9.4 Gecontroleerde aflevering
9.4.1 Casus
(Mede-)plegen van strafbare feiten
(Mede-)plegen van strafbare feiten
Een onderwerp dat in de praktijk regelmatig in verband wordt
gebracht met corruptie, is de (politile) infiltratie. Onder
infiltratie verstaat de commissie: het met het oog op opsporing en
vervolging onder gezag en regie van de politie en het openbaar
ministerie binnendringen in een criminele organisatie of groep, het
ervan deel uitmaken, het gebruik maken van personen die er reeds
deel van uitmaken en het (desgevraagd) ondersteunen ervan, indien
dit optreden gepaard gaat met het I) aannemen van een valse
identiteit en/of II) verrichten van strafbare feiten en/of III)
bieden van steun aan de criminele organisatie of groep. Momenteel
zijn er vier zogenaamde politile infiltratie teams (PIT’s)
operationeel. In totaal waren er in 1995 25 mensen werkzaam bij de
infiltratieteams. Noot In bijlage 5 methoden,
hoofdstuk 5 Infiltratie wordt uitgebreider op deze
opsporingsmethode ingegaan. In deze paragraaf zullen aan de hand
van een aantal casus verschillende corruptie-risico’s bij
infiltratie worden beschreven. Een (voormalig) hoofdinspecteur van
de gemeentepolitie schrijft hierover bijvoorbeeld:
Persoonlijke relatie runner-informant
Sinds de jaren zeventig, toen bijvoorbeeld in het Amsterdamse
korps werd gediscussieerd over gevallen van normafwijkend gedrag
(naggen) en het verkrijgen van speciale politiekortingen (dalven)
Noot , staat het onderwerp van politile corruptie
regelmatig in het brandpunt van de belangstelling. In 1989 sprak
bijvoorbeeld een aantal korpschefs openlijk hun bezorgdheid uit
over de corruptie binnen hun eigen gelederen. Noot
Hoofdcommissaris Brand van Den Haag verwoordde hun zorg als volgt:
Er zijn altijd vormen van normafwijkend gedrag geweest, maar
gemiddeld beperkte zich dat tot kleinere zaken. Maar waar we nu
tegen aankijken, is tegen een georganiseerde criminaliteit, die
meer dan in het verleden over geweldige hoeveelheden geld beschikt.
En dan kun je er donder op zeggen dat er ook corruptie is binnen
overheidsorganen. Je moet je realiseren dat er zoveel geld
beschikbaar is dat ze proberen mensen tot echte corruptie over te
halen. Ik moet helaas zeggen dat we het ook tegenkomen. Ook in
politie-organisaties ontdekken we zo nu en dan dat het er is. Dat
feit is op zich verontrustend. We zullen er geweldig achterheen
moeten zitten. Het is nu ook dat we er soms rekening mee houden,
dat wij soms dingen doen of laten omdat we weten dat corruptie in
ons bedrijf niet meer is uitgesloten. Noot Het gevoelen
dat politile corruptie een zeer ernstige zaak is en dat de ernst
hiervan zal groeien naarmate de belangen van de geldbedragen in het
criminele milieu toenemen was in maart 1990 voor de Recherche
Advies Commissie (RAC) reden om een werkgroep in te stellen die
onderzoek zou moeten doen naar de aard en de omvang van de
corruptie binnen de politie. In 1992 verscheen het advies van
Fijnaut aan deze commissie. Noot Dit advies was voor de
Rechercheschool Zutphen aanleiding om op 14 oktober 1993 een
studiedag te organiseren met als titel Politile corruptie in
Nederland: verschijningsvormen, achtergronden en
beheersingsstrategien Noot In 1991 wijdde het
tijdschrift Justitile Verkenningen, dat onder andere wordt
uitgegeven door het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie
Centrum van het ministerie van Justitie (WODC), een themanummer aan
de betrouwbaarheid van de overheid. Dit nummer stond volledig in
het teken van politile corruptie, omdat het politieapparaat, door
het permanente contact met de criminele wereld, kwetsbaar is en
omdat de betrouwbaarheid van het politieapparaat een absolute
voorwaarde vormt voor haar optreden. De Raad van
Hoofdcommissarissen, waarvan een lid speciaal is belast met het
onderwerp integriteit, heeft eind 1994 een overzicht laten maken
van de maatregelen die in de verschillende korpsen in Nederland
worden genomen ter bestrijding van politile corruptie.
Noot De noodzaak voor dergelijke maatregelen werd kort
geleden nog onderstreept. In het voorjaar van 1995 verschenen
verschillende berichten in de pers waarin
vertrouwensfunctionarissen van twee grote korpsen in Nederland
stelden, dat er het een en ander grondig mis is met de integriteit
bij de politie. Andere korpsen hebben deze berichten inmiddels met
klem van de hand gewezen. Noot
1. Er is geen eenduidige regeling voor de inhoud van het
strafdossier. De bepalingen van artikel 152 e.v. Sv zijn geen
garantie voor voeging van de stukken in het dossier.
De officier van justitie is verantwoordelijk voor de inhoud van het
strafdossier. De rechter kan verlangen, al dan niet op verzoek van
de verdediging, dat stukken aan het dossier worden toegevoegd. Hij
beoordeelt de
relevantie van die stukken zonder deze te kennen.
2. De toepasbaarheid van de Wet persoonsregistraties op registers
die door de politie worden gehouden, alsmede op die van de
bijzondere opsporingsdiensten, maakt het geheel van de regelgeving
ondoorzichtig. 3. De korpsen zijn vrij bijna alle politieregisters
naar eigen inzicht in te richten. Uniformering ten behoeve van
landelijk gebruik is wel tot stand gekomen.
Onder bestuurlijke rechtshandhaving wordt verstaan het geheel
van bestuurlijke maatregelen dat kan worden aangewend ter
beheersing van de georganiseerde criminaliteit. In zijn
algemeenheid is het wenselijk om nauwe contacten (verstrengeling)
tussen overheid en het normale bedrijfsleven en de criminele
organisaties tegen te gaan.
Wet politieregister
Beheer, sturing en controle houden in de eerste plaats in
voorafgaand toezicht, aanwijzing van de met uitvoering belaste
functionarissen, reguliere en incidentele controle, uitoefening van
het gezag en de uitoefening van rechten door de registreerden.
Het kenmerk van elke opsporingsmethode is het verzamelen van
informatie. Informatiehuishouding heeft betrekking op de opslag,
het beheer en de verstrekking van politiegegevens, ongeacht de
wijze van vergaring. Politiegegevens zijn bovenal tot een persoon
herleidbare gegevens.
Uit het onderzoek van de commissie blijkt dat de politieregio
Gooi en Vechtstreek verschillende malen betrokken is geweest bij
gecontroleerde afleveringen. De drugs zouden wel steeds in beslag
zijn genomen. CID-chef Van der Putten vertrok van de politie
Dordrecht naar de politie Gooi en Vechtstreek. Van der Putten
introduceerde FIOD-medewerker De Jongh bij de CID Gooi en
Vechtstreek. Voor de activiteiten van De Jongh voor Gooi en
Vechtstreek is een convenant afgesloten tussen de FIOD en de
politie Gooi en Vechtstreek. Het OM zou voor deze gecontroleerde
afleveringen toestemming hebben gegeven. Het is echter onduidelijk
of toenmalig CID-officier van justitie Van der Kerk ook op de
hoogte is gesteld van de rol van de politie. De commissie heeft
verschillende voorbeelden aangetroffen in de regio Gooi en
Vechtstreek van het gebruik van deze methode.Informant
In de zomer van 1992 werd in Rotterdam het
Haveninformatieproject gestart. Het doel van het project was de
informatie van verschillende diensten over de georganiseerde
criminaliteit in de haven bij elkaar te brengen. Uit het
Haveninformatieproject bleek dat een aantal personen zich in
georganiseerd verband bezig hield met strafbare feiten. De
Rotterdamse recherche en CID startten mede naar aanleiding hiervan
een onderzoek tegen een handelaar in verdovende middelen die al
meermalen veroordeeld was. Onder de codenaam Bever werd zodoende
eind 1993 een onderzoek gestart door het kernteam
Rotterdam-Rijnmond. De RCID Rotterdam had contact met de RCID
Kennemerland. Uit dit contact bleek dat de RCID Kennemerland een
informant runde die voor het Beveronderzoek belangrijke informatie
zou kunnen bieden (hier verder informant 3 genoemd).Omdat de
organisatie van het onderzoekssubject zeer gesloten was en
professioneel te werk ging, was de inschatting dat het zeer
moeilijk zou zijn een goede informatiepositie te verkrijgen in dit
onderzoek. De mededeling van de RCID Kennemerland kwam derhalve
voor het onderzoek van het kernteam op een buitengewoon goed
moment. Noot
De douane en de douanerecherche waren van wezenlijk belang voor
de uitvoering van deze methode. De douane diende op verzoek van de
politie controle van bepaalde containers achterwege te laten, ook
al waren er signalen dat zich in de containers drugs bevonden. Het
Douane Informatie Centrum (DIC) selecteerde de containers waarmee
mogelijk iets aan de hand was. Ongeveer 30 tot 40 % van de
geselecteerde containers werd op verzoek van de politie
doorgelaten.
Bij het IRT en het verdere vervolg van de Delta-methode speelde
de CID van de politieregio Kennemerland een belangrijke rol. Onder
verantwoordelijkheid van de CID Kennemerland blijkt de methode ook
na de ophefffing van het IRT te zijn toegepast. In het onderzoek
van de commissie zijn nieuwe feiten naar voren gekomen die een
ander licht werpen op de door het IRT toegepaste Delta-methode.
Op 26 januari 1994 lichtten de ministers van Justitie en van
Binnenlandse Zaken de Kamer in over de opheffing van het IRT.
Noot In deze brief werd gesproken over het uit de hand
lopen van een op zichzelf geoorloofde methode. In de brief en in
het daarop volgende debat werd een nader onderzoek toegezegd.