-
Bibliografie Hoofdstuk III:
- Turkse criminele groepen in Nederland
Akgndz, A., Een analytische studie naar de arbeidsmigratie van
Turkije naar West-Europa, in het bijzonder naar Duitsland en
Nederland (1960-1974), in Sociologische Gids, jaargang 40,
1993, p. 352-385.
-
Bibliografie Hoofdstuk II:
- De Surinaamse connectie
Amersfoort, J. M. M. van, Surinamers in de lage landen,
Staatsuitgeverij, ‘s-Gravenhage, 1968.
-
Bibliografie Hoofdstuk I:
- Algemene inleiding
Abadinsky, H., Organized Crime, Nelson-Hall, Chicago,
1990.
XI. SLOTBESCHOUWING
In de negen hoofdstukken die volgden op de algemene introductie
tot het onderwerp van deze studie, hebben wij een bonte stoet van
tien nationaliteiten in Nederland de revue laten passeren en we
hebben ze, soms tot in kleine details, onderzocht op de vraag of er
in hun kring sprake is van betrokkenheid bij georganiseerde
misdaad. We hebben dit met opzet zo gedetailleerd opgeschreven om
aan de lezer zelf zoveel als mogelijk is mee te laten kijken in het
materiaal dat wij onder ogen hebben gehad. De gepresenteerde
informatie is verre van compleet en vaak hebben we de verzuchting
geslaakt dat bepaalde zaken veel beter uitgezocht hadden moeten
worden. Onze kennis is ook ongelijk voor de verschillende groepen
en omdat onze hoofdbron van informatie steeds bestaat uit gegevens
van de politie, weerspiegelt ons relaas tot op zekere hoogte eerder
haar prioriteitsstelling (en de kwaliteit van de per korps aan ons
gezonden documentatie!) dan de ernst van het probleem per
groep.
X.4. Conclusie
Het gaat niet te ver om te beweren dat ook in Nederland vele
steden en hun omgeving te kampen hebben met de criminele
activiteiten van Joegoslavische bendes. Bij deze activiteiten gaat
het bovenal om vrouwenhandel, autodiefstal, inbraak en overvallen,
met alles wat hier aan geweldpleging bij hoort. De juiste omvang
van deze activiteiten, en het precieze aantal van de
bendes/bendeleden die bij het plegen van deze criminaliteit zijn
betrokken, kunnen bij gebrek aan voldoende voorbewerkte gegevens
niet eens worden geschat. In vergelijking met de situatie in
Duitsland springen twee dingen in het oog. In de eerste plaats dat
er niet of nauwelijks berichten zijn over afpersingen binnen de
Joegoslavische gemeenschap. Natuurlijk kan de afwezigheid van
berichten hieromtrent het gevolg zijn van gebrek aan informatie bij
de politie. Maar aan de andere kant moet in dit verband rekening
worden gehouden met het feit dat de Joegoslavische gemeenschap in
Nederland zr klein is en dat slechts op beperkte schaal
Joegoslavische families hier bedrijven hebben; zelfs het aantal
Joegoslavische restaurants is niet erg groot. Algemener: de
activiteit van Joegoslavische bendes lijkt nauwelijks verbonden met
de Joegoslavische gemeenschap hier te lande. In de tweede plaats is
er doet, of heeft gedaan, alle bendes onder zijn gezag te brengen.
Tussen allerlei groepen in het land bestaan – voorzover wij konden
nagaan – in Nederland geen sprake van dat de ene of de andere
bendeleider pogingen zeker wel relaties en contacten, maar zoiets
als een Joego-mafia is hier niet aan het ontstaan. De term
georganiseerde criminaliteit moet in de Nederlandse verhoudingen
dan ook behoedzaam worden gebruikt. De beschikbare informatie gaat
hoofdzakelijk over kleinere bendes die door hun gewelddadig
optreden gewoon veel aandacht trekken. Alleen in Amsterdam, en
wellicht Rotterdam, wordt dat label terecht gebruikt om de
organisatie en werking van bepaalde Joegoslavische criminele
groepen te kenschetsen. Of dit in de toekomst wel zou kunnen
gebeuren – dat er een heuse Joego-mafia ontstaat -, valt moeilijk
te zeggen. Zolang de strijd in (voormalig) Joegoslavi voortduurt,
is de kans op een dergelijke ontwikkeling gering; de scheiding der
geesten ginds werkt hier de eenmaking van het bendewezen tegen. En
wat er gebeurt als de strijd op de n of andere manier is beslecht,
kan op zijn minst in twee richtingen gaan. De ene is dat veel leden
van de huidige bendes terugkeren naar hun (voormalige) vaderland.
De andere, dat een deel van hen hier zal blijven omdat zij vinden
dat er voor hen in het nieuwe gebalkaniseerde Joegoslavi geen
plaats is. In beide scenario’s komt er aan het probleem van de
Joegoslavische (georganiseerde) criminaliteit niet vlug een
einde.
X.3. Joegoslavische bendes in Nederland
Traditioneel is de Joegoslavische gemeenschap in Nederland een
gemeenschap van gastarbeiders. Haar origine ligt met name in
Zuid-Limburg, waar al vanaf het begin van deze eeuw gastarbeiders
uit met name Sloveni werden aangetrokken om in de mijnen te werken.
Rond 1930 zou hun totale aantal opgelopen zijn tot 4.000. Maar als
gevolg van de economische crisis verliet een groot deel van hen
weer het land. Men schat dat er rond 1936 nog zo’n 300 Slovenen,
voor een deel met hun gezin, in Zuid-Limburg, in de mijnindustrie,
werkten. Na de oorlog werden ook nog wel Joegoslavische arbeiders
aangeworven voor de mijnindustrie, maar langzamerhand trokken de
metaalnijverheid en de scheepsbouw in en rond Amsterdam en
Rotterdam meer arbeiders uit Joegoslavi aan. In 1972 werd het
aantal van deze laatsten geschat op zo’n kleine 4.000. Het totale
aantal Joegoslaven in Nederland, mannen zowel als vrouwen, bedroeg
in 1987 ruim 11.500, en in 1990 bijna 1.500 meer (12.824).
X.2. Het optreden van de Joego-mafia in Duitsland
In diverse West-Europese landen vormt de criminaliteit die door
Joegoslavische bendes wordt bedreven een niet gering probleem. Maar
dit probleem wordt, hoe dan ook, het scherpst gevoeld in Duitsland
– het land waar van oudsher veel Joegoslaven wonen. Zoals in de
algemene inleiding al werd aangegeven, vormden volgens de
Lagebilder van het Bundeskriminalamt uit 1992 en 1993
Joegoslaven rond de 6% van alle verdachten (8.352 respectievelijk
9.884) in de betrokken opsporingsonderzoeken. De illegale
activiteiten waaraan dezen zich schuldig maken, liggen met name in
de sfeer van de drugshandel en in die van de woninginbraken.
Daarnaast zijn zij zeker ook betrokken bij
prostitutie/vrouwenhandel, illegaal gokken, diefstal van
(vracht)auto’s en de wapenhandel. Wat dit alles concreet zoal
betekent, is bijna uitsluitend in de journalistieke literatuur met
stukken en beetjes terug te vinden literatuur overigens die juist
ook op dit punt is gebaseerd op politie-informatie (Roth en Frey,
1992; Peters, 1994).
X.1. Joegoslavi: permanent toneel van geweld
Joegoslavi staat niet bekend als een land dat van oudsher
bepaalde vormen van georganiseerde criminaliteit heeft gekend. En
ook in de criminologische literatuur zijn van een dergelijke
traditie geen sporen te ontdekken. Hierom zou men kunnen denken dat
er geen reden is om nog langer stil te staan bij het verleden van
het voormalige Joegoslavi. Maar dit is een misvatting. Zeker om de
ongehoorde gewelddadigheid van de Joegoslavische bendes te kunnen
begrijpen, is het van groot belang voortdurend te beseffen dat ook
het Joegoslavische deel van de Balkan al eeuwen geen vreedzaam
gebied is. Integendeel, het is een deel van Europa waar bijna
onophoudelijk oorlog is gevoerd, was het niet tussen de
opeenvolgende Europese grootmachten zelf, dan wel tussen de staten
en de volkeren die hier waren gevestigd of daar waren
neergestreken. Het valt buiten het bestek van dit rapport om de
geschiedenis van deze haast permanente strijd in herinnering te
roepen, maar – met het oog op een goed begrip van het optreden van
Joegoslavische bendes in Nederland – is het wel van belang een paar
punten aan te stippen (Detrez, 1993; Weithmann, 1993). Ten eerste
dat deze gewelddadige geschiedenis niet zonder gevolgen is gebleven
voor de cultuur in voormalig Joegoslavi. Recente studies geven
immers aan dat geweld, tomeloos geweld, ja, de keuze voor de
toepassing van zulk geweld, in brede lagen van de bevolking niet
zonder meer als een negatieve keuze, als iets verwerpelijks, wordt
beschouwd. Van de Port heeft in zijn onderzoek naar het gedrag van
Servirs in zigeunercafs in Klein-Joegoslavi, laten zien hoe het
beeld van de wilde zigeuner voor vele Serven een soort projectie is
van hun eigen, door de geschiedenis mee-gevormde driftleven,
waaraan in tijden van vrede slechts op bepaalde plaatsen, zoals de
zigeunercafs, mag worden toegegeven, maar dat in tijden van oorlog
volop mag worden botgevierd, ook voor het oog van de buitenwereld
(Van de Port, 1994). In de tweede plaats moet worden onderstreept
dat het gebruik van ongehoord geweld door velen in voormalig
Joegoslavi niet enkel legitiem wordt geacht in tijd van oorlog. In
zijn studie naar de geschiedenis van de machtsverhoudingen in een
dorp op het Bosnische platteland, Medjugorje, heeft Bax aangetoond
dat hier de oorlog bij wijze van spreken net zo normaal is als de
vrede elders in Europa. Concreet beschrijft hij dat in het genoemde
dorp, waar in 1981 een zogenaamde Maria-verschijning plaatsvond,
enkele clans verwikkeld geraakten in een strijd op leven en dood om
de inkomsten die op allerlei manieren konden worden gehaald uit de
bedevaarten van vrome pelgrims. In zo’n tien jaar tijd leverde deze
strijd 140 doden op, 60 vermisten en 600 vluchtelingen op, en dit
op een bevolking van ongeveer 3.000 mensen! (Bax, 1995). En passant
toonde Bax met dit voorbeeld eveneens aan dat ook onder Tito
openbare orde en rust in Joegoslavi een zeer relatief begrip was
(Bax, 1995).
X. NEDERLAND ALS OPERATIEGEBIED VAN JOEGOSLAVISCHE
BENDES
De voorbije jaren zijn de beelden van de burgeroorlog in
voormalig Joegoslavi alsmaar scherper op ons netvlies gebrand.
Tezelfdertijd hebben de media veel berichten verspreid over het
optreden van Joegoslavische criminele bendes op Nederlands
grondgebied. En meer dan eens is gewezen op de samenhang, de
gelijkenis zelfs, tussen wat er ginds en wat er hier gebeurt.
Symbool voor deze verwevenheid staat de figuur van Arcan: in het
nabije verleden pleegde hij (ook) in Nederland een hele reeks van
ernstige delicten, ontsnapte uit de Bijlmer-bajes, in het heden is
hij aanvoerder van een van de meest beruchte Servische milities en
lid van het zelf geproclameerde Servische parlement in Bosni. Maar
de parallel gaat verder. Niet alleen zijn er berichten dat althans
een deel van de Joegoslavische bendes die Noord-West-Europa tot hun
operatiegebied hebben gemaakt, worden aangestuurd vanuit
Klein-Joegoslavi, of op z’n minst geregelde betrekkingen
onderhouden met een of meer machthebbers in dit land. Wat ook
opvalt, is dat de bendes die hier actief zijn, vaak ongemeen
gewelddadig en soms ook zr wreedaardig opereren, zowel binnen als
buiten hun eigen gelederen. En in dit opzicht ligt wat er in
Nederland en in de omringende landen gebeurt, tot op zekere hoogte
in het verlengde van wat ons dagelijks door de media wordt
voorgeschoteld over de burgeroorlog in voormalig Joegoslavi.
IX.5. Conclusie
Volgens de gegevens die ons ter beschikking staan, is het zo dat
de Russische mafia op een enkel vlak – en vooral dat van afpersing
– zeker al wel tekenen van leven in Nederland heeft gegeven, maar
dat de omvang van haar activiteiten voorlopig niet moet worden
overdreven. Deze conclusie wordt niet alleen gedragen door de
feiten en berichten die wij zelf onder ogen hebben gehad. Zij
strookt ook volledig met de bevindingen waartoe belangrijke Duitse
en Amerikaanse politiediensten zijn gekomen aangaande de
verbreiding van de Russische mafia in West-Europa. Hun rapporten
laten immers ook zien dat deze mafia zich in allerhande Amerikaanse
en Westeuropese metropolen en grote steden heeft genesteld, behalve
in de Nederlandse. De Fastowski-zaak toont wellicht aan dat dit aan
het veranderen is, maar deze verandering heeft zich op dit moment
dan toch nog niet duidelijk doorgezet. In elk geval werd nergens
vastgesteld dat misdadigers of criminele groepen van Russische
origine zich hebben schuldig gemaakt aan pogingen tot corrumpering
van de Nederlandse overheid, laat staan aan de toepassing van
intimidatie of geweld in haar richting. Dat het vorenstaande geen
reden kan zijn om de komende tijd geen acht te slaan op de
Russische (georganiseerde) criminaliteit in ons land, moge voor
zichzelf spreken.
IX.4. Enkele concrete voorbeelden van de Nederlands-Russische
criminele betrekkingen
Uit het vorenstaande moge duidelijk zijn geworden dat er nog
niet teveel gevallen zijn waarin onomstotelijk is vastgesteld dat
de Russische mafia op Nederlands grondgebied opereert. Die gevallen
zijn er wel. En we hebben ze hiervoor ook aangeduid. Maar zij zijn
tot nu toe meer de uitzondering dan de regel in de
Nederlands-Russische betrekkingen op crimineel gebied. De regel is
nog steeds dat Nederlandse misdaadondernemers meer of minder
georganiseerd illegale zaken doen met collega’s uit de voormalige
Sovjet-Unie.
IX.3. De activiteiten van Russische criminele groepen in
Nederland
Hoe oud de economische banden tussen Rusland en Nederland ook
mogen zijn, de Russische gemeenschap in Nederland is nooit erg
groot geweest. In de voorbije jaren is haar omvang procentueel wel
sterk toegenomen, maar in absolute aantallen stelt zij nog steeds
niet veel voor. Op 1 januari 1993 verbleven er in ons land
officieel zo’n 4.500 mensen uit het voormalige Sovjet-Unie (Muus,
1994). Dat de Russische georganiseerde criminaliteit in ons land
dan ook nooit een rol van betekenis heeft gespeeld, ligt voor de
hand. Natuurlijk spraken ook hier de berichten over het optreden
van Russische criminele groepen in het buitenland, vooral
Duitsland, al jaren tot de verbeelding. Maar het drong slechts in
het bewustzijn van velen door dat deze
groepen ook Nederland niet links lieten liggen, toen in de media de
aandacht werd gevestigd op de pogingen van Russische misdadigers om
een machtspositie op te bouwen in de prostitutiesector, zowel in
sommige grote steden als op het platteland. De ontvoering van Boris
Fastovski, op 11 januari 1995 in Amsterdam, en niet zozeer de
liquidatie van Marianashvili, is echter voor velen het signaal
geweest dat het nu echt menens begon te worden (Van Amerongen,
1995). Maar wat betekent dit laatste in realiteit? Uit een globaal
overzicht van de onderzoeken die in de jaren ’90-’94 werden
ingesteld naar vormen van georganiseerde criminaliteit waarin
Oost-Europa een belangrijke rol speelde, kan worden afgeleid dat er
in deze periode 12 van dergelijke onderzoeken werden verricht. In
deze onderzoeken ging het bovenal om (7) gevallen van EG-fraude, en
verder om (1) autodiefstal, (1) moord en (3) vrouwenhandel (deels
in n geval gecombineerd met moord). Verder laat de gepleegde
analyse zien dat het in elk geval bij de EG-fraudes niet ging om
Oosteuropese criminele groepen die hier op eigen houtje hun slag
probeerden te slaan. Integendeel! Keer op keer was het initiatief
juist uitgegaan van Nederlandse ondernemers die voor het welslagen
van hun frauduleus handelen Oosteuropese ondernemers inschakelden.
Of het in de andere 5 gevallen ook zo lag, of juist andersom, wordt
in het onderhavige rapport niet duidelijk gemaakt. Wel wordt de
suggestie gewekt dat in deze gevallen de situatie juist andersom
lag. Maar of dit ook werkelijk zo was? Hierna zal aan de hand van
enkele voorbeelden worden gedemonstreerd dat het ook in gevallen
van autodiefstal of vrouwenhandel gewoonlijk niet of-of is. Ook in
deze gevallen is in de regel juist van samenwerkingsverbanden
sprake. In het kader van deze studie is het voorts van belang erop
te wijzen dat het hiervoor gaat over Oosteuropese, en niet over
Russische, georganiseerde criminaliteit. Want wordt dit
onderscheid wel gemaakt, dan is het zo dat slechts in 2 (en
indirect 3) gevallen de betrokkenheid van Russische criminele
groepen werd aangetoond (1 geval van autodiefstal en 1 geval van
vrouwenhandel). In alle andere gevallen ging het om criminele
groepen uit Polen, Litouwen, Slowakije, Tsjechi, Oekrane en
Letland.
IX.2. De internationalisering van Russische criminele
groepen
Gezien de evolutie van de Russische mafia in de voorbije
decennia ligt het voor de hand dat haar internationalisering niet
van vandaag of gisteren dateert. Hoe zou zij de vroegere zwarte
markten voor luxe-goederen hebben kunnen bevoorraden zonder
relaties met legale ondernemingen en criminele groepen? De ophef
die de laatste jaren over de komst van criminele bendes uit Rusland
wordt gemaakt, doet dan ook nogal onwezenlijk aan. Zij is in elk
geval veelzeggend voor het gebrekkige inzicht van de Westerse media
en politiediensten in de ontwikkeling van de (Russische)
georganiseerde criminaliteit in binnen- en buitenland. Dit neemt
niet weg dat de val van de Muur de internationalisering van de
organisatie en activiteiten van Russische criminele groepen zeker
heeft bevorderd, zoals zij ook in de hand heeft gewerkt dat
allerhande criminele groepen uit het Westen hun operatiegebied naar
het Oosten hebben verlegd, naar Midden- en Oost-Europa. En dan
dient te worden gedacht aan Italiaanse mafia-clans, maar ook aan
groepen uit Duitsland, Nederland, Belgi, Frankrijk en nog andere
landen. Ook deze zagen in het Oosten zowel mogelijkheden voor de
produktie van illegale goederen (synthetische drugs) als voor de
distributie van op zichzelf legale goederen (-gestolen- auto’s).
Van hun kant zagen Russische criminele groepen in het Westen grote
mogelijkheden voor de afzet van wapens en drugs (vooral herone),
kunstvoorwerpen, luxe-eetwaren als kaviaar en hout. De onderlinge
samenwerking tussen criminele groepen uit Oost en West is overigens
met name ook in de vrouwenhandel volop aan het licht gekomen.
IX.1. Opkomst, samenstelling en bedrijvigheid van de Russische
mafia in Rusland
Om te beginnen moet worden gesteld dat wetenschappelijke
literatuur over de opkomst, samenstelling en werkwijze van de rode
mafia zo goed als onbestaand is. De redenen hiervan zijn niet ver
te zoeken. Tot een paar jaar geleden bestond er in Rusland
officieel geen georganiseerde criminaliteit en sinds haar bestaan
wordt erkend zijn er nauwelijks onderzoekers die er in behoorlijke
omstandigheden zelfstandig onderzoek naar hebben kunnen doen. Ook
voor een relaas als dit moet noodgedwongen worden teruggevallen op
politieberichten en journalistieke impressies.