Bijlage VIII – 5.4. Tot besluitJanuary 1, 1999
5.4. Tot besluit
Tot besluit kan in de eerste plaats worden gesteld dat er in de
regio Midden- en West-Brabant meer autochtone criminele groepen,
groepjes en individuen actief zijn dan in Groningen (Rotterdam
wordt om de reden, eerder vermeld in de tekst, hier even buiten
beschouwing gelaten). Zeker wanneer deze indruk, bij nader
onderzoek, juist zou blijken te zijn, roept deze vaststelling de
vraag op naar de achtergronden en oorzaken van dit verschil. In
aansluiting op deze kwantitatief georinteerde vergelijking tussen
beide gebieden kan voorzichtig een kwalitatief georinteerde
vergelijking worden gemaakt. Die leidt onmiskenbaar tot de
vaststelling dat in Groningen eigenlijk geen criminele groepen of
criminele figuren opereren die een belangrijke rol spelen in
(interprovinciale) bovenlokale netwerken, of die aansluiting hebben
bij de top van de georganiseerde criminaliteit in Nederland. In
Middenen West-Brabant zijn die er duidelijk wel. De Rotterdamse
zaken vormen een geval apart, maar er valt – ook in vergelijking
met de zaken uit de beide andere regio’s – toch wel iets over te
zeggen. Ten eerste dat men in de Rotterdamse regio groepen
beroepsmisdadigers aantreft die qua werkwijzen in de twee andere
regio’s blijkbaar niet voorkomen. Ten tweede zijn in het
Rotterdamse, in de drugshandel, enkele groepen actief zijn die niet
alleen tot de regionale bovenlaag van de georganiseerde
criminaliteit moeten worden gerekend, maar die ook kunnen worden
gekoppeld aan de landelijke (sub)top van de georganiseerde
criminaliteit. Waar men in Rotterdam de georganiseerde
criminaliteit dus van top tot basis aantreft, daar is dat in
Midden- en West-Brabant al veel minder het geval, en in Groningen
eigenlijk helemaal niet.
lees meer
Bijlage VIII – 5.3. De situatie in GroningenJanuary 1, 1999
5.3. De situatie in Groningen
In termen van (georganiseerde) criminaliteit vertoont de regio
een breed scala aan activiteiten. Vanuit Groningen werden 36
rapportages opgestuurd. Hiervan moeten er in dit rapport 21 buiten
beschouwing blijven, met name omdat zij betrekking hebben op zaken
waarin uitsluitend of hoofdzakelijk buitenlandse en/of allochtone
misdadigers danwel criminele groepen figureren. Niettemin zou het
in een ander verband heel zinvol kunnen zijn om deze 21 zaken eens
verder uit te spitten in het licht van de vraag: waarom allemaal in
Groningen? Het gaat hier om betrekkelijk grote Turkse
drugshandelaren, Poolse autodieven, Nigeriaanse oplichters,
Italiaanse overvallers, Chinese afpersers, Joegoslavische
vrouwenhandelaren ….: you name it, we have it! Een deel
van de betrokken zaken is natuurlijk wel verwerkt in n of meer van
de andere rapporten die door de onderzoeksgroep-Fijnaut voor de
Enqutecommissie zijn geschreven. De vijftien overblijvende andere
zaken geven nog een tamelijk gevarieerd beeld van wat er min of
meer aan de basis van de georganiseerde criminaliteit in het
Groningse stuk van Nederland heeft gespeeld in de voorbije jaren.
Deze zaken zijn in te delen in vier groepen.
lees meer
Bijlage VIII – 5.2. De situatie in RotterdamJanuary 1, 1999
5.2. De situatie in Rotterdam
Vanuit de regio Rotterdam-Rijnmond bereikten ons in totaal 38
rapportages. Gelet op de aard, omvang en ontwikkeling van de
criminaliteit in de Rotterdamse regio in het algemeen, ligt het
voor de hand dat de zaken die in deze rapportages aan de orde zijn,
gemiddeld een zwaarder kaliber hebben dan de zaken die door de
regio Midden- en West-Brabant zijn aangeleverd. Wanneer men dan op
de Rotterdamse zaken dezelfde selectiecriteria toepast als die
hiervoor voor de Midden- en West-Brabantse zaken zijn gehanteerd,
dan blijven er maar tien van de 38 zaken over die in dit rapport
thuishoren.
lees meer
Bijlage VIII – 5.1. De situatie in Midden- en
West-BrabantJanuary 1, 1999
5.1. De situatie in Midden- en West-Brabant
Vanuit de regio Midden- en West-Brabant bereikten ons 69
rapportages. Een klein deel van deze rapportages moest terzijde
worden gelegd, deels omdat zij betrekking hebben op uitingsvormen
van zeer persoonlijk getinte (seksuele) delinquentie, deels omdat
zij uitsluitend handelen over hele concrete gevallen van
organisatiecriminaliteit, en deels omdat zij gaan over misdaden die
uitsluitend door buitenlandse en/of allochtone personen waren
begaan. Dat zodoende een paar interessante zaken buiten beschouwing
blijven, bijvoorbeeld die (twee zaken) van Turkse mannen die met
veel geweld en dreiging protectie wilden opdringen aan
(Nederlandse) horeca-ondernemingen, valt te betreuren, maar moet
worden geaccepteerd terwille van de complementariteit van de
onderzoeksrapporten in dit project. Het gebruik van het woord
uitsluitend in de voorlaatste zin geeft overigens al aan dat die
criminele groepen, waarvan de meeste leden – zo te zien –
autochtone Nederlanders zijn en waarbinnen buitenlanders en/of
allochtone personen dus een (kleine) minderheid vormen, wl in deze
beschouwing zijn meegenomen. Het is juist interessant om te zien
hoe in elk geval op regionale schaal het onderscheid tussen
autochtone en niet-autochtone misdadigers niet altijd meer te maken
valt. Uiteindelijk zijn ruim 45 rapportages in de volgende
reportage verwerkt. Allereerst kan men vaststellen dat de daders
van een heel aantal delicten die in deze regio worden gepleegd, er
helemaal niet wonen of verblijven; zij hebben er hooguit sociale
en/of criminele contacten en weten er hierom hun weg te vinden. Dit
is het geval in acht zaken die zijn aangemeld. Deze zaken lopen
uiteen van overvallers uit Den Haag die op een gegeven moment ook
in Midden- en West-Brabant hun slag willen slaan, via doelgerichte
snelkrakers uit Amsterdam en Zaandam die het hebben gemunt op een
juwelierszaak in Tilburg, tot zogenaamde criminele kidnappers die
in Belgi een Marokkaanse hashdealer van zijn vrijheid beroven om
hem op Nederlands grondgebied door zijn rivalen te laten
mishandelen (inclusief marteling met electrische schokken). Zaken
als deze laten vanzelfsprekend iets zien van de mobiliteit die de
tegenwoordige zwaardere criminaliteit kenmerkt. Om ze hierom zonder
meer onder de kop van de georganiseerde criminaliteit te
rangschikken, zou echter te ver gaan.
lees meer
Bijlage VIII – 5. De basis van de autochtone georganiseerde
criminaliteitJanuary 1, 1999
5. De basis van de autochtone georganiseerde
criminaliteit
Waar het al geen sinecure is om een analyse te vervaardigen van
de top van de autochtone georganiseerde criminaliteit in Nederland,
daar is het maken van een analyse van haar basis werkelijk een
crime. Gegeven de stand van de politile
informatievoorziening op centraal niveau is het uitgesloten om
hiervan een beeld te scheppen dat ook maar enigermate beantwoordt
aan de werkelijkheid. Maar ook het instrument dat in het kader van
dit onderzoeksproject werd gefabriceerd – in de vorm van de
rapportages uit de jaren 1990-1995 die ons door de korpsen zijn
toegezonden – biedt hier bij nader inzien volstrekt onvoldoende
mogelijkheden voor.
Niet alleen omdat de korpsen, kwantitatief gesproken, zeer
verschillend op ons verzoek om welbepaalde rapportages hebben
gereageerd – sommige korpsen hebben tot 60 70 rapportages
ingestuurd, andere slechts een stuk of 10. Maar ook omdat, het werd
al eerder gesignaleerd, de kwaliteit van de rapportages die wel
zijn ingestuurd, ook zr uiteenloopt. Zij variren van kale
analyse-schema’s van groepen tot vuistdikke rapporten over
welbepaalde onderzoeken.
lees meer
Bijlage VIII – 4.4. Tot besluitJanuary 1, 1999
4.4. Tot besluit
Over Nederland ligt een wirwar van de meest verschillende
criminele netwerken. Organisaties als de Hells Angels, cliques als
die welke in het Zuiden de synthetische drugs produceren, en
individuen zoals we die hebben aangetroffen in het algemene
netwerk, vormen de middelpunten van deze netwerken. Een aantal van
die netwerken staat zowel op nationaal niveau als op regionaal en
lokaal niveau voortdurend met elkaar in contact. Met andere
woorden: er zou op dit middenniveau van de georganiseerde
criminaliteit wel eens meer orde kunnen heersen dan de chaos, die
men hier bij de eerste aanblik waarneemt, suggereert. Met name de
verbindingen tussen de top-groepen en de criminele netwerken zijn
in dit verband van groot belang. Maar ook de belangrijke rol van de
schakels tussen de interregionale en landelijke netwerken enerzijds
en de lokaal-opererende groepen anderzijds mag niet worden
veronachtzaamd. Want deze basisgroepen vormen in menig opzicht het
draagvlak voor de georganiseerde criminaliteit op de hogere
niveau’s.
lees meer
Bijlage VIII – 4.3. De Hells AngelsJanuary 1, 1999
4.3. De Hells Angels: een netwerk apart
Hierboven – bij de beschrijving van twee netwerken die actief
zijn in de produktie van synthetische drugs – kwam al naar voren
dat n van deze netwerken een deel van de amphetamine verkocht aan
Hells Angels in Amsterdam, die dat dan weer onmiddellijk
doorverkochten naar Engeland. Wat bij de bespreking van het andere
netwerk niet werd aangestipt, maar hier wel moet worden gemeld, is
dat een bepaalde hoeveelheid van de illegaal ingevoerde
grondstoffen, via omwegen in Brabant, ook terecht kwam bij de Hells
Angels in de hoofdstad. Geconfronteerd met zulke feiten, moet men
zich wel de vraag stellen wat de rol van de Angels in de
georganiseerde criminaliteit is.
lees meer
Bijlage VIII – 1. ALGEMENE INLEIDINGJanuary 1, 1999
1. ALGEMENE INLEIDING
De Parlementaire Enqutecommissie Opsporingsmethoden moet onder
meer antwoord geven op de vraag: wat is de aard en omvang van de
georganiseerde criminaliteit in Nederland? Het zal duidelijk zijn
dat deze eenvoudige vraag – wil men recht doen aan de werkelijkheid
die erin besloten ligt – slechts op een complexe manier kan worden
beantwoord. Een van de manieren waarop in dit onderzoeksproject
naar een antwoord is gezocht, is door na te gaan welke groepen zich
op welke manieren met welke vormen van georganiseerde criminaliteit
bezighouden. Een deel van de resulaten van dit onderzoek is
neergelegd in het rapport over de rol van buitenlandse en
allochtone groepen in de georganiseerde criminaliteit in Nederland.
Het andere deel is vervat in dit rapport over de rol van autochtone
groepen. In het eerstgenoemde rapport wordt reeds in de inleiding
geschetst hoe in het algemeen wordt gedacht over de rol van
buitenlandse en allochtone groepen in de georganiseerde
criminaliteit in Nederland, en wordt vervolgens per hoofdstuk (per
groep) dit beeld verfijnd. Het ligt voor de hand om in dit rapport
een wat andere werkwijze te volgen. Eerst wordt, in hoofdstuk 2,
het bestaande beeld van de geschiedenis van de georganiseerde
criminaliteit in Nederland behandeld. In de daaropvolgende
hoofdstukken worden dan de resultaten van het eigen onderzoek naar
de tegenwoordige toestand van de georganiseerde criminaliteit
weergegeven.
lees meer
Bijlage VIII – 4.2. De produktie en distributie van
synthetische drugsJanuary 1, 1999
4.2. De produktie en distributie van synthetische
drugs
In de voorbije jaren zijn er tientallen onderzoeken ingesteld
naar de produktie en distributie van synthetische drugs. Uit een
rapport over een belangrijk deel van deze onderzoeken is gebleken
dat in elk geval de zogenaamde laboratoria die bij de vervaardiging
van deze drugs werden gebruikt, overwegend waren gesitueerd in
Amsterdam, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Deze laboratoria
waren ingericht op zeer uiteenlopende lokaties: woonschepen,
flatwoningen, loodsen, kelders, silo’s, enzovoort. Uit het feit dat
er in deze laboratoria maar liefst 145 verschillende chemicalin
werden aangetroffen, mag worden afgeleid dat er bij de productie
van synthetische drugs nog heel wat wordt gexperimenteerd. Waarbij
wel moet worden aangetekend dat een groot deel van deze chemicalin
gewoon waren gekocht bij bekende firma’s in Nederland, Belgi en
Duitsland. De meeste produktiemiddelen (glaswerk,
tabletteermachines, pompen) waren afkomstig van Nederlandse en
Belgische bedrijven en fabrieken. De vervaardiging van synthetische
drugs is – economisch gezien – dus een meer normale activiteit dan
men op het eerste gezicht wellicht zou denken. De XTC-zaak die
bijna vijf jaar geleden door het vroegere IRT Noord-Holland-Utrecht
onder de naam Extase werd gedraaid, heeft laten zien dat de
produktie en distributie van synthetische drugs somtijds in handen
is van een vrij goed-georganiseerde criminele groep en dat er
enorme sommen geld mee kunnen worden verdiend (Cortebeeck, 1994).
Deze groep was van gemengde, Belgisch-Nederlandse, origine. Zij
telde zo’n twintig personen die – alleen of met anderen – betrokken
waren bij alles wat er zoal komt kijken bij een illegale
onderneming als deze: de aanschaf van panden, de inrichting van
laboratoria, de aankoop van grondstoffen, het produceren van de
drugs, de distributie van de pillen, de beveiliging van de
lokaties, de investering van de winsten en andere. Volgens experts
van de CRI had de organisatie in totaal de beschikking gehad over
een bedrag van maximaal 264 miljoen en minimaal 72 miljoen ten
behoeve van de aanwending in diverse activa. Hiervan kon, in
relatie tot de kasadministratie, evenwel slechts 15 miljoen worden
getraceerd. Tegenover een groep als deze die indertijd zonder
twijfel tot de top van de georganiseerde criminaliteit had kunnen
worden gerekend, staan tal van groepen die qua organisatie noch qua
omzet kunnen tippen aan de bende waarom het in het Extase-onderzoek
ging. Uit het rapport waarnaar hiervoor reeds werd verwezen, kan
immers worden opgemaakt dat men in heel wat onderzoeken slechts is
gestoten op enkele mensen die van A tot Z het hele productieproces,
met alles wat hierbij hoort, gaande moesten houden. Hoe
kleinschalig veel van deze groepjes wel niet werkten, blijkt met
name uit het feit dat er nauwelijks sprake was van
arbeidsverdeling. De organisator (financier, leverancier) werkte
gewoon met de laborant mee om er het beste van te maken. Daarnaast
is er ook een tussencategorie van groepen. Dat zijn de groepen, of
beter gezegd, de netwerken die, op zichzelf genomen, wel enige
organisatiegraad vertonen, maar die daarenboven hetzij voor de
leverantie van grondstoffen, hetzij voor de afzet van hun
producten, hetzij voor de gewelddadige inning van schulden, in meer
of mindere mate afhankelijk zijn van figuren in de top van de
georganiseerde criminaliteit. Om te achterhalen hoe deze netwerken
er uitzien, zijn in Noord-Brabant twee recente onderzoeken naar de
produktie en distributie van synthetische drugs onder de loupe
genomen.
Onderzoek A bracht aan het licht dat in een bedrijfspandje in een
middelgrote stad amphetamine werd vervaardigd. Niet het hele
produktieproces werd hier afgewikkeld. Enkele keren werden bepaalde
bewerkingen uitgevoerd in woonhuizen in de Randstad. En het draaien
van de pillen gebeurde uiteindelijk weer op een andere plaats in
het land. Deze geografische spreiding van het produktieproces
(branden, kristalliseren en tabletteren) had zeker tot doel om het
risico van ontdekking te verkleinen. Te zelfder tijd vormde zij
echter ook een weerspiegeling van het netwerk dat hier bezig
was.
lees meer
Bijlage VIII – 4.1. Diagonaal door NederlandJanuary 1, 1999
4.1. Diagonaal door Nederland: van Maastricht tot
Amsterdam
De man wiens schaarse centrale politiegegevens de insteek vormen
in het algemene criminele netwerk dat hier in vogelvlucht wordt
blootgelegd, is zo ongeveer halverwege de diagonaal
Maastricht-Amsterdam genesteld. In het nabije verleden heeft hij
zich bij de politie in de streek vooral doen kennen als een wat
patserig type, betrokken bij gewapende overvallen, met companen
bezig over de ontvoering van gefortuneerde mensen, thuis in de
illegale wapenhandel, in staat om allerhande duurdere gestolen
spullen (horloges, auto’s) te leveren, en actief in de handel in
verdovende middelen. Verder was hij kind aan huis bij diverse
roemruchte woonwagenfamilies. Deze laatste opmerking is relevant,
omdat die connectie wellicht verklaart waarom hij op het einde van
de jaren tachtig opdook in de schaduw van enkele kampers in de
Randstad die op dat moment bezig waren hun drugsgroothandelsgroepen
op te bouwen. Hoe nauw hun relatie toen is geweest, is niet zo
duidelijk. De betrokkene heeft in zijn lokale kennissenkring
kennelijk nogal hoog opgegeven over zijn rol als strong arm
van de bedoelde internationale dealers. Zelf meen ik dat zijn
betekenis voor hen niet zo groot is geweest: in de gedetailleerde
analyses van de betrokken groepen ben ik zijn naam niet eenmaal
tegengekomen. Hoogstwaarschijnlijk had hij in die tijd ook contact
met de Bruinsma-clan in Amsterdam. Enkele van zijn toenmalige
Nederlandse en Belgische kameraden, waaronder de houder van een
sportschool, betrokken van deze groep in elk geval redelijk grote
porties hash, bedoeld voor distributie in de regio. Maar het is ook
niet uitgesloten dat hij met hen voor die clan een tijdlang
hashtransporten heeft verzorgd. Deze voor-geschiedenis werpt reeds
enig licht op het latere netwerk van betrokkene en zijn positie
daarin. Het lijkt vast te staan dat hij aan zijn activiteiten in
Holland een aantal goede bekenden heeft overgehouden die tot op de
dag van vandaag tot de subtop van de Randstedelijke drugshandel
moeten worden gerekend. Met name onderhoudt hij kennelijk nauwe
relaties met een tweespan dat zowel in de hashhandel bedrijvig is
als ook grondstoffen kan leveren voor de aanmaak van synthetische
drugs. In het kader van deze laatste activiteit werken de
handelaren in kwestie vermoedelijk nauw samen met vrij bekende
pep-fabrikanten in Brabant. Wat
het contact met deze Hollandse subtoppers inhoudelijk voorstelt,
valt op grond van de beschikbare informatie in het geheel niet te
zeggen. Dat is een aanwijzing temeer dat hij met de betrokkenen
niet zoiets als een hoog-georganiseerde groep vormt, zoals een van
de CRI-inventarisaties wil doen geloven. In zijn natuurlijke
omgeving schijnt de man in kwestie ondertussen dezelfde weg te
hebben afgelegd als andere belangrijke figuren in de internationale
Nederlandse drugshandel. Gestart als geweldenaar, ontpoppen zij
zich vervolgens tot rechterhand van een geduchte drugssmokkelaar,
en nemen tenslotte – wanneer de baas het loodje legt of anderszins
uitvalt – diens positie over. Zover is zijn loopbaan nu nog niet
gevorderd. Maar hij is wel op weg naar een dergelijke positie. Op
dit moment fungeert hij nog maar als tweede man van een
drugshandelsclique die op zichzelf genomen niet erg omvangrijk is,
en die door haar stille manier van werken in Nederland zelf ook
geen grote bekendheid geniet, maar die, internationaal gesproken,
in het nabije verleden heeft bewezen mee te tellen in de kring van
de echte drugsgroothandelaren. Wanneer het moment gekomen is dat
hij de leiding van deze clique overneemt of, als het hem te
lang duurt, een eigen groep formeert, valt niet te voorspellen.
Zeker is alleen dat hij in het diepe zuiden van het land ruim
voldoende geharde beroepsmisdadigers kent om een serieuze criminele
groep mee op te bouwen. Hier onderhoudt hij, om te beginnen, de
nauwste contacten met twee criminele figuren die de harde kern
vormen van een clique van vier vijf personen. De criminele
staat van dienst van dit duo is indrukwekkend. Evenals onze man
staan ze van oudsher te boek als gewelddadige figuren: altijd
bewapend, bereid om hun wapens zonodig tegen iedereen,
politiemensen incluis, te gebruiken, zeker in het verleden
betrokken bij (het bedenken van) overvallen en ontvoeringen, als
zodanig goed bekend met overvallers en autodieven aan de andere
kant van de grens, thuis in zowel de grensoverschrijdende
wapenhandel als de wapenhandel van Amsterdam, niet vies van het
gebruik van vals geld en hierom bekend met de kring van
valsemunters, ook die in de Randstad, etcetera. Geen wonder dat van
hen – althans n van hen – wordt gezegd dat hij al eens iemand heeft
geliquideerd, en dat hij serieus heeft overwogen om een goede
bekende, door middel van iemands gijzeling, te bevrijden uit een
buitenlandse gevangenis. De berichten dat zij bij tijd en wijle
rechtstreeks en indirect, via Waalse kameraden, in contact staan
met de Italiaanse (Siciliaanse) mafia, zijn – gelet op het
vorenstaande – niet ongeloofwaardig, temeer niet omdat een van deze
beide kompanen van Italiaanse origine is en altijd nauwe contacten
heeft onderhouden met dubieuze Italiaanse kringen van over de
Belgische grens. Hier staat tegenover dat zij ook jarenlang hebben
gefungeerd als helers, niet alleen van gestolen auto’s, maar ook
van kunstvoorwerpen, als het zo uitkwam, en van grotere partijen
gestolen textiel en meubilair, met name afkomstig uit Belgi.
Hierbij kwam het erop aan steeds weer voldoende geschikte
bergplaatsen te arrangeren en de spullen na een tijdje zo ongemerkt
mogelijk door te stoten naar genteresseerde bekenden,
ogenschijnlijk volkomen oirbaar werkzaam in de desbetreffende
branches. Dat misdadigers als zij op een gegeven moment zich ook in
de drugshandel, en vooral de handel in synthetische drugs, zouden
storten, lag voor de hand. Zij doen hier, volgens de berichten, met
enkele intimi alles dat op hun niveau maar denkbaar is: kopen van
grondstoffen in Oost-Europa, opstarten van laboratoria in binnen-
en buitenland, verkoop van partijen pillen. Deze clique leeft in
een soort haat-liefde verhouding met een persoon die als n van de
zwaarste jongens in het zuiden wordt aangezien. Deze is ook wel
actief in de grotere wapenhandel, maar het zwaartepunt van zijn
activiteiten ligt toch in de drugshandel. Anders dan onze man liep
hij rondom 1990 niet in de schaduw van de grote drugshandelaren in
het westen van het land, maar deed hij zelf zaken met hen. Dit
blijkt ook uit de analyses die van hun groepen zijn gemaakt. Niet
alleen participeerde hij minstens n keer in een groot
internationaal drugstransport, maar hij nam ook geregeld grote
partijen af. Ook dealde hij niet alleen rechtstreeks met de
Hollandse drugsgroothandelaren, maar ook wel met Marokkaanse
drugsimporteurs. Een eigen criminele groep bouwde hij evenwel,
voorzover bekend, niet op. Hij houdt het liever bij n of enkele
getrouwen waarop hij blindelings kan rekenen. Op bepaalde momenten
was hij kennelijk wl bereid om met de zoven genoemde clique samen
te werken, maar even zovele keren ging het waarschijnlijk mis. In
het bijzonder werd hij er keer op keer van verdacht
gemeenschappelijke partijen drugs stilletjes te hebben laten
verdwijnen of ze te hebben laten rippen, met de bekende
gevolgen vandien: bedreigingen met liquidaties tot regelrechte
bomaanslagen op zijn huis. En keer, dat wordt althans verteld,
hebben twee van de grootste Randstedelijke drugshandelaren die zelf
een schrikbarende reputatie te verliezen hadden, zich verwaardigd
om hem gezamenlijk de wacht aan te zeggen. Tot nu toe heeft hij ze
echter allemaal overleefd – letterlijk en figuurlijk.
lees meer
Bijlage VIII – 4. Tussen top en basisJanuary 1, 1999
-
4. Tussen top en basis:
- bovenlokale netwerken
Wat in het besluit van het vorige hoofstuk werd gesteld ten
aanzien van de interne verhoudingen in de top van de georganiseerde
criminaliteit, nl. dat die door toedoen van de verbrokkeling van
het politiewezen niet
duidelijk zijn, dat geldt ook voor de criminele netwerken die zich
tussen de top en de basis in Nederland bevinden. Ook hieruit worden
door de regionale korpsen naar hartelust de stukken geknipt die
hen, binnen het gevoerde beleid, relevant toeschijnen. Om toch enig
inzicht te verschaffen in de aard en omvang van de netwerken waarop
hier wordt gedoeld, zijn er enkele nader bekeken. Het eerste
netwerk is dat van n van de (zeven) personen die volgens de
CRI-inventarisaties (van 1991, 1993 en 1995) verkeert in (drie)
groepen die als hoog-georganiseerd moeten worden beschouwd. Dat dit
netwerk, dat zich als het ware slingert rondom de denkbeeldige as
tussen Maastricht en Amsterdam, niettemin hier wordt behandeld, en
niet in het vorige hoofdstuk, heeft alles te maken met het feit dat
er – zeker in termen van organisatie – een hemelsbreed verschil
bestaat tussen de groepen die hiervoor zijn beschreven, en het
netwerk dat hier centraal staat. Zoals het gebruik van de term
netwerk al aangeeft, is er in dit geval helemaal geen sprake van
zoiets als een groep, maar hooguit van een beperkte kring van
personen die in heel wisselende combinaties alle mogelijke
strafbare feiten pleegt. Het gaat hier ook niet om mensen die
systematisch, uit winstbejag, een of meer speciale illegale
activiteiten tot heuse criminele ondernemingen uit bouwen. Zij
hebben wel zo hun specialiteiten, maar passen die slechts op een
onregelmatige manier, van geval tot geval, toe. Tegen de
achtergrond van dit algemene criminele netwerk worden voorts enkele
bijzondere criminele netwerken aan een nadere beschouwing
onderworpen. De eerste twee van deze netwerken, die beide hebben
geopereerd in Brabant en Limburg, met vertakkingen naar Amsterdam,
zijn actief (geweest) in de productie en de distributie van
synthetische drugs, vooral amphetamine en XTC. Het andere netwerk
is dat van de verschillende groepjes Hells Angels in Nederland. In
het ene geval wordt het netwerk dus bekeken vanuit de aard van de
illegale activiteiten die worden bedreven, in het andere geval
vanuit de groep die deze activiteiten bedrijft. Waarom speciaal de
Hells Angels onder de loupe worden genomen, wordt verderop
toegelicht. De netwerken die in dit hoofdstuk worden besproken,
zouden in het algemeen met enige reden ook als middelmatig kunnen
worden getypeerd. De eerste reden is dat zij tussen de top en de
basis van de georganiseerde criminaliteit in Nederland in zitten.
Aan de ene kant kunnen deze netwerken niet tippen aan die top, maar
hun sleutelfiguren hebben er zeker rechtstreeks contacten mee. Aan
de andere kant steken zij door de ernst van de feiten die zij
plegen en/of door de manier waarop ze dit doen en/of door de
grootte van het gebied waarbinnen zij opereren, duidelijk uit boven
de groepen van de basis, waar ze natuurlijk wel relaties mee
onderhouden. De tweede reden waarom hier de term middelmatig wordt
gebruikt, heeft te maken met het feit dat de organisatorische,
technische en operationele kwaliteit van de bedoelde netwerken in
vergelijking met die van de top-groepen matig is. Bepaalde
sleutelfiguren gaan ontegenzeggelijk zeer professioneel te werk,
maar zeker op het niveau waarop daadwerkelijk de meer zichtbare
delicten worden begaan, is de organisatie soms uitermate
gebrekkig.
lees meer
Bijlage VIII – 3.4. Tot besluitJanuary 1, 1999
3.4. Tot besluit
Ter afronding van dit hoofdstuk kan allereerst met nog groter
stelligheid dan in het begin worden beweerd, dat er in Nederland
geen octopus is die de georganiseerde criminaliteit in het gehele
land omspant. Een dergelijke syndicaat bestaat niet, ook niet in de
sfeer van de drugsgroothandel. Wat men in deze handel wel ziet,
werd hiervoor met een aantal voorbeelden duidelijk gemaakt: een
beperkt aantal criminele groepen van heel verschillend kaliber die
elk een deel van de hashmarkt bezetten.
lees meer
Bijlage VIII – 3.3. Een beeld van zeven belangrijke
groepenJanuary 1, 1999
3.3. Een beeld van zeven belangrijke groepen
3.3.1. Octopus: tussen feit en fictie
In de voorbije jaren is in de media bij herhaling het beeld van
een octopus gebruikt om de top van de autochtone georganiseerde
criminaliteit in Nederland te kenschetsen. Helemaal vreemd is het
gebruik van dit beeld niet. Niet alleen wordt ook internationaal
door allerhande media en auteurs de gedachte verdedigd dat het
beeld van de octopus een adequaat middel is om uit te drukken wat
de georganiseerde criminaliteit in werkelijkheid voorstelt, maar
ook is het zo dat rond 1990 het onderzoek naar een bepaalde groep
in de Randstad het octopus-onderzoek werd genoemd. Dus, het valt
gemakkelijk te begrijpen waarom zelfs in sommige politiekringen nu
nog wel over de octopus wordt gesproken.
lees meer
Bijlage VIII – 3.2. De Bruinsma-clanJanuary 1, 1999
3.2. De Bruinsma-clan: een voorlopig hoogtepunt
In de loop van 1987 komt er toch enige reactie op de politile
berichten dat de groothandel in hash toch een andere zaak is dan
het huis-tuin-en-keuken-gebruik van deze drug. Eind dat jaar wordt
er een speciaal politieteam opgericht dat in kaart moet brengen wie
er zitten achter de veelvuldige aanlandingen van hash op de kust
van Noord-Holland en Friesland en op de Waddeneilanden.
lees meer
Bijlage VIII – 3.1. Het verhaal achter de feitenJanuary 1, 1999
3.1. Het verhaal achter de feiten
De autochtone georganiseerde criminaliteit van dit moment is
hoofdzakelijk een kwestie van grootschalige drugshandel.
Groothandel in hash, althans op het eerste oog, is daarbij het
grootst, dan groothandel in zowel hard drugs (cocane, herone) als
in amphetamine- en XTC-preparaten, en tot slot wellicht (een deel
van) de handel in nederwiet. (Hierbij zij wel aangetekend dat H.
van de Bunt in het kader van dit onderzoek speciaal een aantal
belangrijke fraude-gevallen heeft geanalyseerd.) Natuurlijk doet
deze vaststelling, die hierna wordt onderbouwd, de vraag rijzen hoe
het komt dat Nederlandse criminele groepen, met name in de
hashhandel, ook internationaal gezien, een sterke positie hebben
kunnen opbouwen. Deze vraag is minder gemakkelijk te beantwoorden
dan het lijkt maar er zijn wel enkele aanzetten te geven dankzij de
informatie van enkele politiemensen en officieren van justitie die
in de voorbije jaren van zr nabij de drugshandel hebben
gevolgd.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>