• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia over Europa

    VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia over
    Europa

    Maar de Italiaanse mafia is niet binnen de grenzen van Itali
    gebleven. Heden ten dage opereren in elk geval de cosa nostra, de
    ‘ndrangheta en de camorra wereldwijd. Deze internationalisering, om
    niet te zeggen:
    globalisering, van de Italiaanse mafia kan niet in haar geheel met
    een paar woorden worden verklaard. Vrij algemeen wordt aangenomen
    dat dit proces als het ware op gang is gebracht door de massale
    emigratie van Italianen uit het Zuiden van hun land naar
    Noord-Amerika, Australi en, ook niet onbelangrijk, West-Europa. Hun
    emigratie bracht niet alleen met zich mee dat zich in een aantal
    Italiaanse gemeenschappen in het buitenland al vlug dezelfde
    mafiose praktijken ontwikkelden als in het vaderland, althans in
    Sicili en Calabri, maar impliceerde ook dat de mafia-families die
    in Itali zo goed en zo kwaad als het ging, trachtten te overleven,
    in die buitenlandse gemeenschappen als vanzelf de nodige
    natuurlijke bondgenoten vonden voor internationale criminele
    activiteiten. En hiermee wordt geraakt aan de tweede factor die de
    internationalisering van de Italiaanse mafia zo heeft bevorderd: de
    illegale handel in de verboden verdovende middelen en dus, op de
    achtergrond, de strafbaarstelling van het gebruik van deze middelen
    (Rey en Savona, 1993). Hoe dit proces in zijn werk is gegaan, werd
    met name onderzocht in de Verenigde Staten. Waarom dit onderzoek
    juist hier, en niet in Australi, Canada of West-Europa, plaatsvond,
    behoeft geen ingewikkelde verklaring. Precies in dit land heeft de
    mafia zich vanaf het einde van de 19e eeuw in hoog tempo ontwikkeld
    tot een cosa nostra die in macht en rijkdom niet onderdoet voor
    haar Siciliaanse tegenhanger (Nelli, 1976; Rimanelli, 1992).
    Aanvankelijk, op het einde van de vorige eeuw, manifesteerde de
    Italiaans-Amerikaanse mafia zich vooral in de vorm van criminele
    bendes immigranten, waaronder gewezen leden van de Siciliaanse
    mafia en de Napolitaanse camorra, die zich binnen de Italiaanse
    gemeenschappen zelf, vooral die in New Orleans en New York,
    schuldig maakten aan allerhande criminaliteit, maar zeker ook aan
    afpersing. In de kring van de tweede generatie-immigranten uit
    Itali deed zich in het begin van deze eeuw evenwel een nieuwe
    ontwikkeling voor. Ondernemende figuren in hun midden probeerden
    zich toen meester te maken van de klassieke zwarte markten in de
    grote steden: illegaal gokken, prostitutie en verdovende middelen.
    En niet zonder succes. Dit bleek zonneklaar op het moment dat de
    Drooglegging werd afgekondigd in 1920: samen met vooral Joodse en
    Ierse groepen werkten zij zich al snel op tot grootmeesters in de
    illegale produktie en distributie van alcohol. Na de Drooglegging
    (1920-1932) investeerden zij grote delen van hun fortuin niet
    alleen in het (il)legale gokwezen en de prostitutie, maar ook in
    legale sectoren van de economie, zoals de bouw- en
    textielnijverheid. In de jaren vijftig en zestig tenslotte begaven
    de Italiaans-Amerikaanse mafia-families zich volop in de illegale
    drugshandel. De zogenaamde Pizza Connection liet onverbloemd zien
    hoe eendrachtig zij hierbij samenwerkten met de Siciliaanse cosa
    nostra (Alexander, 1988; Jacobs, 1994; Jamieson, 1992).

    lees meer

    Bijlage VIII – VI.1. De mafia in Itali

    VI.1. De mafia in Itali: een eigentijds beeld van de
    situatie

    Het tegenwoordige probleem van de georganiseerde misdaad in
    Itali is ongetwijfeld nauw verbonden met de transformatie die de
    mafia in Sicili na de Tweede Wereldoorlog heeft ondergaan. De
    andere mafia’s staan immers niet alleen in organisatorisch opzicht
    sterk onder invloed van de Siciliaanse mafia, maar zij werken ook
    op steeds grotere schaal met deze mafia samen. Hierom wordt eerst
    deze metamorfose besproken. Vervolgens zal aan de hand van een
    recent rapport van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Rome de
    hedendaagse fenomenologie van de georganiseerde misdaad in Itali in
    het algemeen worden uiteengezet.

    lees meer

    Bijlage VIII – I.2. De maatschappelijke legitimiteit van nader onderzoek

    I.2. De maatschappelijke legitimiteit van nader
    onderzoek

    Onderzoek naar georganiseerde criminaliteit door buitenlandse en
    allochtone groepen is een gevoelige aangelegenheid. Het kan, als er
    niet zorgvuldig mee wordt omgegaan, gemakkelijk voedsel geven aan
    racistische vooroordelen en politieke organisaties die
    vreemdelingenhaat kapitaliseren in de kaart spelen. Dat dit geen
    loze bewering is, werd hiervoor al aangegeven. In de Verenigde
    Staten, vanwaar veel criminologische inzichten afkomstig zijn, is
    de georganiseerde misdaad en in het bijzonder de
    Italiaans-Amerikaanse mafia, bij herhaling verheven tot soortbegrip
    en voorgesteld als een geheime samenzwering die elders wordt
    opgezet en waarvan de deelnemers de in zichzelf gezonde politiek,
    economie en samenleving van Amerika hebben overrompeld en
    gecorrumpeerd. De angst voor deze sinistere buitenlandse octopus
    komt in de Amerikaanse politiek op gezette tijden naar boven om in
    een wervelend samenspel van de media, de politiek, het Openbaar
    Ministerie, de politie, comits van bezorgde burgers, populaire
    wetenschap, en ook film en bellettrie, te worden afgeschilderd als
    onzegbaar machtig. Dit draagt het gevaar van de Amerikaanse
    moral panic in zich (Chambliss, 1995). Het werk van veel
    vakcriminologen is tot op zekere hoogte een voor de hand liggende
    reactie op deze angstige voorstelling van zaken. Zij hebben
    veelvuldig getracht deze these van de alien conspiracy te
    weerleggen. Wat op zijn beurt weer aanleiding kan zijn om het
    probleem ten onrechte te bagatelliseren en dan zijn we nog verder
    van huis want het verschijnsel verdwijnt niet vanzelf. In een
    recent rapport van de Verenigde Naties (United Nations, 1994) wordt
    de internationalisering van de activiteiten die de hiervoor
    genoemde buitenlandse groepen ontplooien, vooral toegeschreven aan
    de algehele globalisering van het maatschappelijk leven, en verder
    – gespecificeerd voor individuele landen – in verband gebracht met
    enerzijds de mogelijkheden om ergens op een illegale manier snel
    groot geld te verdienen en anderzijds de mate van risico om op een
    doeltreffende manier door de overheden aldaar te worden bestreden.
    Met andere woorden, in dit rapport wordt uitgegaan van de
    grondgedachte dat daar waar hoge winsten zijn te behalen en de
    overheid – om wat voor reden dan ook: onvoldoende organisatie,
    corruptie en intimidatie, acceptatie van bepaalde ontwikkelingen –
    zwak is of berust in de gang van zaken, de bekende transnationale
    groepen zullen neerstrijken. Over de rol die (ook) binnenlandse
    allochtone criminele groepen en de gemeenschappen waarvan zij deel
    uitmaken, in zo’n een proces kunnen spelen, wordt met geen woord
    gerept. Waarom aan hun belangrijke rol wordt voorbijgegaan, wordt
    niet verantwoord. Maar vreemd is het wel, want het is onderhand
    bijvoorbeeld een feit van algemene bekendheid dat de snelle
    penetratie van Italiaanse mafia-groepen in Duitsland alles te maken
    heeft met de aanwezigheid van grote Italiaanse gemeenschappen in
    veel Duitse steden. Mafiosi kunnen gemakkelijk onderduiken in deze
    gemeenschappen en zich zo onttrekken aan de greep van de Justitie
    in hun eigen of een ander land. Het is voor bepaalde mafiosi en hun
    handlangers veiliger om vanuit deze gemeenschappen crimineel actief
    te zijn in Itali dan vanuit de plaatselijke gemeenschappen in dit
    land zelf. En het is vanzelfsprekend ook niet zo moeilijk voor hen
    om eerst en vooral in zo’n grote Italiaanse gemeenschap als die in
    Duitsland medestanders te recruteren. Hoe dan ook, dit merkwaardige
    stilzwijgen in het desbetreffende rapport maakt iets van het
    ongemak zichtbaar waarmee over de betrokkenheid van allochtonen,
    etnische minderheden of immigranten in het algemeen, bij de
    georganiseerde criminaliteit wordt gesproken.

    lees meer

    Bijlage VIII – VI. DE ITALIAANSE MAFIA

    VI. DE ITALIAANSE MAFIA:

    HAAR AANWEZIGHEID OP NEDERLANDSE BODEM

    In de voorbije jaren is bij herhaling de vraag opgeworpen of er
    sprake is van penetratie van de Italiaanse mafia

    lees meer

    Bijlage VIII – V.5. Conclusie

    V.5. Conclusie

    De conclusie van dit hoofdstuk kan moeilijk een andere zijn dan
    dat de Chinese georganiseerde criminaliteit zich ook in Nederland
    in vele varianten manifesteert. Zowel waar het gaat om het soort
    van illegale activiteiten als waar het gaat om de groepen die
    betrokken zijn bij hun uitvoering. Naast groepen die moeten worden
    gerekend tot de meer traditionele triades (in hun moderne
    organisatievorm) vinden we ook stilaan groepen die daar, zo
    onmiddellijk tenminste, niet mee in verband kunnen worden gebracht
    en, zoals in de Verenigde Staten, ook niet met andersoortige
    Chinese genootschappen (tongs). Belangrijk is ook om op te merken
    dat het er op begint te lijken dat deze vorm van georganiseerde
    criminaliteit niet alleen meer wordt bedreven door personen en
    groepen die als het ware van buitenaf de Nederlandse samenleving
    binnendringen, maar ook door Chinezen die al lange(re) tijd, zelfs
    al in de tweede of wellicht in de derde generatie, in Nederland
    wonen. Dit betekent dat – wl net als in Amerika – ook hier de
    Chinese georganiseerde criminaliteit minder en minder een vreemd
    verschijnsel zal worden, maar onderdeel van de Nederlandse
    samenleving. Zij het ook direct met de kanttekening dat dit heel
    goed kan samengaan met de verdere internationalisering van de
    manier waarop deze criminaliteit ook in West-Europa wordt
    georganiseerd en gepleegd. De berichten die ons hieromtrent vanuit
    het Verenigd Koninkrijk bereiken, houden steek.

    lees meer

    Bijlage VIII – V.4. De Chinese georganiseerde criminaliteit in Nederland

    V.4. De Chinese georganiseerde criminaliteit in
    Nederland

    V.4.1. Een blik op het nabije verleden

    Hiervoor werd aangegeven dat in de (inter)nationale literatuur
    de Chinese gemeenschap in Nederland wordt aangemerkt als een
    brandhaard van Chinese georganiseerde criminaliteit in Europa, zo
    niet in het Westen, in elk geval op het terrein van de
    heronehandel. Men moet er zich echter rekenschap van geven dat de
    berichten hieromtrent vooral slaan op de gebeurtenissen die in de
    jaren zestig en zeventig plaatsgrepen in Amsterdam. De betreffende
    auteurs gaan enerzijds voorbij aan de (ondergeschikte) rol die
    Nederlandse Chinezen voor de oorlog beslist hebben gespeeld in de
    smokkel van (Turkse) opium naar Nederland en naar Nederlands-Indi;
    de groothandel was toen veeleer in handen van Joden en Grieken
    (Kallenborn, 1953; Block, 1994). Anderzijds wordt in elk geval in
    de internationale literatuur niet of nauwelijks acht geslagen op de
    actuele ontwikkeling van de Chinese georganiseerde criminaliteit in
    Nederland. Terwijl er helemaal geen reden is om deze ontwikkeling
    te bagatelliseren, zoals verderop zal worden aangetoond. De
    gebeurtenissen die zich in Amsterdam in de jaren zestig-zeventig
    voordeden, vormen de achtergrond van wat er tegenwoordig aan de
    hand is.

    lees meer

    Bijlage VIII – V.3. De Chinese gemeenschap in Nederland

    V.3. De Chinese gemeenschap in Nederland

    Anders dan de Italiaanse gemeenschap wordt de Chinese
    gemeenschap in Nederland, zeker in de (inter-)nationale literatuur,
    veelvuldig geassocieerd met georganiseerde criminaliteit en vooral
    met drugshandel, bedreven door triades en soortgelijke criminele
    organisaties. Alvorens nader in te gaan op deze
    associaties, is het dan ook van belang eerst deze gemeenschap
    enigermate in kaart te brengen. Want net als in het geval van de
    Italiaanse mafia vormt de aanwezigheid van een Chinese gemeenschap
    kennelijk een strategische, haast noodzakelijke voorwaarde voor de
    ontplooiing van Chinese georganiseerde criminaliteit. Zonder zulk
    een gemeenschap zou zij in een bepaald land waarschijnlijk niet
    kunnen gedijen. Er is in elk geval geen land bekend waar Chinese
    georganiseerde criminaliteit floreert zonder dat er sprake is van
    een bloeiende Chinese gemeenschap ter plaatse.

    lees meer

    Bijlage VIII – V.2. De Chinese georganiseerde criminaliteit in de omringende landen

    V.2. De Chinese georganiseerde criminaliteit in de omringende
    landen

    Voorgaande ontmythologisering van de tegenwoordige triades in
    het Oosten is reeds bepaald belangrijk om de huidige Chinese
    georganiseerde criminaliteit in Nederland te kunnen begrijpen. Maar
    ze vormt nog geen voldoende voorwaarde voor een adequate analyse.
    Om die te kunnen maken is het noodzakelijk om vooraf ook de
    situatie van de Chinese georganiseerde criminaliteit elders in
    West-Europa in ogenschouw te nemen. Ofschoon reeds sedert lang
    kleine en grotere Chinese gemeenschappen in Westeuropese steden
    bestaan, is er tot voor kort niet of nauwelijks gericht onderzoek
    gedaan naar de criminaliteit in hun midden. Ook het verhaal van de
    triades heeft wat dit betreft kennelijk weinig indruk gemaakt.
    Wetenschappelijk onderzoek van enige omvang en diepgang naar
    Chinese georganiseerde criminaliteit in West-Europa werd nimmer
    verricht. Pas de laatste jaren is de belangstelling voor dit
    onderwerp aan het ontwaken. Hierna kan dan ook slechts aan de hand
    van journalistieke reportages en politile rapporten een impressie
    worden gegeven van wat er in de landen om ons heen aan de hand is.
    Waarbij direct voor Belgi een uitzondering moet worden gemaakt,
    omdat er zover wij weten geen deugdelijke publiek document bestaat
    betreffende de algemene situatie in dit buurland. Blijkens verhalen
    in de pers is het niettemin zoiets als een publiek geheim dat in
    steden als Brussel en Antwerpen triades, althans hieraan gelieerde
    groepen, actief zijn.

    lees meer

    Bijlage VIII – V.1. De georganiseerde criminaliteit in Hong Kong

    V.1. De georganiseerde criminaliteit in Hong Kong

    V.1.1. Het verhaal van de triades

    Het probleem van de Chinese georganiseerde criminaliteit wordt
    nogal gemakkelijk op een lijn gesteld met het probleem van de
    triades. Maar net zoals de kwestie van de georganiseerde
    criminaliteit in Itali niet kan worden gelijkgesteld aan die van de
    mafia en haar vier geledingen, zo mag ook in dit geval de
    georganiseerde criminaliteit niet op n en dezelfde hoop worden
    gegooid. De triades – ook in hun eigentijdse uitmonstering – vormen
    slechts een deel van het probleem. En juist om ook dat andere deel
    goed te kunnen begrijpen, is het van belang dat het verhaal van de
    triades wordt verteld.

    lees meer

    Bijlage VIII – V. DE CHINESE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT IN NEDERLAND

    V. DE CHINESE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT IN
    NEDERLAND

    In het verleden werd Nederland bij tijd en wijle nadrukkelijk
    geconfronteerd met de gewelddadige gevolgen van de oorlogen die
    Chinese criminele groepen tegen elkaar voerden om de macht in
    bepaalde sectoren van hun illegale bedrijvigheid. In 1918 kwamen er
    drie Chinezen in deze stad om als gevolg van een conflict tussen
    een geheim Chinees genootschap en zijn slachtoffers. En in 1922
    vielen hier opnieuw verschillende doden en gewonden, ditmaal bij de
    strijd om de macht tussen de groepen Sam Tin en de Po-on. Beter in
    het geheugen liggen de moorden die in 1975-1976 in deze stad
    plaatsvonden. Eerst werd – op 3 maart 1975 – Chung Mon, de grote
    baas (tai lo) van de 14K-triade, doodgeschoten door moordenaars van
    de Wo Lee Kwan. Een jaar later – op 3 maart 1976 onderging zijn
    opvolger, Chan Yuen Muk, het zelfde lot: huurmoordenaars schoten
    hem dood op de Geldersekade. Ook in de jaren tachtig hing er
    oorlogsdreiging in de lucht. Ditmaal vooral tussen de Tai Huen Chai
    enerzijds en de 14K en Ah Kong anderzijds. Tot een regelrechte
    ontlading van de spanningen kwam het niet. Die bleven, zoals uit
    allerhande incidenten bleek, maar voortzinderen. Ondertussen
    manifesteerden zich echter nieuwe fenomenen: gewelddadige
    overvallen op Chinese restaurants, moorden op Chinezen in hun
    priv-woning, systematische afpersing van Chinese zakenlieden. Dit
    gebeurde niet alleen in Amsterdam, maar ook in de rest van
    Nederland. Deze hausse van geweld was in juni 1994 aanleiding tot
    de oprichting van het ZOA (Zuid-Oost-Azi)-project bij de CRI.
    Voorzover hierna de hedendaagse situatie in Nederland ter sprake
    wordt gebracht, berust haar beschrijving voor een groot deel op de
    gegevens die in het kader van dit project zijn verzameld. Daarnaast
    is onbeschroomd gebruik gemaakt van een aantal rapportages over het
    probleem afkomstig uit ettelijke regionale politiekorpsen. En dit
    alles is aangevuld met gesprekken met diverse politiespecialisten.
    Met het oog op een goed begrip van de situatie in ons land wordt
    hierna echter eerst de herkomst van de Chinese georganiseerde
    criminaliteit belicht, en vervolgens de wijze waarop zij in andere,
    ook omringende, landen wordt bedreven en verder hoe zij, door
    analisten, wordt genterpreteerd (Van Straten, 1976; Van der Roer,
    1989).

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.9. Conclusie

    IV.9. Conclusie

    Ofschoon de Nederlandse politie en justitie noch enige andere
    overheidsinstelling erg veel belangstelling aan de dag hebben
    gelegd voor georganiseerde misdaad in Marokkaanse kring – als het
    om Marokkaanse criminaliteit gaat denkt men immers in de eerste
    plaats aan jeugddelinquentie! – bestaan er legio aanwijzingen dat
    de enorme en snel opgekomen cannabis-economie in Marokko ook onder
    Marokkanen in Nederland een stevig steunpunt heeft gevonden. De
    circuits waarin zich dit afspeelt zijn weinig doorzichtig en vanuit
    Marokko mogen weinig inlichtingen worden verwacht. Marokkanen, in
    alle sectoren van de overheid, zijn bij deze illegale activiteit
    betrokken en het land als geheel is er in toenemende mate
    economisch afhankelijk van geworden. Waren tot voor kort de
    geldzendingen van gastarbeiders uit het buitenland de voornaamste
    inkomstenbron voor ‘s lands betalingsbalans, deze functie wordt in
    toenemende mate overgenomen door de investeringen van
    drugshandelaren. Het gaat om beleggingen in de sfeer van huizen,
    grond en overheidsbedrijven die thans worden geprivatiseerd. De
    meeste Nederlandse Marokkanen komen uit het gebied waar de kif
    wordt geteeld en bewerkt. De combinatie van een traditie van
    ongebondenheid onder deze bewoners van de Rif en de slechte
    sociaal-economische vooruitzichten die zij hebben in de Nederlandse
    samenleving, maakt deze minderheidsgroep zeer bevattelijk voor
    inschakeling in de drugshandel. Ofschoon er duidelijk
    distributieknooppunten zijn aan te wijzen zoals in Hilversum,
    Brabant en Rotterdam, heeft het er alle schijn van dat Nederland
    via de Marokkaanse infrastructuur (winkels, moskeen) wordt bedekt
    door een fijnmazig netwerk van verkooppunten van hash. Dit netwerk
    is mogelijk nauw verbonden met een voor Nederlandse autoriteiten
    moeilijk te doorgronden politiek beheersingssysteem dat vanuit
    Marokko wordt geleid. Hoe omvangrijk het precies is en hoeveel hash
    er door wordt omgezet, valt echter niet te zeggen. Er wordt
    onvoldoende politie-onderzoek gedaan om deze vraag naar behoren te
    kunnen beantwoorden. In vergelijking met drugsorganisaties in
    andere etnische groepen, is de Marokkaanse onderwereld in Nederland
    weinig gewelddadig. Marokko is het land van waar de (grote)
    Nederlandse cannabishandelaren een groot deel
    van hun koopwaar betrekken. Dezen hebben ernstig aan macht moeten
    inboeten toen de Marokkaanse druglords aan betekenis wonnen.
    Nederlanders worden thans vooral gebruikt voor het leveren van
    transportfaciliteit.

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.8. Georganiseerde misdaad begint op de hoek

    IV.8. Georganiseerde misdaad begint op de hoek: een voorbeeld
    van Marokkaanse bendes

    We blijven bij de kwestie van het wegsluizen en het gebruik van
    de revenuen toch langer staan omdat in Nederland een groot
    strafrechtelijk onderzoek is uitgevoerd dat weliswaar niet
    representatief is voor de handel zelf, maar dat wel een interessant
    licht werpt op de maatschappelijke habitus van de betrokken
    drugshandelaren. Het gaat hier om de zogenaamde Ramola-zaak die in
    1993 en 1994 door de Rotterdamse politie is gedraaid. Plaats van
    handeling is de Rotterdamse wijk Spangen die ooit, vlak na de
    Eerste Wereldoorlog door niemand minder dan de architecten M.
    Brinkman en P. Oud is ontworpen als modelwijk voor vooruitstrevende
    arbeiders. Een echt rood nest werd het en het hoofdkwartier van de
    voetbalclub Sparta. Nu is het echter een van de laatste wijken
    waarvan althans een deel in aanmerking komt voor renovatie en hier
    heeft het door de stadsvernieuwing opgejaagde legertje van
    drugsdealers zich op dit moment gevestigd. De overlast is groot,
    het broeit in de buurt. De wijk is aan de voet van een afrit van de
    A16 gunstig gelegen voor drugstoeristen uit Frankrijk en Belgi die
    goedkope drugs komen kopen in grote hoeveelheden, van goede
    kwaliteit en zonder het risico te worden aangepakt zoals door de
    politie in eigen land. Drugsrunners lokken de klanten al aan de
    grens, langs de weg en in de wijk en daar zijn jonge kinderen
    onder. Helsdingen en De Kleuver (1995) maakten op grond van een
    analyse van honderden waargenomen personen het profiel van
    drugsrunners en komen tot de conclusie dat in het jaar 1992 en 1993
    niet minder dan 93% van Marokkaanse origine was. De buitenlanders
    kopen hier cocane die een Marokkaanse groep weer afneemt van mensen
    die afkomstig zijn uit de Dominicaanse Republiek en herone van een
    Turkse groep. Als mensen van een etnische groep die vertrouwd zijn
    met de klanten uit francofone landen, zijn Marokkanen de voor de
    hand liggende dealers.

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.7. Georganiseerde misdaad onder Marokkanen in Nederland

    IV.7. Georganiseerde misdaad onder Marokkanen in
    Nederland

    Wat zien we van alle beschreven criminele activiteiten in
    Marokko in Nederland? In de sfeer van de zwarte economie zou men
    zeker moeten denken aan de invoer in Marokko van aanzienlijke
    hoeveelheden spullen die van diefstal in Nederland afkomstig zijn
    en die meereizen met de jaarlijkse grote parade van Marokkaanse
    vakantiegangers. Op zichzelf is dit nog geen georganiseerde
    misdaad. Dat is al meer het geval waar – en daar zijn systematische
    politieberichten over – deze goederen afkomstig zijn uit heling.
    Ook door niet-Marokkanen gestolen goederen worden geruild tegen
    drugs en die goederen worden weer naar Marokko gebracht. Wat er
    zeker wel toe hoort, is gesignaleerd in Midden-Nederland. Een
    Marokkaanse groep die uit ongeveer twintig personen bestaat,
    vervoert nu al meer dan vier jaar lang drie tot acht gestolen
    auto’s per week naar Marokko. De auto’s worden ‘s avonds gestolen
    en op een groot parkeerterrein enkele dagen koud gezet. De
    kentekens worden met zwarte tape veranderd. De chauffeur die ‘s
    nachts tussen 23.00 en 01.00 uur vertrekt, ontvangt tweeduizend
    gulden voor zijn taak en nog eens duizend voor zijn kosten
    onderweg. Tot het donkere gedeelte van de Marokkaanse informele
    economie rekenden we ook georganiseerde prostitutie. Ook in
    Nederland is in verschillende plaatsen onder Marokkanen pooierij
    vastgesteld. Dit geschiedt ook in georganiseerd verband. In Agadir
    in het zuiden van Marokko bestaat een organisatie waarvoor een zeer
    welgestelde dame vrouwen ronselt om als prostitue naar Nederland te
    gaan. In Nederland gescheiden Marokkaanse vrouwen zijn door
    criminele organisaties benaderd om in deze sfeer werkzaam te zijn
    en trouwens ook om hun legale status te
    gebruiken om Marokkaanse mannen aan een verblijfstitel te helpen.
    Een stel broers heeft kans gezien om via een Nederlandse vriendin
    die plotseling onder verdachte omstandigheden stierf, een seksclub
    over te nemen. Andere vormen van mensenhandel zijn eveneens
    waargenomen. In het Westland en andere tuinbouwgebieden, zoals
    bijvoorbeeld rond Rotterdam, zijn veel illegale Marokkanen
    aangetroffen (vergelijk ook Buijs, 1988 en Meinsma, 1994) maar niet
    duidelijk is in hoeverre hun overkomst door criminele organisaties
    is georganiseerd. Voorts zijn Nederlanders zelfs betrokken geweest
    bij het smokkelen van illegalen naar Europa. Kinderen klampten zich
    onder Nederlandse vrachtauto’s vast om de overtocht te maken en er
    zijn ook verstekelingen die het in het laadruim tot Nederland
    hebben gehaald. Tot zover het kleine werk. Georganiseerde misdaad
    onder Marokkanen slaat natuurlijk in hoofdzaak op de handel in
    drugs. Cannabis wordt Nederland binnengebracht op veel
    verschillende manieren. Er zijn ten eerste de zogenaamde mieren die
    in hun personenauto iets meenemen. Soms zijn dit Nederlandse
    vakantiegangers of speciaal geronselde koerier(ster)s, soms
    Marokkanen die naar Nederland terugkomen van vakantie. Zij zijn
    kieskeurig en kleine partijen zijn doorgaans van de allerbeste
    kwaliteit. Grotere partijen gaan via campers die met de pont
    meereizen naar Spanje. Met oneindig veel nieuwe varianten wordt
    getracht de douane en de politie te omzeilen. Wat te denken van een
    behoorlijk groot transport dat is verstopt in een zogenaamd bij een
    verkeersongeluk gestrande caravan, die door de ANWB wordt
    gerepatrieerd? Grotere hoeveelheden gaan mee met de ongeveer 2000
    tochten die vrachtauto’s per jaar uit Marokko naar Nederland maken.
    De smokkelwaar kan verborgen zijn in de vracht – het is
    aangetroffen in partijen textiel, in speelgoed en tussen
    aardappelen, groenten en fruit. Het kan ook zijn verstopt in
    speciaal geprepareerde bergplaatsen in het karkas van de vrachtauto
    zelf. Koelauto’s zijn populair, omdat door de douane moeilijk is
    vast te stellen of het dakschot een decimeter hoger is dan normaal,
    of er ruimte zit tussen het kopschot of dat het hele huis
    hydraulisch kan worden opgekrikt om laadruimte voor hash te maken.
    De transportbedrijven die daarvoor worden gebruikt zijn van twee
    soorten: op zichzelf bona fide firma’s die er zich gewild (meestal)
    of ongewild (zelden) voor lenen, of bedrijven die speciaal voor dit
    doel zijn opgericht. De chauffeur rijdt zijn wagen naar een
    aangewezen plaats en komt hem, zonder de lading te inspecteren, na
    bijvoorbeeld twee dagen weer ophalen. Een veel voorkomende variant
    bestaat eruit een en dezelfde chauffeur van Marokko naar Spanje,
    Portugal en Frankrijk te laten rijden om dan onderweg de aanhanger
    met drugs los te koppelen en over te doen aan een chauffeur die met
    een trekker uit Nederland komt. De eerste chauffeur rijdt dan weer
    terug naar Marokko om een nieuwe lading op te halen. Over
    smokkelmethoden over de weg is meer te vinden in het
    branche-rapport over het wegvervoer in deze serie. Drugs kunnen
    voorts ook worden verstopt in autobussen die de oversteek maken.
    Het wordt verder per schip aangevoerd in kleinere hoeveelheden in
    plezierbootjes. Verder via visserschepen die de hash op volle zee
    overladen op zeeschepen. Of het reist verstopt mee in zeecontainers
    met reguliere lading. In de jaren zeventig en tachtig zijn al deze
    smokkelsystemen op Nederland bedacht door Nederlandse
    drugshandelaren en -transporteurs. Zij wonen thans (nog) in
    Nederland, maar een kolonie heeft zich gevestigd in Malaga (van
    waaruit men heel gemakkelijk op en neer kan naar Marokko) en
    enkelingen ook in Marokko zelf. Met het uitroepen van de oorlog
    tegen de drugs, de groeiende macht van autochtone Marokkaanse
    drugsbaronnen en de steviger greep van (delen van) de overheid op
    deze handel, is het voor Nederlandse drugsondernemers moeilijker
    geworden om zelfstandig zaken te doen. De douane controleert
    strenger. Op grond van een kort geleden gentroduceerde wet heeft de
    douane de bevoegdheid om zelfs bij het minste vermoeden van drugs
    de gehele (vracht)auto grondig te onderzoeken. In de wanden van
    koelwagens worden op een aantal plaatsen zonder pardon met een
    lange elektrische boor gaten geboord. Voorheen was het nog wel eens
    mogelijk om een kleine partij aan de grens te offeren: op het
    moment dat de complete douane zich daarop concentreerde, passeerden
    grote partijen in trucks de grens gezien. Nu weet de douane wel
    beter. De slachtoffers van deze thans primitief geworden
    smokkelmethode zijn individuele chauffeurs die wel eens wat willen
    proberen. Nederlandse vrachtwagenchauffeurs brengen hun wagens in
    grote compounds (tegen diefstal) en bij voorbeeld in Casablanca
    komen zij samen in vaste cafs. Zij worden daar, en ook zo maar op
    straat, door Marokkaanse handelaren benaderd met de vraag of ze
    iets mee willen nemen. Wie daar tegenwoordig op ingaat – het aanbod
    is een verdienste van f.50.000,- of meer – loopt een aardige kans
    dat hij op grond van een een-tweetje tussen de handelaar en een
    individuele douanebeambte wordt betrapt en in de gevangenis
    verdwijnt. Maar het is voorgekomen dat zijn lading dezelfde dag nog
    door een ander wordt uitgevoerd met hetzelfde noodlottige
    resultaat. In het tijdschrift voor wegtransporteurs en chauffeurs
    Truckstar staan het laatste jaar regelmatig reportages met
    de strekking dat je als chauffeur op geen enkel aantrekkelijk
    Marokkaans aanbod in moet gaan. Er zijn trouwens ook enkele
    voormalige Nederlandse chauffeurs die nu voor Marokkaanse
    organisaties werken en aan Nederlandse chauffeurs aanbiedingen
    doen. Wie geen risico wil lopen en de chauffeur geldt bij een
    vondst altijd als aansprakelijk, wordt overigens een elegante
    uitweg geboden. Bij de politie kan men tegen een gering bedrag zijn
    (vracht)auto geheel laten onderzoeken en verzegelen om deze tegen
    inspectie te vrijwaren.

    lees meer

    Bijlage VIII – I.1. Het beeld in buitenlandse en binnenlandse rapporten

    I.1. Het beeld in buitenlandse en binnenlandse
    rapporten

    Het ligt voor de hand te veronderstellen dat ten minste een deel
    van de allochtone criminaliteitsproblematiek in Westerse,
    stedelijke democratien die veel immigratie hebben gekend,
    overeenkomst vertoont met die van Nederland. Aan de ene kant zijn
    dit rijke landen en daar is door internationale criminele
    organisaties veel te verdienen. We hoeven alleen maar te denken aan
    de omvangrijke gebruikersmarkt voor drugs die zich daar bevindt.
    Aan de andere kant kan het verschijnsel georganiseerde misdaad zich
    gemakkelijk ontwikkelen in de boezem van daar gevestigde, maar
    sociaal achtergestelde en nog niet gentegreerde etnische
    minderheden. Wat kunnen wij leren uit de rapporten van
    overheidsinstanties over dit vraagstuk die zijn vervaardigd in
    landen die ons zijn voorgegaan? We benaderen ons onderwerp indirect
    door deze in eerste instantie te raadplegen.

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.6. Marokkanen in Nederland

    IV.6. Marokkanen in Nederland

    De emigratie van Marokkanen naar West-Europa is officieel in de
    jaren zestig geregeld in werfakkoorden. Met Duitsland werd zo’n
    overeenkomst waarin alle procedures voor werving en tewerkstelling
    waren geregeld, gesloten in 1963, Frankrijk volgde in 1964, Belgi
    ook in 1964 en Nederland kwam wat achteraan met een werfakkoord in
    1969. De werving heeft formeel niet langer dan vier jaar geduurd,
    want bij de (olie)crisis van 1973 werd zij stopgezet. Daarna is de
    immigratie doorgegaan in de vorm van primaire en secundaire
    gezinshereniging. In het eerste geval laat een (voormalige)
    gastarbeider zijn gezin overkomen, in het tweede geval huwt een
    kind met een legale verblijfsstatus in Nederland met een Marokkaan
    uit Marokko. Verder is er
    een migratiecircuit van illegalen. Toen Shadid (1979) aan het einde
    van de jaren zeventig een grote representatieve steekproef van
    Marokkaanse arbeiders ondervroeg, ontdekte hij dat slechts 13
    procent van hen via de officile werving was gekomen. Velen hadden
    eerder in Frankrijk gewerkt en kwamen daarna door naar Nederland.
    Obdeijn (1993) heeft onlangs gereconstrueerd hoe het
    migratiepatroon zich heeft ontwikkeld. Hij schrijft dat
    verschillende wervingscommissies op hun eigen houtje het land
    doorkruisten op zoek naar sterke jonge mannen (met een gaaf gebit)
    en dat ze in feite deden wat een aantal louche lokale bemiddelaars
    zeiden. Waren de eerste emigranten eenmaal vertrokken, dan volgde
    de rest spontaan via het welbekende proces van kettingmigratie.
    Door dit mechanisme is de afkomst van de Marokkaanse migranten
    regionaal zeer beperkt. De Marokkanen in Frankrijk zijn grotendeels
    afkomstig uit de Soesstreek rond Agadir (dat in de koloniale
    periode onder Frans bewind stond) en er zijn veel studenten onder
    die uit steden kwamen. De Marokkaanse immigrantengroep in Frankrijk
    is sociaal meer gevarieerd samengesteld dan waar ook in Europa. De
    Marokkanen in Belgi zijn grotendeels afkomstig uit de steden in het
    noorden (Tanger, Tetuan, Larache, Chefchaouen en Ouazzane). Die in
    Nederland zijn voor 80% afkomstig uit het voormalige Spaanse
    protectoraatsgebied in de Rif dat onderontwikkeld is gebleven en
    dat bevindt zich dicht bij het gebied van waaruit de
    cannabis-cultuur zich verbreidt. Het opleidingsniveau van de
    Marokkaanse gastarbeiders naar Nederland was zeer laag, 70% had
    zelfs geen lager onderwijs genoten en een intellectueel kader
    (zoals in Frankrijk) ontbrak geheel. De reden waarom door het
    Nederlandse bedrijfsleven vooral in de Rif is geworven, is volgens
    Obdeijn nogal prozasch. De Nederlandse werfagenten zochten de minst
    ontwikkelde bevolking, omdat daarvan de grootste mate van
    gedweeheid werd verwacht en de koning van Marokko zag ze gaarne een
    lastige bevolkingsgroep wegvoeren.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>