• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – 9.4 Gecontroleerde aflevering

    9.4 Gecontroleerde aflevering

    9.4.1 Casus

    (Mede-)plegen van strafbare feiten

    lees meer

    Bijlage V – 9.3 Infiltratie

    9.3 Infiltratie

    9.3.1 Casus

    Een onderwerp dat in de praktijk regelmatig in verband wordt
    gebracht met corruptie, is de (politile) infiltratie. Onder
    infiltratie verstaat de commissie: het met het oog op opsporing en
    vervolging onder gezag en regie van de politie en het openbaar
    ministerie binnendringen in een criminele organisatie of groep, het
    ervan deel uitmaken, het gebruik maken van personen die er reeds
    deel van uitmaken en het (desgevraagd) ondersteunen ervan, indien
    dit optreden gepaard gaat met het I) aannemen van een valse
    identiteit en/of II) verrichten van strafbare feiten en/of III)
    bieden van steun aan de criminele organisatie of groep. Momenteel
    zijn er vier zogenaamde politile infiltratie teams (PIT’s)
    operationeel. In totaal waren er in 1995 25 mensen werkzaam bij de
    infiltratieteams. Noot In bijlage 5 methoden,
    hoofdstuk 5
    Infiltratie wordt uitgebreider op deze
    opsporingsmethode ingegaan. In deze paragraaf zullen aan de hand
    van een aantal casus verschillende corruptie-risico’s bij
    infiltratie worden beschreven. Een (voormalig) hoofdinspecteur van
    de gemeentepolitie schrijft hierover bijvoorbeeld:

    lees meer

    Bijlage V – 9.2 Informanten

    9.2 Informanten

    9.2.1 Casus

    Persoonlijke relatie runner-informant

    lees meer

    Bijlage V – 9.1 Inleiding

    9 CORRUPTIE-GEVOELIGHEID VAN BIJZONDERE
    OPSPORINGSMETHODEN

    9.1 Inleiding

    9.1.1 Achtergrond en vraagstelling

    Sinds de jaren zeventig, toen bijvoorbeeld in het Amsterdamse
    korps werd gediscussieerd over gevallen van normafwijkend gedrag
    (naggen) en het verkrijgen van speciale politiekortingen (dalven)
    Noot , staat het onderwerp van politile corruptie
    regelmatig in het brandpunt van de belangstelling. In 1989 sprak
    bijvoorbeeld een aantal korpschefs openlijk hun bezorgdheid uit
    over de corruptie binnen hun eigen gelederen. Noot
    Hoofdcommissaris Brand van Den Haag verwoordde hun zorg als volgt:
    Er zijn altijd vormen van normafwijkend gedrag geweest, maar
    gemiddeld beperkte zich dat tot kleinere zaken. Maar waar we nu
    tegen aankijken, is tegen een georganiseerde criminaliteit, die
    meer dan in het verleden over geweldige hoeveelheden geld beschikt.
    En dan kun je er donder op zeggen dat er ook corruptie is binnen
    overheidsorganen. Je moet je realiseren dat er zoveel geld
    beschikbaar is dat ze proberen mensen tot echte corruptie over te
    halen. Ik moet helaas zeggen dat we het ook tegenkomen. Ook in
    politie-organisaties ontdekken we zo nu en dan dat het er is. Dat
    feit is op zich verontrustend. We zullen er geweldig achterheen
    moeten zitten. Het is nu ook dat we er soms rekening mee houden,
    dat wij soms dingen doen of laten omdat we weten dat corruptie in
    ons bedrijf niet meer is uitgesloten. Noot Het gevoelen
    dat politile corruptie een zeer ernstige zaak is en dat de ernst
    hiervan zal groeien naarmate de belangen van de geldbedragen in het
    criminele milieu toenemen was in maart 1990 voor de Recherche
    Advies Commissie (RAC) reden om een werkgroep in te stellen die
    onderzoek zou moeten doen naar de aard en de omvang van de
    corruptie binnen de politie. In 1992 verscheen het advies van
    Fijnaut aan deze commissie. Noot Dit advies was voor de
    Rechercheschool Zutphen aanleiding om op 14 oktober 1993 een
    studiedag te organiseren met als titel Politile corruptie in
    Nederland: verschijningsvormen, achtergronden en
    beheersingsstrategien Noot In 1991 wijdde het
    tijdschrift Justitile Verkenningen, dat onder andere wordt
    uitgegeven door het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie
    Centrum van het ministerie van Justitie (WODC), een themanummer aan
    de betrouwbaarheid van de overheid. Dit nummer stond volledig in
    het teken van politile corruptie, omdat het politieapparaat, door
    het permanente contact met de criminele wereld, kwetsbaar is en
    omdat de betrouwbaarheid van het politieapparaat een absolute
    voorwaarde vormt voor haar optreden. De Raad van
    Hoofdcommissarissen, waarvan een lid speciaal is belast met het
    onderwerp integriteit, heeft eind 1994 een overzicht laten maken
    van de maatregelen die in de verschillende korpsen in Nederland
    worden genomen ter bestrijding van politile corruptie.
    Noot De noodzaak voor dergelijke maatregelen werd kort
    geleden nog onderstreept. In het voorjaar van 1995 verschenen
    verschillende berichten in de pers waarin
    vertrouwensfunctionarissen van twee grote korpsen in Nederland
    stelden, dat er het een en ander grondig mis is met de integriteit
    bij de politie. Andere korpsen hebben deze berichten inmiddels met
    klem van de hand gewezen. Noot

    lees meer

    Bijlage V – 8.6 Conclusies

    8.6 Conclusies

    1. Er is geen eenduidige regeling voor de inhoud van het
    strafdossier. De bepalingen van artikel 152 e.v. Sv zijn geen
    garantie voor voeging van de stukken in het dossier.
    De officier van justitie is verantwoordelijk voor de inhoud van het
    strafdossier. De rechter kan verlangen, al dan niet op verzoek van
    de verdediging, dat stukken aan het dossier worden toegevoegd. Hij
    beoordeelt de
    relevantie van die stukken zonder deze te kennen.
    2. De toepasbaarheid van de Wet persoonsregistraties op registers
    die door de politie worden gehouden, alsmede op die van de
    bijzondere opsporingsdiensten, maakt het geheel van de regelgeving
    ondoorzichtig. 3. De korpsen zijn vrij bijna alle politieregisters
    naar eigen inzicht in te richten. Uniformering ten behoeve van
    landelijk gebruik is wel tot stand gekomen.

    lees meer

    Bijlage V – 8.5 Verstrekkingen ten behoeve van het bestuur (bestuurlijke rechtshandhaving)

    8.5 Verstrekkingen ten behoeve van het bestuur (bestuurlijke
    rechtshandhaving)

    8.5.1 Inleiding

    Onder bestuurlijke rechtshandhaving wordt verstaan het geheel
    van bestuurlijke maatregelen dat kan worden aangewend ter
    beheersing van de georganiseerde criminaliteit. In zijn
    algemeenheid is het wenselijk om nauwe contacten (verstrengeling)
    tussen overheid en het normale bedrijfsleven en de criminele
    organisaties tegen te gaan.

    lees meer

    Bijlage V – 8.4 Verstrekking

    8.4 Verstrekking

    8.4.1 Juridische grondslag

    Wet politieregister

    lees meer

    Bijlage V – 8.3 Beheer van registers, sturing en controle

    8.3 Beheer van registers, sturing en controle

    8.3.1 Politieregisters

    Beheer, sturing en controle houden in de eerste plaats in
    voorafgaand toezicht, aanwijzing van de met uitvoering belaste
    functionarissen, reguliere en incidentele controle, uitoefening van
    het gezag en de uitoefening van rechten door de registreerden.

    lees meer

    Bijlage V – 8.2 Aanleg registers en opslag gegevens

    8.2 Aanleg registers en opslag gegevens

    lees meer

    Bijlage V – 8.1 Inleiding

    8 INFORMATIEHUISHOUDING

    8.1 Inleiding

    8.1.1 Omschrijving informatiehuishouding

    Het kenmerk van elke opsporingsmethode is het verzamelen van
    informatie. Informatiehuishouding heeft betrekking op de opslag,
    het beheer en de verstrekking van politiegegevens, ongeacht de
    wijze van vergaring. Politiegegevens zijn bovenal tot een persoon
    herleidbare gegevens.

    lees meer

    Bijlage V – 7.9 Gooi en Vechtstreek

    7.9 Gooi en Vechtstreek

    7.9.1 Doorgelaten containers Gooi en Vechtstreek

    Uit het onderzoek van de commissie blijkt dat de politieregio
    Gooi en Vechtstreek verschillende malen betrokken is geweest bij
    gecontroleerde afleveringen. De drugs zouden wel steeds in beslag
    zijn genomen. CID-chef Van der Putten vertrok van de politie
    Dordrecht naar de politie Gooi en Vechtstreek. Van der Putten
    introduceerde FIOD-medewerker De Jongh bij de CID Gooi en
    Vechtstreek. Voor de activiteiten van De Jongh voor Gooi en
    Vechtstreek is een convenant afgesloten tussen de FIOD en de
    politie Gooi en Vechtstreek. Het OM zou voor deze gecontroleerde
    afleveringen toestemming hebben gegeven. Het is echter onduidelijk
    of toenmalig CID-officier van justitie Van der Kerk ook op de
    hoogte is gesteld van de rol van de politie. De commissie heeft
    verschillende voorbeelden aangetroffen in de regio Gooi en
    Vechtstreek van het gebruik van deze methode.Informant

    lees meer

    Bijlage V – 7.8 Beveronderzoek Rotterdam

    7.8 Beveronderzoek Rotterdam

    In de zomer van 1992 werd in Rotterdam het
    Haveninformatieproject gestart. Het doel van het project was de
    informatie van verschillende diensten over de georganiseerde
    criminaliteit in de haven bij elkaar te brengen. Uit het
    Haveninformatieproject bleek dat een aantal personen zich in
    georganiseerd verband bezig hield met strafbare feiten. De
    Rotterdamse recherche en CID startten mede naar aanleiding hiervan
    een onderzoek tegen een handelaar in verdovende middelen die al
    meermalen veroordeeld was. Onder de codenaam Bever werd zodoende
    eind 1993 een onderzoek gestart door het kernteam
    Rotterdam-Rijnmond. De RCID Rotterdam had contact met de RCID
    Kennemerland. Uit dit contact bleek dat de RCID Kennemerland een
    informant runde die voor het Beveronderzoek belangrijke informatie
    zou kunnen bieden (hier verder informant 3 genoemd).Omdat de
    organisatie van het onderzoekssubject zeer gesloten was en
    professioneel te werk ging, was de inschatting dat het zeer
    moeilijk zou zijn een goede informatiepositie te verkrijgen in dit
    onderzoek. De mededeling van de RCID Kennemerland kwam derhalve
    voor het onderzoek van het kernteam op een buitengewoon goed
    moment. Noot

    lees meer

    Bijlage V – 7.7 Betrokkenheid FIOD/douanerecherche

    7.7 Betrokkenheid FIOD/douanerecherche

    7.7.1 Doorlaten van containers

    De douane en de douanerecherche waren van wezenlijk belang voor
    de uitvoering van deze methode. De douane diende op verzoek van de
    politie controle van bepaalde containers achterwege te laten, ook
    al waren er signalen dat zich in de containers drugs bevonden. Het
    Douane Informatie Centrum (DIC) selecteerde de containers waarmee
    mogelijk iets aan de hand was. Ongeveer 30 tot 40 % van de
    geselecteerde containers werd op verzoek van de politie
    doorgelaten.

    lees meer

    Bijlage V – 7.6 Kennemerland

    7.6 Kennemerland

    Bij het IRT en het verdere vervolg van de Delta-methode speelde
    de CID van de politieregio Kennemerland een belangrijke rol. Onder
    verantwoordelijkheid van de CID Kennemerland blijkt de methode ook
    na de ophefffing van het IRT te zijn toegepast. In het onderzoek
    van de commissie zijn nieuwe feiten naar voren gekomen die een
    ander licht werpen op de door het IRT toegepaste Delta-methode.

    lees meer

    Bijlage V – 7.5 Commissie-Wierenga en politieke besluitvorming

    7.5 Commissie-Wierenga en politieke besluitvorming

    7.5.1 Instelling en rapport commissie-Wierenga

    Op 26 januari 1994 lichtten de ministers van Justitie en van
    Binnenlandse Zaken de Kamer in over de opheffing van het IRT.
    Noot In deze brief werd gesproken over het uit de hand
    lopen van een op zichzelf geoorloofde methode. In de brief en in
    het daarop volgende debat werd een nader onderzoek toegezegd.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>