• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – IX. DE UITLOPERS VAN DE RUSSISCHE MAFIA IN NEDERLAND

    IX. DE UITLOPERS VAN DE RUSSISCHE MAFIA IN
    NEDERLAND

    In zijn Jaarverslag 1994 besteedde de BVD slechts enkele
    regels aan het optreden van criminele bendes uit het GOS, maar de
    weerslag ervan op de berichtgeving over georganiseerde
    criminaliteit in Nederland was enorm. Dit kwam zeker ook door de
    manier waarop de BVD hun optreden omschreef: Gebleken is dat de
    aanwezigheid van de Russische mafia in Nederland toeneemt en haar
    organisatiegraad hoger wordt. De mafia recruteert haar leden
    voornamelijk uit de stroom asielzoekers. Zij houdt zich onder
    andere bezig met vrouwenhandel en prostitutie, grootscheepse
    autodiefstal, afpersing, witwasactiviteiten en immigrantensmokkel.
    Daarnaast worden mogelijkheden voor drugssmokkel en wapenhandel
    onderzocht. Tot zover het BVD-verslag. Hierna wordt conform het
    schema dat ook in de voorgaande hoofdstukken is gehanteerd, eerst
    ingegaan op de opkomst en samenstelling van de zogenaamde rode
    mafia in Rusland zelf. Vervolgens zal een en ander te berde worden
    gebracht over de internationalisering van de organisaties die er
    deel van uitmaken. En tenslotte zal aan de hand van een aantal
    concrete zaken de huidige situatie in Nederland worden
    uiteengezet.

    lees meer

    Bijlage VIII – VIII.3. Conclusie

    VIII.3. Conclusie

    Het vorenstaande zal duidelijk hebben gemaakt dat de Nigeriaanse
    en Ghanese netwerken zeker ook in Nederland actief zijn. Maar
    hierbij dient wel te worden bedacht dat het in ons land slechts
    gaat om onderdelen, zoniet uiteinden, van deze netwerken. Want dit
    verklaart wellicht waarom hier eigenlijk niets, of toch niet veel,
    wordt teruggevonden van de grote hirarchische structuren waarvan in
    Nigeria zelf sprake lijkt te zijn, volgens politiebronnen. Dit
    maakt de Nederlandse vertakkingen overigens niet minder effectief:
    hun geringe omvang en losse organisatie stelt ze in staat om zeer
    flexibel te opereren in de internationale drugshandel. Dat deze
    organisatie voor de leidende figuren ook de nodige zorgen met zich
    meebrengt, staat vast; denk aan de controle op koeriers. Maar
    nadelen als deze wegen waarschijnlijk niet op tegen de voordelen.
    Alles wijst er verder op dat de Nigeriaanse en Ghanese
    (georganiseerde) criminaliteit in ons land zich eenzijdig heeft
    ontwikkeld. Bovenal speelt zij zich af in de drugshandel, en verder
    nog steeds in de autohandel en, wellicht, de vrouwenhandel. Op
    welke schaal deze illegale activiteiten tegenwoordig worden
    bedreven, is echter goeddeels een raadsel. Gelet op de
    onheilstijdingen die zo nu en dan over hun omvang de wereld in
    worden gestuurd, zou het wel goed zijn wanneer er eens wat nader
    onderzoek zou worden verricht, zowel om mythevorming te voorkomen
    als om opsporing te bewerkstelligen waar zij geboden is. De
    oplichterspraktijken die vanuit Nigeria worden bedreven, kunnen
    overigens moeilijk worden gekenschetst als vormen van
    (georganiseerde) criminaliteit die echt op Nederlandse bodem worden
    bedreven. In dit verband vallen er in
    Nederland alleen slachtoffers, niet zelden als gevolg van hun eigen
    naviteit en/of hebzucht. Het feit dat de onderhavige netwerken zich
    in Nederland alleen maar manifesteren in de gedaante van kleine
    cliques smokkelaars, verklaart wellicht mede waarom er hier zo goed
    als geen sprake is van geweldgebruik, en van corruptie slechts op
    de meeste gerede plaatsen in de Nederlandse economie en de
    Nederlandse ambtenarij. En niet uitgesloten moet worden geacht dat
    juist ook dit een van de voornaamste redenen is waarom aan deze
    (uitlopers van de ) Nigeriaanse en Ghanese georganiseerde
    criminaliteit haast geen aandacht wordt geschonken.

    lees meer

    Bijlage VIII – VIII.2. De situatie in Nederland

    VIII.2. De situatie in Nederland

    Hoe de toestand in Nederland ligt, valt eigenlijk ook niet te
    beoordelen, gewoon door het gebrek aan gericht onderzoek, zowel op
    lokaal als op nationaal niveau. Niettemin is het voor alles van
    belang om iets te zeggen over de grootte van de Nigeriaanse en
    Ghanese gemeenschappen in Nederland. Met name ook omdat de
    uitspraken van de Amsterdamse hoofdcommissaris hierover, alweer
    enkele jaren geleden, voor veel commotie hebben gezorgd. Volgens de
    officile cijfers liepen de aantallen Nigerianen en Ghanezen in ons
    land op het einde van de jaren tachtig en in het begin van de jaren
    negentig snel op. Het aantal Nigeriaanse asielzoekers bedroeg in
    1987 nog slechts 167, in 1990 was het 901 en in 1991.740. Dat van
    de Ghanese asielzoekers wisselde nog sterker: in 1987 was het
    2.515, in 1990.715 en in 1991.465. In totaal in de periode
    1987-1991 bedroeg het aantal Nigeriaanse en Ghanese asielzoekers
    2.356 respectievelijk 5.427. Per 1 januari 1993
    verbleven er 9.385 mensen van Ghanese herkomst in ons land, en
    2.407 van Nigeriaanse herkomst. Waarbij natuurlijk direct moet
    worden aangetekend dat hiermee nog niets is gezegd over het aantal
    Nigerianen respectievelijk Ghanezen dat toen en nu illegaal in ons
    land verbleef/verblijft. Maar enigermate betrouwbare landelijke
    schattingen van hun aantal zijn niet voorhanden. Wij onthouden ons
    dan ook van elke uitspraak op dit punt (Muus, 1994). De grootste
    concentratie van Ghanezen en Nigerianen wordt, hoe dan ook,
    aangetroffen in Amsterdam, in het bijzonder in Zuidoost
    (Bijlmermeer). Hun maatschappelijke situatie ziet er in het
    algemeen niet rooskleurig uit. Tezamen met het feit dat velen de
    Nederlandse taal niet machtig zijn en (ook hierom) hun eigen
    cultuur blijven koesteren, is hun integratie in de Nederlandse
    samenleving bepaald niet vanzelfsprekend (Nimako, 1993). Ofschoon
    deze groepen nog maar weinig aansluiting hebben gevonden bij
    Nederlanders, bestaan er wel contacten met (creoolse)
    Surinamers.

    lees meer

    Bijlage VIII – VIII.1. Enkele achtergrondgegevens

    VIII. DE NIGERIAANSE EN GHANESE CRIMINELE NETWERKEN: HUN
    VERTAKKINGEN IN NEDERLAND

    VIII.1. Enkele achtergrondgegevens

    In de voorbije jaren zijn vooral de Nigeriaanse criminele
    netwerken bij herhaling in het nieuws geweest. Zowel naar
    aanleiding van concrete voorvallen als in algemene reportages werd
    keer op keer bericht over hun betrokkenheid bij de internationale
    drugshandel, over hun vrij geraffineerde oplichtingspraktijken en
    over hun rol in wereldwijde vrouwenhandel. En vooral in verband met
    deze laatste activiteit werd hun naam nogal eens in n adem genoemd
    met die van Ghanese criminele netwerken. In het bijzonder gedurende
    het onderzoek
    dat een onderzoekscommissie van de Belgische Kamer in de jaren
    1992-1994 heeft ingesteld naar een structureel beleid met het oog
    op de bestraffing en de uitvoering van de mensenhandel, is deze
    connectie tussen de Nigeriaanse en Ghanese vrouwenhandel meer dan
    eens aan het licht getreden (Belgische Kamer van
    Volksvertegenwoordigers, 1994).

    lees meer

    Bijlage VIII – VII.7. Conclusie

    VII.7. Conclusie

    Uit dit relaas is duidelijk geworden dat de Colombiaanse
    kartelorganisaties in Nederland zeer actief zijn. Het gaat hier om
    organisaties die in zeer korte tijd een reusachtige economische en
    politieke macht hebben opgebouwd en die in staat zijn niet enkel te
    onderhandelen met hun eigen regering over de eventuele condities
    waarop zij zich zouden willen overgeven, maar die met hun houding
    ook de Amerikaanse regering bruskeren. Nederland is voor de kartels
    van logistiek belang, omdat zij hun handelswaar in belangrijke mate
    per zeevracht en in containers Europa binnenvaren via Nederlandse
    havens. Het is opvallend te constateren dat zij daarbij eigenlijk
    niet goed kans hebben gezien hetzelfde spel te spelen als in
    Zuid-Amerika door de overheid of althans een aantal van haar
    dienaren te corrumperen. Het niveau waarop vertegenwoordigers van
    de Colombiaanse kartels contact hebben gemaakt met de Nederlandse
    drugshandelaren is evenmin indrukwekkend. Het kan ermee te maken
    hebben dat de handelaren in soft drugs, waar Nederlanders immers
    het sterkst in zijn, de risicovolle cocane liever mijden. De
    Colombiaanse leden van de kartels zijn hier wel verantwoordelijk
    voor kwalitatief nieuwe acties op de weg naar de georganiseerde
    misdaad door moorden te laten uitvoeren volgens de stijl van
    sicario’s en door de eerste succesvolle gecombineerde
    ontsnappingsactie met hulp van het bewakend personeel te
    organiseren. Ofschoon we het betrekkelijke succes van de
    Colombiaanse organisaties niet op het conto kunnen schrijven van de
    Colombiaanse gemeenschap hier te lande, is het toch wel
    waarschijnlijk dat een groot deel van de weinige Colombianen op
    enigerlei wijze bij deze drugshandel is betrokken. Hun criminele
    activiteiten gaan voor een groot deel over de hoofden van de
    Nederlandse bevolking heen doordat de wereld van de cocanehandel
    uitzonderlijk internationaal is samengesteld.

    lees meer

    Bijlage VIII – VII.6. De huidige situatie

    VII.6. De huidige situatie

    De Nederlandse politie heeft naar verhouding veel werk gemaakt
    van de Colombiaanse drugssmokkel omdat hier zulke forse partijen
    mee gemoeid zijn. Er is vrij veel bekend over de Colombiaanse
    organisaties die op Nederlandse bodem actief zijn. Er zijn binnen
    deze groepen ook al moorden gepleegd op de manier van sicario’s
    (onder andere in Amsterdam, zoals blijkt uit ons relaas over die
    stad) en iets van hun geweldscultuur is overgewaaid naar ons land.
    Een bekende manier om achter de herkomst van drugs te komen is om
    de chemische samenstelling te onderzoeken en te bezien welke
    partijen bij elkaar horen, en dan terug te redeneren naar
    organisaties. Colombiaanse drugslords hebben het de politie
    gemakkelijk gemaakt door hun eigen merk in de partijen te ponsen en
    de drugs op karakteristieke wijze te verpakken. Op grond van die
    logo’s, een analyse van de netwerken van betrekkingen die
    ontstonden toen zij de namen en telefoonnummers die ze in
    zakboekjes aantroffen op basis van CID-informatie en
    getuigenverklaringen, was de CRI in staat om de puzzel te leggen
    door vier bekende grote organisaties die in Europa actief zijn, ook
    in Nederland te situeren. In 1990 was 78% van alle in Nederland in
    beslaggenomen cocane direct door deze Colombiaanse organisaties
    ingevoerd. De rest was voornamelijk Surinaams of Antilliaans. In
    1991 was het aandeel van de Colombianen 25%, in 1992 60%, in 1993
    35% en in 1994 78%. De handelscontacten worden in Nederland gelegd
    door een stel van enkele tientallen vertegenwoordigers van de
    kartels die in verschillende plaatsen in Nederland een kantoor
    hebben gevestigd. Er is ook marihuana aangetroffen verstopt in
    gedroogd fruit en in textiel. De aanvoerroute loopt direct vanuit
    Zuid-Amerika of via een land in West-Afrika. De contacten met het
    Nederlandse milieu lopen veelvuldig via Antillianen en daar zal hun
    (bijna) gemeenschappelijke taal wel debet aan zijn. Voor Nederland
    is de belangrijkste organisatie die van de firma A. In Colombia is
    deze firma bekend als een van de allergrootste handelshuizen en op
    het eerste gezicht werkt men hier niet clandestien. De vader en
    zijn vele zonen A bezitten steenkoolmijnen, wijngaarden en grote
    warenhuizen. De grote partij in IJmuiden was van deze organisatie
    afkomstig en aan de volmaakt professionele wijze waarop de drugs
    waren verpakt, was duidelijk dat dit door een hele grote
    onderneming moest zijn gedaan omdat daar dure en gespecialiseerde
    apparatuur voor nodig was geweest. Toen de naam van deze
    gerespecteerde firma op deze onaangename wijze in het nieuws kwam,
    heeft de grote baas voor de Colombiaanse media verklaard dat er
    helaas sprake was van een zwart schaap in de familie die op z’n
    eigen houtje van de firma misbruik had gemaakt. Onderzoek van de
    Nederlandse FIOD naar de bestemming van de winsten van de
    drugshandel in de vorm van cheques aan toonder leverde het
    onverwachte resultaat op dat de directeur van het familiebedrijf
    wel degelijk in eigen persoon de cheque had gendosseerd.

    lees meer

    Bijlage VIII – I.3. De theoretische legitimiteit van nader onderzoek

    I.3. De theoretische legitimiteit van nader onderzoek

    In het voorgaande hebben we nog geen duidelijk onderscheid
    aangebracht tussen enerzijds internationale criminele organisaties
    van uitheemse herkomst die in Nederland neerstrijken en anderzijds
    de mate van betrokkenheid van reeds gevestigde etnische groepen bij
    de georganiseerde misdaad. Beginnen we met het eerste.

    lees meer

    Bijlage VIII – VII.5. Colombianen in Nederland en hun criminaliteit

    VII.5. Colombianen in Nederland en hun criminaliteit

    Volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek hadden
    zich in 1994 2.049 personen legaal gevestigd op Nederlands
    grondgebied met een Colombiaans nationaliteit en nog eens 6.864
    Colombiaanse mensen beschikten daarnaast ook nog over de
    Nederlandse nationaliteit. Hun aantal neemt gestaag toe: in 1991
    waren dat nog slechts 1.610 mensen met enkel de Colombiaanse en
    5.605 mensen met een dubbele nationaliteit. Wie dit precies zijn is
    niet bekend. Colombianen behoren niet tot de doelgroepen van het
    Nederlandse minderhedenbeleid en, net zoals bij andere
    Latino-bevolkingen, is er geen onderzoek naar hen gedaan. En ding
    is wel heel duidelijk: ongeveer twee derde bestaat uit vrouwen. Is
    hier ook sprake, zoals in Engeland, van Colombiaanse hulpen in de
    huishouding? Het is wel waarschijnlijk dat er zich enkele politieke
    vluchtelingen onder bevinden die in de jaren zeventig zijn
    gearriveerd, maar veel kunnen dit er niet zijn. Wel volstrekt
    duidelijk is het grote aantal prostitues onder deze vrouwen. Zij
    hebben niet zelden eerst gewerkt in het beroemde prostitutiekamp
    Campo Allegre op Curaao en van daaruit hebben zij, net zoals
    prostitues uit de Dominicaanse Republiek en ook uit de Nederlandse
    Antillen zelf, de oversteek gemaakt. Dat zovele van hen een dubbele
    nationaliteit bezitten, kan betekenen dat een aantal van hen met
    Hollandse mannen (ex-klanten?) is gehuwd. Er bevinden zich ook
    nogal wat zusters onder en dat duidt op kettingmigratie. De trek
    van Colombiaanse prostitues naar Nederland is al meer dan 15 jaar
    oud en gaat vooraf aan de import van drugs. Verder leeft in
    Nederland een onbekend aantal illegale Colubianen. Wie met de
    plaatselijke politie daarover praat, krijgt gemakkelijk de indruk
    dat eigenlijk alle Colombianen in Nederland – en dat geldt zeker
    het aantal illegale Colombianen wier aantal wij per definitie niet
    kennen – wel op de een of andere manier zijn verbonden met de
    handel in drugs. Maar het gezichtspunt van de politie is
    noodzakelijkerwijs selectief en Colombianen buiten het criminele
    circuit komen niet in hun vizier. De Argentijnse criminoloog Damian
    Zaitch is met een etnografisch onderzoek naar deze gemeenschap
    begonnen. Hij treft in Amsterdam en Rotterdam een rijk
    verenigingsleven aan dat op zichzelf helemaal niet met de wereld
    van de drugs hoeft te zijn verbonden. Er zijn politieke clubs,
    culturele verenigingen, migranten-zelfhulporganisaties en
    feministische groeperingen. Hij stuit eveneens op kerkelijke
    organisaties die taalcursussen geven. Maar hij ontwaart ook een
    uitgebreid horeca-circuit, een aantal (vecht-)sportscholen waar
    Colombianen veel komen en dansgelegenheden waar de connectie met de
    cocanehandel wel bestaat. Zaitch verwondert zich over de open en
    ontspannen manier waarop onder Colombianen in Nederland met cocane
    wordt omgegaan. Op grond van wat wij daar in het bijzonder in
    Amsterdam over aantreffen en waarvan verslag is gedaan in het
    Amsterdamse rapport in deze serie, lijkt de uitspraak te verdedigen
    dat een aanmerkelijk deel van de kleine Colombiaanse gemeenschap op
    de een of andere manier wel degelijk een rol speelt bij de import
    en de distributie van drugs.

    lees meer

    Bijlage VIII – VII.4. De Colombiaanse cocanehandel in Europa

    VII.4. De Colombiaanse cocanehandel in Europa

    In het midden van de jaren tachtig breidden de kartels hun
    afzetmarkt uit naar Europa. Twee grote bazen: Luis Ochoa en
    Gilberto Rodriguez Orejuela woonden in die tijd in Spanje, omdat
    zij uit Colombia waren uitgeweken nadat er een minister was
    vermoord en de jacht op de hele narco-mafia was geopend. Zoals
    steeds volgen de drugshandelaren de routes naar Europa die
    historisch en cultureel voor de hand liggen. Het vliegverkeer
    tussen Madrid en Zuid-Amerika is bovendien intensief. Zoals
    Surinamers en Antillianen cocane naar Nederland smokkelen, zo
    zochten de Zuidamerikanen hun bruggehoofd in Europa in Spanje. In
    1985 werden beide heren door de Spaanse autoriteiten gearresteerd
    en teruggestuurd naar Colombia, waar ze overigens al snel op vrije
    voeten werden gesteld. De korte geschiedenis van de kartels zit al
    vol mythologie. Uit wraak op de Spaanse overheid zouden ze toen
    hebben besloten Europa met hun handelswaar te vergiftigen. Een meer
    materialistische verklaring die neerkomt op het verlangen de markt
    te vergroten op het moment dat de markt van Amerika was verzadigd,
    klinkt aannemelijker. Er vormde zich een kleine kolonie van
    landgenoten in Spanje. Onze Nederlandse Bettien M. kwam in Marbella
    met Colombiaans jongemannen in contact die het expliciete doel
    hadden om zich als drugshandelaar in Europa op te bouwen. Hun
    eerste en voornaamste taak was het vinden van de juiste contacten
    in Spanje. Wij hebben de indruk dat zij, na zich enigermate te
    hebben geconsolideerd, niet in de eerste plaats naar Noord-Europa
    zijn doorgetrokken, maar naar Itali. Dit land heeft met zijn mafia
    de reputatie dat er contacten zijn en Colombianen en Italianen
    schijnen elkaar in de omgang goed te liggen. Precies dezelfde
    relatie tussen handelaren van deze twee nationaliteiten komen we
    vanaf het einde van de jaren tachtig tegen in Nederland.

    lees meer

    Bijlage VIII – VII.3. De Colombiaanse cocanehandel in de Verenigde Staten

    VII.3. De Colombiaanse cocanehandel in de Verenigde
    Staten

    Zelden heeft een exportprodukt uit de Derde Wereld zo snel en zo
    overtuigend een markt veroverd als de cocane dat heeft gedaan met
    de Amerikaanse markt in de jaren zeventig en tachtig en nog nooit
    is een relatief kleine groep ondernemers zo snel zo schandelijk
    rijk geworden als de drugslords van Colombia. De Zuidamerikaanse
    boom-industrie van de jaren twintig in rubber is er niets bij. De
    drugs werden Amerika binnengebracht op alle mogelijke manieren.
    Toeristen namen cocane mee terug. Individuele muilezels (
    mulas) werden erop uitgezonden om op of in hun lichaam
    kilo’s wit poeder mee te nemen. De echte grote overtocht begon in
    de helft van de jaren zeventig met vliegtuigjes die vlogen over het
    Carabische gebied en die gingen via de Westkust of de Oost langs
    Florida. De honderden kilo’s tegelijk die ze meenamen, werden
    aanvankelijk nog niet scherp door de kustwacht waargenomen. De
    transporteurs waren Amerikaanse piloten, maar zij deden het samen
    met immigranten uit Colombia die de weg in de sociale en politieke
    verhoudingen van hun geboorteland goed kenden. Tussen alle grote en
    minder grote migratiebewegingen in de wereld is die van de
    Colombianen misschien aanvankelijk niet zo opgemerkt, maar zij
    ontwikkelde zich al in de jaren dertig (Pearse, 1990). In die jaren
    trokken Colombianen naar Venezuela, in de jaren vijftig van deze
    eeuw gingen zij naar de Verenigde Staten en Europa. Het waren niet
    alleen mannen, maar juist ook vrouwen die wegtrokken om als
    huisbedienden elders in hun levensonderhoud te voorzien en hun
    geluk te beproeven. In het jaar 1980 woonden en werkten niet minder
    dan een miljoen Colombianen buiten hun land van herkomst en dat is
    niet gering op een totale bevolking van ruim 30 miljoen. De
    regering moedigde emigratie aan om via geldzendingen deviezen te
    ontvangen en binnen de gezinnen hadden mensen die het was gelukt
    elders aan de slag te komen, flink in aanzien gewonnen. Juist de
    agrarische gebieden die later zouden overgaan op de drugseconomie,
    zoals de Valle del Cauca waarin Cali ligt, ondergingen een snel
    proces van modernisering dat mensen afstootte en deed emigreren.
    Colombianen vestigden zich in de grote steden van Amerika, aan de
    Westkust en de Oostkust. In de grote stroom van Hispanics , tussen
    al de havelozen uit Puerto Rico, de Dominicaanse Republiek,
    Guatemala en Honduras vielen zij als aparte groep nauwelijks op. Er
    is geen twijfel mogelijk of het begon met de Amerikanen die het
    transport in drugs organiseerden, maar de emigranten speelden in
    toenemende mate een rol. Veel van de grote Colombiaanse
    drugshandelaars zijn in de Verenigde Staten begonnen of hebben daar
    in ieder geval een tijd als emigrant doorgebracht. Ze hebben zoveel
    cocane naar dat land getransporteerd dat de groothandelsprijs
    kelderde van 50 60 duizend dollars de kilo tot 16 20.000 dollars in
    de jaren tachtig en de verzadiging van de markt blijkt verder uit
    het feit dat de prijs vanaf dat ogenblik min of meer constant is
    gebleven. Voor Amerikaanse regeringen was het reden om de oorlog
    aan de drugs te verklaren. President Bush stelde zich in 1990 ten
    doel de import binnen twee jaar met 10% te reduceren en na tien
    jaar zou niet meer mogen binnenkomen dan de helft van wat nu in
    Amerika arriveert. In
    een genformeerd artikel in The Economist dat is vertaald in
    het Nederlandse weekblad Intermediair van 7 april 1995,
    staat dat de Amerikaanse regering daar tot nu toe 50 miljard dollar
    aan heeft gespendeerd. Veel opgeleverd heeft deze inspanning niet
    en in tal van wetenschappelijke publikaties (McCoy en Block, 1992)
    en artikelen in de pers is deze oorlog al snel verklaard tot
    hopeloos en verloren. De Amerikaanse controle-instanties hebben de
    strijd enorm opgevoerd, maar in de wapenwedloop die is ontstaan en
    waarin zelfs doorzichtige onderzeeboten en straalvliegtuigen zijn
    ingezet door de smokkelaars, hebben de Amerikanen het geenszins
    kunnen winnen. Er zijn belangrijke successen geboekt door de DEA
    (vergelijk McKlintick, 1993) in de operatie Zwaardvis en in 1992 in
    de operatie Green Ice waarbij niet minder dan 200 mensen
    over de gehele wereld werden aangehouden en 40 miljoen dollars cash
    in beslag werden genomen (Bovenkerk (b), 1995) maar op het in de
    Verenigde Staten aanwezig volume en de prijs van de cocane hebben
    deze acties geen enkele invloed gehad.

    lees meer

    Bijlage VIII – VII.2. De razendsnelle opkomst van de Colombiaanse kartels

    VII.2. De razendsnelle opkomst van de Colombiaanse
    kartels

    De opkomst van de drugskartels volgt logisch op de groei van de
    vraag naar dit verdovende middel. In de jaren zestig en zeventig
    was het witte poeder het genotmiddel van de avant-garde en
    culturele elite en in tegenstelling tot de onbeschaafde herone was
    het de champagne onder de drugs. In de tweede helft van de jaren
    zeventig zonk dit cultuurgoed naar lagere welstandsklassen en in de
    Verenigde Staten werd het tegenwoordig niet enkel meer gesnoven,
    maar ook gerookt (free-basen) en gebruikt in de vorm van crack.
    Crack is de rookbare variant van cocane HCL. In de Verenigde Staten
    wordt het zuur vermengd met bakpoeder, in Nederland met ammonia.
    Crack is in Nederland moeilijk te vinden (nochtans bleken bij
    cocanemonsters in 1994 in Rotterdam wel degelijk crack of freebase
    voor te komen, NRC/Handelsblad, 12.11.1994), de zwarte getto’s van
    de Verenigde Staten zijn er verschrikkelijk door getroffen.
    Coca-bladeren werden in Zuid-Amerika door plaatselijke bevolkingen
    wel gebruikt om op te kauwen en daardoor het werk langer vol te
    houden. De mijnwerkers in Peru konden het werk niet aan zonder hun
    coca-pruim en zij werden voor een gedeelte van hun loon ook in coca
    uitbetaald. Het verhaal van de wereldwijde opkomst van coke is
    veelvuldig beschreven: de vraag steeg reusachtig en het moderne
    transport maakte het mogelijk aan een toenemende vraag te voldoen.
    Alvorens poeder of de cocanebase uit te kunnen voeren moeten de
    bladeren in keukens of laboratoria worden gekookt (met behulp van
    onder andere petroleum) en de zo gewonnen pasta wordt vervolgens
    geraffineerd (met behulp van onder andere ether en aceton) en tot
    poeder gemaakt (dat is het zuur cocanehydrochloride). Die laatste
    bewerking kan ook elders plaatsvinden, want de pasta is voldoende
    geconcentreerd om in kleine exporthoeveelheden toch nog veel op te
    brengen. Vandaar de suggestie dat in het doorvoerland Suriname zelf
    cocane zou worden geraffineerd. Overigens is ook in Europa en in
    Nederland al cocanebase aangetroffen. Colombia is voor de genoemde
    chemische hulpvloeistoffen afhankelijk van het Westen en sinds de
    export daarvan is verboden, zit men soms zonder.

    lees meer

    Bijlage VIII – VII.1. Inleiding

    VII. DE ROL VAN DE COLOMBIAANSE KARTELS IN
    NEDERLAND

    VII.1. Inleiding: einde van het Cali-kartel?

    In de zomer van 1995 werden kort na elkaar de twee onbetwiste
    leiders van het zogenaamde Cali-kartel gearresteerd: de broeders
    Gilberto en Miguel Rodriguez Orejuela en in hun kielzog nog vier of
    vijf personen in de top. Op 2 december 1993 was de absolute voorman
    van het kartel van Medelln, Pablo Escobar, op de vlucht uit zijn
    huis doodgeschoten door een combinatie van Amerikaanse en
    Colombiaanse militairen en politiemensen die een speciale
    opsporingsgroep (Bloque de busqueda) hadden gevormd. Andere
    topfiguren van het Medelln-kartel (de broers Ochoa, Calos Lehder en
    anderen) waren al eerder gearresteerd. Met de arrestatie in Rome
    van de topman van het Pereira-kartel in 1992, Tony Duran, was het
    snelst groeiende nieuwe kartel in zijn opkomst gesmoord. De
    politie-strategie van de jarenlang volgehouden speuracties heeft
    gewerkt, de grootste kartels zijn onthoofd en ontdaan van hun
    grootste organisatorische talenten. Het graf van Don Pablo
    (Escobar) wordt dagelijks door tientallen mensen bezocht en in dat
    opzicht leeft deze voorbeeldfiguur voor de armen nog steeds, maar
    overigens symboliseert dit dat zijn concrete organisatie echt
    voorbij is. Is daarmee een einde gekomen aan de wereldomspannende
    handel in cocane en de herone die in toenemende mate ook uit
    Colombia komt? Waarschijnlijker is dat zich een verplaatsingseffect
    zal voordoen. De oude Colombiaanse organisaties van Bogot, Medelln,
    Cali en Pereira zullen zich hergroeperen en nieuwe talenten komen
    op. Binnen Colombia zal het zwaartepunt worden verlegd naar nieuwe
    hoofdsteden van de cocane waar de autoriteiten nu nog weinig zicht
    op hebben. Er zijn kartels gesignaleerd in de regio’s van de
    noordelijke kustvlakte en in de bergen. Voorts is het
    waarschijnlijk dat andere landen in betekenis toenemen. Nu al waren
    de Colombiaanse kartels druk doende hun activiteiten te spreiden
    over meer Zuidamerikaanse landen teneinde de risico’s te verkleinen
    en hun invloedssfeer te vergroten. Thans lijkt Mexico een goede
    kandidaat om de leidende rol van Colombia over te nemen. Ook hier
    bestaan machtige kartels en Mexico heeft boven andere landen het
    voordeel van een tweeduizend kilometer lange grens met de Verenigde
    Staten, die belangrijke consument, die zich niet laat bewaken. Het
    zou van naveteit getuigen te veronderstellen dat de
    onthoofdingsstrategie werkelijk effect heeft op de omvang van de
    internationale handel in drugs. De arrestatie van kopstukken heeft
    een morele boodschap voor zover het alles wat met drugs te maken
    heeft in een kwaad daglicht stelt. De wandaden en de door en door
    slechte karakters van de druglords worden in de media en in de
    fictie daarom heen (vergelijk de nieuwe filmtrend waarin de eenzame
    Amerikaanse held het opneemt tegen de almachtige
    kartelorganisaties) breed uitgemeten en het publiek leert dat de
    opsporingsinstanties wel degelijk in staat zijn om ze ook op het
    hoogste niveau nog schurken te pakken. Maar deze ingrepen zullen
    weinig anders doen dan de topografie van het landschap veranderen,
    de economische geografie blijft bestaan. De Verenigde Staten vormen
    een markt van vele miljoenen consumenten, Canada en Australi zijn
    daar bijgekomen en de markt in Europa is potentieel nog groter dan
    eerste drie bij elkaar. In Colombia en ook andere Zuidamerikaanse
    landen zijn alles samengenomen naar schatting van het Amerikaanse
    Ministerie van Justitie tussen de 800.000 en anderhalf miljoen
    mensen van de produktie van drugs voor hun levensonderhoud
    afhankelijk en deze economie heeft een hele nieuwe welvarende
    klasse van mensen naar voren gebracht. De bronlanden vormen hele of
    halve narco-staten waarin (individuele personen in) politiek en
    bestuur belang hebben bij de continuering van deze economie. Op dit
    ogenblik is Colombia ongetwijfeld het belangrijkste
    cocane-exporterende land en de handelaren zijn uitgezwermd over
    alle landen waar koopkrachtige vraag bestaat naar het produkt. Dat
    neemt niet weg dat ook Brazilianen, Peruanen, Chilenen, Bolivianen
    en Venezolanen in deze sector worden aangetroffen. Op dit moment in
    de geschiedenis nemen Colombianen echter nog steeds veruit de meest
    vooraanstaande posities in. Dat geldt ook voor Nederland en daarom
    besteden we in dit hoofdstuk speciaal aandacht aan deze groep.

    lees meer

    Bijlage VIII – VI.5. Conclusie

    VI.5. Conclusie

    Het staat dus buiten kijf dat de Italiaanse mafia, en in het
    bijzonder de camorra, op Nederlands grondgebied opereert, en dat
    haar optreden hier als het ware de harde kern vormt van veel
    ruimere criminele betrekkingen tussen Nederland en Itali. Met deze
    constatering is helemaal niet gezegd dat er in Nederland ook
    Italiaanse toestanden zouden heersen. Want, ook voorzover het om de
    mafia-groepen gaat, is het zo dat zij Nederland vr alles nog
    beschouwen als een marktplaats waar tegen betrekkelijk geringe
    kosten illegale goederen, en speciaal dan drugs, kunnen worden
    ingekocht. In de mate dat zij zich in Nederland zelf organiseren –
    horecabedrijven opkopen, makelaars uitsturen – gaat het dan ook
    grotendeels om het treffen van logistieke voorzieningen die een
    adequate uitgangspositie op die markt garanderen.

    lees meer

    Bijlage VIII – VI.4. De Italiaanse mafia

    VI.4. De Italiaanse mafia: ook in Nederland een
    probleem?

    De gevestigde Italiaanse gemeenschap in Nederland is
    publiekelijk nimmer uitdrukkelijk in verband gebracht met
    Italiaanse georganiseerde misdaad, laat staan met de Italiaanse
    mafia. Als er van deze misdaad, deze mafia, al een binnenlands
    probleem werd gemaakt, dan hield dit rechtstreeks verband met
    concrete, tijdelijke acties van Italiaanse misdadigers die hier van
    buiten Nederland optraden. Het bekendste voorbeeld hiervan is de
    kidnapping van mevrouw Van der Valk in 1982. Een voorbeeld dat pas
    later meer de aandacht heeft
    getrokken, betreft de poging van de Italiaans-Amerikaanse mafia om
    zich meester te maken van het gokwezen in Amsterdam (Middelburg,
    1988). En ook nog andere, onbekende, voorbeelden suggereren dat in
    elk geval tot voor kort het optreden van de Italiaanse mafia op
    Nederlandse bodem niets van doen had met de Italiaanse gemeenschap
    in ons land. In het levensverhaal dat een van de bekendste
    pentiti uit de kring van de cosa nostra, Antonino Calderone,
    onlangs opbiechtte aan Pino Arlacchi, vertelt hij dat de leider van
    een groepje camorristi in de jaren zeventig geregeld rechtstreeks
    naar Rotterdam kwam om hier grote partijen sigaretten te kopen voor
    de zwarte markt in Zuid-Itali (Arlacchi, 1993: 123).

    lees meer

    Bijlage VIII – VI.3. De Italiaanse gemeenschap in Nederland

    VI.3. De Italiaanse gemeenschap in Nederland

    Ofschoon zowel in Duitse als in Franse rapporten sporadisch
    wordt gewezen op activiteiten van de Italiaanse mafia in Nederland,
    is haar (eventuele) optreden hier zeker geen thema in de
    internationale literatuur. Of dit terecht is of niet, zal in de
    volgende paragraaf uit de doeken worden gedaan. Tot goed begrip van
    de bevindingen waartoe ons eigen onderzoek in deze heeft geleid, is
    het van belang eerst iets te zeggen over de geschiedenis, de
    samenstelling en de bedrijvigheid van de Italiaanse gemeenschap in
    Nederland. Want, zoals eerder werd aangegeven, de aanwezigheid van
    zulk een gemeenschap vormt gewoonlijk een strategische voorwaarde
    voor de ontplooiing van mafia-activiteiten.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>