Bijlage I – 4.1 Interne onderzoekenJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 4 HET ONDERZOEK
Bij het inrichten van haar onderzoek koos de commissie voor twee
– parallel lopende – onderzoekstrajecten: de interne en externe
onderzoeken. De interne onderzoeken werden door de commissie en
haar staf uitgevoerd; de externe onderzoeken werd uitbesteed aan
wetenschappers.
lees meer
Bijlage I – 3.4 Het veiligheidsplanJanuary 1, 1999
3.4 Het veiligheidsplan
Het incident dat tijdens de eerste vergadering van de commissie
plaatsvond, noodzaakte tot het opstellen van een veiligheidsplan.
Dit plan werd opgesteld door de beveiligingsdienst van de Kamer in
samenspraak met de Binnenlandse veiligheidsdienst.
lees meer
Bijlage I – 3.3 HuisvestingJanuary 1, 1999
3.3 Huisvesting
De aard van het te verrichten onderzoek noopte de commissie te
zoeken naar werk- en vergaderruimten die aan een aantal eisen
moesten voldoen. Deze ruimten moesten optimaal beveiligd kunnen
worden. Voorts noodzaakte de omvang van de staf van de commissie
tot een ruim onderkomen. Daarnaast moest de commissie in staat zijn
haar werkzaamheden in relatieve afzondering te verrichten.
lees meer
Bijlage I – 3.2 Duur van het onderzoekJanuary 1, 1999
3.2 Duur van het onderzoek
Ingevolge het instellingsbesluit van 6 december 1994 is de
termijn waarbinnen het onderzoek van de commissie moet zijn
afgerond, gesteld op 1 jaar of zoveel eerder als mogelijk. Derhalve
zou de commissie uiterlijk 6 december 1995 haar eindrapportage aan
de Kamer moeten aanbieden. Begin november bleek echter dat het de
commissie niet zou lukken binnen de gestelde termijn te
rapporteren. Een tweetal omstandigheden was hier debet aan. Ten
eerste leverde de analyse van de 93 openbare verhoren een aantal
zaken op die nader onderzoek vergden. Ten tweede was de
tussenrapportage van het rijksrecherche-onderzoek naar het
functioneren van de regionale criminele inlichtingendienst
Kennemerland nog niet gereed. De voorlopige resultaten van dit
onderzoek waren van belang voor de eindrapportage van de commissie.
Zodoende verzocht zij op 13 november 1995 Noot de Kamer
haar mandaat met enkele weken te verlengen, opdat zij na ommekomst
van het kerstreces haar eindrapportage zou kunnen aanbieden.
lees meer
Bijlage I – 3.1 De begrotingJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE EN FINANCIN
3.1 De begroting
In het voorstel van het Presidium aan de Kamer werden de kosten
van de enqute voor het jaar 1995 op f.3,27 mln + PM geraamd
Noot , conform de opgave van de enqutecommissie. De
raming werd verwerkt in de suppletoire begroting 1995 samenhangend
met de Voorjaarsnota 1995. De PM-post werd bij de suppletoire
begroting samenhangend met de Najaarsnota nader ingevuld en bedroeg
f.0,4 mln. Toen begin november bleek dat de enqutecommissie niet in
staat zou zijn binnen de haar toegestane termijn verslag uit te
brengen, werd een aanvullende raming ingediend. Deze aanvulling
wordt in de suppletoire begroting samenhangend met de Voorjaarsnota
1996 opgenomen.
lees meer
Bijlage I – 2.3 VergaderingenJanuary 1, 1999
2.3 Vergaderingen
De reguliere procedurevergaderingen van de commissie vonden n
keer in de week plaats. Regelmatig terugkerende agendapunten
waren:
lees meer
Bijlage I – 2.2 De stafJanuary 1, 1999
2.2 De staf
De samenstelling van de staf was n van de eerste taken waarmee de
commissie na haar constitutie aan de slag ging. De enqutecommissie
was op grond van de kamerstukken 23.945, nrs. 1-11, met
verschillende taken belast. De 77 vragen die de Werkgroep
vooronderzoek opsporingsmethoden in haar rapport had geformuleerd,
namen daarbij een centrale plaats in. De beantwoording van deze
vragen noopte tot het opzetten van een projectorganisatie, waarin
verschillende vormen van kennis en vaardigheid werden samengebald.
De samenstelling van de staf diende een weerspiegeling daarvan te
zijn. Om de vertrouwelijkheid van het onderzoek zoveel mogelijk te
waarborgen, heeft de commissie ervoor gekozen zo weinig mogelijk
onderzoek uit te besteden. Slechts het in kaart brengen van de
ernst, aard en omvang van de zware, georganiseerde criminaliteit
heeft de commissie uitbesteed.
lees meer
Bijlage I – 2.1 Benoeming en constitutie van de
commissieJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 2 DE COMMISSIE EN HAAR STAF
2.1 Benoeming en constitutie van de commissie
Op 6 december 1994 deed de voorzitter van de Kamer mededeling
aan de Kamer van de samenstelling van de commissie, de
Enqutecommissie Opsporingsmethoden genaamd. De voorzitter benoemde
tot lid:
lees meer
Bijlage I – 1.3 Het plenaire debatJanuary 1, 1999
1.3 Het plenaire debat
Nadat de vaste commissie voor Justitie met het uitbrengen van
een lijst van vragen en antwoorden Noot het
voorbereidend onderzoek van het rapport van de Werkgroep
vooronderzoek opsporingsmethoden had voltooid, vond op 16 november
1994 het plenaire debat plaats. Noot Het rapport werd
van achter de regeringstafel verdedigd door de voorzitter van de
werkgroep. De ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken
waren ook aanwezig ter beantwoording van aan hen gerichte
vragen.
lees meer
Bijlage I – 1.2 Het voorstel aan de KamerJanuary 1, 1999
1.2 Het voorstel aan de Kamer
Op 10 november 1995 werd door de leden van de Werkgroep
vooronderzoek opsporingsmethoden het volgende voorstel tot het
instellen van een enqute bij de Kamer ingediend: De leden Van
Traa (PvdA), Van de Camp (CDA), Van der Stoel (VVD), De Graaf (D66)
en Rabbae (GroenLinks) stellen de Kamer voor, overeenkomstig
artikel 1 eerste en derde lid van de Wet op de Parlementaire Enqute
juncto de artikelen 140 en 141 van het Reglement van Orde van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, te besluiten:
lees meer
Bijlage I – 1.1 De Werkgroep vooronderzoek
opsporingsmethodenJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 1 VAN WERKGROEP NAAR ENQUTECOMMISSIE
1.1 De Werkgroep vooronderzoek opsporingsmethoden
Na afloop van het plenaire debat in de Kamer over de opheffing
van het interregionaal rechercheteam Noord-Holland/Utrecht op 7
april 1994 Noot werd de motie, ingediend door de leden
Dijkstal, Kohnstamm en Brouwer (motie-Dijkstal c.s) Noot
, door de Kamer aangenomen. De motie luidde als volgt: De
Kamer,
lees meer
Bijlage I – VOORWOORDJanuary 1, 1999
VOORWOORD
De Enqutecommissie Opsporingsmethoden legt in deze bijlage
verantwoording af over het door haar verrichte onderzoek. Zij heeft
hierbij deel II van het rapport van de RSV-enqute als voorbeeld
genomen. Tevens wordt in het kort de totstandkoming van de
commissie beschreven. Verder besteedt de commissie aandacht aan een
aantal zaken waarmee zij tijdens haar onderzoek werd
geconfronteerd, zoals de bijzondere veiligheidsmaatregelen die
moesten worden getroffen ter bescherming van documenten en
personen, de afspraken over de inzage en het overleggen van
gevoelige informatie door politie en justitie, alsmede de afspraken
over de inzage van criminele inlichtingen door de externe
onderzoeksgroep van de commissie. In deze bijlage doet de commissie
voorstellen omtrent de behandeling van haar archief en het archief
van de externe onderzoeksgroep.
lees meer
Bijlage XI – 4.2. Couleur localeJanuary 1, 1999
4.2. Couleur locale
De aanwezigheid van grote koppelbazen is al decennialang een
kenmerk van Nijmegen en omstreken. In de jaren zeventig trokken
koppelbazen landelijk sterk de aandacht door de grote winsten en de
daarbij behorende extravagante levensstijl. Zij vestigden daarmee
ook de aandacht van politie en justitie op zich. Bestrijding van
koppelbazerij werd landelijk een van de belangrijkste issues in de
fraudebestrijding. Ook in en rond Nijmegen (Groesbeek, Tiel) werden
in het begin van de jaren tachtig enkele grote
opsporingsonderzoeken verricht tegen koppelbazen. Enkele
koppelbazen van weleer zijn momenteel nog steeds bedrijvig in het
Nijmeegse. Maar de stijl en de activiteiten zijn veranderd. Enkelen
hebben een respectabele status verworven als
onroerend-goedexploitant of als min of meer legale bemiddelaar in
arbeidskracht; anderen passen hun in de koppelbazerij opgedane
ervaringen met plof BV’s toe en plegen andere vormen van fraude,
zoals flessentrekkerij en bedrieglijke bankbreuk.
lees meer
Bijlage XI – 4.1. InleidingJanuary 1, 1999
4. NIJMEGEN
4.1. Inleiding
4.1.1. De stad Nijmegen
Nijmegen behoort met zijn 147.000 inwoners in bevolkingsomvang
net niet tot de top 10 van Nederland. In 1950 bedroeg het aantal
inwoners ruim 110.000. Ten opzichte van de landelijke
leeftijdsopbouw heeft Nijmegen een relatief jonge bevolking. Ruim
een derde van het aantal inwoners valt in de leeftijdscategorie 15
tot en met 34 jaar. De 50+-ers maken slechts 27% van de Nijmeegse
bevolking uit. In deze leeftijdsopbouw komt tot uitdrukking dat
Nijmegen een universiteitsstad is. De aanwezigheid van de
universiteit benvloedt uiteraard sterk het uitgaansleven en de
woningnood in het centrum van Nijmegen. Nijmegen heeft zich gestaag
ontwikkeld en is niet, zoals Enschede vanwege de expansie als
gevolg van de textielindustrie, een boom-town geweest. De industrie
heeft in deze oude universiteitsstad nooit een stempel op de aard
en omvang van de stad gedrukt. Ook vandaag de dag wordt vooral door
dienstverlenende sectoren, waaronder banken, onderwijs,
gezondheidszorg, werkgelegenheid geboden. Het
werkloosheidspercentage bedroeg in 1994 in Nijmegen 13,4 hetgeen
vergeleken met het landelijke percentage (7,5) hoog te noemen is.
Vergeleken met Arnhem en Enschede heeft Nijmegen het hoogste
percentage van de drie.
lees meer
Bijlage XI – 3.3. VerschijningsvormenJanuary 1, 1999
3.3. Verschijningsvormen
3.3.1. De harddrugs
De handel in herone en cocane in Enschede wordt niet beheerst
door n groep. Er zijn vele personen en kleine groepen actief die
voor de levering aan dealers verantwoordelijk zijn. Ieder heeft een
deel van deze gefragmenteerde markt en dat lijkt tot ieders
tevredenheid te gebeuren. Sommige samenwerkingsverbanden tussen
leveranciers zijn duurzaam van karakter, andere kennen meer
incidentele werkverbanden. De grootste plaats in de heronehandel en
-verkoop Noot wordt ingenomen door twee Turkse families,
maar een deel van de lokale markt wordt mede voorzien door
autochtone Enscheders, een woonwagenfamilie Noot en door
enkele kleine zelfstandigen van Turkse en Marokkaanse origine. Over
Chinese, Italiaanse en (ex-)Joegoslavische betrokkenheid in deze
handel is niets bekend.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>