
    diskrediet te brengen, en dus te ondermijnen, met loze verhalen
    over corruptie en onrechtmatig optreden. Een andere vraag is in
    hoeverre de media zelf een branche vormen die door de
    georganiseerde misdaad wordt genfiltreerd. Over dat laatste is
    weinig bekend, maar we zullen er hier toch even bij stilstaan.
    Journalisten zijn altijd al spreekbuis geweest van prominente
    misdadigers. De verhalen die zij uit hun mond optekenen hebben niet
    zelden een romantische inslag. De levensgeschiedenissen van
    Pistolen Paultje, Haring Arie en Heer Olivier laten zich lezen als
    schelmenromans. De hoofdpersonen stellen zichzelf natuurlijk niet
    in een ongunstig daglicht en de lezers worden geacht hun avonturen
    met een korreltje zout te nemen. Dat wordt anders wanneer de
    verslaggever zich kritisch opstelt en het vraaggesprek aanvult met
    informatie uit bronnen die de betrokken misdadiger misschien liever
    niet had onthuld. Dan wordt het een
    kwestie van onderhandelen en is het maar de vraag welke waarheid in
    de media verschijnt. Ton van Dijk schreef in de jaren zeventig en
    tachtig stukken over Amsterdam als Redacteur Onderwereld en hield
    toen zijn voornaamste zegslieden uit de (negatieve) publiciteit.
    Jopie de Vries was van mening dat zijn kleine imperium ten onrechte
    steeds door de politie werd aangepakt omdat het het grootste was en
    de meeste aandacht trok. Als een goktent was gesloten liet De Vries
    aan Van Dijk zien welke ravage de politie nu weer had aangericht.
    Van Dijk schreef erover en hield Zwarte Jopie dan inderdaad uit de
    wind. Dit geldt ook in de richting van de politie:
    misdaadverslaggevers hebben vaste relaties met n of meer
    politiemensen die hun heldendaden graag vereeuwigd zien of die
    welbewust criminele nieuwsfeiten laten uitlekken om uiteenlopende
    redenen. De journalistieke vuistregel luidt in alle gevallen:
    iedere primeur is een lek. En dus zal een journalist doorgaans zijn
    bron niet noemen. De namen van vaste informanten, waar zij ook
    zitten, bereiken de publiciteit niet of slechts in verhulde
    vorm.

    lees meer

    Bijlage XI – 6.4. Corruptie bij politie, justitie en bestuur

    6.4. Corruptie bij politie, justitie en bestuur

    Onderzoek doen naar corruptie is om allerlei redenen een lastige
    opgave. Niet alleen gaat het om gedrag dat door de betrokkenen
    liefst zo geheim mogelijk wordt gehouden, maar ook hebben
    instellingen er somtijds grote belangen bij om gevallen van
    corruptie in de doofpot te stoppen. Hierom vangt deze paragraaf aan
    met de resultaten van ons CID-onderzoek naar dergelijke gevallen.
    Vervolgens wordt nader ingegaan op de corruptie bij de politie,
    omdat vooral hier dit probleem het meest zichtbaar is geworden.
    Tenslotte wordt bezien in hoeverre er in Amsterdam inderdaad sprake
    is van corruptie in de politiek.

    lees meer

    Bijlage XI – 6.3. Intimidatie van politie en justitie

    6.3. Intimidatie van politie en justitie

    Intimidatie van politie en justitie, of althans poging hiertoe,
    kan op haar beurt ook heel diverse vormen aannemen. Hierom is deze
    strategie om overheidsoptreden tegen (georganiseerde) criminaliteit
    te bruskeren, ook niet haarscherp te onderscheiden van de
    voorgaande, observatie. Neem bijvoorbeeld het plegen van een
    inbraak bij een politie-officier met het oog op het wegnemen van
    bepaalde documenten. Een dergelijke actie zou -.gelet op het doel –
    als een observatie-actie kunnen worden betiteld, maar -.gelet op
    het middel – kan zij beter als een vorm van intimidatie worden
    beschouwd. En dit om de reden – die ook al in de inleiding van dit
    hoofdstuk werd genoemd – dat het er bij de observatie van politie
    vr alles om gaat, geheim te houden dat de politie wordt bekeken,
    terwijl het er bij intimidatie juist op aankomt kenbaar te maken
    dat er tegen-actie wordt gevoerd.

    lees meer

    Bijlage XI – 1.2. De aanpak van het onderzoek

    1.2. De aanpak van het onderzoek

    Georganiseerde criminaliteit is een verschijnsel dat welhaast
    per definitie vanuit heel diverse gezichtspunten kan worden
    bestudeerd. Het kan bijvoorbeeld zowel worden bezien door de bril
    van de mensen die deze criminaliteit bedrijven als vanuit de
    positie van degenen die er direct het slachtoffer van zijn, maar
    ook in het perspectief van de organisaties die haar op de n of
    andere manier pogen te bestrijden. Onderzoeken vanuit deze of nog
    andere gezichtspunten verricht, toveren steeds weer een ander beeld
    van dit verschijnsel te voorschijn. Ook is het zo dat het onderzoek
    dat vanuit de ene invalshoek wordt verricht, niet per definitie
    moeilijker of gemakkelijker is dan het onderzoek dat vanuit een
    andere invalshoek is opgezet. Voor wie bijvoorbeeld geen toegang
    heeft tot de vertrouwelijke informatie waarover de politie
    beschikt, is het gewoon heel moeilijk, om niet te zeggen
    onmogelijk, om een adequaat beeld van de georganiseerde
    criminaliteit te schetsen. Voor zo iemand zit er weinig anders op
    dan om contact te zoeken met de plegers respectievelijk de
    slachtoffers van georganiseerde criminaliteit en te bezien of er in
    hun kring voldoende betrouwbare gesprekspartners te vinden zijn die
    onder bepaalde voorwaarden opening van zaken willen geven. En het
    is zeker ook zo dat aan elke aanpak van onderzoek op dit terrein de
    nodige voordelen en nadelen, moeilijkheden en mogelijkheden kleven.
    Het feit bijvoorbeeld dat de politie veel informatie uit de tweede
    hand heeft, betekent dat haar berichten over georganiseerde
    criminaliteit behoedzaam moeten worden genterpreteerd. Maar hier
    staat tegenover dat het voor onderzoekers ook heel moeilijk is om
    het waarheidsgehalte te beproeven van verhalen die door misdadigers
    worden verteld, nog moeilijker vaak dan voor de politie. Kortom:
    onderzoek naar georganiseerde criminaliteit is geen eenvoudige
    zaak.

    lees meer

    Bijlage XI – 6.2. Observatie van de politie

    6.2. Observatie van de politie

    De observatie van de politie kan, net als de observatie
    door de politie, wanneer ze ruim wordt genomen, drie
    grondvormen aannemen: de visuele vergaring van informatie, de
    onderschepping van berichtenverkeer en het runnen van
    informanten.

    lees meer

    Bijlage XI – 6.1. Inleiding

    6. CONTRA DE OVERHEID

    6.1. Inleiding

    Al wie misdaad pleegt, tracht de politie te ontlopen. Dieven en
    helers zoeken het duister van de nacht; malafide afvalverwerkers
    storten hun giftige produkten op een afgelegen plek of op een
    moment dat de controle bij de stortplaats minder is; de fabrikanten
    van XTC bouwen hun installaties op in een onopvallende loods. In
    .2.1 hebben we gezien welke plaatsen en onderkomens in de stad zich
    voor zulke geheime activiteiten lenen. De werkwijzen van plegers
    van misdaad zijn in beginsel dus defensief van aard. Bij
    georganiseerde misdaad van het type waarbij illegale goederen en
    diensten worden aangeboden, schieten defensieve
    voorzorgsmaatregelen echter tekort omdat deze misdaad niet kan
    gedijen zonder dat er een heleboel mensen aan meewerken of er
    althans van weten. Er moet voor de produkten en diensten een
    klantenkring worden aangeboord, er worden werknemers aangesteld in
    uiteenlopende functies, er wordt gebruik gemaakt van de diensten
    van legale firma’s (banken, horeca-bedrijven,
    transportondernemingen) en specialisten (advocaten, makelaars,
    etcetera). Georganiseerde misdaad verschilt van het misdadige
    incident door de duurzaamheid van haar activiteiten, en van het
    criminele project doordat zij op bedrijfsmatige basis wordt
    bedreven. Dat moet wel in de gaten lopen. De kopstukken zullen
    proberen zo ver mogelijk achter de coulissen te blijven en op het
    toneel geen anderen te laten optreden dan bijgoochems, katvangers
    en piepeltjes, maar ze kunnen er niet aan ontkomen om althans een
    gedeelte van hun activiteiten aan de openbaarheid prijs te geven.
    De risico’s die deze zichtbaarheid oplevert, kunnen worden
    geneutraliseerd of althans verkleind door degenen die van deze
    misdaad weten, te ontmoedigen hun wetenschap ter kennis van de
    politie te brengen; door preventieve maatregelen te nemen zodat de
    politie, als zij ervan weet, niet effectief kan optreden; door te
    zorgen dat politie en justitie van optreden afzien. De
    georganiseerde misdaad is dus door haar aard gedwongen om ook een
    offensieve strategie te ontwikkelen. In onze definitie van
    deze misdaad speelt dit element dan ook een belangrijke rol.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>