• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – IV.5. De revenuen van de hashhandel

    IV.5. De revenuen van de hashhandel

    De opbrengst van hash wordt geschat op tweederde van de totale
    export uit Marokko en dat is ongeveer gelijk aan het totaalbedrag
    van de geldzendingen van anderhalf miljoen emigranten naar huis.
    Naarmate de emigranten langer wegblijven en inburgeren in hun
    nieuwe landen worden hun zendingen van spaargelden minder. De
    regering doet er alles aan om zijn onderdanen overzee te
    doordringen van hun plicht het vaderland financieel bij te staan,
    maar bij de volgende generatie slaat deze opdracht minder aan.
    Welnu, de opbrengst van de handel in drugs in Marokko en onder
    emigranten compenseert deze terugloop in de betalingsbalans
    volledig. Om het witten en het binnensluizen van deze gelden
    mogelijk te maken heeft de Marokkaanse overheid verschillende
    investeringsmogelijkheden gecreerd: door het aanmoedigen van het
    toerisme (nog niet erg geslaagd) en door off shore banken en
    belastingvrije zones (Tanger) toe te staan en weinig controle uit
    te oefenen op de banktransacties uit en naar Ceuta en Melilla. Het
    witwassen van uit criminaliteit verkregen inkomsten is in Marokko
    niet strafbaar en er bestaat geen wetgeving ter zake van de
    ontneming van wederrechtelijk verkregen vermogens. Het totaal aan
    buitenlandse investeringen (legaal en illegaal gegenereerd) in
    Marokko is sedert 1990 sterk toegenomen. Uit de Europese Unie
    kwamen in 1990 nog 1100 miljoen dirhams, in 1994 waren dat 3300
    miljoen dirhams. Uit andere landen kwamen in 1994.4700 dirhams. Er
    zijn berichten dat internationale misdadigers zich in Marokko
    vestigen om gebruik te kunnen maken van het ideale witwasklimaat.
    Het wiswas-circuit is verder op Europa aangesloten met behulp van
    traditionele structuren zoals de familie, de gilden en de banken
    van lening. Vooral op het platteland worden institutionele
    leeninstellingen door mensen uit lagere kringen vaak gemeden.
    Drugshandelaren fungeren thans als onderhandse bankiers.

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.4. Het koninklijk hof en de drugshandel

    IV.4. Het koninklijk hof en de drugshandel

    Het koninkrijk Marokko is een autoritair geregeerde staat,
    waarin het parlement slechts beschikt over beperkte corrigerende
    bevoegdheden en waar de koning en hoge hofdignitarissen in feite
    alle belangrijke beslissingen nemen. Alleen de koning mag de
    minister-president benoemen en alleen hij bezit de bevoegdheid het
    parlement naar huis te sturen. De rechterlijke macht is
    onafhankelijk maar de koning heeft alle belangrijke benoemingen in
    handen doordat het Ministerie van Justitie is aangewezen als een
    zogenaamd souvereiniteitsdepartement. Het bestuursapparaat is een
    vrij zuiver voorbeeld van wat de beroemde socioloog Max Weber in
    het begin van deze eeuw de patrimoniale bureaucratie heeft genoemd.
    Ambten zijn persoonsgebonden en taken worden juist niet zonder
    aanziens des persoons uitgeoefend. De structuur van de ambtenarij
    bestaat uit een zich op de verschillende niveaus repeterende reeks
    van patroon-clintverhoudingen (Driessen, 1990). Bestuurlijke
    corruptie is in een dergelijk systeem endemisch, of beter nog: voor
    zover patronage algemeen is aanvaard, is het als criminele
    categorie zelfs onbestaanbaar. Getoetst aan het officile recht dat
    op Franse leest is geschoeid, is er echter wel degelijk sprake van
    wijdverbreide corruptie. Van verschillende gouverneurs en caids
    (districtshoofden) is zonder meer vastgesteld dat zij actief
    meewerken aan criminele (cannabis-)organisaties of dat zij zelf de
    drugsbaronnen zijn. De Marokkaanse en de Franse pers doen verslag
    van reeksen van dergelijke recente corruptiegevallen. Ze hebben
    betrekking op leden van de gendarmerie, het leger, de politie en de
    douane. De drugsbaronnen zijn bovendien genfiltreerd in de
    Marokkaanse politiek. Zij worden aangetroffen in rechtse partijen
    (zoals de Ressemblement National des Independants), maar ook wel
    bij links. Hun macht werd zo bedreigend dat het Ministerie van
    Binnenlandse Zaken zich genoodzaakt zag bij de verkiezingen van
    1992 niet minder dan 400 kandidaten van de kieslijsten te
    verwijderen vanwege betrokkenheid bij de drugshandel.

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.3. De organisatie van de hashhandel in Marokko

    IV.3. De organisatie van de hashhandel in Marokko

    Hoe is de produktie en distributie van cannabis georganiseerd?
    In Marokko zijn nog geen peetvaders opgestaan
    van het type dat we in Turkije hebben leren kennen en die
    gemakkelijk opening van zaken geven. Het verschijnsel is nog te
    recent om een gedegen wetenschappelijke studietraditie op te
    leveren zoals die over de Italiaanse mafia bestaat. Als we de
    Marokkaanse pers mogen geloven, zijn vooral en in de eerste plaats
    buitenlandse criminele groeperingen in Marokko actief. Er zijn
    Spaanse criminele groepen in de Spaanse vrijhandelszones
    aangetroffen. In september 1995 hield de Spaanse politie 12
    personen aan die deel uitmaakten van een bende die handelde in
    drugs en wapens. Er waren Marokkanen bij, Algerijnen, Fransen en
    Spanjaarden. In februari 1995 arresteerde de Spaanse politie een
    Marokkaanse cocanesmokkelaar die deel uitmaakte van een Spaans
    netwerk. Verder is de aanwezigheid van de Italiaanse mafia in
    Marokko aangetoond bij de smokkel van drugs, mensen en nog meer. De
    Franse compagnon van de eertijds roemruchte gangster Mesrine werd
    in Marokko gearresteerd en toen bleek dat misdadigers met een
    internationale reputatie zich in het land vestigden. Er zijn
    Afrikaanse drugshandelaren (uit Gambia) waargenomen. In de
    Marokkaanse pers wordt ook uitvoerig aandacht geschonken aan de rol
    van Nederlandse groepen. Marokko heeft sterk aan belangrijkheid
    gewonnen voor internationaal opererende Hollandse organisaties. De
    berichtgeving omtrent criminele organisaties maakt een uitgesproken
    internationale indruk. Er worden steeds grotere aantallen
    buitenlandse handelaren en vrachtwagenchauffeurs gearresteerd.
    Spanjaarden, Fransen en Nederlanders vormen de grootste Europese
    groepen in Marokkaanse gevangenissen. Thans verblijven in Marokko’s
    naargeestige kerkers niet minder dan 60 Nederlanders en die zitten
    daar vrijwel allemaal in verband met drugsdelicten. Naar schatting
    zijn veertig van hen vrachtwagenchauffeurs die met drugstransporten
    zijn aangehouden. De overheid (de koning) hanteert het argument van
    de aanwezigheid van criminele buitenlanders om in ruil voor zijn
    bijdrage aan de oorlog tegen de drugs subsidie te ontvangen die het
    mogelijk maakt de gewassen die de boeren verbouwen te vervangen. Is
    het probleem immers niet in de wereld geholpen doordat in het rijke
    Europa grote vraag naar cannabis is ontstaan? De onderhandelingen
    daarover met de Europese Unie hebben veel minder opgeleverd dan was
    gevraagd. Brachet (1992: 169) constateert dat de Marokkaanse
    overheid pressie en politieke chantage hanteert als middel in haar
    internationale betrekkingen. Dat gebeurt zeker voor de in Marokko
    gedetineerde Europeanen.

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.2. De ontwikkeling van de georganiseerde misdaad in Marokko

    IV.2. De ontwikkeling van de georganiseerde misdaad in
    Marokko

    De opkomst van de georganiseerde misdaad in Marokko is niet te
    begrijpen als we niet weten dat een zeer groot gedeelte van de
    Marokkaanse staatshuishouding zich afspeelt in de grijze en zwarte
    zones van de zogenaamde informele economie. Deze term staat voor
    alle bedrijvigheid die niet officieel is geregistreerd en geteld,
    maar die desondanks veel werkgelegenheid verschaft. Marokko geldt
    in de eerste plaats als een agrarisch land, dertig procent van de
    bevolking vindt er werk in de landbouw. De industrie is weinig
    ontwikkeld en biedt weinig werkgelegenheid. Het klinkt vreemd in
    Westerse oren, maar zoals in veel landen van de Derde Wereld vormt
    de informele economie in feite de belangrijkste economische sector.
    Er bestaan schattingen dat de staatshuishouding daar voor de helft
    van het Bruto Nationaal Produkt op drijft. Behalve de verbouw van
    en handel in hash, zijn in deze informele sector activiteiten
    aanwijsbaar die wij zonder meer tot het terrein van de
    georganiseerde misdaad mogen rekenen. Vanuit Marokko wordt op
    uiteenlopende manieren aan mensensmokkel gedaan. Er worden met
    vissersboten en kleine scheepjes tegen betaling (van bijvoorbeeld
    f.3.000,-) illegale trekarbeiders of emigranten de veertig
    kilometer overgezet die Europa en Afrika van elkaar scheiden ter
    hoogte van de Straat van Gibraltar. Er zijn berichten dat de
    Italiaanse mafia hierbij is betrokken en dat leden van de kustwacht
    in Marokko en Spanje zijn omgekocht om deze menselijke vrachten
    door te laten. Deze mensen zoeken werk in de tuinbouw en de oude
    takken van industrie in Spanje en Itali. Er worden vrouwen
    uitgevoerd om als prostitue te werken. Voorheen was hun markt te
    vinden in Saoedi-Arabi en andere rijke Golfstaten, maar mede op
    aandrang van de orthodoxe beweging in de Islam om dit te stoppen,
    wordt dit verkeer nu in de richting van Spanje en Frankrijk en
    noordelijker gedirigeerd. Met deze vormen van mensenhandel gaat een
    levendige produktie en handel in valse reisdocumenten gepaard.
    Voorts is sprake van georganiseerde autodiefstal uit Europa. Tussen
    de reusachtige stroom gemotoriseerde Marokkaanse vakantiegangers
    valt een enkel gestolen exemplaar nauwelijks op. Vooral in Spanje
    en Itali zijn Marokkaanse bendes op dit terrein actief; daar worden
    ook de papieren vervalst. In april heeft de Spaanse politie twee
    bendes opgerold, waarvan er overigens n bestond uit vier
    Nederlanders en een Brit. De georganisiseerde misdaad in Marokko is
    verder actief in alle mogelijk vormen van smokkel. Smokkelen vormt
    trouwens ook voor andere ondernemende individuen een bron van
    inkomsten zoals iedereen aan de grens zelf gemakkelijk kan
    waarnemen. Via de twee kleine vrijhandelszones in het noorden
    (Ceuta en Melilla) en via de Canarische eilanden in het Zuiden van
    het land worden Amerikaanse sigaretten en hifi-apparatuur
    binnengesmokkeld zonder dat de verschuldigde belasting wordt
    betaald en er is ook al een zwarte markt voor nieuwe, en voor
    tweedehands kleding en voor vers, maar zelfs ook voor overjarig
    voedsel in conservenblikjes. In Marokko zijn verder zwarte markten
    voor wapens, goud en buitenlandse geld. Marokko kende in de loop
    van 1994 en 1995 een reeks belangrijke fraudeschandelen en dan gaat
    het onder andere om ambtenaren die voor eigen rekening door de
    Verenigde Naties geschonken graan aan boeren verkochten
    (Derro-project, 1993); de directeur van een dochteronderneming van
    Royal Air Maroc die in 1995 werd aangehouden op verdenking van het
    verduisteren van grote bedragen die gemoeid waren bij het tot stand
    komen van koopcontracten met Duitse en Turkse bedrijven;
    medewerkers van de Algemene Bank Marokko (een filiaal van ABN-AMRO)
    die grote financile transacties zouden hebben gepleegd ten koste
    van het Amerikaanse autobandenbedrijf Goodyear. Deze voorbeelden
    van georganiseerde misdaad en fraude in Marokko zijn echter
    kinderspel vergeleken bij de handel in cannabis en in toenemende
    mate ook hard drugs. Nederland is daarbij als importland (het
    belangrijkste?) van vitale betekenis. Hoe valt die ontwikkeling te
    verklaren? We willen over drie specifieke voorwaarden iets zeggen:
    (a) de rentabiliteit van de cannabis-verbouw, (b) de losbandige en
    autonome traditie van het herkomstgebied en (c) de ontwikkeling van
    de emigratie. Eerst (a): de teelt van het produkt. De boeren in een
    klein gebied in het Noorden (Beni-Khaled of Ketama) dat ongeveer
    100 kilometer ten Zuidwesten ligt van de plaats Al Hoceima – dit
    ligt in de streek waar de gastarbeiders naar Nederland vandaan
    komen – telen reeds meer dan tien eeuwen cannabis ten behoeve van
    een bescheiden binnenlands gebruik. Koning Hassan I heeft het in
    1890 met zoveel woorden toegestaan in vijf dorpen in dit gebied.
    Toen de noordelijke zone van Marokko in 1912 onder Spaans beheer
    kwam, legde het koloniale bestuur deze boeren geen strobreed in de
    weg. In deze ruige streek van het hoge Rif-gebergte leveren de
    verbouw van gerst, de opbrengst van fruitbomen, de teelt van geiten
    en de produkten van bosbouw (hout, kurk, houtskool) te weinig op om
    een zeker bestaan te lijden. Er zijn dan ook regelmatig
    hongersnoden in dit gebied uitgebroken, nog in 1944/45 verloor een
    vijfde tot een kwart van alle bewoners van de Centrale Rif het
    leven (De Mas, 1995). Hash vormt een hoognodige en zekere
    aanvulling van het inkomen, want dat wil ook in droge jaren nog wel
    groeien. In het gebied waar De Mas reeds jarenlang onderzoek
    verricht, heeft hij geconstateerd dat waar de bevolking in 1972 nog
    voor 3 5 procent van haar inkomsten van de teelt van cannabis
    afhankelijk was, dit percentage nu (1993) is gestegen tot 25 30%.
    In Marokko worden drie groepen van hash-produkten onderscheiden.
    Kif is de
    Berberse benaming van de plant zelf in het Marokkaans. Ze wordt
    gedroogd en ruim een jaar bewaard voor verdere bewerking. Sjiera is
    het poeder dat bij het dorsen van de gedroogde plant achterblijft.
    Hiervan wordt de beste kwaliteit cannabis, de zogenaamde 00 (double
    zro) vervaardigd. Cannabis-olie wordt gemaakt door de sjiera-poeder
    met zuivere alcohol op te lossen en verder te bewerken. Ofschoon
    strijdig met de godsdienstige voorschriften, voor Marokkaanse
    producenten en consumenten is hash heel gewoon: goede handel en een
    prettig genotmiddel. Kif werd gerookt door oude mannen,
    thans wordt dit op veel plaatsen ook voor jongeren gedoogd. Het
    verbod in Europa komt de meeste betrokken Marokkanen als
    merkwaardig voor. Of liever als buitenkans, want dankzij de
    strafbaarstelling kan de prijs worden opgedreven. Deze houding
    levert de huidige drugshandelende Marokkanen ook in Nederland de
    neutraliseringstechniek op die nodig is de morele grens naar het
    plegen van strafbare feiten over te steken. Waarom zouden zij dit
    onschuldige produkt niet leveren op een grote koopkrachtige
    markt?

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.1. Uit de hete schaduw van de Islam

    IV. MAROKKAANSE GROEPEN IN NEDERLAND

    IV.1. Uit de hete schaduw van de Islam

    Geen land in de wereld is in de afgelopen vijf of tien jaar zo
    snel omhooggeschoten aan het firmament van drugs-exporterende
    landen als Marokko. Naast de Gouden Driehoek (Birma, Laos en
    Thailand), de Gouden Sikkel (Irak, Pakistan en Afghanistan) en de
    Gouden Ruit (Venezuela, Peru, Colombia, Bolivia en Brazili) is
    Marokko thans bezig met een illegale drugseconomische opmars uit de
    hete schaduw van de Islam (om met de ondertitel van een bekende
    beschrijving van het Marokkaanse land en volk te zeggen;
    Heinemeijer, 1960). Naar schatting is nu reeds tweederde van de
    inkomsten van de export of tien procent van de inkomsten van het
    land afkomstig van de drugshandel. Omdat het land zich, gemeten
    naar de maatstaven van de formele en legale economie, in een
    langdurige economische crisis bevindt mag men niet anders
    verwachten dan dat de houding van de koning en de overheid in de
    oorlog tegen de drugs die zij op instigatie van het Westen vanaf
    oktober 1992 voeren, op zijn minst ambivalent is. De minister van
    Binnenlandse Zaken van Marokko stelde in 1994 publiekelijk vast dat
    ruim 100.000 gezinnen er voor hun inkomsten van afhankelijk zijn.
    Sommige Marokkaanse intellectuelen en ook de politieke oppositie
    (vergelijk De Volkskrant, 1.7.1995) maken zich ernstige zorgen om
    de corrumperende invloed die uitgaat van de groeiende macht van de
    georganiseerde misdaad in wiens handen deze handel is gevallen. De
    onafhankelijke onderzoeksinstelling Observatoire Gopolitique des
    Drogues
    te Parijs onder leiding van Professor Alain Labrousse
    aarzelt niet om in haar recente landenoverzicht van 1994 Marokko in
    te delen bij de Narco-staten, dat wil zeggen dat de
    georganiseerde misdaad, gelieerd aan de drugshandel, in alle
    staatsinstellingen macht uitoefent. Over de opkomst van de
    drugshandel in Marokko is veel geschreven door beoefenaren van de
    wetenschap en er is veel te vinden in (Franse en Arabisch-talige)
    kranten. Deze zijn voor ons ontsloten door enkele intellectuelen
    uit de Marokkaanse gemeenschap, die overigens als gesprekspartner
    veel waardevolle informatie hebben verschaft. Dat zij anoniem
    willen blijven, vormt op zichzelf een illustratie van het probleem
    van de beheersing van Marokkaanse emigranten door de Marokkaanse
    staat. Zij zijn bevreesd hun Marokkaanse staatsburgerschap kwijt te
    raken omdat alle Marokkanen geacht worden loyaal te zijn aan de
    islamitische godsdienst, de koning en het vaderland. Verder lopen
    zij het risico strafrechtelijk te worden vervolgd wegens
    hoogverraad. De Amsterdamse sociaal-geograaf Paolo De Mas heeft
    zich al meer dan tien jaar ontpopt als Marokko-watcher en van zijn
    informatie is hier dan ook dankbaar gebruik gemaakt. Tenslotte
    berust dit hoofdstuk op wetenschappelijke literatuur en op
    informatiebronnen van de politie als alle andere. De zeer
    omvangrijke
    literatuur over Marokkaanse criminaliteit in Nederland is slechts
    beperkt bruikbaar, omdat deze gaat over de oorzaken van de
    Marokkaanse jeugdcriminaliteit en nauwelijks over georganiseerde
    misdaad.

    lees meer

    Bijlage VIII – III.8. Conclusie

    III.8. Conclusie

    De oude Balkanroute die in de handel Europa met Azi verbond,
    heeft er een functie bijgekregen: de smokkel van herone via de
    Turkse infrastructuur in Turkije zelf en in West-Europa. Over de
    Turkse onderwereld die deze smokkel organiseert, is via berichten
    in de media zeer veel bekend en het Turkse publiek kent de grote
    families even goed als de Amerikanen hun mafia-prominenten. Deze
    houden zich bezig met afpersing, smokkel van goederen waarover
    belasting behoort te worden betaald, goudhandel en zeker ook
    racketeering in de bouwnijverheid. Vanaf het moment dat zij de
    verwerking en export van opiaten over konden nemen van de
    producenten in de Gouden Driehoek, heeft deze illegale handel de
    traditionele mafiose activiteiten voor een belangrijk deel
    verdrongen. Het is voor de politie in West-Europa ondanks deze
    openbaarheid in Turkije lang niet gemakkelijk om de werkzaamheid
    van Turkse organisaties in eigen land te herkennen. Ten eerste zijn
    de Turkse mafia’s zo verweven met de bovenwereld, dat het van
    hieruit lastig is om de criminele activiteit in volle omvang te
    doorzien. Bovendien manifesteren de grote mafia-families zich nu
    lang niet zo duidelijk in het buitenland als ze het tien jaar
    geleden nog deden. Zij laten in toenemende mate het initiatief aan
    opkomende drugsondernemers onder de Turkse minderheden in de landen
    van emigratie. De mafia’s kunnen worden onderverdeeld in drie
    soorten en die hebben alle hun eigen invloedssector in Duitsland,
    Frankrijk, Spanje, Engeland en zeker ook Nederland. Er is een
    klassieke mafia in de zin dat het deze puur om economisch gewin is
    te doen en ook dat deze niet is voortgekomen uit een politieke
    beweging. Dat laat onverlet dat de klassieke mafia er wel hand- en
    spandiensten voor politieke organisaties levert. Ter rechterzijde
    zijn mafiose
    groepen te vinden die voortkomen uit de vroegere organisatie der
    Grijze Wolven (Amsterdam is voor hen een duidelijke plaats van
    concentratie) en te linkerzijde zijn de PKK, Dev Sol en andere
    kleinere groeperingen actief met de mafia verbonden (een duidelijke
    kern bevindt zich in Arnhem), maar deze zijn minder gericht op de
    handel in hard drugs.

    lees meer

    Bijlage VIII – III.7. De PKK en het probleem van de afpersing

    III.7. De PKK en het probleem van de afpersing

    Dan is er tenslotte het grote en angstwekkende probleem van de
    afpersing van landgenoten. Er zijn ook andere groepen die zich daar
    waarschijnlijk mee bezig houden, maar afpersing door de PKK in het
    Koerdische milieu is het bekendste. De PKK heeft haar wortels in de
    jaren zeventig in het linkse studentenmilieu van Ankara, waar men
    het idee van gewapend verzet ontwikkelde om de positie van de
    Koerden te verbeteren (Soeterik, 1993). De PKK zelf stamt uit 1978.
    Nadat in Turkije in 1980 voor de derde maal na de oorlog een
    staatsgreep is uitgevoerd, worden PKK-activisten gearresteerd en om
    het leven gebracht of het land uitgewezen. De meeste Koerdische
    organisaties hebben de repressie van de overheid niet overleefd,
    maar de PKK heeft zich sedert het begin van de jaren negentig juist
    een massa-aanhang onder de Koerden verworven. Dat geldt ook de
    Koerden in het buitenland. In Nederland is ongeveer 30% van degenen
    met een (oorspronkelijk) Turkse nationaliteit Koerdisch. De
    grootste concentratie is te vinden in Den Haag (Van Loon, 1992) en
    verder in Deventer en Arnhem, maar Koerden zijn eigenlijk overal
    waar ook Turken zijn. Het is buitengewoon moeilijk voor de
    Nederlandse autoriteiten om uit te maken of door Koerden een
    vrijwillige bijdrage aan de PKK wordt geschonken of dat zulks
    berust op intimidatie en dwang. Er zijn voldoende berichten van
    intimiderend optreden in koffiehuizen waarbij gasten 25 of 100
    gulden afstaan, berichten over folders in huisdeuren en over
    regelrechte afpersing van geslaagde Koerdische ondernemers
    (waaronder drugshandelaren!). Maar zouden zij vrijwillig niet ook
    contributie hebben betaald? De grote moeilijkheid bij het delict
    afpersing is altijd dat de slachtoffers geen aangifte doen. Twee
    gerichte pogingen van de politie (in Amsterdam en in Arnhem) om
    door middel van een aanschrijving aan alle Turkse en Koerdische
    adressen in de stad slachtoffers tot aangifte te bewegen, leverden
    in Amsterdam helemaal niets op en in Arnhem niet meer dan enkele
    aangiften.

    lees meer

    Bijlage VIII – III.6. Een voorbeeld van gewelddadigheid

    III.6. Een voorbeeld van gewelddadigheid

    Om te illustreren hoe de Turkse peetvaders te werk gaan in
    Europa willen we uitvoeriger stil staan bij een zaak die in 1992
    heeft gespeeld in Rotterdam. Nergens is het geweldsniveau in de
    georganiseerde misdaad in Nederland zo hoog geweest als hier.
    Terugredenerend in de tijd begon deze zaak rond de familie A bij
    twee incidenten in 1991 waarvan de politie toen nog niet kon zien
    dat naspeuringen naar Rotterdam zouden leiden. Het regionaal
    recherche team Groningen stuitte op een Turkse heronegroepering
    waarvan de leiders steeds naar Rotterdam reisden. Op een
    parkeerplaats langs de weg tussen Antwerpen en Brussel werd een
    Surinaamse dealer vermoord. Het motief is hier niet duidelijk
    geworden (betalingsproblemen zoals zo vaak?) maar het onderzoek
    leidde naar Rotterdam. De heronemarkt in de Maasstad was voor een
    deel in handen van de familie A die haar hoofdkwartier had in
    enkele coffeeshops en een bar. Ze zijn Koerden en afkomstig uit het
    eerder genoemde stadje Lice en van Turks perspectief uit gezien
    opereerden zij in het gebied dat toen werd geregeerd door Cantrk te
    Diyarbakir die kort geleden onder niet opgehelderde omstandigheden
    van het leven is beroofd. De familie A had enkele tientallen Turkse
    en Koerdische verwanten in dienst en wist het gesloten karakter van
    de organisatie goed te bewaren. Erg in de gaten liepen ze
    aanvankelijk niet doordat de personeelsbezetting af en toe werd
    ververst zodat de politie geen tijd had om haar nieuwe klanten te
    leren kennen. Er werden ook geen investeringen in Nederland gedaan
    zodat deze organisatie in de legale economie ook niet werd
    waargenomen. Alle leden ontvingen een uitkering van de Sociale
    Dienst en gedroegen zich in hun dagelijks leven dienovereenkomstig
    om niet op te vallen. De enige familie die de A’s naast zich
    duldden was die van B, een aangetrouwde neef ook afkomstig uit
    Lice. Het was A ter ore gekomen dat B een partij herone voor
    zichzelf liet komen en dat hij daarvoor de infrastructuur van A
    (transport, geldcircuit) gebruikte. Het definitieve signaal dat B
    van plan was de plaatselijke hegemonie van de A-familie aan te
    tasten werd gegeven in de nacht van 31 december 1991 op 1 januari
    1992. De jongere broer A, werd vermoord aangetroffen in de
    Schilperoortstraat. De daders hadden geprobeerd het pand in brand
    te steken om de sporen uit te wissen maar dat was niet gelukt. Op 4
    januari werd een Turk die voor de familie een safe house
    beheerde, dood aangetroffen in de Vierambachtstraat. Hem waren vier
    kogels door het hoofd gejaagd. Degenen die hier, vermoedelijk in
    opdracht van B, voor verantwoordelijk waren gebruikten er een
    Nederlander bij die door zijn aanwezigheid medeplichtig werd
    gemaakt aan de moord. Hij kon nu niet meer terug en zou later
    gedwongen worden om mensen met messteken af te maken. Hetzelfde
    groepje sloeg toe in de Portugese Straat naar aanleiding van een
    conflict dat vermoedelijk was begonnen als een rip deal. De drie
    aanwezigen werd de hals afgesneden. De gealarmeerde A’s zonden uit
    Turkije twee zonen naar Rotterdam om uit te zoeken wat hier aan
    de hand was. Enkele dagen nadat zij naar Turkije waren teruggekeerd
    op 5 maart 1992 trof een veldwachter langs de boorden van het
    Brielsemeer drie in stukken gesneden en door brand verkoolde lijken
    aan. Het spoor leidde de tactische recherche al gauw naar de
    bar/restaurant die het hoofdkwartier was van de familie A. In de
    kelder bleken degenen die men hield voor de daders van de eerdere
    moorden met een salvo van pistoolschoten afgemaakt. Niemand had
    iets gehoord en niemand had gezien hoe de lijken (op weg naar
    Brielle) waren afgevoerd. Waren hiermee de eerdere moorden
    gewroken? Hetzelfde hit-team dat de politie verantwoordelijk hield
    voor de verkoolde lijken, werd er ook van verdacht in het voorjaar
    in Amsterdam drie Turken in het milieu uit de weg te hebben
    geruimd. De totaalscore aan moorden in deze zaak bedroeg elf stuks
    binnen een tijdsbestek van een half jaar. Dit is in Nederland
    zonder precedent. Ofschoon de politie het op zichzelf niet zo
    moeilijk vond om deze mensen te volgen – via de telefoontap
    ontdekte zij talrijke drugstransporten slaagde ze er toch niet in
    om voldoende bewijs te verzamelen tegen het moorddadige trio dat
    nog in leven was. Een van hen die doorgaat voor de leider is
    illegaal in Nederland geweest en heeft politiek asiel aangevraagd.
    Thans is hij in Belgi aangehouden. Een belangrijke reden waarom
    politie en justitie zo weinig kunnen beginnen, is dat de Turkse
    verdachten die wel worden opgepakt hun mond stijf dicht houden.
    Geconfronteerd met de opnamen van hun eigen telefoongesprekken,
    luidt hun commentaar onveranderlijk: Dit telefoongesprek kan ik mij
    niet herinneren.

    lees meer

    Bijlage VIII – III.5. Turkse immigranten en drugshandel

    III.5. Turkse immigranten en drugshandel

    Een mogelijke uitweg uit deze impasse die door velen en vaak ook
    met succes wordt beproefd, is om voor zichzelf te beginnen, als
    zelfstandige ondernemer. Turken worden kapper, bakker, ze richten
    wisselkantoren op, kledingreparatiebedrijven, delicatessenwinkels
    en administratiekantoren. Een aparte vermelding verdient de Turkse
    textielbedrijvigheid die voor een belangrijk deel werkt met
    illegale arbeidskrachten. De politie in Amsterdam en elders heeft
    recentelijk heel wat van deze ateliers gesloten. Slechte
    vooruitzichten op de algemene arbeidsmarkt kunnen het etnische
    bedrijfsleven stimuleren. Er is evenwel nog een andere reactie
    mogelijk op de plotseling in de jaren zeventig en tachtig
    verslechterde positie terwijl de groepsdruk om aanzien en rijkdom
    te verwerven onverminderd blijft bestaan: criminaliteit. Vooral
    deelname aan de drugshandel biedt perspectieven. Er is voldoende
    aanbod van drugs in Turkije, de infrastructuur voor vervoer en
    distributie bestaat en de pakkans is betrekkelijk gering. De morele
    neutraliserende redenering loopt als volgt. Ofschoon het handelen
    in drugs volgens de koran eigenlijk niet mag, zien veel Turken
    zonder economische perspectieven er toch geen bezwaar in omdat het
    niet henzelf en hun eigen kinderen betreft. Turken, ook in Turkije
    zelf, handelen in herone en cannabis, maar gebruiken die niet zelf.
    Dat er in Nederland en andere landen van West-Europa vraag naar
    verdovende middelen bestaat is een teken van ziekte van die
    maatschappijen, maar daarvoor kunnen zij geen verantwoordelijkheid
    op zich nemen. En verder werkt het uit de Amerikaanse sociologische
    literatuur (Merton, 1957 over anomie) bekende mechanisme dat
    eenmaal verworven rijkdom macht verschaft en dat als die
    machtspositie eenmaal is bereikt, naar de herkomst van het geld
    niet meer wordt genformeerd. Nadat in 1980 de Chinezen door de
    politiedruk uit de heronemarkt zijn verjaagd en de pogingen van
    Pakistanen in die richting afgeslagen, zagen de Turkse
    drugshandelaren kans om in het ontstane gat in de markt te
    duiken.

    lees meer

    Bijlage VIII – I. ALGEMENE INLEIDING

    I. ALGEMENE INLEIDING

    Een van de hoofdvragen, waarop de Enqutecommissie een antwoord
    moet geven, is de vraag naar de aard, ernst en omvang van de
    georganiseerde criminaliteit in Nederland. Voor een ieder die in de
    voorbije jaren de berichtgeving over grotere strafzaken heeft
    gevolgd, zal het duidelijk zijn dat in dit antwoord niet alleen
    aandacht mag worden geschonken aan de rol van autochtone,
    Nederlandse, groepen in die criminaliteit, maar dat ook het nodige
    dient te worden gezegd over de rol die buitenlandse en allochtone
    groepen hierin spelen. Over deze laatste groepen gaat dan ook dit
    rapport. De rol van autochtone groepen in de georganiseerde
    criminaliteit in Nederland wordt door Cyrille Fijnaut belicht in
    het gelijknamige rapport van zijn hand.

    lees meer

    Bijlage VIII – III.4. Turken in Nederland

    III.4. Turken in Nederland

    Per 1 januari 1994 woonden (legaal) 202.604 Turken en Koerden in
    Nederland. Daarvan is nog maar een klein deel wat wij in Nederland
    tweede generatie noemen, 66% procent is van de eerste of de
    anderhalve (dat wil zeggen wel in Turkije geboren, maar als kind
    naar Nederland gekomen) generatie. Hun vestigingspatroon
    correspondeert met de werving van Turkse gastarbeiders in de jaren
    zestig. Er wonen relatief veel Turken in provincies met destijds
    oude en aflopende industrietakken (textiel, metaal): Overijssel,
    Gelderland en Noord-Brabant en in de drie grootste steden,
    respectievelijk Rotterdam, Amsterdam en Den Haag. Zo’n tien jaar
    nadat de stroom van gastarbeiders op gang was gekomen, stelden
    Duitse onderzoekers vast dat de Turken in Duitsland bepaald een
    gunstige sociaal-economische selectie vormden van de bevolking (zie
    voor een recente samenvatting: Centre for Turkish Studies, 1993) en
    in hun voetspoor volgden ook Nederlandse auteurs zoals Penninx en
    Van Renselaar (1978) die meenden dat Nederland als later
    wervingsland Turkse gastarbeiders van een iets lager peil had
    ontvangen dan Duitsland, maar dat het aantal mensen afkomstig uit
    het moderne Westen van Turkije, het aantal geschoolden en het
    aantal mensen met een behoorlijke arbeidservaring tamelijk hoog
    was. Akgndz (1993) heeft deze stelling onlangs nog eens herhaald.
    Het wonderlijke is dat de etnografie van Turkse gemeenschappen in
    Nederland een heel ander beeld te zien geeft. Risvanolu-Bilgin en
    anderen (1986) troffen ook heel eenvoudige en traditionele gezinnen
    aan. De Vries (1987) stuitte op een verstikkende sociale controle
    die eerder past bij een dorpsgemeenschap dan bij een modern
    cultuurpatroon, Feddema (1992) vond naast Westerse ingestelde ook
    heel traditionele en conservatieve Turkse jongeren. Hoe is deze
    discrepantie te verklaren? Yesilgz (1995) heeft de hypothese van de
    positieve selectie aan een grondig onderzoek onderworpen en komt
    tot de conclusie dat die grotendeels berust op schijn. De laatste
    kortdurende vestigingsplaats vr emigratie naar Nederland lag wel
    vaak in het Westen van Turkije, maar de meeste gastarbeiders waren
    afkomstig uit Anatoli. De emigranten hadden wel opgegeven onderwijs
    te hebben genoten, maar dat had niet erg veel voorgesteld; het
    volgen van een kleine cursus was in een bepaalde fase van het
    migratieproces voorwaarde geweest om berhaupt te mogen vertrekken.
    Het hield bijvoorbeeld helemaal niet in dat de abiturinten konden
    lezen en schrijven. Pas gedetailleerde reconstructies van het
    proces van kettingmigratie, zoals ondernomen door Den Exter (1993)
    en Den Exter en Kutlu (1993) laten zien wat er precies is gebeurd.
    Aanvankelijk waren er ondernemende eenlingen die hun geluk
    beproefden door als turist naar Europa te gaan. Daar vonden
    ze werk en ze keerden met de opbrengst daarvan terug. Familieleden
    en andere dorpsbewoners volgden hun welvarende voorbeeld en na het
    sluiten van een wervingsaccoord tussen Turkije en Nederland in 1964
    volgde massa-emigratie. In 1974, na de economische teruggang
    (oliecrisis), stopte de werving. De migratiestroom was heel
    plaatselijk bepaald, inwoners van de stad Eskisehir gingen
    bijvoorbeeld naar Belgi, die van het Zuidoostelijk gelegen
    Gaziantep naar Nederland. De Turken van Hoorn zijn voor 80%
    afkomstig uit Gaziantep, die van Medemblik voor 50% en die van Olst
    eveneens voor 50%. In feite is het dus misleidend om te spreken van
    de Turkse gemeenschap. Zij vormt eerder een staalkaart van
    gemeenschappen uit dorpen, districten en provincies in Turkije. Het
    is een reproduktie van gemeenschappen uit de provincies Konya,
    Kayseri in het Westen en het midden van Anatoli en van de
    oostelijke streek langs de Zwarte Zee en het overwegend door
    Koerden bevolkte Oosten en Zuidoosten van het land. De Turken in
    Nederland leven overwegend in regionaal verband. Zij huwen met
    partners uit dezelfde streek, zij komen in de koffiehuizen met
    streekgenoten samen (vaak aan de naam, bijvoorbeeld Zwarte Zee,
    Kara Deniz, te herkennen) en zij ondernemen gezamenlijk
    bepaalde projecten voor het dorp van herkomst zoals het schenken
    van een ambulance of het zenden van hulp bij een aardbeving. De
    plaatselijke burgemeesters komen bij de emigranten uit hun dorp in
    Nederland op bezoek om hen aan hun afkomst te herinneren. Over en
    weer is tussen verschillende Turkse gemeenschappen vaak heel weinig
    contact, oude negatieve stereotypen overheersen. De immigratie is
    intussen grotendeels voltooid. Na het stoppen van de officile
    werving ging een aantal gastarbeiders terug, maar hun
    gemeenschappen in Nederland groeiden toch als gevolg van
    gezinshereniging en gezinsvorming (mensen met een verblijfstitel
    huwen iemand direct uit Turkije). Verder zijn er toeristen,
    illegale arbeiders en (tegenwoordig) weinig kansrijke asielzoekers
    (Bcker, 1992).

    lees meer

    Bijlage VIII – III.3. Internationale uitwaaiering

    III.3. Internationale uitwaaiering

    De Turkse mafia heeft zich vanaf 1980 razendsnel over de
    verschillende Europese landen verspreid dankzij het grote aantal
    gastarbeiders dat zich er eertijds heeft gevestigd en de families
    die via volgmigratie zijn herenigd. Thans wonen en werken 2,3
    miljoen Turken in het buitenland (dat is 4% van de gehele bevolking
    die 57 miljoen groot is). De grootste Turkse
    emigrantengemeenschappen bevinden zich in Duitsland (1,8 miljoen),
    Nederland, Zweden, Belgi en Frankrijk. Overal is een deel van de
    oorspronkelijke gastarbeiders sedert het einde van de jaren
    zeventig zonder werk en dat maakt hen ontvankelijk voor een entree
    in de georganiseerde misdaad.

    lees meer

    Bijlage VIII – III.2. De mafia’s van Turkije

    III.2. De mafia’s van Turkije

    Het is niet eenvoudig om goed zicht te krijgen op het
    uitgestrekte panorama van de georganiseerde misdaad in Turkije.
    Anders dan over vele andere drugsexporterende landen bestaat er
    weinig wetenschappelijke literatuur over en zeker niet in een
    Europese taal. Het verslag dat de NRC-journalist R. van der Roer
    (1989) over de toenmalige Turkse mafia in Nederland samenstelde op
    grond van mededelingen van de Nederlandse politie en justitie,
    behoort nog tot de beste stukken. Hij beschrijft de toestand in de
    jaren tachtig. Voor de politie is de grote moeilijkheid om uit te
    vinden met welke mafiafamilies in Turkije de organisaties in
    West-Europa handel drijven. De organisaties zijn redelijk goed
    afgeschermd en Turkse verdachten zijn weinig mededeelzaam. Aan de
    andere kant manifesteren de Turkse peetvaders (baba’s of de
    aga’s) van de georganiseerde misdaad zich in Turkije
    openlijker dan waar ook ter wereld! Zij geven interviews aan
    journalisten en laten zich onbekommerd ondervragen voor de
    televisie. Zij gebruiken de media om een image op te bouwen van
    mannen van eer en weldoeners der mensheid. Turken in West-Europa
    kunnen dat sedert de introductie van de schotelantenne goed volgen
    en als gespreksonderwerp is het even populair als de mafia dat is
    in Amerika. De vrijheid die journalisten met betrekking tot dit
    onderwerp genieten is ongekend. Bij het interviewen van de
    peetvaders maken zij met succes gebruik van hun verschoningsrecht.
    Een aantal hunner loopt de politiebureaus en gerechtsgebouwen
    onbekommerd in en uit. In hun reportages gedragen zich als
    aasgieren. De gruwelijke details van de onderlinge strijd worden de
    lezers en kijkers niet bespaard, in tegendeel, er wordt veel geld
    voor geboden. De foto’s van de drie afgesneden en verbrande hoofden
    die in 1992 in het Brielse Meer zijn aangetroffen (waarover
    hieronder meer) zijn niet aan de Nederlandse media verstrekt, maar
    ze hebben (zonder twijfel na te zijn afgestaan door de Turkse
    politie die men uit Rotterdam een serie had gestuurd) wel in kleur
    de voorpagina’s van de Turkse dagbladen gehaald.

    lees meer

    Bijlage VIII – III.1. De Balkan route

    III. TURKSE CRIMINELE GROEPEN IN NEDERLAND

    III.1. De Balkan route

    In de geschiedenis van het internationale verkeer is de
    Balkanroute van vitale betekenis omdat deze Azi over land verbond
    met Europa. Turkije speelde daarin als grensland een sleutelrol en
    dat doet het nog steeds. Per jaar passeren meer dan anderhalf
    miljoen vrachtauto’s de landsgrenzen en ook nog een kwart miljoen
    autobussen en vier miljoen personenauto’s (Van Doorn, 1993). Via de
    noordelijke route worden goederen naar Europa vervoerd over de E 90
    en zuidelijk langs de E 80. Eerst wordt de grens gepasseerd met
    Bulgarije en van daaruit liggen tot de oorlog in Joegoslavi
    uitbrak, in beginsel drie wegen open: die via Roemeni, Servi en
    Griekenland. De eerste en de derde mogelijkheid bestaan nog steeds.
    Vanaf Roemeni gaat het via Hongarije, Slowakije en Tjechi naar
    West-Europa of via de Oekraine naar Polen. Vanaf Griekenland via de
    havenstad Piraeus op de veerboot verder naar de Italiaanse havens
    Bari of Trist. Behalve over de weg worden ook goederen
    getransporteerd over zee (via de Zwarte Zee naar Odessa en dan
    verder) of over de Middellandse Zee. Al in het begin van de jaren
    zeventig werd de smokkel van opium via deze Balkan-route
    gesignaleerd. Marseille was toen het grootste distributiecentrum
    voor West-Europa, Corsicanen en Turken of Armenirs voerden het
    narcoticum aan (Lamour en Lambert, 1972). Tussen de ladingen die
    bestaan uit zuidvruchten, thee, confectiekleding enzovoort, wordt
    thans herone of cannabis verstopt en dat gebeurt ook in de ruimten
    die speciaal in het chassis (de balken), de brandstof-tanks en de
    luchtremcylinders zijn geprepareerd. Een Turkse mafia-familie in de
    kleine provinciehoofdstad Kilis in het Zuiden van Midden-Anatoli
    heeft een reusachtig aandeel in de transportwereld en men neemt aan
    dat hier de vrachtauto’s in werkplaatsen worden geprepareerd. De
    retourvracht bestaat uit allerhande industrile goederen, maar de
    laatste tijd ook cocane (voor de Turkse markt zelf). Het is bijna
    ondoenlijk om deze gemotoriseerde goederenstroom op smokkel te
    controleren, de bergplaatsen zijn geraffineerd aangebracht. Het
    doorzoeken van een enkele vrachtauto duurt vele uren tot een hele
    dag. Honden kunnen soms door de sterke geuren van de
    getransporteerde voedingswaren de drugs niet ruiken. Aan de andere
    kant moeten er heel wat grenzen tussen de eerder genoemde landen
    worden gepasseerd voordat de Europese Unie wordt binnengereden en
    het is duidelijk dat een deel van de grenswacht of douane wel plat
    moet zijn of dat ter plaatse, in het geval van ontdekking, wordt
    gemaakt. Zonder omkopen gaat het niet, vertelt ons een van de
    grootste drugsbaronnen van Nederland, die in Turkije begonnen is
    door zelf als chauffeur op te treden. Hij nam enkele tienduizenden
    Duitse Marken
    mee voor onderweg en als een douanier het niet vertrouwde, werd de
    portefeuille getrokken. Dat ging gelukkig altijd goed, zo ondervond
    hij, al was het iedere keer angstig afwachten of het zou worden
    geaccepteerd. Een reisje per vrachtauto uit Libanon naar Nederland
    kostte hem tien kilo lichaamsgewicht aan angstzweet, vertelt
    hij.

    lees meer

    Bijlage VIII – II.8. Conclusie

    II.8. Conclusie

    De sociologische gegevens die voorhanden zijn over de
    ontwikkeling van de maatschappelijke positie van Surinamers in
    Nederland, laten er geen twijfel over bestaan dat een ruime
    meerderheid zijn weg in de Nederlandse samenleving heel goed heeft
    gevonden. Dat geldt ook voor Antillianen en Arubanen. Over die
    meerderheid gaat het hier niet. In de afgelopen twintig jaar is er
    echter tegelijkertijd een categorie Carabische immigranten ontstaan
    die in allerlei opzichten het risico loopt om verzeild te raken in
    criminaliteit. Hoe groot die categorie precies is, valt niet met
    zekerheid te zeggen maar de dertig veertig procent langdurig
    werklozen zijn kandidaat voor de vorming van een bijzondere
    Carabische onderklasse op langere termijn. De sociale
    omstandigheden die tot de vorming van deze onderklasse leiden, zijn
    wel min of meer duidelijk: deze categorie heeft weinig onderwijs
    doorlopen; ze is slecht voorbereid op de eisen die op de
    Nederlandse arbeidsmarkt worden gesteld; deze groep is gearriveerd
    in de jaren zeventig en tachtig toen er geen werkgelegenheid voor
    nieuwkomers bijkwam; gekleurde immigranten lopen op verschillende
    fronten aan tegen rassendiscriminatie.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>