Bijlage XI – 3.2. Couleur localeJanuary 1, 1999
3.2. Couleur locale
De hoge werkloosheid heeft in Enschede haar sporen nagelaten. De
art. 12 positie waarin de stad jaren verkeerde, bood weinig
mogelijkheden de stad te laten opnemen in de vaart der volkeren.
Een aantal wijken in de stad is duidelijk verpauperd en er vindt
volgens sommige zegslieden van de politie een zwakke vorm van
gettovorming plaats. In deze buurten wonen veel allochtonen, in het
bijzonder Turken en Marokkanen, in redelijke harmonie samen met
autochtonen die gemiddeld een zeer lage opleiding hebben en
dikwijls werkloos zijn. Van raciale conflicten is, op een enkel
incident na, geen sprake. Pas de laatste tien jaar probeert de stad
de achterstand in te halen. Hoewel grote stadsalures de
plaatselijke politiek en de beleidsplannen van de ambtenaren
kleuren, is Enschede nog altijd een groot dorp qua mentaliteit en
qua sociale controle. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg is een
lijfspreuk van velen en in de binnenstad kent iedereen die een zaak
heeft elkaar. De plaatselijke zakenelite treft elkaar in het
Muziekcentrum of op de skyboxen van FC Twente. De studenten van de
universiteit verhuizen de laatste vijf jaar in grotere getalen van
de beschermde campus naar de stad Enschede. Deze overstap heeft
zijn gevolgen voor het leven op straat en (natuurlijk) voor de
horeca in Enschede. De typische studentenkroegen en restaurantjes
van diverse origine krijgen een steeds grotere plaats in het
relatief kleine en geografisch eigenaardig gestructureerde centrum.
Het uitgaanscentrum is nu gesitueerd op en rond het marktplein
terwijl de winkelgebieden daar redelijk verspreid omheen liggen. In
de horecasector kent iedereen elkaar en buitenstaanders worden met
argusogen bekeken. Eventuele geruchten verspreiden zich snel en de
politie is rap op de hoogte als er iets mis is in de stad. De
politie hanteert het harmoniemodel: door middel van het in gesprek
blijven met betrokkenen, wordt rust en orde gehandhaafd.
lees meer
3.1.1. De stad EnschedeJanuary 1, 1999
3.1.1. De stad Enschede Noot
De ontwikkeling van Enschede is nauw verbonden met de opkomst
van de textielindustrie. Deze industrie heeft vanaf 1850 geleid tot
een snelle groei van de werkgelegenheid. Als gevolg daarvan kwam er
een grote toeloop van voornamelijk ongeschoolde arbeiders en hun
gezinnen van het platteland naar de stad op gang. Tussen 1900 en
1950 nam het aantal werknemers in de textielfabrieken in Enschede
toe van ongeveer 8.000 tot 20.000. De namen van textielbaronnen als
Van Heek en Schuttersveld zijn onlosmakelijk verbonden met
Enschede. De totale bevolkingsomvang nam tussen 1900 en 1950 toe
van circa 35.000 tot rond 110.000. De economische groei van
Enschede in de jaren vijftig en een deel van de jaren zestig is
vooral te danken aan de florerende textiel- en kledingindustrie. Na
1965 ging het snel bergafwaarts met de textielindustrie als gevolg
van de zware concurrentie uit Azi, waar veel goedkoper en sneller
kleding werd vervaardigd. De werkgelegenheid daalde hierdoor in
Enschede sterk. Alleen al binnen de textielsector gingen tussen
1960 en 1977 circa 13.500 arbeidsplaatsen verloren. Andere
industrile sectoren, zoals de metaalindustrie en de optische
industrie, wisten wel enige groei te bewerkstelligen maar deze was
onvoldoende om de terugval op te vangen. Onder leiding van de
toenmalige burgemeester Thomassen is met veel kracht sinds het
midden van de jaren zestig de dienstensector in Twente uitgebreid,
in het bijzonder in Enschede. Maar de vestiging van de Universiteit
Twente en de uitbreiding van de (technologische) dienstensector
hebben de achterstand van Twente ten opzichte van de rest van
Nederland echter niet kunnen verkleinen. In Enschede is al jaren
sprake van een zorgelijke economische situatie. Het percentage
werklozen in Enschede is sinds de jaren zestig steeds hoger dan het
landelijke percentage. In 1990 was in Enschede 14,4% van de
beroepsbevolking zonder werk. Dat is bijna 5% hoger dan het
landelijke gemiddelde (7,5%). Op 1 januari 1994 is dat percentage
gedaald naar 13,1. Voorts kampt de stad met een relatief groot
aantal arbeidsongeschikten. In totaal zijn 25% van de Enscheders
afhankelijk van een uitkering. Ongeveer 60% van de Enschedese
bevolking heeft een inkomen lager dan het modale van Nederland. De
bevolking in Enschede is na de Tweede Wereldoorlog toegenomen met
zo’n 50%. In 1950 had de stad een kleine 110.000 inwoners en in
1995 ruim 147.000. Desondanks is Enschede qua bevolkingsgroei
achtergebleven bij de rest van Nederland. De bevolking in Enschede
telt relatief veel bejaarden en veel jonge mensen onder de
vijfentwintig jaar (studenten van de Hogeschool en van de
Universiteit). Veel (vooral jonge) gezinnen zijn de laatste vijf
jaar naar nieuwbouwwijken in het zuiden van Enschede getrokken. In
het centrum wonen, net als in veel andere grote steden, veel
alleenstaanden en twee-persoonshuishoudens.
lees meer
Bijlage XI – 3.1. InleidingJanuary 1, 1999
3. ENSCHEDE
3.1. Inleiding
3.1.1. De stad Enschede Noot
De ontwikkeling van Enschede is nauw verbonden met de opkomst
van de textielindustrie. Deze industrie heeft vanaf 1850 geleid tot
een snelle groei van de werkgelegenheid. Als gevolg daarvan kwam er
een grote toeloop van voornamelijk ongeschoolde arbeiders en hun
gezinnen van het platteland naar de stad op gang. Tussen 1900 en
1950 nam het aantal werknemers in de textielfabrieken in Enschede
toe van ongeveer 8.000 tot 20.000. De namen van textielbaronnen als
Van Heek en Schuttersveld zijn onlosmakelijk verbonden met
Enschede. De totale bevolkingsomvang nam tussen 1900 en 1950 toe
van circa 35.000 tot rond 110.000. De economische groei van
Enschede in de jaren vijftig en een deel van de jaren zestig is
vooral te danken aan de florerende textiel- en kledingindustrie. Na
1965 ging het snel bergafwaarts met de textielindustrie als gevolg
van de zware concurrentie uit Azi, waar veel goedkoper en sneller
kleding werd vervaardigd. De werkgelegenheid daalde hierdoor in
Enschede sterk. Alleen al binnen de textielsector gingen tussen
1960 en 1977 circa 13.500 arbeidsplaatsen verloren. Andere
industrile sectoren, zoals de metaalindustrie en de optische
industrie, wisten wel enige groei te bewerkstelligen maar deze was
onvoldoende om de terugval op te vangen. Onder leiding van de
toenmalige burgemeester Thomassen is met veel kracht sinds het
midden van de jaren zestig de dienstensector in Twente uitgebreid,
in het bijzonder in Enschede. Maar de vestiging van de Universiteit
Twente en de uitbreiding van de (technologische) dienstensector
hebben de achterstand van Twente ten opzichte van de rest van
Nederland echter niet kunnen verkleinen. In Enschede is al jaren
sprake van een zorgelijke economische situatie. Het percentage
werklozen in Enschede is sinds de jaren zestig steeds hoger dan het
landelijke percentage. In 1990 was in Enschede 14,4% van de
beroepsbevolking zonder werk. Dat is bijna 5% hoger dan het
landelijke gemiddelde (7,5%). Op 1 januari 1994 is dat percentage
gedaald naar 13,1. Voorts kampt de stad met een relatief groot
aantal arbeidsongeschikten. In totaal zijn 25% van de Enscheders
afhankelijk van een uitkering. Ongeveer 60% van de Enschedese
bevolking heeft een inkomen lager dan het modale van Nederland. De
bevolking in Enschede is na de Tweede Wereldoorlog toegenomen met
zo’n 50%. In 1950 had de stad een kleine 110.000 inwoners en in
1995 ruim 147.000. Desondanks is Enschede qua bevolkingsgroei
achtergebleven bij de rest van Nederland. De bevolking in Enschede
telt relatief veel bejaarden en veel jonge mensen onder de
vijfentwintig jaar (studenten van de Hogeschool en van de
Universiteit). Veel (vooral jonge) gezinnen zijn de laatste vijf
jaar naar nieuwbouwwijken in het zuiden van Enschede getrokken. In
het centrum wonen, net als in veel andere grote steden, veel
alleenstaanden en twee-persoonshuishoudens.
lees meer
Bijlage XI – 2. OPZET VAN DE LOKALE STUDIESJanuary 1, 1999
2. OPZET VAN DE LOKALE STUDIES
In de diverse deelrapporten is gepoogd het landelijke beeld van
de georganiseerde criminaliteit te schetsen vanuit verschillende
gezichtspunten. Men kan starten vanuit de rol van georganiseerde
misdaad op illegale markten maar ook vanuit de illegale
activiteiten van criminele groepen in legale economische branches.
Dezelfde benadering is als strategie voor deze lokale studie
toegepast. Wij hebben nadrukkelijk geprobeerd de drie steden zo
veel mogelijk met dezelfde gegevensbronnen te bestuderen om in
ieder geval vergelijkingen tussen de drie mogelijk te maken.
Hierbij is de politie als uitvalsbasis gebruikt. Hoewel het gebruik
van politile gegevens uiteraard beperkingen heeft, beschikt de
politie relatief gezien over de meeste informatie van de
georganiseerde criminaliteit in een stad. Overigens zijn wij, zoals
nog wordt toegelicht, niet geheel afgegaan op politiegegevens.
lees meer
Bijlage XI – 1. INLEIDINGJanuary 1, 1999
1. INLEIDING
In de diverse deelrapporten die in opdracht van de Parlementaire
Enqutecommissie worden vervaardigd om de aard en de omvang van de
georganiseerde criminaliteit in Nederland vast te kunnen stellen,
staan telkens vier hoofdvragen centraal:
lees meer
Bijlage XI – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
Abadinsky, H.,
Organized Crime, Chicago,
Nelson-Hall, 1993, 3 ed.
Berg, A. H. van den,
Heroneprostitues, een typologie van werk- en levensstijlen,
Justitile Verkenningen, 13e jrg., nr. 1, 1987, pp. 72-92
Bieleman, B., J. Snippe en E. de Bie,
Drugs binnen de grenzen. Harddrugs en criminaliteit in
Nederland: schattingen van de omvang, Groningen, Stichting
Intraval, 1995
Boer, C. A. de,
Georganiseerde Criminaliteit en de gemeentelijke overheid,
Enschede, Faculteit Bestuurskunde, IPIT-scriptiereeks, 1994
Bruinsma, G. J. N. (red.),
Georganiseerde criminaliteit uit Oost-Europa en het IRT
Noord- en Oost Nederland, Enschede, IPIT, 1994 Bundes
Kriminal Ambt (BKA),
Organisierte Kriminaliteit, Wie Gross ist die Gefahr?,
Wiesbaden, 1990
Bunt, H. G. van de en J. Rademaker,
Recherchewerk in de praktijk, Lochem, Van de Brink, 1992
Daniel, M. R. en G. J. Veldhuis,
lees meer
Bijlage XI – 7. SLOTBESCHOUWINGJanuary 1, 1999
7. SLOTBESCHOUWING
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies weergegeven
van het onderzoek naar de aard, de ernst en de omvang van de
georganiseerde criminaliteit in Arnhem, Enschede en Nijmegen.
lees meer
Bijlage XI – 6.3. De afwezigheid van georganiseerde
criminele activiteitenJanuary 1, 1999
6.3. De afwezigheid van georganiseerde criminele
activiteiten
De situatie inzake de aard, ernst en omvang van de
georganiseerde criminaliteit kan ook worden beschreven in termen
van wat niet voorkomt. Noot Zoals gezegd, komen
vormen van racketeering in legale branches vermoedelijk niet voor.
Ook de aan georganiseerde misdaad geparenteerde vormen van geweld
komen slechts op beperkte schaal voor. Van het voorkomen van andere
activiteiten die kenmerkend zijn voor de georganiseerde misdaad in
andere landen, zoals loan-sharking, illegale loterijen en
gokgelegenheden op
grote schaal, is ons weinig ter ore gekomen.
Het is van belang te onderstrepen dat sommige allochtone groepen,
die vaak met georganiseerde misdaad in verband worden gebracht, of
allochtone groepen uit de buurlanden nauwelijks in de drie steden
opereren. Een van de opmerkelijke bevindingen is dat er geen Duitse
criminele groepen actief zijn. Je zou op zijn minst in
grensgebieden toch wel enige grensoverschrijdende activiteiten van
criminele groepen mogen verwachten. Er zijn echter geen
aanwijzingen dat Duitse misdadigers georganiseerd in groepen in de
steden werkzaam zijn. De reden zou kunnen zijn dat het Duitse
achterland van Enschede, Arnhem en Nijmegen relatief dun bevolkt is
en dat Duitse criminele groepen voornamelijk hun aandacht richten
op het dichtbevolkte Ruhrgebied. Het Bundeskriminalambt wijst in
haar rapportage op de concentratie van de georganiseerde misdaad in
het gebied met de steden Dsseldorf, Dortmund, Keulen waar de meeste
kansen liggen om op illegale wijze geld te verdienen (BKA, 1990).
Politiemensen met een lange staat van dienst kunnen zich nog wel
herinneren dat er in de jaren zestig schuchtere pogingen zijn
ondernomen door Duitsers om in de steden te penetreren. Na enige
schermutselingen schijnen zij zich snel weer op hun eigen
grondgebied te hebben teruggetrokken. Het is vermoedelijk eerder zo
dat Duitsland meer te maken heeft met Nederlandse criminele groepen
dan andersom. Ook van de aanwezigheid van Belgische,
Scandinavische, Engelse of Franse criminele groepen zijn nauwelijks
sporen aangetroffen. Er zijn wel drugtransporten naar die landen
die door de Enschedese, Nijmeegse en Arnhemse groepen worden
georganiseerd, maar deze handel heeft niet geleid tot het overkomen
van criminele groepen uit die landen naar hier. Ook de Italiaanse
mafia is niet aanwezig in deze steden. De expansie van de
Italiaanse mafia in Europa heeft de Italianen vrijwel direct naar
Amsterdam geleid zonder eerst in de grenssteden pogingen te
ondernemen om de markt te verkennen. Opmerkelijk is wel dat de
koppelbazen uit Nijmegen nooit te maken hebben met hun Italiaanse
collega’s in de Duitse bouwnijverheid. Hoewel de Italiaanse mafia
koppelbazerij in Belgi en Frankrijk verricht, blijven deze
activiteiten in Nederland en Duitsland buiten haar werkterrein. Van
andere, ons bekende Europese criminele groepen is wel de
aanwezigheid door ons gesignaleerd. Ex-Joegoslaven houden zich
bezig met autodiefstallen (Enschede), met ripdeals (Enschede en
Nijmegen) en proberen Oosteuropese vrouwen te plaatsen binnen de
lokale prostitutie van de steden. In Enschede hebben
ex-Joegoslaven, in het bijzonder Serven en Kroaten een aantal jaren
geleden geprobeerd de lokale exploitant te intimideren in een
poging om de clubs over te nemen. Dat is toen niet gelukt, maar na
de dood van de grootste exploitant vreest de politie dat
Joegoslaven nogmaals pogingen zullen ondernemen. Hun gewelddadige
imago bezorgt menigeen in de plaatselijke onderwereld en de politie
grote zorgen.
lees meer
Bijlage XI – 6.2. Benvloeding van de branchesJanuary 1, 1999
6.2. Benvloeding van de branches
Racketeering van legale branches is een van de klassieke
activiteiten van criminele groepen in Itali, Japan en de Verenigde
Staten. Criminelen pogen zwakke bedrijven door middel van (het
dreigen met) geweld in de macht te krijgen, af te persen en/of
protectie te laten betalen of eventueel door middel van hun eigen
illegale bedrijven de legale concurrentie uit te schakelen.
lees meer
Bijlage XI – 6.1. Benvloeding van de overheid en
vrije-beroepsbeoefenaarsJanuary 1, 1999
6. DE INVLOED VAN DE GEORGANISEERDE MISDAAD OP DE
STAD
6.1. Benvloeding van de overheid en
vrije-beroepsbeoefenaars
In welke mate wordt de integriteit van het overheidsgezag en van de
vrije-beroepsbeoefenaars in de drie steden bedreigd? Welke
aanwijzingen zijn er dat criminele organisaties pogen informatie te
verkrijgen waarmee zij hun voordeel kunnen doen of zelfs
beslissingen ten gunste van zichzelf kunnen benvloeden? Wij zullen
bij het beschrijven van de gesignaleerde gevallen overigens geen
onderscheid naar stad maken. Een tweede opmerking vooraf is dat de
meeste gevallen zich bij de politie afspeelden. Alle gevallen
hebben zich afgespeeld in de periode 1990-1994.
lees meer
Bijlage XI – 5.3. De verschijningsvormenJanuary 1, 1999
5.3. De verschijningsvormen
5.3.1. Harddrugs
Herone
lees meer
Bijlage XI – 5.2. Couleur localeJanuary 1, 1999
5.2. Couleur locale
Ook de Arnhemse politie kreeg haar deel van de roerige jaren
zestig. Jongeren hielden demonstraties, scholen samen rond een
fontein in het centrum en verstoorden een Taptoe. De jaren zestig
leven in de herinnering van de politiemensen in Arnhem echter niet
voort als de jaren van de ludieke provocaties en hasjrokende
langharige jongeren. De herinneringen worden beheerst door een
bedreiging uit geheel andere hoek, namelijk de stevige
machtspositie van enkele onderwereldfamilies. Zij zouden de rosse
buurt en het uitgaansleven rondom de Korenmarkt, het
uitgaanscentrum van de stad, geheel in hun greep hebben. Zij
sloegen onmiddellijk munt uit de liberaler wordende opvattingen
over pornografie en betaalde seks. Ook zij tartten op hun manier
het gezag, net zoals de kabouters en krakers na hen. Bovendien
zouden zij regelmatig betrokken zijn bij de vele intimidaties en
gewelddadigheden die in die tijd tegen horecapersoneel en gasten
plaatsvonden. De betrokken zware jongens leken boven de wet te
staan. Zij konden ongestraft opzichtige parkeerovertredingen plegen
met hun even opzichtige auto’s en zij werden niet (meer)
gecontroleerd op vuurwapenbezit. In de plaatselijke krant werd
regelmatig gesteld dat de Arnhemse politie overschrijding van
sluitingstijden van cafs door de vingers zag en bepaalde cafs zelfs
niet langer durfde te betreden. Eind 1969 werd door de korpsleiding
een opmerkelijke stap gezet om de impasse te doorbreken. Er werd
een aparte brigade opgericht onder leiding van een brigadier,
waarvoor een zestal jonge, energieke surveillanten werd uitgekozen.
Zij zouden de groep bijzondere opdrachten (GBO) gaan vormen, met
een directe hirarchische lijn naar de korpsleiding. De groep kreeg
zeer flexibele diensttijden, en diende zich ongeniformeerd te
bewegen door de rosse buurt en het uitgaanscentrum. Zij kreeg het
consigne hard op te treden en geen enkele confrontatie uit de weg
te gaan.
lees meer
Bijlage XI – 5.1. InleidingJanuary 1, 1999
5. ARNHEM
5.1. Inleiding
5.1.1. De stad Arnhem
De naam van de stad Arnhem is onverbrekelijk verbonden met de
Tweede Wereldoorlog. Als gevolg van de slag om Arnhem werd een
groot deel van de binnenstad verwoest. Als gevolg van beschietingen
van de geallieerden en plunderingen door de Duitsers werd de stad
naderhand nog verder verwoest. Arnhem bleek na de oorlog de zwaarst
beschadigde stad van Nederland te zijn. Na de oorlog werd de stad
grotendeels gerestaureerd en verschenen aanvankelijk alleen aan de
noordzijde van de Rijn, later ook aan de zuidzijde grote
woonwijken.
lees meer
Bijlage XI – 4.3. VerschijningsvormenJanuary 1, 1999
4.3. Verschijningsvormen
4.3.1. Harddrugs
Nijmegen neemt in de heronehandel vergeleken met Arnhem een
tweederangs positie in. Dit is vermoedelijk toe te schrijven aan
het feit dat de Turkse gemeenschap in Nijmegen in hoofdzaak niet
van Koerdische komaf is. Veel van de circa 3.500 in Nijmegen
woonachtige Turken zijn zogenaamde Zwarte Zee Turken. Zij komen
voornamelijk uit het oostelijke, bergachtige gedeelte. Enkele
honderden zijn afkomstig uit een aldaar gelegen dorpje.
lees meer
Bijlage XI – VOORWOORDJanuary 1, 1999
VOORWOORD
Het onderzoek in de drie steden heeft een zware wissel getrokken
op de medewerking en inzet van vele personeelsleden van de
betrokken regiokorpsen. Daarom zijn wij erg dankbaar voor de
openheid en steun die wij van iedereen tijdens ons werk hebben
ondervonden. In bijlage 1 is een lijst opgenomen van veel van onze
gesprekspartners. Ongetwijfeld zijn wij nog enkele mensen vergeten
die wij in de wandelgangen of telefonisch hebben gesproken en
ondervraagd.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>