• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VII – VI.3. Het wegsluizen van misdaadgeld in de legale economie

    VI.3. Het wegsluizen van misdaadgeld in de legale
    economie

    Misdaad loont. De winsten die met georganiseerde criminaliteit
    worden behaald, zijn soms buitensporig hoog. Toch is de aandacht in
    Nederland voor het confisceren van deze winsten pas van recente
    datum. Meer in het algemeen is er, zoals reeds in hoofdstuk IV naar
    voren kwam, betrekkelijk weinig kennis over de omvang en de aard
    van de bestedingen van misdaadgeld. In de jaren zeventig en tachtig
    groeide weliswaar de aandacht voor de omvang van zwart geld, het
    voor de fiscus verzwegen inkomen, maar deze problematiek werd niet
    in verband gebracht met de opbrengsten uit misdaad. Overigens is
    het in de legale economie sluizen van winsten van georganiseerde
    criminaliteit in internationaal verband onder het trefwoord money
    laundering eerder wel hoog op de politieke agenda terechtgekomen
    (Van Zoest, 1995). Witwassen is de verbindende schakel tussen de
    illegaliteit en de legale sectoren van de economie; het vereist de
    (al dan niet verwijtbare) betrokkenheid van integer geachte
    personen (onder wie advocaten en accountants) en systemen, zoals
    het bankwezen en de beurs. Niet zozeer door de criminele
    grondfeiten maar door het wegsluizen van crimineel geld in het
    legale circuit kan de zo gevreesde innesteling of infiltratie
    plaatsvinden. Vanwege de enorme geldbedragen, die in de criminele
    wereld in omloop zijn, is witwassen geen symptoom van het
    eigenlijke probleem (georganiseerde criminaliteit), maar is het een
    probleem op zichzelf geworden.

    lees meer

    Bijlage VII – VI.2. De rol van de vrije-beroepsbeoefenaars

    VI.2. De rol van de vrije-beroepsbeoefenaars

    In de afgelopen jaren zijn enkele vrije-beroepsbeoefenaars in
    opspraak geraakt omdat zij banden zouden onderhouden met de
    georganiseerde misdaad. Ook binnen de beroepsgroepen zelf is
    toenemende zorg ontstaan over de dreiging die van de georganiseerde
    criminaliteit uitgaat op de integriteit van deze vrije beroepen. In
    dit kader zijn vooral de advocatuur, het notariaat en de
    accountancy van belang. Hoe zeer deze beroepen inhoudelijk ook van
    elkaar verschillen, zij zijn alle drie professionele
    beroepen. Van professionele beroepsbeoefenaars wordt verwacht dat
    zij op grond van de maatschappelijke functie van hun beroep een
    zekere mate van maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen. Deze
    maatschappelijke functie gaat gepaard met een aantal privileges,
    zoals een monopoliepositie met betrekking tot het verlenen van
    bepaalde diensten en een verschoningsrecht voor de advocaat en de
    notaris. De maatschappelijke status van deze beroepen, vooral dat
    van de traditionele professionele beroepsbeoefenaars als de
    advocaat en de notaris, komt tot uitdrukking in hun uitstraling van
    respectabiliteit en betrouwbaarheid. Het fundamentele belang van
    dit goede vertrouwen voor het maatschappelijk verkeer kan moeilijk
    worden overschat.

    lees meer

    Bijlage VII – VI.1. Inleiding

    VI. BRUGFUNCTIES IN DE GEORGANISEERDE
    CRIMINALITEIT

    VI.1. Inleiding

    Zoals in het vorige hoofdstuk naar voren is gekomen, opereert de
    georganiseerde criminaliteit niet in een maatschappelijk vacum.
    Criminele groepen onderhouden tal van parasitaire en symbiotische
    relaties met legale sectoren van de samenleving. In deze zin is de
    wettige wereld een levensvoorwaarde voor de georganiseerde
    criminaliteit. Ook in dit hoofdstuk wordt de aandacht gevestigd op
    de verbindingen tussen de georganiseerde criminaliteit en de
    conventionele samenleving. De nadruk ligt hier op de manier waarop
    de wettige wereld zich leent voor het leveren van hand- en
    spandiensten aan de georganiseerde criminaliteit. Als gevolg
    hiervan worden niet alleen de gepleegde misdrijven, maar ook de
    illegaal verkregen opbrengsten effectief afgeschermd van de
    politie, justitie en fiscus.

    lees meer

    Bijlage VII – V.8. Besluit

    V.8. Besluit

    In de discussie over de ontwikkeling van de georganiseerde
    criminaliteit is in de afgelopen jaren haar dreigende vervlechting
    met legale economische sectoren voortdurend aan de orde gesteld.
    Bij herhaling werd gewag gemaakt van het feit dat de onderwereld
    langzaam maar zeker de bovenwereld zou infiltreren. Italiaanse of
    Amerikaanse toestanden zouden ook in Nederland reeds spelen. De
    integriteit van de Nederlandse maatschappij zou gevaar lopen. Het
    lag derhalve voor de hand dat in dit onderzoek werd nagegaan of van
    een dergelijke evolutie sprake is.

    lees meer

    Bijlage VII – V.7. De textielnijverheid

    V.7. De textielnijverheid

    Van de textielnijverheid kan men zeggen dat zij historisch
    verdacht is wanneer het gaat om georganiseerde criminaliteit. De
    georganiseerde criminaliteit kreeg greep op de textielnijverheid in
    New York door de vakbonden van textielwerknemers over te nemen na
    ernstige arbeidsconflicten (Block en Chambliss, 1981). In Nederland
    is echter van een dergelijke ontwikkeling nooit sprake geweest. Na
    de ineenstorting van de textielindustrie in de jaren zestig en
    zeventig als gevolg van de concurrentie van de lage-lonen-landen in
    Azi, verschenen op diverse plaatsen in het midden van de jaren
    tachtig wel allerlei naaiateliers. Deze ateliers kwamen op als
    gevolg van de internationale ontwikkelingen in de
    confectie-industrie waarin om een flexibele en snelle produktie
    wordt gevraagd. Zij werden veelal door Turken als zelfstandige
    ondernemers opgezet en waren gevestigd in Amsterdam, de Achterhoek,
    Brabant, Limburg en Twente. Het aantal bedrijven in Nederland steeg
    spectaculair, van 28 in 1981 tot ongeveer 1.000 in 1993 (Van
    Vondelen, 1993). In het begin waren de confectie-ateliers bijna
    allemaal legaal, maar toen de prijzen gingen dalen en de
    concurrentie toenam, terwijl het aanbod aan illegale werkers in
    Nederland alsmaar groter werd, gleden de meeste van de legale
    ateliers af naar een gedeeltelijk en later zelfs naar een volledig
    illegale bedrijfsvoering. Zwarte loonbetalingen, werken met
    illegale vreemdelingen, handel in valse facturen waren instrumenten
    om het hoofd boven water te houden. Na verloop van tijd drong tot
    de buitenwereld door dat er met illegale werkneem(st)ers onder
    uiterst slechte arbeidsomstandigheden werd gewerkt en deden
    geruchten de ronde dat de (Turkse) georganiseerde criminaliteit
    daarbij zou zijn betrokken.

    lees meer

    Bijlage VII – V.6. De afvalverwerkingsbranche

    V.6. De afvalverwerkingsbranche

    De afvalverwerkingsbranche heeft zich in Nederland in relatief
    korte tijd kunnen ontwikkelen van een marginale bezigheid tot een
    krachtige economische sector. De omzet is groot. Er valt veel geld
    te verdienen aan de restanten van de welvaartsmaatschappij. Afval
    is een inelastisch goed waardoor de afvalbedrijven in zekere zin
    zelf de prijs voor de verwerking kunnen bepalen. Het milieubeleid
    van de Nederlandse overheid heeft aan de ene kant geleid tot het
    opschroeven van de eisen die aan de verwerking van afval worden
    gesteld en aan de andere kant heeft het een verregaande vorm van
    zelfregulering en privatisering in de hand gewerkt, zonder dat er
    is gezorgd voor een adequaat controlesysteem. Bepaalde condities in
    de afvalverwerkingsbranche hebben zich jarenlang redelijk
    ongestoord kunnen ontwikkelen waardoor een gelegenheidsstructuur is
    ontstaan die een voedingsbodem voor zware milieu-criminaliteit
    vormt. Een van deze condities is dat er veel overheidsinstanties
    bij zijn betrokken die door de branche-organisaties en handige
    afvalverwerkers tegen elkaar worden
    uitgespeeld. Verder is de afvalmarkt sterk in beweging. De
    kleinere, van oudsher familiale bedrijven ondervinden steeds
    grotere concurrentie van kapitaalkrachtige bedrijven, die proberen
    monopolieposities in de gehele keten te verkrijgen. Hoe meer
    onderdelen van die keten een bedrijf in bezit heeft, des te groter
    zijn de winstkansen voor dat bedrijf en des te moeilijker is het
    door de overheid te controleren. De grote bedrijven zullen de
    kleinere na verloop van tijd ook uit de markt drukken omdat de
    afvalverwerking aan steeds hogere milieu-eisen moet voldoen. Die
    eisen hebben immers tot gevolg dat steeds grotere investeringen
    nodig zijn om adequate verwerkingsinstallaties te laten bouwen.

    lees meer

    Bijlage VII – V.5. De bouwnijverheid

    V.5. De bouwnijverheid

    In ons land is de bouwnijverheid een economische sector waar
    veel geld in omgaat. Criminele groepen zouden in deze sector dus
    met racketeering een vaste bron van inkomsten kunnen
    aanboren. De sector is in elk geval erg gevoelig voor een
    dergelijke illegale praktijk. Standaardisering van complete
    projecten is in de bouwnijverheid vrijwel onmogelijk. Er moet ter
    plekke worden gebouwd. Bovendien is het bouwproces uiterst
    arbeidsintensief waardoor de kosten per produktie-eenheid erg hoog
    liggen. In de bouwnijverheid moet personeel trouwens altijd naar de
    bouwplaats worden gebracht in tegenstelling tot andere
    bedrijfstakken die hun produktie naar gebieden met goedkopere
    arbeidskrachten kunnen verplaatsen. Haar kwetsbaarheid wordt nog
    verhoogd door de grote onderlinge concurrentie. Verder moeten
    bouwondernemers altijd onder grote tijdsdruk werken. De
    bouwnijverheid is ook zeer gefragmenteerd en flexibel. Het grote
    aantal bouwbedrijven biedt aan ruim 330.000 mensen werk. De meeste
    bedrijven hebben nauwelijks zelf personeel in dienst en bestaan
    relatief kort. Dit korte bestaan wordt mede in de hand gewerkt door
    de snelheid waarmee kan worden teruggekeerd in de bouwnijverheid.
    Het is in Nederland vrij eenvoudig met een nieuwe onderneming tot
    de bouwnijverheid toe te treden (personeel, kennis en
    kapitaalgoederen zijn makkelijk in te huren of via een katvanger te
    koop). Het aantal faillissementen in de bouwnijverheid is dan ook
    groter dan in andere bedrijfstakken. Volgens een recente analyse
    (Corten, 1994) is 36% van de nieuwe ondernemingen binnen drie jaar
    failliet. De belangrijkste reden hiervan is het gebrek aan eigen
    vermogen of kapitaal. In hoeverre er ook sprake is van frauduleuze
    faillissementen is niet duidelijk.

    lees meer

    Bijlage VII – V.4. De autobranche

    V.4. De autobranche

    Voor criminele groepen die op grote schaal in gestolen auto’s
    handelen is het aantrekkelijk om samenwerking te zoeken met
    bonafide bedrijven. Het feit dat er per jaar ongeveer 5 tot 7.000
    auto’s niet terug worden gevonden maakt duidelijk dat er wel
    samenwerking met garagebedrijven in Nederland moet zijn. Criminele
    groepen moeten voor deze illegale handel beschikken over veel
    deskundigheid. Voor de levering van nummerplaten, valse
    kentekenbewijzen, het plaatsen van nieuwe sloten, het veranderen
    van chassisnummers en het eventueel overspuiten van auto’s is veel
    vakkennis nodig en veel handelingen kunnen ook niet op straat en in
    het openbaar gebeuren. Daarvoor heeft een criminele groep een
    gespecialiseerde werkplaats nodig en vakspecialisten om de diverse
    werkzaamheden uit te voeren. Voor criminele groepen of andere
    professionele daders is het nauwelijks interessant een volledig
    garagebedrijf op te kopen en dit zelf te voorzien van apparatuur en
    personeel. De kans dat een garage zonder klanten op de een of
    andere manier bij de politie bekend wordt, is redelijk groot; het
    kan via de legale handelsactiviteiten de illegale niet goed
    camoufleren. Wanneer toch een normaal garagebedrijf wordt opgekocht
    neemt de afhandeling van de (noodzakelijke) gewone clientle te veel
    tijd in beslag, is de administratieve rompslomp te groot in
    verhouding tot de opbrengsten en komt er controlerend personeel van
    diverse instanties over de vloer. Infiltratie van garages is met
    andere woorden onaantrekkelijk voor criminele groepen. Ook de
    beperkte hoeveelheid geld die via dit type bedrijven kan worden
    witgewassen, maakt deze optie minder interessant.

    lees meer

    Bijlage VII – V.3. Het transport over de weg, over zee en via de lucht

    V.3. Het transport over de weg, over zee en via de
    lucht

    De geografische ligging van Nederland heeft gevolgen voor de
    aard en de omvang van de georganiseerde criminaliteit in Nederland.
    De uitstekende transportverbindingen en de aanwezigheid van enkele
    vitale transportknooppunten van diverse internationale
    handelsroutes, de haven Rotterdam en de luchthaven Schiphol, bieden
    internationale smokkelaars de mogelijkheid hun illegale waar naar
    de gewenste plaatsen te vervoeren. De smokkelwaar, waaronder drugs,
    wapens, gestolen auto’s, gevaarlijk afval, bedreigde dieren- en
    plantensoorten, is verstopt in de massale goederenstromen die over
    de weg of via beide havens dagelijks Nederland binnen worden
    gebracht. Er wordt door de (inter)nationale georganiseerde
    criminaliteit gewoon geprofiteerd van de aanwezige infrastructuur
    in ons land.

    lees meer

    Bijlage VII – V.2. De horeca

    V.2. De horeca

    De horeca in Nederland is over het algemeen een goed lopende,
    bloeiende sector waarin veel geld omgaat. Mede vanwege de lage
    toetredingseisen komen er nog steeds veel caf’s, restaurants en
    snackbars bij en hun gezamelijke omzet stijgt. In totaal zijn er
    bijna 40.000 horecagelegenheden in ons land. Het is een financieel
    interessante branche waarin veel wordt verdiend. De gemakkelijke
    toetredingsvoorwaarden trekken veel onervaren en laag opgeleide
    ondernemers aan die niet altijd opgewassen zijn tegen de realiteit
    van het horecabedrijf. Vooral voor de kleinere bedrijven in de
    grote steden wordt de spoeling steeds dunner en is de concurrentie
    zwaar. Ruim een kwart van de cafetariahouders heeft directe
    concurrentie van vijf of meer andere snackbar-uitbaters, nog eens
    60 procent ondervindt broodstrijd van n tot vijf
    collega-ondernemers (Lenting en partners, 1991). De
    modegevoeligheid van het uitgaanspubliek vergt ondernemersinzicht n
    kapitaal voor nieuwe investeringen. Door een stijging van de kosten
    balanceert een aantal kleine horecabedrijven op de grens van het
    faillissement. De toenemende plaatsingsbeperking van speelautomaten
    kan voor velen de zaak naar de verkeerde kant doen overhellen.
    Minder vermogende horeca-uitbaters vinden hun financiering zelden
    bij de reguliere geldinstellingen en zijn aangewezen op leningen
    van brouwerijen en – in toenemende mate – van
    speelautomatenexploitanten. Zo worden velen van hen afhankelijk van
    geldschieters die hun financile belangen in deze sector hebben
    geconcentreerd. Vooral de zwakke broeders onder de
    horeca-exploitanten hebben hierin weinig keus.

    lees meer

    Bijlage VII – V.1. Inleiding

    V. GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT IN LEGALE ECONOMISCHE
    SECTOREN: FEIT OF FICTIE?

    V.1. Inleiding

    Georganiseerde criminaliteit wordt nog altijd in de eerste
    plaats geassocieerd met de produktie van en handel in illegale
    goederen en diensten en zo bezien heeft deze soort criminaliteit
    niets te maken met het gevestigde bonafide bedrijfsleven. Maar
    zoals in de discussie over de georganiseerde criminaliteit in
    Nederland ook naar voren is gekomen, bestaat er de vrees dat met
    name groepen die in traditionele vormen van georganiseerde
    criminaliteit (drugshandel, enzovoort) actief zijn (geweest),
    zullen proberen om ook in legale economische sectoren een
    machtspositie op te bouwen. Mede hierom is in dit onderzoek
    rekening gehouden met een dergelijke ontwikkeling, en is voor een
    aantal branches onderzocht of er van zulk een vervlechting sprake
    is. De bedoelde vervlechting kan op uiteenlopende wijzen
    plaatsvinden. In het spoor van het onderscheid dat eerder werd
    gehanteerd bij de typering van de verschillende fraudezaken,
    onderscheiden we ook in dit verband twee hoofdvormen. De relatie
    tussen de georganiseerde criminaliteit en het bedrijfsleven kan
    parasitair van aard zijn. Dit doet zich voor wanneer
    criminele groepen uitsluitend profiteren en de betrokken bedrijven
    tot slachtoffer maken. Zij kan echter ook symbiotisch zijn
    en dan profiteren beide partijen ervan door samen te werken.

    lees meer

    Bijlage VII – IV.7. Besluit

    IV.7. Besluit

    Hiervoor kon om redenen die in de inleiding zijn genoemd, geen
    compleet beeld worden geschetst van de aard en omvang van de
    traditionele georganiseerde criminaliteit in Nederland. Bezien naar
    haar aard ontbreekt een kenschets van het illegale gokwezen. En wat
    haar omvang betreft ontbreken zelfs voor de drughandel maatgevende
    cijfers. In de voorgaande paragrafen is dus hoofdzakelijk
    uiteengezet hoe bepaalde vormen van traditionele georganiseerde
    criminaliteit er op een aantal wezenlijke punten uitzien: wat voor
    groepen zijn betrokken bij de criminele activiteiten in kwestie,
    hoe organiseren zij die en welke is de bestemming van de aldus
    gegenereerde inkomsten. Dat in deze uiteenzetting de drugshandel
    een prominente plaats inneemt, is niet alleen een gevolg van het
    feit dat de opsporingscapaciteit van politie en justitie voor een
    groot deel op de bestrijding van deze handel is gericht. Deze
    enorme inzet van de schaarse middelen correspondeert tot op zekere
    hoogte met de vooraanstaande rol die de drugshandel in de
    georganiseerde criminaliteit in Nederland speelt.

    lees meer

    Bijlage VII – IV.6. Vormen van fraude

    IV.6. Vormen van fraude

    In de definitie van georganiseerde criminaliteit die in dit
    onderzoek wordt gehanteerd, is nadrukkelijk ruimte geschapen voor
    andere vormen van criminaliteit dan bijvoorbeeld drugshandel,
    wapenhandel en vrouwenhandel. Hiervoor werd nagegaan in hoeverre de
    diefstal van auto’s, en in het bijzonder de internationale handel
    in gestolen auto’s, kan worden gerekend tot de georganiseerde
    criminaliteit. Een andere vorm van criminaliteit die door ons onder
    bepaalde voorwaarden als een vorm van georganiseerde criminaliteit
    wordt beschouwd, is fraude, gaande van BTW-fraude tot oplichting
    van beleggers. Typerend voor deze fraude is dat door de fraudeur
    een valse schijn wordt gewekt, waarbij het vertrouwen van de ander
    wordt misbruikt en die ander in de waan wordt gebracht dat er
    adequaat wordt ingespeeld op zijn belangen of behoeften. De 18 door
    ons bestudeerde zaken spelen zich af in legale economische markten
    waarin wettige ondernemingen opereren en waarin overheden een
    regulerende rol spelen. De relaties van de fraudeur tot deze andere
    actoren in de markt kunnen ruwweg twee vormen aannemen: parasitair
    of symbiotisch. Bij parasitaire verhoudingen is sprake van een
    zero sum-situatie: de illegaal verkregen winst betekent
    verlies voor de wettige marktpartijen; de anderen zijn
    slachtoffers. Crediteuren worden bijvoorbeeld door een
    faillissementsfraude benadeeld; oplichting van (financile)
    instellingen brengt voor de laatsten meestal een aanzienlijke
    schadepost met zich mee. In het geval van symbiose zijn de relaties
    tussen het illegaal optreden van de criminele organisaties en de
    wettige marktpartijen minder eenduidig. De wettige marktpartijen
    zijn niet louter aan te merken als slachtoffers. Er is meer of
    minder sprake van een verwijtbare betrokkenheid van een deel van de
    wettige nijverheid bij de gepleegde misdaad. De betrokkenheid van
    de reguliere marktpartijen kan uiteenlopen van het deel uit maken
    van de fraudeconstructie, het afnemen van goederen tegen
    onwaarschijnlijk lage prijzen tot aan het op eigen initiatief
    bemachtigen van een zwart of grijs marktaandeel. Sommige
    marktpartijen hebben derhalve belang bij het ontstaan en
    voortbestaan van criminele groepen binnen hun branches. Dit heeft,
    zoals nog verduidelijkt zal worden, gevolgen voor de wijze waarop
    de fraudeurs zich tegenover de vijandige onderdelen van de
    buitenwereld afschermen.

    lees meer

    Bijlage VII – IV.5. De diefstal van auto’s

    IV.5. De diefstal van auto’s

    In aansluiting op de laatste opmerking kan deze paragraaf over de
    diefstal van auto’s het beste worden begonnen met een herhaling van
    de reden waarom in het onderhavige onderzoeksproject speciaal deze
    vorm van diefstal onder de loep is genomen. Het argument hiervoor
    is dat ook in de internationale literatuur keer op keer wordt
    gesteld dat autodiefstallen niet alleen worden gepleegd door
    groepen beroepsdieven maar ook door criminele groepen die algemeen
    worden gerekend tot het milieu van de georganiseerde criminaliteit,
    zoals de diverse geledingen van de Italiaanse mafia. Waarom ook
    deze groepen zich bezighouden met de diefstal van auto’s, valt
    gemakkelijk te begrijpen. Enerzijds kunnen auto’s met gemak op
    betrekkelijk grote schaal worden gestolen en tegen relatief veel
    geld worden (door-)verkocht, anderzijds is de pakkans voor de
    daders erg gering en is, in het geval dat zij toch worden gepakt,
    de straf gewoonlijk laag. Blijkens de deelstudie over de
    autobranche worden er in Nederland jaarlijks tussen de 30.000 en
    35.000 (vracht)auto’s gestolen. Het grootste deel hiervan wordt
    echter teruggevonden. Het deel dat overblijft – tussen de 5.000 en
    7.000 personenauto’s en een kleine 200 vrachtauto’s – wordt dus
    echt gestolen. Wie voor laatstbedoelde diefstallen verantwoordelijk
    zijn, is niet zo duidelijk. En dit ook om de reden die in het
    voorgaande al werd gesuggereerd: de bestrijding van deze vorm van
    diefstal geniet landelijk geen prioriteit. En dus zijn ook de
    gegevens over de betrokken (groepen) dieven aan de schaarse kant.
    Uit de landelijke studie betreffende de rol van allochtone en
    buitenlandse groepen in het bedrijven van georganiseerde
    criminaliteit in Nederland, is gebleken dat er weliswaar ook in
    Surinaamse, Marokkaanse en Nigeriaans-Ghanese kringen somtijds
    bendes actief zijn die auto’s (laten) stelen om ze vervolgens naar
    hun land van herkomst te verschepen (via Rotterdam en Antwerpen),
    maar dat na de val van De Muur vooral Russische en Joegoslavische
    bendes op dit gebied actief zijn geworden. Dit is ook naar voren
    gekomen in de plaatselijke studies, zij het dat de politie in
    Amsterdam – door gebrek aan onderzoek – niet echt kijk heeft op de
    activiteiten van deze groepen. Wel heeft zij door middel van
    onderzoek vastgesteld dat er in de stad zo’n 10 groepen
    professionele autodieven van Nederlandse origine werkzaam zijn.
    Verder neemt zij aan dat tenminste enkele van deze groepen in
    contact staan met buitenlandse (Ghanees-Nigeriaanse, Russische)
    handelaren in gestolen auto’s. De meeste wetenschap die in dit
    onderzoeksproject over (de plegers van) autodiefstallen werd
    vergaard, is geput uit 30 dossiers aangaande autodiefstallen die
    ons van overal uit het land werden toegestuurd. De meeste van deze
    dossiers hebben betrekking op autochtone groepen autodieven, enkele
    op groepen die uit Oost-Europa afkomstig zijn (Rusland, Letland,
    Oekrane en voormalig Joegoslavi). Hun analyse leert dat de
    autochtone groepen gewoonlijk slechts op lokale of regionale schaal
    werken en jaarlijks tussen de 10 en 15 auto’s stelen. Gemiddeld
    tellen zij vier tot vijf man waartussen een zekere werkverdeling
    bestaat: sommigen zijn beter in het stelen en verrijden van auto’s,
    anderen beschikken over de vaardigheden die nodig zijn om auto’s om
    te katten, papieren te vervalsen, enzovoort. Deze groepen kennen
    geen echte leider, maar hebben meestal wel een centrale figuur die,
    omdat hijzelf eigenaar is van een garage, een autosloperij of een
    werkplaats, goed thuis is in de (il)legale autohandel en zodoende
    ook met enig gezag taken kan verdelen en transacties weet af te
    wikkelen. Doorgaans kennen de kernleden van deze groepen elkaar al
    lange jaren, al was het maar omdat zij familieleden zijn of in
    dezelfde buurt of op hetzelfde woonwagenkamp zijn opgegroeid. Er
    hoeven in zulke groepen dan ook geen (positieve en/of negatieve)
    sancties te worden toegepast om een vlotte, loyale samenwerking te
    verzekeren. Niettemin treffen de meeste groepen wel de bekende
    voorzorgsmaatregelen om hun illegale activiteiten af te schermen,
    zoals afzien van het gebruik van de telefoon om zaken te regelen.
    Veel verder behoeven zij ook niet te gaan, omdat zij zo goed als
    niets te duchten hebben van de politie. Overigens plegen de leden
    van deze groepen veelal niet alleen autodiefstallen, maar maken zij
    zich ook schuldig aan onder meer inbraak en heling. De buitenlandse
    groepen zijn gewoonlijk groter. Hun kern telt zo’n vijf tot acht
    leden. Daarenboven doen zij veelal beroep op andere
    personen/groepen om speciale onderdelen van de illegale handel voor
    hun rekening te nemen. Hierbij kan men zowel denken aan de
    inschakeling van buitenlanders zoals Joegoslaven, die zich in het
    plegen van autodiefstallen hebben gespecialiseerd, als aan het
    aantrekken van landgenoten die de gestolen auto’s vliegensvlug over
    de grens moeten rijden of naar de haven van Rotterdam, Amsterdam of
    Antwerpen moeten brengen. Sommige van deze groepen gebruiken
    officieel erkende garages of import- en exportbedrijven om hun
    illegale handel af te schermen.

    lees meer

    Bijlage VII – IV.4. De handel in wapens

    IV.4. De handel in wapens

    In het begin van de jaren negentig kwamen verschillende
    onderzoekers tot de vaststelling dat in de loop van de jaren
    tachtig het daadwerkelijk (crimineel) vuurwapengebruik aanzienlijk
    was toegenomen, van 99 schietpartijen in 1983, 152 in 1985, naar
    263 in 1990. Het aantal doden (19 in 1983, 71 in 1990) en gewonden
    (87 in 1985, 170 in 1990) steeg navenant (Kruissink en Wiebrens,
    1992). Nadere analyse van de dodelijke schietpartijen in de jaren
    1985 – 1987 (169 in totaal) wees uit dat deze voor het grootste
    deel in het criminele milieu plaatsvonden. In 17% van de gevallen
    (22) zou het om een liquidatie zijn gegaan (Van den Eshof en
    Bergsma, 1989).

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>