Bijlage VIII – VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia
over EuropaJanuary 1, 1999
VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia over
Europa
Maar de Italiaanse mafia is niet binnen de grenzen van Itali
gebleven. Heden ten dage opereren in elk geval de cosa nostra, de
‘ndrangheta en de camorra wereldwijd. Deze internationalisering, om
niet te zeggen:
globalisering, van de Italiaanse mafia kan niet in haar geheel met
een paar woorden worden verklaard. Vrij algemeen wordt aangenomen
dat dit proces als het ware op gang is gebracht door de massale
emigratie van Italianen uit het Zuiden van hun land naar
Noord-Amerika, Australi en, ook niet onbelangrijk, West-Europa. Hun
emigratie bracht niet alleen met zich mee dat zich in een aantal
Italiaanse gemeenschappen in het buitenland al vlug dezelfde
mafiose praktijken ontwikkelden als in het vaderland, althans in
Sicili en Calabri, maar impliceerde ook dat de mafia-families die
in Itali zo goed en zo kwaad als het ging, trachtten te overleven,
in die buitenlandse gemeenschappen als vanzelf de nodige
natuurlijke bondgenoten vonden voor internationale criminele
activiteiten. En hiermee wordt geraakt aan de tweede factor die de
internationalisering van de Italiaanse mafia zo heeft bevorderd: de
illegale handel in de verboden verdovende middelen en dus, op de
achtergrond, de strafbaarstelling van het gebruik van deze middelen
(Rey en Savona, 1993). Hoe dit proces in zijn werk is gegaan, werd
met name onderzocht in de Verenigde Staten. Waarom dit onderzoek
juist hier, en niet in Australi, Canada of West-Europa, plaatsvond,
behoeft geen ingewikkelde verklaring. Precies in dit land heeft de
mafia zich vanaf het einde van de 19e eeuw in hoog tempo ontwikkeld
tot een cosa nostra die in macht en rijkdom niet onderdoet voor
haar Siciliaanse tegenhanger (Nelli, 1976; Rimanelli, 1992).
Aanvankelijk, op het einde van de vorige eeuw, manifesteerde de
Italiaans-Amerikaanse mafia zich vooral in de vorm van criminele
bendes immigranten, waaronder gewezen leden van de Siciliaanse
mafia en de Napolitaanse camorra, die zich binnen de Italiaanse
gemeenschappen zelf, vooral die in New Orleans en New York,
schuldig maakten aan allerhande criminaliteit, maar zeker ook aan
afpersing. In de kring van de tweede generatie-immigranten uit
Itali deed zich in het begin van deze eeuw evenwel een nieuwe
ontwikkeling voor. Ondernemende figuren in hun midden probeerden
zich toen meester te maken van de klassieke zwarte markten in de
grote steden: illegaal gokken, prostitutie en verdovende middelen.
En niet zonder succes. Dit bleek zonneklaar op het moment dat de
Drooglegging werd afgekondigd in 1920: samen met vooral Joodse en
Ierse groepen werkten zij zich al snel op tot grootmeesters in de
illegale produktie en distributie van alcohol. Na de Drooglegging
(1920-1932) investeerden zij grote delen van hun fortuin niet
alleen in het (il)legale gokwezen en de prostitutie, maar ook in
legale sectoren van de economie, zoals de bouw- en
textielnijverheid. In de jaren vijftig en zestig tenslotte begaven
de Italiaans-Amerikaanse mafia-families zich volop in de illegale
drugshandel. De zogenaamde Pizza Connection liet onverbloemd zien
hoe eendrachtig zij hierbij samenwerkten met de Siciliaanse cosa
nostra (Alexander, 1988; Jacobs, 1994; Jamieson, 1992).
lees meer
Bijlage VIII – VI.1. De mafia in ItaliJanuary 1, 1999
VI.1. De mafia in Itali: een eigentijds beeld van de
situatie
Het tegenwoordige probleem van de georganiseerde misdaad in
Itali is ongetwijfeld nauw verbonden met de transformatie die de
mafia in Sicili na de Tweede Wereldoorlog heeft ondergaan. De
andere mafia’s staan immers niet alleen in organisatorisch opzicht
sterk onder invloed van de Siciliaanse mafia, maar zij werken ook
op steeds grotere schaal met deze mafia samen. Hierom wordt eerst
deze metamorfose besproken. Vervolgens zal aan de hand van een
recent rapport van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Rome de
hedendaagse fenomenologie van de georganiseerde misdaad in Itali in
het algemeen worden uiteengezet.
lees meer
Bijlage VIII – I.2. De maatschappelijke legitimiteit van
nader onderzoekJanuary 1, 1999
I.2. De maatschappelijke legitimiteit van nader
onderzoek
Onderzoek naar georganiseerde criminaliteit door buitenlandse en
allochtone groepen is een gevoelige aangelegenheid. Het kan, als er
niet zorgvuldig mee wordt omgegaan, gemakkelijk voedsel geven aan
racistische vooroordelen en politieke organisaties die
vreemdelingenhaat kapitaliseren in de kaart spelen. Dat dit geen
loze bewering is, werd hiervoor al aangegeven. In de Verenigde
Staten, vanwaar veel criminologische inzichten afkomstig zijn, is
de georganiseerde misdaad en in het bijzonder de
Italiaans-Amerikaanse mafia, bij herhaling verheven tot soortbegrip
en voorgesteld als een geheime samenzwering die elders wordt
opgezet en waarvan de deelnemers de in zichzelf gezonde politiek,
economie en samenleving van Amerika hebben overrompeld en
gecorrumpeerd. De angst voor deze sinistere buitenlandse octopus
komt in de Amerikaanse politiek op gezette tijden naar boven om in
een wervelend samenspel van de media, de politiek, het Openbaar
Ministerie, de politie, comits van bezorgde burgers, populaire
wetenschap, en ook film en bellettrie, te worden afgeschilderd als
onzegbaar machtig. Dit draagt het gevaar van de Amerikaanse
moral panic in zich (Chambliss, 1995). Het werk van veel
vakcriminologen is tot op zekere hoogte een voor de hand liggende
reactie op deze angstige voorstelling van zaken. Zij hebben
veelvuldig getracht deze these van de alien conspiracy te
weerleggen. Wat op zijn beurt weer aanleiding kan zijn om het
probleem ten onrechte te bagatelliseren en dan zijn we nog verder
van huis want het verschijnsel verdwijnt niet vanzelf. In een
recent rapport van de Verenigde Naties (United Nations, 1994) wordt
de internationalisering van de activiteiten die de hiervoor
genoemde buitenlandse groepen ontplooien, vooral toegeschreven aan
de algehele globalisering van het maatschappelijk leven, en verder
– gespecificeerd voor individuele landen – in verband gebracht met
enerzijds de mogelijkheden om ergens op een illegale manier snel
groot geld te verdienen en anderzijds de mate van risico om op een
doeltreffende manier door de overheden aldaar te worden bestreden.
Met andere woorden, in dit rapport wordt uitgegaan van de
grondgedachte dat daar waar hoge winsten zijn te behalen en de
overheid – om wat voor reden dan ook: onvoldoende organisatie,
corruptie en intimidatie, acceptatie van bepaalde ontwikkelingen –
zwak is of berust in de gang van zaken, de bekende transnationale
groepen zullen neerstrijken. Over de rol die (ook) binnenlandse
allochtone criminele groepen en de gemeenschappen waarvan zij deel
uitmaken, in zo’n een proces kunnen spelen, wordt met geen woord
gerept. Waarom aan hun belangrijke rol wordt voorbijgegaan, wordt
niet verantwoord. Maar vreemd is het wel, want het is onderhand
bijvoorbeeld een feit van algemene bekendheid dat de snelle
penetratie van Italiaanse mafia-groepen in Duitsland alles te maken
heeft met de aanwezigheid van grote Italiaanse gemeenschappen in
veel Duitse steden. Mafiosi kunnen gemakkelijk onderduiken in deze
gemeenschappen en zich zo onttrekken aan de greep van de Justitie
in hun eigen of een ander land. Het is voor bepaalde mafiosi en hun
handlangers veiliger om vanuit deze gemeenschappen crimineel actief
te zijn in Itali dan vanuit de plaatselijke gemeenschappen in dit
land zelf. En het is vanzelfsprekend ook niet zo moeilijk voor hen
om eerst en vooral in zo’n grote Italiaanse gemeenschap als die in
Duitsland medestanders te recruteren. Hoe dan ook, dit merkwaardige
stilzwijgen in het desbetreffende rapport maakt iets van het
ongemak zichtbaar waarmee over de betrokkenheid van allochtonen,
etnische minderheden of immigranten in het algemeen, bij de
georganiseerde criminaliteit wordt gesproken.
lees meer
Bijlage VIII – VI. DE ITALIAANSE MAFIAJanuary 1, 1999
-
VI. DE ITALIAANSE MAFIA:
- HAAR AANWEZIGHEID OP NEDERLANDSE BODEM
In de voorbije jaren is bij herhaling de vraag opgeworpen of er
sprake is van penetratie van de Italiaanse mafia
lees meer
Bijlage VIII – V.5. ConclusieJanuary 1, 1999
V.5. Conclusie
De conclusie van dit hoofdstuk kan moeilijk een andere zijn dan
dat de Chinese georganiseerde criminaliteit zich ook in Nederland
in vele varianten manifesteert. Zowel waar het gaat om het soort
van illegale activiteiten als waar het gaat om de groepen die
betrokken zijn bij hun uitvoering. Naast groepen die moeten worden
gerekend tot de meer traditionele triades (in hun moderne
organisatievorm) vinden we ook stilaan groepen die daar, zo
onmiddellijk tenminste, niet mee in verband kunnen worden gebracht
en, zoals in de Verenigde Staten, ook niet met andersoortige
Chinese genootschappen (tongs). Belangrijk is ook om op te merken
dat het er op begint te lijken dat deze vorm van georganiseerde
criminaliteit niet alleen meer wordt bedreven door personen en
groepen die als het ware van buitenaf de Nederlandse samenleving
binnendringen, maar ook door Chinezen die al lange(re) tijd, zelfs
al in de tweede of wellicht in de derde generatie, in Nederland
wonen. Dit betekent dat – wl net als in Amerika – ook hier de
Chinese georganiseerde criminaliteit minder en minder een vreemd
verschijnsel zal worden, maar onderdeel van de Nederlandse
samenleving. Zij het ook direct met de kanttekening dat dit heel
goed kan samengaan met de verdere internationalisering van de
manier waarop deze criminaliteit ook in West-Europa wordt
georganiseerd en gepleegd. De berichten die ons hieromtrent vanuit
het Verenigd Koninkrijk bereiken, houden steek.
lees meer
Bijlage VIII – V.4. De Chinese georganiseerde criminaliteit
in NederlandJanuary 1, 1999
V.4. De Chinese georganiseerde criminaliteit in
Nederland
V.4.1. Een blik op het nabije verleden
Hiervoor werd aangegeven dat in de (inter)nationale literatuur
de Chinese gemeenschap in Nederland wordt aangemerkt als een
brandhaard van Chinese georganiseerde criminaliteit in Europa, zo
niet in het Westen, in elk geval op het terrein van de
heronehandel. Men moet er zich echter rekenschap van geven dat de
berichten hieromtrent vooral slaan op de gebeurtenissen die in de
jaren zestig en zeventig plaatsgrepen in Amsterdam. De betreffende
auteurs gaan enerzijds voorbij aan de (ondergeschikte) rol die
Nederlandse Chinezen voor de oorlog beslist hebben gespeeld in de
smokkel van (Turkse) opium naar Nederland en naar Nederlands-Indi;
de groothandel was toen veeleer in handen van Joden en Grieken
(Kallenborn, 1953; Block, 1994). Anderzijds wordt in elk geval in
de internationale literatuur niet of nauwelijks acht geslagen op de
actuele ontwikkeling van de Chinese georganiseerde criminaliteit in
Nederland. Terwijl er helemaal geen reden is om deze ontwikkeling
te bagatelliseren, zoals verderop zal worden aangetoond. De
gebeurtenissen die zich in Amsterdam in de jaren zestig-zeventig
voordeden, vormen de achtergrond van wat er tegenwoordig aan de
hand is.
lees meer
Bijlage VIII – V.3. De Chinese gemeenschap in
NederlandJanuary 1, 1999
V.3. De Chinese gemeenschap in Nederland
Anders dan de Italiaanse gemeenschap wordt de Chinese
gemeenschap in Nederland, zeker in de (inter-)nationale literatuur,
veelvuldig geassocieerd met georganiseerde criminaliteit en vooral
met drugshandel, bedreven door triades en soortgelijke criminele
organisaties. Alvorens nader in te gaan op deze
associaties, is het dan ook van belang eerst deze gemeenschap
enigermate in kaart te brengen. Want net als in het geval van de
Italiaanse mafia vormt de aanwezigheid van een Chinese gemeenschap
kennelijk een strategische, haast noodzakelijke voorwaarde voor de
ontplooiing van Chinese georganiseerde criminaliteit. Zonder zulk
een gemeenschap zou zij in een bepaald land waarschijnlijk niet
kunnen gedijen. Er is in elk geval geen land bekend waar Chinese
georganiseerde criminaliteit floreert zonder dat er sprake is van
een bloeiende Chinese gemeenschap ter plaatse.
lees meer
Bijlage VIII – V.2. De Chinese georganiseerde criminaliteit
in de omringende landenJanuary 1, 1999
V.2. De Chinese georganiseerde criminaliteit in de omringende
landen
Voorgaande ontmythologisering van de tegenwoordige triades in
het Oosten is reeds bepaald belangrijk om de huidige Chinese
georganiseerde criminaliteit in Nederland te kunnen begrijpen. Maar
ze vormt nog geen voldoende voorwaarde voor een adequate analyse.
Om die te kunnen maken is het noodzakelijk om vooraf ook de
situatie van de Chinese georganiseerde criminaliteit elders in
West-Europa in ogenschouw te nemen. Ofschoon reeds sedert lang
kleine en grotere Chinese gemeenschappen in Westeuropese steden
bestaan, is er tot voor kort niet of nauwelijks gericht onderzoek
gedaan naar de criminaliteit in hun midden. Ook het verhaal van de
triades heeft wat dit betreft kennelijk weinig indruk gemaakt.
Wetenschappelijk onderzoek van enige omvang en diepgang naar
Chinese georganiseerde criminaliteit in West-Europa werd nimmer
verricht. Pas de laatste jaren is de belangstelling voor dit
onderwerp aan het ontwaken. Hierna kan dan ook slechts aan de hand
van journalistieke reportages en politile rapporten een impressie
worden gegeven van wat er in de landen om ons heen aan de hand is.
Waarbij direct voor Belgi een uitzondering moet worden gemaakt,
omdat er zover wij weten geen deugdelijke publiek document bestaat
betreffende de algemene situatie in dit buurland. Blijkens verhalen
in de pers is het niettemin zoiets als een publiek geheim dat in
steden als Brussel en Antwerpen triades, althans hieraan gelieerde
groepen, actief zijn.
lees meer
Bijlage VIII – V.1. De georganiseerde criminaliteit in Hong
KongJanuary 1, 1999
V.1. De georganiseerde criminaliteit in Hong Kong
V.1.1. Het verhaal van de triades
Het probleem van de Chinese georganiseerde criminaliteit wordt
nogal gemakkelijk op een lijn gesteld met het probleem van de
triades. Maar net zoals de kwestie van de georganiseerde
criminaliteit in Itali niet kan worden gelijkgesteld aan die van de
mafia en haar vier geledingen, zo mag ook in dit geval de
georganiseerde criminaliteit niet op n en dezelfde hoop worden
gegooid. De triades – ook in hun eigentijdse uitmonstering – vormen
slechts een deel van het probleem. En juist om ook dat andere deel
goed te kunnen begrijpen, is het van belang dat het verhaal van de
triades wordt verteld.
lees meer
Bijlage VIII – V. DE CHINESE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT IN
NEDERLANDJanuary 1, 1999
V. DE CHINESE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT IN
NEDERLAND
In het verleden werd Nederland bij tijd en wijle nadrukkelijk
geconfronteerd met de gewelddadige gevolgen van de oorlogen die
Chinese criminele groepen tegen elkaar voerden om de macht in
bepaalde sectoren van hun illegale bedrijvigheid. In 1918 kwamen er
drie Chinezen in deze stad om als gevolg van een conflict tussen
een geheim Chinees genootschap en zijn slachtoffers. En in 1922
vielen hier opnieuw verschillende doden en gewonden, ditmaal bij de
strijd om de macht tussen de groepen Sam Tin en de Po-on. Beter in
het geheugen liggen de moorden die in 1975-1976 in deze stad
plaatsvonden. Eerst werd – op 3 maart 1975 – Chung Mon, de grote
baas (tai lo) van de 14K-triade, doodgeschoten door moordenaars van
de Wo Lee Kwan. Een jaar later – op 3 maart 1976 onderging zijn
opvolger, Chan Yuen Muk, het zelfde lot: huurmoordenaars schoten
hem dood op de Geldersekade. Ook in de jaren tachtig hing er
oorlogsdreiging in de lucht. Ditmaal vooral tussen de Tai Huen Chai
enerzijds en de 14K en Ah Kong anderzijds. Tot een regelrechte
ontlading van de spanningen kwam het niet. Die bleven, zoals uit
allerhande incidenten bleek, maar voortzinderen. Ondertussen
manifesteerden zich echter nieuwe fenomenen: gewelddadige
overvallen op Chinese restaurants, moorden op Chinezen in hun
priv-woning, systematische afpersing van Chinese zakenlieden. Dit
gebeurde niet alleen in Amsterdam, maar ook in de rest van
Nederland. Deze hausse van geweld was in juni 1994 aanleiding tot
de oprichting van het ZOA (Zuid-Oost-Azi)-project bij de CRI.
Voorzover hierna de hedendaagse situatie in Nederland ter sprake
wordt gebracht, berust haar beschrijving voor een groot deel op de
gegevens die in het kader van dit project zijn verzameld. Daarnaast
is onbeschroomd gebruik gemaakt van een aantal rapportages over het
probleem afkomstig uit ettelijke regionale politiekorpsen. En dit
alles is aangevuld met gesprekken met diverse politiespecialisten.
Met het oog op een goed begrip van de situatie in ons land wordt
hierna echter eerst de herkomst van de Chinese georganiseerde
criminaliteit belicht, en vervolgens de wijze waarop zij in andere,
ook omringende, landen wordt bedreven en verder hoe zij, door
analisten, wordt genterpreteerd (Van Straten, 1976; Van der Roer,
1989).
lees meer
Bijlage VIII – IV.9. ConclusieJanuary 1, 1999
IV.9. Conclusie
Ofschoon de Nederlandse politie en justitie noch enige andere
overheidsinstelling erg veel belangstelling aan de dag hebben
gelegd voor georganiseerde misdaad in Marokkaanse kring – als het
om Marokkaanse criminaliteit gaat denkt men immers in de eerste
plaats aan jeugddelinquentie! – bestaan er legio aanwijzingen dat
de enorme en snel opgekomen cannabis-economie in Marokko ook onder
Marokkanen in Nederland een stevig steunpunt heeft gevonden. De
circuits waarin zich dit afspeelt zijn weinig doorzichtig en vanuit
Marokko mogen weinig inlichtingen worden verwacht. Marokkanen, in
alle sectoren van de overheid, zijn bij deze illegale activiteit
betrokken en het land als geheel is er in toenemende mate
economisch afhankelijk van geworden. Waren tot voor kort de
geldzendingen van gastarbeiders uit het buitenland de voornaamste
inkomstenbron voor ‘s lands betalingsbalans, deze functie wordt in
toenemende mate overgenomen door de investeringen van
drugshandelaren. Het gaat om beleggingen in de sfeer van huizen,
grond en overheidsbedrijven die thans worden geprivatiseerd. De
meeste Nederlandse Marokkanen komen uit het gebied waar de kif
wordt geteeld en bewerkt. De combinatie van een traditie van
ongebondenheid onder deze bewoners van de Rif en de slechte
sociaal-economische vooruitzichten die zij hebben in de Nederlandse
samenleving, maakt deze minderheidsgroep zeer bevattelijk voor
inschakeling in de drugshandel. Ofschoon er duidelijk
distributieknooppunten zijn aan te wijzen zoals in Hilversum,
Brabant en Rotterdam, heeft het er alle schijn van dat Nederland
via de Marokkaanse infrastructuur (winkels, moskeen) wordt bedekt
door een fijnmazig netwerk van verkooppunten van hash. Dit netwerk
is mogelijk nauw verbonden met een voor Nederlandse autoriteiten
moeilijk te doorgronden politiek beheersingssysteem dat vanuit
Marokko wordt geleid. Hoe omvangrijk het precies is en hoeveel hash
er door wordt omgezet, valt echter niet te zeggen. Er wordt
onvoldoende politie-onderzoek gedaan om deze vraag naar behoren te
kunnen beantwoorden. In vergelijking met drugsorganisaties in
andere etnische groepen, is de Marokkaanse onderwereld in Nederland
weinig gewelddadig. Marokko is het land van waar de (grote)
Nederlandse cannabishandelaren een groot deel
van hun koopwaar betrekken. Dezen hebben ernstig aan macht moeten
inboeten toen de Marokkaanse druglords aan betekenis wonnen.
Nederlanders worden thans vooral gebruikt voor het leveren van
transportfaciliteit.
lees meer
Bijlage VIII – IV.8. Georganiseerde misdaad begint op de
hoekJanuary 1, 1999
IV.8. Georganiseerde misdaad begint op de hoek: een voorbeeld
van Marokkaanse bendes
We blijven bij de kwestie van het wegsluizen en het gebruik van
de revenuen toch langer staan omdat in Nederland een groot
strafrechtelijk onderzoek is uitgevoerd dat weliswaar niet
representatief is voor de handel zelf, maar dat wel een interessant
licht werpt op de maatschappelijke habitus van de betrokken
drugshandelaren. Het gaat hier om de zogenaamde Ramola-zaak die in
1993 en 1994 door de Rotterdamse politie is gedraaid. Plaats van
handeling is de Rotterdamse wijk Spangen die ooit, vlak na de
Eerste Wereldoorlog door niemand minder dan de architecten M.
Brinkman en P. Oud is ontworpen als modelwijk voor vooruitstrevende
arbeiders. Een echt rood nest werd het en het hoofdkwartier van de
voetbalclub Sparta. Nu is het echter een van de laatste wijken
waarvan althans een deel in aanmerking komt voor renovatie en hier
heeft het door de stadsvernieuwing opgejaagde legertje van
drugsdealers zich op dit moment gevestigd. De overlast is groot,
het broeit in de buurt. De wijk is aan de voet van een afrit van de
A16 gunstig gelegen voor drugstoeristen uit Frankrijk en Belgi die
goedkope drugs komen kopen in grote hoeveelheden, van goede
kwaliteit en zonder het risico te worden aangepakt zoals door de
politie in eigen land. Drugsrunners lokken de klanten al aan de
grens, langs de weg en in de wijk en daar zijn jonge kinderen
onder. Helsdingen en De Kleuver (1995) maakten op grond van een
analyse van honderden waargenomen personen het profiel van
drugsrunners en komen tot de conclusie dat in het jaar 1992 en 1993
niet minder dan 93% van Marokkaanse origine was. De buitenlanders
kopen hier cocane die een Marokkaanse groep weer afneemt van mensen
die afkomstig zijn uit de Dominicaanse Republiek en herone van een
Turkse groep. Als mensen van een etnische groep die vertrouwd zijn
met de klanten uit francofone landen, zijn Marokkanen de voor de
hand liggende dealers.
lees meer
Bijlage VIII – IV.7. Georganiseerde misdaad onder Marokkanen
in NederlandJanuary 1, 1999
IV.7. Georganiseerde misdaad onder Marokkanen in
Nederland
Wat zien we van alle beschreven criminele activiteiten in
Marokko in Nederland? In de sfeer van de zwarte economie zou men
zeker moeten denken aan de invoer in Marokko van aanzienlijke
hoeveelheden spullen die van diefstal in Nederland afkomstig zijn
en die meereizen met de jaarlijkse grote parade van Marokkaanse
vakantiegangers. Op zichzelf is dit nog geen georganiseerde
misdaad. Dat is al meer het geval waar – en daar zijn systematische
politieberichten over – deze goederen afkomstig zijn uit heling.
Ook door niet-Marokkanen gestolen goederen worden geruild tegen
drugs en die goederen worden weer naar Marokko gebracht. Wat er
zeker wel toe hoort, is gesignaleerd in Midden-Nederland. Een
Marokkaanse groep die uit ongeveer twintig personen bestaat,
vervoert nu al meer dan vier jaar lang drie tot acht gestolen
auto’s per week naar Marokko. De auto’s worden ‘s avonds gestolen
en op een groot parkeerterrein enkele dagen koud gezet. De
kentekens worden met zwarte tape veranderd. De chauffeur die ‘s
nachts tussen 23.00 en 01.00 uur vertrekt, ontvangt tweeduizend
gulden voor zijn taak en nog eens duizend voor zijn kosten
onderweg. Tot het donkere gedeelte van de Marokkaanse informele
economie rekenden we ook georganiseerde prostitutie. Ook in
Nederland is in verschillende plaatsen onder Marokkanen pooierij
vastgesteld. Dit geschiedt ook in georganiseerd verband. In Agadir
in het zuiden van Marokko bestaat een organisatie waarvoor een zeer
welgestelde dame vrouwen ronselt om als prostitue naar Nederland te
gaan. In Nederland gescheiden Marokkaanse vrouwen zijn door
criminele organisaties benaderd om in deze sfeer werkzaam te zijn
en trouwens ook om hun legale status te
gebruiken om Marokkaanse mannen aan een verblijfstitel te helpen.
Een stel broers heeft kans gezien om via een Nederlandse vriendin
die plotseling onder verdachte omstandigheden stierf, een seksclub
over te nemen. Andere vormen van mensenhandel zijn eveneens
waargenomen. In het Westland en andere tuinbouwgebieden, zoals
bijvoorbeeld rond Rotterdam, zijn veel illegale Marokkanen
aangetroffen (vergelijk ook Buijs, 1988 en Meinsma, 1994) maar niet
duidelijk is in hoeverre hun overkomst door criminele organisaties
is georganiseerd. Voorts zijn Nederlanders zelfs betrokken geweest
bij het smokkelen van illegalen naar Europa. Kinderen klampten zich
onder Nederlandse vrachtauto’s vast om de overtocht te maken en er
zijn ook verstekelingen die het in het laadruim tot Nederland
hebben gehaald. Tot zover het kleine werk. Georganiseerde misdaad
onder Marokkanen slaat natuurlijk in hoofdzaak op de handel in
drugs. Cannabis wordt Nederland binnengebracht op veel
verschillende manieren. Er zijn ten eerste de zogenaamde mieren die
in hun personenauto iets meenemen. Soms zijn dit Nederlandse
vakantiegangers of speciaal geronselde koerier(ster)s, soms
Marokkanen die naar Nederland terugkomen van vakantie. Zij zijn
kieskeurig en kleine partijen zijn doorgaans van de allerbeste
kwaliteit. Grotere partijen gaan via campers die met de pont
meereizen naar Spanje. Met oneindig veel nieuwe varianten wordt
getracht de douane en de politie te omzeilen. Wat te denken van een
behoorlijk groot transport dat is verstopt in een zogenaamd bij een
verkeersongeluk gestrande caravan, die door de ANWB wordt
gerepatrieerd? Grotere hoeveelheden gaan mee met de ongeveer 2000
tochten die vrachtauto’s per jaar uit Marokko naar Nederland maken.
De smokkelwaar kan verborgen zijn in de vracht – het is
aangetroffen in partijen textiel, in speelgoed en tussen
aardappelen, groenten en fruit. Het kan ook zijn verstopt in
speciaal geprepareerde bergplaatsen in het karkas van de vrachtauto
zelf. Koelauto’s zijn populair, omdat door de douane moeilijk is
vast te stellen of het dakschot een decimeter hoger is dan normaal,
of er ruimte zit tussen het kopschot of dat het hele huis
hydraulisch kan worden opgekrikt om laadruimte voor hash te maken.
De transportbedrijven die daarvoor worden gebruikt zijn van twee
soorten: op zichzelf bona fide firma’s die er zich gewild (meestal)
of ongewild (zelden) voor lenen, of bedrijven die speciaal voor dit
doel zijn opgericht. De chauffeur rijdt zijn wagen naar een
aangewezen plaats en komt hem, zonder de lading te inspecteren, na
bijvoorbeeld twee dagen weer ophalen. Een veel voorkomende variant
bestaat eruit een en dezelfde chauffeur van Marokko naar Spanje,
Portugal en Frankrijk te laten rijden om dan onderweg de aanhanger
met drugs los te koppelen en over te doen aan een chauffeur die met
een trekker uit Nederland komt. De eerste chauffeur rijdt dan weer
terug naar Marokko om een nieuwe lading op te halen. Over
smokkelmethoden over de weg is meer te vinden in het
branche-rapport over het wegvervoer in deze serie. Drugs kunnen
voorts ook worden verstopt in autobussen die de oversteek maken.
Het wordt verder per schip aangevoerd in kleinere hoeveelheden in
plezierbootjes. Verder via visserschepen die de hash op volle zee
overladen op zeeschepen. Of het reist verstopt mee in zeecontainers
met reguliere lading. In de jaren zeventig en tachtig zijn al deze
smokkelsystemen op Nederland bedacht door Nederlandse
drugshandelaren en -transporteurs. Zij wonen thans (nog) in
Nederland, maar een kolonie heeft zich gevestigd in Malaga (van
waaruit men heel gemakkelijk op en neer kan naar Marokko) en
enkelingen ook in Marokko zelf. Met het uitroepen van de oorlog
tegen de drugs, de groeiende macht van autochtone Marokkaanse
drugsbaronnen en de steviger greep van (delen van) de overheid op
deze handel, is het voor Nederlandse drugsondernemers moeilijker
geworden om zelfstandig zaken te doen. De douane controleert
strenger. Op grond van een kort geleden gentroduceerde wet heeft de
douane de bevoegdheid om zelfs bij het minste vermoeden van drugs
de gehele (vracht)auto grondig te onderzoeken. In de wanden van
koelwagens worden op een aantal plaatsen zonder pardon met een
lange elektrische boor gaten geboord. Voorheen was het nog wel eens
mogelijk om een kleine partij aan de grens te offeren: op het
moment dat de complete douane zich daarop concentreerde, passeerden
grote partijen in trucks de grens gezien. Nu weet de douane wel
beter. De slachtoffers van deze thans primitief geworden
smokkelmethode zijn individuele chauffeurs die wel eens wat willen
proberen. Nederlandse vrachtwagenchauffeurs brengen hun wagens in
grote compounds (tegen diefstal) en bij voorbeeld in Casablanca
komen zij samen in vaste cafs. Zij worden daar, en ook zo maar op
straat, door Marokkaanse handelaren benaderd met de vraag of ze
iets mee willen nemen. Wie daar tegenwoordig op ingaat – het aanbod
is een verdienste van f.50.000,- of meer – loopt een aardige kans
dat hij op grond van een een-tweetje tussen de handelaar en een
individuele douanebeambte wordt betrapt en in de gevangenis
verdwijnt. Maar het is voorgekomen dat zijn lading dezelfde dag nog
door een ander wordt uitgevoerd met hetzelfde noodlottige
resultaat. In het tijdschrift voor wegtransporteurs en chauffeurs
Truckstar staan het laatste jaar regelmatig reportages met
de strekking dat je als chauffeur op geen enkel aantrekkelijk
Marokkaans aanbod in moet gaan. Er zijn trouwens ook enkele
voormalige Nederlandse chauffeurs die nu voor Marokkaanse
organisaties werken en aan Nederlandse chauffeurs aanbiedingen
doen. Wie geen risico wil lopen en de chauffeur geldt bij een
vondst altijd als aansprakelijk, wordt overigens een elegante
uitweg geboden. Bij de politie kan men tegen een gering bedrag zijn
(vracht)auto geheel laten onderzoeken en verzegelen om deze tegen
inspectie te vrijwaren.
lees meer
Bijlage VIII – I.1. Het beeld in buitenlandse en
binnenlandse rapportenJanuary 1, 1999
I.1. Het beeld in buitenlandse en binnenlandse
rapporten
Het ligt voor de hand te veronderstellen dat ten minste een deel
van de allochtone criminaliteitsproblematiek in Westerse,
stedelijke democratien die veel immigratie hebben gekend,
overeenkomst vertoont met die van Nederland. Aan de ene kant zijn
dit rijke landen en daar is door internationale criminele
organisaties veel te verdienen. We hoeven alleen maar te denken aan
de omvangrijke gebruikersmarkt voor drugs die zich daar bevindt.
Aan de andere kant kan het verschijnsel georganiseerde misdaad zich
gemakkelijk ontwikkelen in de boezem van daar gevestigde, maar
sociaal achtergestelde en nog niet gentegreerde etnische
minderheden. Wat kunnen wij leren uit de rapporten van
overheidsinstanties over dit vraagstuk die zijn vervaardigd in
landen die ons zijn voorgegaan? We benaderen ons onderwerp indirect
door deze in eerste instantie te raadplegen.
lees meer
Bijlage VIII – IV.6. Marokkanen in NederlandJanuary 1, 1999
IV.6. Marokkanen in Nederland
De emigratie van Marokkanen naar West-Europa is officieel in de
jaren zestig geregeld in werfakkoorden. Met Duitsland werd zo’n
overeenkomst waarin alle procedures voor werving en tewerkstelling
waren geregeld, gesloten in 1963, Frankrijk volgde in 1964, Belgi
ook in 1964 en Nederland kwam wat achteraan met een werfakkoord in
1969. De werving heeft formeel niet langer dan vier jaar geduurd,
want bij de (olie)crisis van 1973 werd zij stopgezet. Daarna is de
immigratie doorgegaan in de vorm van primaire en secundaire
gezinshereniging. In het eerste geval laat een (voormalige)
gastarbeider zijn gezin overkomen, in het tweede geval huwt een
kind met een legale verblijfsstatus in Nederland met een Marokkaan
uit Marokko. Verder is er
een migratiecircuit van illegalen. Toen Shadid (1979) aan het einde
van de jaren zeventig een grote representatieve steekproef van
Marokkaanse arbeiders ondervroeg, ontdekte hij dat slechts 13
procent van hen via de officile werving was gekomen. Velen hadden
eerder in Frankrijk gewerkt en kwamen daarna door naar Nederland.
Obdeijn (1993) heeft onlangs gereconstrueerd hoe het
migratiepatroon zich heeft ontwikkeld. Hij schrijft dat
verschillende wervingscommissies op hun eigen houtje het land
doorkruisten op zoek naar sterke jonge mannen (met een gaaf gebit)
en dat ze in feite deden wat een aantal louche lokale bemiddelaars
zeiden. Waren de eerste emigranten eenmaal vertrokken, dan volgde
de rest spontaan via het welbekende proces van kettingmigratie.
Door dit mechanisme is de afkomst van de Marokkaanse migranten
regionaal zeer beperkt. De Marokkanen in Frankrijk zijn grotendeels
afkomstig uit de Soesstreek rond Agadir (dat in de koloniale
periode onder Frans bewind stond) en er zijn veel studenten onder
die uit steden kwamen. De Marokkaanse immigrantengroep in Frankrijk
is sociaal meer gevarieerd samengesteld dan waar ook in Europa. De
Marokkanen in Belgi zijn grotendeels afkomstig uit de steden in het
noorden (Tanger, Tetuan, Larache, Chefchaouen en Ouazzane). Die in
Nederland zijn voor 80% afkomstig uit het voormalige Spaanse
protectoraatsgebied in de Rif dat onderontwikkeld is gebleven en
dat bevindt zich dicht bij het gebied van waaruit de
cannabis-cultuur zich verbreidt. Het opleidingsniveau van de
Marokkaanse gastarbeiders naar Nederland was zeer laag, 70% had
zelfs geen lager onderwijs genoten en een intellectueel kader
(zoals in Frankrijk) ontbrak geheel. De reden waarom door het
Nederlandse bedrijfsleven vooral in de Rif is geworven, is volgens
Obdeijn nogal prozasch. De Nederlandse werfagenten zochten de minst
ontwikkelde bevolking, omdat daarvan de grootste mate van
gedweeheid werd verwacht en de koning van Marokko zag ze gaarne een
lastige bevolkingsgroep wegvoeren.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>