Bijlage VIII – IV.5. De revenuen van de hashhandelJanuary 1, 1999
IV.5. De revenuen van de hashhandel
De opbrengst van hash wordt geschat op tweederde van de totale
export uit Marokko en dat is ongeveer gelijk aan het totaalbedrag
van de geldzendingen van anderhalf miljoen emigranten naar huis.
Naarmate de emigranten langer wegblijven en inburgeren in hun
nieuwe landen worden hun zendingen van spaargelden minder. De
regering doet er alles aan om zijn onderdanen overzee te
doordringen van hun plicht het vaderland financieel bij te staan,
maar bij de volgende generatie slaat deze opdracht minder aan.
Welnu, de opbrengst van de handel in drugs in Marokko en onder
emigranten compenseert deze terugloop in de betalingsbalans
volledig. Om het witten en het binnensluizen van deze gelden
mogelijk te maken heeft de Marokkaanse overheid verschillende
investeringsmogelijkheden gecreerd: door het aanmoedigen van het
toerisme (nog niet erg geslaagd) en door off shore banken en
belastingvrije zones (Tanger) toe te staan en weinig controle uit
te oefenen op de banktransacties uit en naar Ceuta en Melilla. Het
witwassen van uit criminaliteit verkregen inkomsten is in Marokko
niet strafbaar en er bestaat geen wetgeving ter zake van de
ontneming van wederrechtelijk verkregen vermogens. Het totaal aan
buitenlandse investeringen (legaal en illegaal gegenereerd) in
Marokko is sedert 1990 sterk toegenomen. Uit de Europese Unie
kwamen in 1990 nog 1100 miljoen dirhams, in 1994 waren dat 3300
miljoen dirhams. Uit andere landen kwamen in 1994.4700 dirhams. Er
zijn berichten dat internationale misdadigers zich in Marokko
vestigen om gebruik te kunnen maken van het ideale witwasklimaat.
Het wiswas-circuit is verder op Europa aangesloten met behulp van
traditionele structuren zoals de familie, de gilden en de banken
van lening. Vooral op het platteland worden institutionele
leeninstellingen door mensen uit lagere kringen vaak gemeden.
Drugshandelaren fungeren thans als onderhandse bankiers.
lees meer
Bijlage VIII – IV.4. Het koninklijk hof en de
drugshandelJanuary 1, 1999
IV.4. Het koninklijk hof en de drugshandel
Het koninkrijk Marokko is een autoritair geregeerde staat,
waarin het parlement slechts beschikt over beperkte corrigerende
bevoegdheden en waar de koning en hoge hofdignitarissen in feite
alle belangrijke beslissingen nemen. Alleen de koning mag de
minister-president benoemen en alleen hij bezit de bevoegdheid het
parlement naar huis te sturen. De rechterlijke macht is
onafhankelijk maar de koning heeft alle belangrijke benoemingen in
handen doordat het Ministerie van Justitie is aangewezen als een
zogenaamd souvereiniteitsdepartement. Het bestuursapparaat is een
vrij zuiver voorbeeld van wat de beroemde socioloog Max Weber in
het begin van deze eeuw de patrimoniale bureaucratie heeft genoemd.
Ambten zijn persoonsgebonden en taken worden juist niet zonder
aanziens des persoons uitgeoefend. De structuur van de ambtenarij
bestaat uit een zich op de verschillende niveaus repeterende reeks
van patroon-clintverhoudingen (Driessen, 1990). Bestuurlijke
corruptie is in een dergelijk systeem endemisch, of beter nog: voor
zover patronage algemeen is aanvaard, is het als criminele
categorie zelfs onbestaanbaar. Getoetst aan het officile recht dat
op Franse leest is geschoeid, is er echter wel degelijk sprake van
wijdverbreide corruptie. Van verschillende gouverneurs en caids
(districtshoofden) is zonder meer vastgesteld dat zij actief
meewerken aan criminele (cannabis-)organisaties of dat zij zelf de
drugsbaronnen zijn. De Marokkaanse en de Franse pers doen verslag
van reeksen van dergelijke recente corruptiegevallen. Ze hebben
betrekking op leden van de gendarmerie, het leger, de politie en de
douane. De drugsbaronnen zijn bovendien genfiltreerd in de
Marokkaanse politiek. Zij worden aangetroffen in rechtse partijen
(zoals de Ressemblement National des Independants), maar ook wel
bij links. Hun macht werd zo bedreigend dat het Ministerie van
Binnenlandse Zaken zich genoodzaakt zag bij de verkiezingen van
1992 niet minder dan 400 kandidaten van de kieslijsten te
verwijderen vanwege betrokkenheid bij de drugshandel.
lees meer
Bijlage VIII – IV.3. De organisatie van de hashhandel in
MarokkoJanuary 1, 1999
IV.3. De organisatie van de hashhandel in Marokko
Hoe is de produktie en distributie van cannabis georganiseerd?
In Marokko zijn nog geen peetvaders opgestaan
van het type dat we in Turkije hebben leren kennen en die
gemakkelijk opening van zaken geven. Het verschijnsel is nog te
recent om een gedegen wetenschappelijke studietraditie op te
leveren zoals die over de Italiaanse mafia bestaat. Als we de
Marokkaanse pers mogen geloven, zijn vooral en in de eerste plaats
buitenlandse criminele groeperingen in Marokko actief. Er zijn
Spaanse criminele groepen in de Spaanse vrijhandelszones
aangetroffen. In september 1995 hield de Spaanse politie 12
personen aan die deel uitmaakten van een bende die handelde in
drugs en wapens. Er waren Marokkanen bij, Algerijnen, Fransen en
Spanjaarden. In februari 1995 arresteerde de Spaanse politie een
Marokkaanse cocanesmokkelaar die deel uitmaakte van een Spaans
netwerk. Verder is de aanwezigheid van de Italiaanse mafia in
Marokko aangetoond bij de smokkel van drugs, mensen en nog meer. De
Franse compagnon van de eertijds roemruchte gangster Mesrine werd
in Marokko gearresteerd en toen bleek dat misdadigers met een
internationale reputatie zich in het land vestigden. Er zijn
Afrikaanse drugshandelaren (uit Gambia) waargenomen. In de
Marokkaanse pers wordt ook uitvoerig aandacht geschonken aan de rol
van Nederlandse groepen. Marokko heeft sterk aan belangrijkheid
gewonnen voor internationaal opererende Hollandse organisaties. De
berichtgeving omtrent criminele organisaties maakt een uitgesproken
internationale indruk. Er worden steeds grotere aantallen
buitenlandse handelaren en vrachtwagenchauffeurs gearresteerd.
Spanjaarden, Fransen en Nederlanders vormen de grootste Europese
groepen in Marokkaanse gevangenissen. Thans verblijven in Marokko’s
naargeestige kerkers niet minder dan 60 Nederlanders en die zitten
daar vrijwel allemaal in verband met drugsdelicten. Naar schatting
zijn veertig van hen vrachtwagenchauffeurs die met drugstransporten
zijn aangehouden. De overheid (de koning) hanteert het argument van
de aanwezigheid van criminele buitenlanders om in ruil voor zijn
bijdrage aan de oorlog tegen de drugs subsidie te ontvangen die het
mogelijk maakt de gewassen die de boeren verbouwen te vervangen. Is
het probleem immers niet in de wereld geholpen doordat in het rijke
Europa grote vraag naar cannabis is ontstaan? De onderhandelingen
daarover met de Europese Unie hebben veel minder opgeleverd dan was
gevraagd. Brachet (1992: 169) constateert dat de Marokkaanse
overheid pressie en politieke chantage hanteert als middel in haar
internationale betrekkingen. Dat gebeurt zeker voor de in Marokko
gedetineerde Europeanen.
lees meer
Bijlage VIII – IV.2. De ontwikkeling van de georganiseerde
misdaad in MarokkoJanuary 1, 1999
IV.2. De ontwikkeling van de georganiseerde misdaad in
Marokko
De opkomst van de georganiseerde misdaad in Marokko is niet te
begrijpen als we niet weten dat een zeer groot gedeelte van de
Marokkaanse staatshuishouding zich afspeelt in de grijze en zwarte
zones van de zogenaamde informele economie. Deze term staat voor
alle bedrijvigheid die niet officieel is geregistreerd en geteld,
maar die desondanks veel werkgelegenheid verschaft. Marokko geldt
in de eerste plaats als een agrarisch land, dertig procent van de
bevolking vindt er werk in de landbouw. De industrie is weinig
ontwikkeld en biedt weinig werkgelegenheid. Het klinkt vreemd in
Westerse oren, maar zoals in veel landen van de Derde Wereld vormt
de informele economie in feite de belangrijkste economische sector.
Er bestaan schattingen dat de staatshuishouding daar voor de helft
van het Bruto Nationaal Produkt op drijft. Behalve de verbouw van
en handel in hash, zijn in deze informele sector activiteiten
aanwijsbaar die wij zonder meer tot het terrein van de
georganiseerde misdaad mogen rekenen. Vanuit Marokko wordt op
uiteenlopende manieren aan mensensmokkel gedaan. Er worden met
vissersboten en kleine scheepjes tegen betaling (van bijvoorbeeld
f.3.000,-) illegale trekarbeiders of emigranten de veertig
kilometer overgezet die Europa en Afrika van elkaar scheiden ter
hoogte van de Straat van Gibraltar. Er zijn berichten dat de
Italiaanse mafia hierbij is betrokken en dat leden van de kustwacht
in Marokko en Spanje zijn omgekocht om deze menselijke vrachten
door te laten. Deze mensen zoeken werk in de tuinbouw en de oude
takken van industrie in Spanje en Itali. Er worden vrouwen
uitgevoerd om als prostitue te werken. Voorheen was hun markt te
vinden in Saoedi-Arabi en andere rijke Golfstaten, maar mede op
aandrang van de orthodoxe beweging in de Islam om dit te stoppen,
wordt dit verkeer nu in de richting van Spanje en Frankrijk en
noordelijker gedirigeerd. Met deze vormen van mensenhandel gaat een
levendige produktie en handel in valse reisdocumenten gepaard.
Voorts is sprake van georganiseerde autodiefstal uit Europa. Tussen
de reusachtige stroom gemotoriseerde Marokkaanse vakantiegangers
valt een enkel gestolen exemplaar nauwelijks op. Vooral in Spanje
en Itali zijn Marokkaanse bendes op dit terrein actief; daar worden
ook de papieren vervalst. In april heeft de Spaanse politie twee
bendes opgerold, waarvan er overigens n bestond uit vier
Nederlanders en een Brit. De georganisiseerde misdaad in Marokko is
verder actief in alle mogelijk vormen van smokkel. Smokkelen vormt
trouwens ook voor andere ondernemende individuen een bron van
inkomsten zoals iedereen aan de grens zelf gemakkelijk kan
waarnemen. Via de twee kleine vrijhandelszones in het noorden
(Ceuta en Melilla) en via de Canarische eilanden in het Zuiden van
het land worden Amerikaanse sigaretten en hifi-apparatuur
binnengesmokkeld zonder dat de verschuldigde belasting wordt
betaald en er is ook al een zwarte markt voor nieuwe, en voor
tweedehands kleding en voor vers, maar zelfs ook voor overjarig
voedsel in conservenblikjes. In Marokko zijn verder zwarte markten
voor wapens, goud en buitenlandse geld. Marokko kende in de loop
van 1994 en 1995 een reeks belangrijke fraudeschandelen en dan gaat
het onder andere om ambtenaren die voor eigen rekening door de
Verenigde Naties geschonken graan aan boeren verkochten
(Derro-project, 1993); de directeur van een dochteronderneming van
Royal Air Maroc die in 1995 werd aangehouden op verdenking van het
verduisteren van grote bedragen die gemoeid waren bij het tot stand
komen van koopcontracten met Duitse en Turkse bedrijven;
medewerkers van de Algemene Bank Marokko (een filiaal van ABN-AMRO)
die grote financile transacties zouden hebben gepleegd ten koste
van het Amerikaanse autobandenbedrijf Goodyear. Deze voorbeelden
van georganiseerde misdaad en fraude in Marokko zijn echter
kinderspel vergeleken bij de handel in cannabis en in toenemende
mate ook hard drugs. Nederland is daarbij als importland (het
belangrijkste?) van vitale betekenis. Hoe valt die ontwikkeling te
verklaren? We willen over drie specifieke voorwaarden iets zeggen:
(a) de rentabiliteit van de cannabis-verbouw, (b) de losbandige en
autonome traditie van het herkomstgebied en (c) de ontwikkeling van
de emigratie. Eerst (a): de teelt van het produkt. De boeren in een
klein gebied in het Noorden (Beni-Khaled of Ketama) dat ongeveer
100 kilometer ten Zuidwesten ligt van de plaats Al Hoceima – dit
ligt in de streek waar de gastarbeiders naar Nederland vandaan
komen – telen reeds meer dan tien eeuwen cannabis ten behoeve van
een bescheiden binnenlands gebruik. Koning Hassan I heeft het in
1890 met zoveel woorden toegestaan in vijf dorpen in dit gebied.
Toen de noordelijke zone van Marokko in 1912 onder Spaans beheer
kwam, legde het koloniale bestuur deze boeren geen strobreed in de
weg. In deze ruige streek van het hoge Rif-gebergte leveren de
verbouw van gerst, de opbrengst van fruitbomen, de teelt van geiten
en de produkten van bosbouw (hout, kurk, houtskool) te weinig op om
een zeker bestaan te lijden. Er zijn dan ook regelmatig
hongersnoden in dit gebied uitgebroken, nog in 1944/45 verloor een
vijfde tot een kwart van alle bewoners van de Centrale Rif het
leven (De Mas, 1995). Hash vormt een hoognodige en zekere
aanvulling van het inkomen, want dat wil ook in droge jaren nog wel
groeien. In het gebied waar De Mas reeds jarenlang onderzoek
verricht, heeft hij geconstateerd dat waar de bevolking in 1972 nog
voor 3 5 procent van haar inkomsten van de teelt van cannabis
afhankelijk was, dit percentage nu (1993) is gestegen tot 25 30%.
In Marokko worden drie groepen van hash-produkten onderscheiden.
Kif is de
Berberse benaming van de plant zelf in het Marokkaans. Ze wordt
gedroogd en ruim een jaar bewaard voor verdere bewerking. Sjiera is
het poeder dat bij het dorsen van de gedroogde plant achterblijft.
Hiervan wordt de beste kwaliteit cannabis, de zogenaamde 00 (double
zro) vervaardigd. Cannabis-olie wordt gemaakt door de sjiera-poeder
met zuivere alcohol op te lossen en verder te bewerken. Ofschoon
strijdig met de godsdienstige voorschriften, voor Marokkaanse
producenten en consumenten is hash heel gewoon: goede handel en een
prettig genotmiddel. Kif werd gerookt door oude mannen,
thans wordt dit op veel plaatsen ook voor jongeren gedoogd. Het
verbod in Europa komt de meeste betrokken Marokkanen als
merkwaardig voor. Of liever als buitenkans, want dankzij de
strafbaarstelling kan de prijs worden opgedreven. Deze houding
levert de huidige drugshandelende Marokkanen ook in Nederland de
neutraliseringstechniek op die nodig is de morele grens naar het
plegen van strafbare feiten over te steken. Waarom zouden zij dit
onschuldige produkt niet leveren op een grote koopkrachtige
markt?
lees meer
Bijlage VIII – IV.1. Uit de hete schaduw van de
IslamJanuary 1, 1999
IV. MAROKKAANSE GROEPEN IN NEDERLAND
IV.1. Uit de hete schaduw van de Islam
Geen land in de wereld is in de afgelopen vijf of tien jaar zo
snel omhooggeschoten aan het firmament van drugs-exporterende
landen als Marokko. Naast de Gouden Driehoek (Birma, Laos en
Thailand), de Gouden Sikkel (Irak, Pakistan en Afghanistan) en de
Gouden Ruit (Venezuela, Peru, Colombia, Bolivia en Brazili) is
Marokko thans bezig met een illegale drugseconomische opmars uit de
hete schaduw van de Islam (om met de ondertitel van een bekende
beschrijving van het Marokkaanse land en volk te zeggen;
Heinemeijer, 1960). Naar schatting is nu reeds tweederde van de
inkomsten van de export of tien procent van de inkomsten van het
land afkomstig van de drugshandel. Omdat het land zich, gemeten
naar de maatstaven van de formele en legale economie, in een
langdurige economische crisis bevindt mag men niet anders
verwachten dan dat de houding van de koning en de overheid in de
oorlog tegen de drugs die zij op instigatie van het Westen vanaf
oktober 1992 voeren, op zijn minst ambivalent is. De minister van
Binnenlandse Zaken van Marokko stelde in 1994 publiekelijk vast dat
ruim 100.000 gezinnen er voor hun inkomsten van afhankelijk zijn.
Sommige Marokkaanse intellectuelen en ook de politieke oppositie
(vergelijk De Volkskrant, 1.7.1995) maken zich ernstige zorgen om
de corrumperende invloed die uitgaat van de groeiende macht van de
georganiseerde misdaad in wiens handen deze handel is gevallen. De
onafhankelijke onderzoeksinstelling Observatoire Gopolitique des
Drogues te Parijs onder leiding van Professor Alain Labrousse
aarzelt niet om in haar recente landenoverzicht van 1994 Marokko in
te delen bij de Narco-staten, dat wil zeggen dat de
georganiseerde misdaad, gelieerd aan de drugshandel, in alle
staatsinstellingen macht uitoefent. Over de opkomst van de
drugshandel in Marokko is veel geschreven door beoefenaren van de
wetenschap en er is veel te vinden in (Franse en Arabisch-talige)
kranten. Deze zijn voor ons ontsloten door enkele intellectuelen
uit de Marokkaanse gemeenschap, die overigens als gesprekspartner
veel waardevolle informatie hebben verschaft. Dat zij anoniem
willen blijven, vormt op zichzelf een illustratie van het probleem
van de beheersing van Marokkaanse emigranten door de Marokkaanse
staat. Zij zijn bevreesd hun Marokkaanse staatsburgerschap kwijt te
raken omdat alle Marokkanen geacht worden loyaal te zijn aan de
islamitische godsdienst, de koning en het vaderland. Verder lopen
zij het risico strafrechtelijk te worden vervolgd wegens
hoogverraad. De Amsterdamse sociaal-geograaf Paolo De Mas heeft
zich al meer dan tien jaar ontpopt als Marokko-watcher en van zijn
informatie is hier dan ook dankbaar gebruik gemaakt. Tenslotte
berust dit hoofdstuk op wetenschappelijke literatuur en op
informatiebronnen van de politie als alle andere. De zeer
omvangrijke
literatuur over Marokkaanse criminaliteit in Nederland is slechts
beperkt bruikbaar, omdat deze gaat over de oorzaken van de
Marokkaanse jeugdcriminaliteit en nauwelijks over georganiseerde
misdaad.
lees meer
Bijlage VIII – III.8. ConclusieJanuary 1, 1999
III.8. Conclusie
De oude Balkanroute die in de handel Europa met Azi verbond,
heeft er een functie bijgekregen: de smokkel van herone via de
Turkse infrastructuur in Turkije zelf en in West-Europa. Over de
Turkse onderwereld die deze smokkel organiseert, is via berichten
in de media zeer veel bekend en het Turkse publiek kent de grote
families even goed als de Amerikanen hun mafia-prominenten. Deze
houden zich bezig met afpersing, smokkel van goederen waarover
belasting behoort te worden betaald, goudhandel en zeker ook
racketeering in de bouwnijverheid. Vanaf het moment dat zij de
verwerking en export van opiaten over konden nemen van de
producenten in de Gouden Driehoek, heeft deze illegale handel de
traditionele mafiose activiteiten voor een belangrijk deel
verdrongen. Het is voor de politie in West-Europa ondanks deze
openbaarheid in Turkije lang niet gemakkelijk om de werkzaamheid
van Turkse organisaties in eigen land te herkennen. Ten eerste zijn
de Turkse mafia’s zo verweven met de bovenwereld, dat het van
hieruit lastig is om de criminele activiteit in volle omvang te
doorzien. Bovendien manifesteren de grote mafia-families zich nu
lang niet zo duidelijk in het buitenland als ze het tien jaar
geleden nog deden. Zij laten in toenemende mate het initiatief aan
opkomende drugsondernemers onder de Turkse minderheden in de landen
van emigratie. De mafia’s kunnen worden onderverdeeld in drie
soorten en die hebben alle hun eigen invloedssector in Duitsland,
Frankrijk, Spanje, Engeland en zeker ook Nederland. Er is een
klassieke mafia in de zin dat het deze puur om economisch gewin is
te doen en ook dat deze niet is voortgekomen uit een politieke
beweging. Dat laat onverlet dat de klassieke mafia er wel hand- en
spandiensten voor politieke organisaties levert. Ter rechterzijde
zijn mafiose
groepen te vinden die voortkomen uit de vroegere organisatie der
Grijze Wolven (Amsterdam is voor hen een duidelijke plaats van
concentratie) en te linkerzijde zijn de PKK, Dev Sol en andere
kleinere groeperingen actief met de mafia verbonden (een duidelijke
kern bevindt zich in Arnhem), maar deze zijn minder gericht op de
handel in hard drugs.
lees meer
Bijlage VIII – III.7. De PKK en het probleem van de
afpersingJanuary 1, 1999
III.7. De PKK en het probleem van de afpersing
Dan is er tenslotte het grote en angstwekkende probleem van de
afpersing van landgenoten. Er zijn ook andere groepen die zich daar
waarschijnlijk mee bezig houden, maar afpersing door de PKK in het
Koerdische milieu is het bekendste. De PKK heeft haar wortels in de
jaren zeventig in het linkse studentenmilieu van Ankara, waar men
het idee van gewapend verzet ontwikkelde om de positie van de
Koerden te verbeteren (Soeterik, 1993). De PKK zelf stamt uit 1978.
Nadat in Turkije in 1980 voor de derde maal na de oorlog een
staatsgreep is uitgevoerd, worden PKK-activisten gearresteerd en om
het leven gebracht of het land uitgewezen. De meeste Koerdische
organisaties hebben de repressie van de overheid niet overleefd,
maar de PKK heeft zich sedert het begin van de jaren negentig juist
een massa-aanhang onder de Koerden verworven. Dat geldt ook de
Koerden in het buitenland. In Nederland is ongeveer 30% van degenen
met een (oorspronkelijk) Turkse nationaliteit Koerdisch. De
grootste concentratie is te vinden in Den Haag (Van Loon, 1992) en
verder in Deventer en Arnhem, maar Koerden zijn eigenlijk overal
waar ook Turken zijn. Het is buitengewoon moeilijk voor de
Nederlandse autoriteiten om uit te maken of door Koerden een
vrijwillige bijdrage aan de PKK wordt geschonken of dat zulks
berust op intimidatie en dwang. Er zijn voldoende berichten van
intimiderend optreden in koffiehuizen waarbij gasten 25 of 100
gulden afstaan, berichten over folders in huisdeuren en over
regelrechte afpersing van geslaagde Koerdische ondernemers
(waaronder drugshandelaren!). Maar zouden zij vrijwillig niet ook
contributie hebben betaald? De grote moeilijkheid bij het delict
afpersing is altijd dat de slachtoffers geen aangifte doen. Twee
gerichte pogingen van de politie (in Amsterdam en in Arnhem) om
door middel van een aanschrijving aan alle Turkse en Koerdische
adressen in de stad slachtoffers tot aangifte te bewegen, leverden
in Amsterdam helemaal niets op en in Arnhem niet meer dan enkele
aangiften.
lees meer
Bijlage VIII – III.6. Een voorbeeld van
gewelddadigheidJanuary 1, 1999
III.6. Een voorbeeld van gewelddadigheid
Om te illustreren hoe de Turkse peetvaders te werk gaan in
Europa willen we uitvoeriger stil staan bij een zaak die in 1992
heeft gespeeld in Rotterdam. Nergens is het geweldsniveau in de
georganiseerde misdaad in Nederland zo hoog geweest als hier.
Terugredenerend in de tijd begon deze zaak rond de familie A bij
twee incidenten in 1991 waarvan de politie toen nog niet kon zien
dat naspeuringen naar Rotterdam zouden leiden. Het regionaal
recherche team Groningen stuitte op een Turkse heronegroepering
waarvan de leiders steeds naar Rotterdam reisden. Op een
parkeerplaats langs de weg tussen Antwerpen en Brussel werd een
Surinaamse dealer vermoord. Het motief is hier niet duidelijk
geworden (betalingsproblemen zoals zo vaak?) maar het onderzoek
leidde naar Rotterdam. De heronemarkt in de Maasstad was voor een
deel in handen van de familie A die haar hoofdkwartier had in
enkele coffeeshops en een bar. Ze zijn Koerden en afkomstig uit het
eerder genoemde stadje Lice en van Turks perspectief uit gezien
opereerden zij in het gebied dat toen werd geregeerd door Cantrk te
Diyarbakir die kort geleden onder niet opgehelderde omstandigheden
van het leven is beroofd. De familie A had enkele tientallen Turkse
en Koerdische verwanten in dienst en wist het gesloten karakter van
de organisatie goed te bewaren. Erg in de gaten liepen ze
aanvankelijk niet doordat de personeelsbezetting af en toe werd
ververst zodat de politie geen tijd had om haar nieuwe klanten te
leren kennen. Er werden ook geen investeringen in Nederland gedaan
zodat deze organisatie in de legale economie ook niet werd
waargenomen. Alle leden ontvingen een uitkering van de Sociale
Dienst en gedroegen zich in hun dagelijks leven dienovereenkomstig
om niet op te vallen. De enige familie die de A’s naast zich
duldden was die van B, een aangetrouwde neef ook afkomstig uit
Lice. Het was A ter ore gekomen dat B een partij herone voor
zichzelf liet komen en dat hij daarvoor de infrastructuur van A
(transport, geldcircuit) gebruikte. Het definitieve signaal dat B
van plan was de plaatselijke hegemonie van de A-familie aan te
tasten werd gegeven in de nacht van 31 december 1991 op 1 januari
1992. De jongere broer A, werd vermoord aangetroffen in de
Schilperoortstraat. De daders hadden geprobeerd het pand in brand
te steken om de sporen uit te wissen maar dat was niet gelukt. Op 4
januari werd een Turk die voor de familie een safe house
beheerde, dood aangetroffen in de Vierambachtstraat. Hem waren vier
kogels door het hoofd gejaagd. Degenen die hier, vermoedelijk in
opdracht van B, voor verantwoordelijk waren gebruikten er een
Nederlander bij die door zijn aanwezigheid medeplichtig werd
gemaakt aan de moord. Hij kon nu niet meer terug en zou later
gedwongen worden om mensen met messteken af te maken. Hetzelfde
groepje sloeg toe in de Portugese Straat naar aanleiding van een
conflict dat vermoedelijk was begonnen als een rip deal. De drie
aanwezigen werd de hals afgesneden. De gealarmeerde A’s zonden uit
Turkije twee zonen naar Rotterdam om uit te zoeken wat hier aan
de hand was. Enkele dagen nadat zij naar Turkije waren teruggekeerd
op 5 maart 1992 trof een veldwachter langs de boorden van het
Brielsemeer drie in stukken gesneden en door brand verkoolde lijken
aan. Het spoor leidde de tactische recherche al gauw naar de
bar/restaurant die het hoofdkwartier was van de familie A. In de
kelder bleken degenen die men hield voor de daders van de eerdere
moorden met een salvo van pistoolschoten afgemaakt. Niemand had
iets gehoord en niemand had gezien hoe de lijken (op weg naar
Brielle) waren afgevoerd. Waren hiermee de eerdere moorden
gewroken? Hetzelfde hit-team dat de politie verantwoordelijk hield
voor de verkoolde lijken, werd er ook van verdacht in het voorjaar
in Amsterdam drie Turken in het milieu uit de weg te hebben
geruimd. De totaalscore aan moorden in deze zaak bedroeg elf stuks
binnen een tijdsbestek van een half jaar. Dit is in Nederland
zonder precedent. Ofschoon de politie het op zichzelf niet zo
moeilijk vond om deze mensen te volgen – via de telefoontap
ontdekte zij talrijke drugstransporten slaagde ze er toch niet in
om voldoende bewijs te verzamelen tegen het moorddadige trio dat
nog in leven was. Een van hen die doorgaat voor de leider is
illegaal in Nederland geweest en heeft politiek asiel aangevraagd.
Thans is hij in Belgi aangehouden. Een belangrijke reden waarom
politie en justitie zo weinig kunnen beginnen, is dat de Turkse
verdachten die wel worden opgepakt hun mond stijf dicht houden.
Geconfronteerd met de opnamen van hun eigen telefoongesprekken,
luidt hun commentaar onveranderlijk: Dit telefoongesprek kan ik mij
niet herinneren.
lees meer
Bijlage VIII – III.5. Turkse immigranten en
drugshandelJanuary 1, 1999
III.5. Turkse immigranten en drugshandel
Een mogelijke uitweg uit deze impasse die door velen en vaak ook
met succes wordt beproefd, is om voor zichzelf te beginnen, als
zelfstandige ondernemer. Turken worden kapper, bakker, ze richten
wisselkantoren op, kledingreparatiebedrijven, delicatessenwinkels
en administratiekantoren. Een aparte vermelding verdient de Turkse
textielbedrijvigheid die voor een belangrijk deel werkt met
illegale arbeidskrachten. De politie in Amsterdam en elders heeft
recentelijk heel wat van deze ateliers gesloten. Slechte
vooruitzichten op de algemene arbeidsmarkt kunnen het etnische
bedrijfsleven stimuleren. Er is evenwel nog een andere reactie
mogelijk op de plotseling in de jaren zeventig en tachtig
verslechterde positie terwijl de groepsdruk om aanzien en rijkdom
te verwerven onverminderd blijft bestaan: criminaliteit. Vooral
deelname aan de drugshandel biedt perspectieven. Er is voldoende
aanbod van drugs in Turkije, de infrastructuur voor vervoer en
distributie bestaat en de pakkans is betrekkelijk gering. De morele
neutraliserende redenering loopt als volgt. Ofschoon het handelen
in drugs volgens de koran eigenlijk niet mag, zien veel Turken
zonder economische perspectieven er toch geen bezwaar in omdat het
niet henzelf en hun eigen kinderen betreft. Turken, ook in Turkije
zelf, handelen in herone en cannabis, maar gebruiken die niet zelf.
Dat er in Nederland en andere landen van West-Europa vraag naar
verdovende middelen bestaat is een teken van ziekte van die
maatschappijen, maar daarvoor kunnen zij geen verantwoordelijkheid
op zich nemen. En verder werkt het uit de Amerikaanse sociologische
literatuur (Merton, 1957 over anomie) bekende mechanisme dat
eenmaal verworven rijkdom macht verschaft en dat als die
machtspositie eenmaal is bereikt, naar de herkomst van het geld
niet meer wordt genformeerd. Nadat in 1980 de Chinezen door de
politiedruk uit de heronemarkt zijn verjaagd en de pogingen van
Pakistanen in die richting afgeslagen, zagen de Turkse
drugshandelaren kans om in het ontstane gat in de markt te
duiken.
lees meer
Bijlage VIII – I. ALGEMENE INLEIDINGJanuary 1, 1999
I. ALGEMENE INLEIDING
Een van de hoofdvragen, waarop de Enqutecommissie een antwoord
moet geven, is de vraag naar de aard, ernst en omvang van de
georganiseerde criminaliteit in Nederland. Voor een ieder die in de
voorbije jaren de berichtgeving over grotere strafzaken heeft
gevolgd, zal het duidelijk zijn dat in dit antwoord niet alleen
aandacht mag worden geschonken aan de rol van autochtone,
Nederlandse, groepen in die criminaliteit, maar dat ook het nodige
dient te worden gezegd over de rol die buitenlandse en allochtone
groepen hierin spelen. Over deze laatste groepen gaat dan ook dit
rapport. De rol van autochtone groepen in de georganiseerde
criminaliteit in Nederland wordt door Cyrille Fijnaut belicht in
het gelijknamige rapport van zijn hand.
lees meer
Bijlage VIII – III.4. Turken in NederlandJanuary 1, 1999
III.4. Turken in Nederland
Per 1 januari 1994 woonden (legaal) 202.604 Turken en Koerden in
Nederland. Daarvan is nog maar een klein deel wat wij in Nederland
tweede generatie noemen, 66% procent is van de eerste of de
anderhalve (dat wil zeggen wel in Turkije geboren, maar als kind
naar Nederland gekomen) generatie. Hun vestigingspatroon
correspondeert met de werving van Turkse gastarbeiders in de jaren
zestig. Er wonen relatief veel Turken in provincies met destijds
oude en aflopende industrietakken (textiel, metaal): Overijssel,
Gelderland en Noord-Brabant en in de drie grootste steden,
respectievelijk Rotterdam, Amsterdam en Den Haag. Zo’n tien jaar
nadat de stroom van gastarbeiders op gang was gekomen, stelden
Duitse onderzoekers vast dat de Turken in Duitsland bepaald een
gunstige sociaal-economische selectie vormden van de bevolking (zie
voor een recente samenvatting: Centre for Turkish Studies, 1993) en
in hun voetspoor volgden ook Nederlandse auteurs zoals Penninx en
Van Renselaar (1978) die meenden dat Nederland als later
wervingsland Turkse gastarbeiders van een iets lager peil had
ontvangen dan Duitsland, maar dat het aantal mensen afkomstig uit
het moderne Westen van Turkije, het aantal geschoolden en het
aantal mensen met een behoorlijke arbeidservaring tamelijk hoog
was. Akgndz (1993) heeft deze stelling onlangs nog eens herhaald.
Het wonderlijke is dat de etnografie van Turkse gemeenschappen in
Nederland een heel ander beeld te zien geeft. Risvanolu-Bilgin en
anderen (1986) troffen ook heel eenvoudige en traditionele gezinnen
aan. De Vries (1987) stuitte op een verstikkende sociale controle
die eerder past bij een dorpsgemeenschap dan bij een modern
cultuurpatroon, Feddema (1992) vond naast Westerse ingestelde ook
heel traditionele en conservatieve Turkse jongeren. Hoe is deze
discrepantie te verklaren? Yesilgz (1995) heeft de hypothese van de
positieve selectie aan een grondig onderzoek onderworpen en komt
tot de conclusie dat die grotendeels berust op schijn. De laatste
kortdurende vestigingsplaats vr emigratie naar Nederland lag wel
vaak in het Westen van Turkije, maar de meeste gastarbeiders waren
afkomstig uit Anatoli. De emigranten hadden wel opgegeven onderwijs
te hebben genoten, maar dat had niet erg veel voorgesteld; het
volgen van een kleine cursus was in een bepaalde fase van het
migratieproces voorwaarde geweest om berhaupt te mogen vertrekken.
Het hield bijvoorbeeld helemaal niet in dat de abiturinten konden
lezen en schrijven. Pas gedetailleerde reconstructies van het
proces van kettingmigratie, zoals ondernomen door Den Exter (1993)
en Den Exter en Kutlu (1993) laten zien wat er precies is gebeurd.
Aanvankelijk waren er ondernemende eenlingen die hun geluk
beproefden door als turist naar Europa te gaan. Daar vonden
ze werk en ze keerden met de opbrengst daarvan terug. Familieleden
en andere dorpsbewoners volgden hun welvarende voorbeeld en na het
sluiten van een wervingsaccoord tussen Turkije en Nederland in 1964
volgde massa-emigratie. In 1974, na de economische teruggang
(oliecrisis), stopte de werving. De migratiestroom was heel
plaatselijk bepaald, inwoners van de stad Eskisehir gingen
bijvoorbeeld naar Belgi, die van het Zuidoostelijk gelegen
Gaziantep naar Nederland. De Turken van Hoorn zijn voor 80%
afkomstig uit Gaziantep, die van Medemblik voor 50% en die van Olst
eveneens voor 50%. In feite is het dus misleidend om te spreken van
de Turkse gemeenschap. Zij vormt eerder een staalkaart van
gemeenschappen uit dorpen, districten en provincies in Turkije. Het
is een reproduktie van gemeenschappen uit de provincies Konya,
Kayseri in het Westen en het midden van Anatoli en van de
oostelijke streek langs de Zwarte Zee en het overwegend door
Koerden bevolkte Oosten en Zuidoosten van het land. De Turken in
Nederland leven overwegend in regionaal verband. Zij huwen met
partners uit dezelfde streek, zij komen in de koffiehuizen met
streekgenoten samen (vaak aan de naam, bijvoorbeeld Zwarte Zee,
Kara Deniz, te herkennen) en zij ondernemen gezamenlijk
bepaalde projecten voor het dorp van herkomst zoals het schenken
van een ambulance of het zenden van hulp bij een aardbeving. De
plaatselijke burgemeesters komen bij de emigranten uit hun dorp in
Nederland op bezoek om hen aan hun afkomst te herinneren. Over en
weer is tussen verschillende Turkse gemeenschappen vaak heel weinig
contact, oude negatieve stereotypen overheersen. De immigratie is
intussen grotendeels voltooid. Na het stoppen van de officile
werving ging een aantal gastarbeiders terug, maar hun
gemeenschappen in Nederland groeiden toch als gevolg van
gezinshereniging en gezinsvorming (mensen met een verblijfstitel
huwen iemand direct uit Turkije). Verder zijn er toeristen,
illegale arbeiders en (tegenwoordig) weinig kansrijke asielzoekers
(Bcker, 1992).
lees meer
Bijlage VIII – III.3. Internationale uitwaaieringJanuary 1, 1999
III.3. Internationale uitwaaiering
De Turkse mafia heeft zich vanaf 1980 razendsnel over de
verschillende Europese landen verspreid dankzij het grote aantal
gastarbeiders dat zich er eertijds heeft gevestigd en de families
die via volgmigratie zijn herenigd. Thans wonen en werken 2,3
miljoen Turken in het buitenland (dat is 4% van de gehele bevolking
die 57 miljoen groot is). De grootste Turkse
emigrantengemeenschappen bevinden zich in Duitsland (1,8 miljoen),
Nederland, Zweden, Belgi en Frankrijk. Overal is een deel van de
oorspronkelijke gastarbeiders sedert het einde van de jaren
zeventig zonder werk en dat maakt hen ontvankelijk voor een entree
in de georganiseerde misdaad.
lees meer
Bijlage VIII – III.2. De mafia’s van TurkijeJanuary 1, 1999
III.2. De mafia’s van Turkije
Het is niet eenvoudig om goed zicht te krijgen op het
uitgestrekte panorama van de georganiseerde misdaad in Turkije.
Anders dan over vele andere drugsexporterende landen bestaat er
weinig wetenschappelijke literatuur over en zeker niet in een
Europese taal. Het verslag dat de NRC-journalist R. van der Roer
(1989) over de toenmalige Turkse mafia in Nederland samenstelde op
grond van mededelingen van de Nederlandse politie en justitie,
behoort nog tot de beste stukken. Hij beschrijft de toestand in de
jaren tachtig. Voor de politie is de grote moeilijkheid om uit te
vinden met welke mafiafamilies in Turkije de organisaties in
West-Europa handel drijven. De organisaties zijn redelijk goed
afgeschermd en Turkse verdachten zijn weinig mededeelzaam. Aan de
andere kant manifesteren de Turkse peetvaders (baba’s of de
aga’s) van de georganiseerde misdaad zich in Turkije
openlijker dan waar ook ter wereld! Zij geven interviews aan
journalisten en laten zich onbekommerd ondervragen voor de
televisie. Zij gebruiken de media om een image op te bouwen van
mannen van eer en weldoeners der mensheid. Turken in West-Europa
kunnen dat sedert de introductie van de schotelantenne goed volgen
en als gespreksonderwerp is het even populair als de mafia dat is
in Amerika. De vrijheid die journalisten met betrekking tot dit
onderwerp genieten is ongekend. Bij het interviewen van de
peetvaders maken zij met succes gebruik van hun verschoningsrecht.
Een aantal hunner loopt de politiebureaus en gerechtsgebouwen
onbekommerd in en uit. In hun reportages gedragen zich als
aasgieren. De gruwelijke details van de onderlinge strijd worden de
lezers en kijkers niet bespaard, in tegendeel, er wordt veel geld
voor geboden. De foto’s van de drie afgesneden en verbrande hoofden
die in 1992 in het Brielse Meer zijn aangetroffen (waarover
hieronder meer) zijn niet aan de Nederlandse media verstrekt, maar
ze hebben (zonder twijfel na te zijn afgestaan door de Turkse
politie die men uit Rotterdam een serie had gestuurd) wel in kleur
de voorpagina’s van de Turkse dagbladen gehaald.
lees meer
Bijlage VIII – III.1. De Balkan routeJanuary 1, 1999
III. TURKSE CRIMINELE GROEPEN IN NEDERLAND
III.1. De Balkan route
In de geschiedenis van het internationale verkeer is de
Balkanroute van vitale betekenis omdat deze Azi over land verbond
met Europa. Turkije speelde daarin als grensland een sleutelrol en
dat doet het nog steeds. Per jaar passeren meer dan anderhalf
miljoen vrachtauto’s de landsgrenzen en ook nog een kwart miljoen
autobussen en vier miljoen personenauto’s (Van Doorn, 1993). Via de
noordelijke route worden goederen naar Europa vervoerd over de E 90
en zuidelijk langs de E 80. Eerst wordt de grens gepasseerd met
Bulgarije en van daaruit liggen tot de oorlog in Joegoslavi
uitbrak, in beginsel drie wegen open: die via Roemeni, Servi en
Griekenland. De eerste en de derde mogelijkheid bestaan nog steeds.
Vanaf Roemeni gaat het via Hongarije, Slowakije en Tjechi naar
West-Europa of via de Oekraine naar Polen. Vanaf Griekenland via de
havenstad Piraeus op de veerboot verder naar de Italiaanse havens
Bari of Trist. Behalve over de weg worden ook goederen
getransporteerd over zee (via de Zwarte Zee naar Odessa en dan
verder) of over de Middellandse Zee. Al in het begin van de jaren
zeventig werd de smokkel van opium via deze Balkan-route
gesignaleerd. Marseille was toen het grootste distributiecentrum
voor West-Europa, Corsicanen en Turken of Armenirs voerden het
narcoticum aan (Lamour en Lambert, 1972). Tussen de ladingen die
bestaan uit zuidvruchten, thee, confectiekleding enzovoort, wordt
thans herone of cannabis verstopt en dat gebeurt ook in de ruimten
die speciaal in het chassis (de balken), de brandstof-tanks en de
luchtremcylinders zijn geprepareerd. Een Turkse mafia-familie in de
kleine provinciehoofdstad Kilis in het Zuiden van Midden-Anatoli
heeft een reusachtig aandeel in de transportwereld en men neemt aan
dat hier de vrachtauto’s in werkplaatsen worden geprepareerd. De
retourvracht bestaat uit allerhande industrile goederen, maar de
laatste tijd ook cocane (voor de Turkse markt zelf). Het is bijna
ondoenlijk om deze gemotoriseerde goederenstroom op smokkel te
controleren, de bergplaatsen zijn geraffineerd aangebracht. Het
doorzoeken van een enkele vrachtauto duurt vele uren tot een hele
dag. Honden kunnen soms door de sterke geuren van de
getransporteerde voedingswaren de drugs niet ruiken. Aan de andere
kant moeten er heel wat grenzen tussen de eerder genoemde landen
worden gepasseerd voordat de Europese Unie wordt binnengereden en
het is duidelijk dat een deel van de grenswacht of douane wel plat
moet zijn of dat ter plaatse, in het geval van ontdekking, wordt
gemaakt. Zonder omkopen gaat het niet, vertelt ons een van de
grootste drugsbaronnen van Nederland, die in Turkije begonnen is
door zelf als chauffeur op te treden. Hij nam enkele tienduizenden
Duitse Marken
mee voor onderweg en als een douanier het niet vertrouwde, werd de
portefeuille getrokken. Dat ging gelukkig altijd goed, zo ondervond
hij, al was het iedere keer angstig afwachten of het zou worden
geaccepteerd. Een reisje per vrachtauto uit Libanon naar Nederland
kostte hem tien kilo lichaamsgewicht aan angstzweet, vertelt
hij.
lees meer
Bijlage VIII – II.8. ConclusieJanuary 1, 1999
II.8. Conclusie
De sociologische gegevens die voorhanden zijn over de
ontwikkeling van de maatschappelijke positie van Surinamers in
Nederland, laten er geen twijfel over bestaan dat een ruime
meerderheid zijn weg in de Nederlandse samenleving heel goed heeft
gevonden. Dat geldt ook voor Antillianen en Arubanen. Over die
meerderheid gaat het hier niet. In de afgelopen twintig jaar is er
echter tegelijkertijd een categorie Carabische immigranten ontstaan
die in allerlei opzichten het risico loopt om verzeild te raken in
criminaliteit. Hoe groot die categorie precies is, valt niet met
zekerheid te zeggen maar de dertig veertig procent langdurig
werklozen zijn kandidaat voor de vorming van een bijzondere
Carabische onderklasse op langere termijn. De sociale
omstandigheden die tot de vorming van deze onderklasse leiden, zijn
wel min of meer duidelijk: deze categorie heeft weinig onderwijs
doorlopen; ze is slecht voorbereid op de eisen die op de
Nederlandse arbeidsmarkt worden gesteld; deze groep is gearriveerd
in de jaren zeventig en tachtig toen er geen werkgelegenheid voor
nieuwkomers bijkwam; gekleurde immigranten lopen op verschillende
fronten aan tegen rassendiscriminatie.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>