• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De branche van het wegtransport – 4.2 Faillissementen

    4.2 Faillissementen

    In 1993 gingen 136 transportondernemingen failliet, waarvan de
    overgrote meerderheid (120) internationaal actief was. Het aantal
    bedrijven dat in 1993 op de fles ging was daarmee bijna verdubbeld
    ten opzichte van het voorgaande jaar; toen werd slechts over
    zeventig ondernemingen het faillissement uitgesproken (TLN, 1994 en
    NIWO, 1994). In 1994 gingen er minder bedrijven failliet dan in het
    voorgaande jaar: in totaal 118. Dat is 1,2 % van alle
    transportbedrijven. Het CBS geeft faillissementscijfers over
    langere termijn, maar telt alle bedrijven in het transport, de
    opslag en het wegvervoer bij elkaar op. Duidelijk is dat het aantal
    faillissementen stabiel was tussen 1985 en 1990, maar vanaf 1991
    ineens snel toeneemt (CBS, 1994). Het grootste aantal falende
    bedrijven bevindt zich onder de kleinere en middelgrote
    ondernemingen. Ruim vijftig procent van de faillissementen kwam in
    1994 voor rekening van bedrijven met n tot vijf wagens: hier vielen
    10 procent meer failliet-verklaringen dan in het voorgaande jaar.
    De ondernemingen met zes tot tien voertuigen tekenden voor 25
    procent van het totale aantal faillissementen. Ruim driekwart van
    alle faillissementen viel dus in de groep van kleine ondernemers
    (tot tien wagens). Achttien procent van alle faillissementen viel
    ten deel aan de middelgrote bedrijven – met elf tot twintig
    voertuigen (TLN, 1995). Slechts weinig grote bedrijven (met meer
    dan twintig wagens) kregen de strop; zes procent van het totaal
    aantal faillissementen kwam voor hun rekening. Het ging hier
    bovendien alleen om internationaal rijdende grote bedrijven; in het
    binnenlands vervoer sneuvelde vorig jaar geen enkel groot bedrijf
    (NIWO, 1994). TLN signaleert dat veel gefailleerde bedrijven alweer
    snel een nieuwe onderneming opzetten, met dezelfde bestuurders. Er
    worden geen cijfers genoemd van dit aantal. De organisatie spreekt
    het vermoeden uit dat het faillissement voor velen een gemakkelijke
    wijze van schuldsanering is (Nota TLN, 1994).

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 1. ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORT

    Frank Bovenkerk en Ankie Lempens Universiteit Utrecht

    1. ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORT

    Op 18 juli 1994 knippen we uit De Volkskrant een annonce:
    T.o. gevr. internationaal transportbedrijf.
    Financile problemen geen bezwaar.
    Tel.
    Het kost weinig verbeeldingskracht om hierachter criminele
    intenties te vermoeden. Wil iemand het transportbedrijf overnemen
    om smokkelwaar te vervoeren? Ligt het in de bedoeling het bedrijf
    te gebruiken om geld wit te wassen? We zullen het nooit weten.
    Want, als we het nummer bellen dat in de advertentie wordt genoemd,
    wordt de hoorn na onze openingszin schielijk op de haak gegooid. In
    de vijf of tien jaren die achter ons liggen, zijn bij voortduring
    transportondernemingen en ook wel expediteurs in het nieuws geweest
    omdat zij diensten hadden verricht voor verschillende takken van
    georganiseerde misdaad. Meestal ging het om het internationale
    vervoer van drugs. Er zijn chauffeurs in de gevangenis beland en
    (minder) ondernemers; er zijn vrachtwagencombinaties, ladingen en
    bedrijfspanden geconfisceerd; er zijn vergunningen ingetrokken. Zo
    openlijk als in de Volkskrant-advertentie zal het gewoonlijk
    meestal niet gaan, maar er is voldoende bekend geworden in het
    strafrechtelijk onderzoek van politie en justitie om speciaal
    onderzoek naar betrokkenheid in deze branche te rechtvaardigen. In
    de internationale literatuur over de georganiseerde misdaad wordt
    die betrokkenheid vaak genoemd. Misschien heeft het te maken met
    het imago van truckers als vrije jongens, de wetenschap dat in deze
    branche grote en kleine overtredingen tot op zekere hoogte gewoon
    zijn en worden aanvaard als middel om het hoofd boven water te
    houden. De infiltratie van de georganiseerde misdaad in de
    vakbonden van vrachtwagenchauffeurs in de Verenigde Staten
    (vergelijk de roemruchte carrire van Jimmy Hoffa) is algemeen
    bekend. De transportbranche vormt voor de georganiseerde misdaad
    een strategisch steunpunt omdat zij met het beheersen van aan- en
    afvoer van materiaal ondernemers onder druk kan zetten om
    afpersingsgelden te betalen. Dit vormt een van de manieren om
    bijvoorbeeld (via het beheersen van de aanvoerlijn van
    bouwmateriaal) de bouwnijverheid te controleren. Dit laatste
    verschijnsel doet zich in Nederland niet voor omdat labour
    racketeering
    hier onbekend is.

    lees meer

    IX – Inleiding – LITERATUUR

    LITERATUUR

    H. Abadinsky, Organized Crime, Chicago, Nelson Hall,
    19912. J. Albanese, Where organized crime and white
    collar crime meet. Predicting the infiltration of legitimate
    business
    , paper presented at the Annual Meeting of the American
    Society of Criminology, november 1994 F. Bovenkerk, Hedendaags
    kwaad; Criminologische opstellen
    , Amsterdam, Meulenhoff. H. G.
    van de Bunt, Organisatiecriminaliteit, Arnhem, Gouda Quint,
    1992 H. Edelhertz en T. D. Overcast, The Business of Organized
    Crime; An Assessment of Organized Crime Business-Type Activities
    and Their Implications for Law Enfeorcement
    , Loomis, Palmer
    Press, z.j.
    F. T. Martens, Organized Crime Control; The Limits of Government
    Intervention, Journal of Criminal Justice, jaargang 14,
    1986, p. 239-247.
    S. F. Moore, Law as Process; An Anthropological Approach,
    Londen etc., Routledge & Kegan Paul, 1978. D. C. Smith,
    Wickersham to Sutherland to Katzenbach: Evolving an official
    definition for organized crime, Crime, Law and Social
    Change
    , jaargang 16, 1991, p. 135-154.

    lees meer

    IX – Inleiding – INLEIDING

    Gerben Bruinsma (Universiteit Twente)Frank Bovenkerk
    (Rijksuniversiteit Utrecht)

    INLEIDING

    Bij georganiseerde misdaad, ook volgens de definitie die ten
    grondslag ligt aan deze gehele serie rapporten ten behoeve van de
    Parlementaire Enqutecommissie Opsporingsmethoden, gaat het in de
    eerste plaats om de produktie en handel van illegale goederen en
    diensten, en uit dien hoofde heeft deze vorm van criminaliteit
    niets te maken met het gevestigde bonafide bedrijfsleven. Veruit de
    meeste misdaad die in deze serie wordt beschreven heeft betrekking
    op de import en handel van soft en hard drugs en met de handel in
    wapens en vrouwen.

    lees meer

    Inhoud Bijlage IX

    Bijlage IX – Deelonderzoek 2

    Inleiding

    INLEIDING

    lees meer

    Bijlage VIII – II.2. De emigratie naar Nederland

    II.2. De emigratie naar Nederland

    Suriname mag in politiek opzicht dan onafhankelijk zijn, in
    economisch en cultureel opzicht is het volstrekt georinteerd, om
    niet te zeggen: gefixeerd, op het voormalige moederland. Dat geldt
    zowel in positieve zin: men reist erheen, gebruikt de Nederlandse
    taal en drijft er handel mee, maar ook negatief: de Surinaamse
    identiteit wordt verstevigd door zich af te zetten tegen het
    Nederlandse neo-imperialisme. Legerleider Bouterse bewaakte zijn
    zogenaamde revolutie door steeds weer te verklaren: Ik ben klaar
    met Nederland! Een traditie van ruim honderd jaar emigratie naar
    Nederland om er te studeren vormt daar onderdeel van. Als de
    massa-emigratie in de jaren zeventig op gang komt, is Nederland
    vrijwel de enige bestemming. Er is een kolonie van enkele duizenden
    Surinamers te vinden in New York, honderdduizenden trokken naar
    Holland. Toen de Amsterdamse sociaal-geograaf H. van Amersfoort in
    1968 de eerste overzichtsstudie van Surinamers in Nederland
    schreef, telde hij een aantal van tussen de 16.000 en 18.000
    migranten. Voor een groot deel waren dat studerenden en mensen uit
    de Surinaamse middenklasse die hier werkten als verpleegsters,
    onderwijzers en ambtenaren. Voor een klein deel waren dat
    arbeiders: afgemonsterde zeevarenden, geworven metaalarbeiders voor
    de Amsterdamse scheepvaartindustrie en ambachtslieden die op de
    bonnefooi kwamen. Zij wisten hun weg in de Nederlandse samenleving
    goed te vinden en Surinamers golden voor de Hollandse bevolking als
    een exotische groep. Een detail is voor het onderwerp van deze
    studie belangrijk, zo zal verderop blijken: van oudsher zijn de
    luchthaven Schiphol en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen voor
    Surinamers zeer geliefde werkgevers. In een rapport van het
    Landelijk Buro Racisme Bestrijding uit 1990, dat handelt over
    mogelijke discriminatie van Surinaamse werknemers bij promotie en
    ontslag wordt het belang van de nationale luchtvaartmaatschappij
    voor de werkgelegenheid van Surinaamse immigranten in Nederland
    onderstreept. Er was in de jaren zestig geen speciaal
    werkloosheidsvraagstuk, er werden geen bijzondere sociale problemen
    gesignaleerd behalve het (psychologische) aanpassingsprobleem en
    over Surinaamse criminaliteit werd nauwelijks gesproken. Van
    Amersfoort meende dat de emigratie kon worden opgevat als een vorm
    van de verstedelijking die zich in veel landen van de Derde Wereld
    in die jaren begon af te tekenen en dat was goed gezien. Paramaribo
    puilde niet uit zoals steden in Latijns Amerika, de massa-emigratie
    die in de jaren zeventig op gang kwam, richtte zich op de Randstad
    Holland. Alle sociale categorien die de Surinaamse samenleving rijk
    is, namen eraan deel. Vooral in de twee jaar voorafgaande aan de
    abrupte onafhankelijkheid zwelde de stroom aan met mensen die het
    zekere maatschappelijke bestaan van Nederland verkozen boven de
    onzekere politieke toekomst van Suriname en zolang zij
    staatsrechtelijk Nederlanders waren, kon dat ook nog. Onder de
    emigranten bevonden zich nu ook Hindoestaanse en Javaanse
    landbouwers, het stadsproletariaat en ook de hele en halve
    werklozen van alle etnische groepen. Bovenkerk (1983) liet zien dat
    alle groepen meededen aan de volksverhuizing, ook Chinezen,
    Bosnegers, Libanezen en de afstammelingen van Nederlandse
    kolonisten uit de vorige eeuw, de zogenaamde boeroes. Emigratie als
    massaverschijnsel vormde een afspiegeling van de gehele Surinaamse
    bevolking.

    lees meer

    Bijlage VIII – II.1. Inleiding

    II. DE SURINAAMSE CONNECTIE

    II.1. Inleiding: Een echt Zuidamerikaans land

    De achterhoek in de tropen werd Suriname in het begin van de
    jaren zeventig nog genoemd als titel van een befaamd omslagverhaal
    van John Jansen van Galen in de Haagse Post. De samenleving
    was klein en betrekkelijk overzichtelijk met ruim 300.000 inwoners
    even volkrijk als de stad Utrecht. De parlementaire democratie
    functioneerde in post-koloniaal verband en op basis van het
    Nederlandse politieke verzuilingsmodel, maar dan met etnische
    groepen in plaats van levensbeschouwelijke zuilen. Het levenstempo
    was bepaald rustig en binnen het Carabische gebied was Suriname een
    van de meest welvarende landen. Veel criminaliteit was er niet en
    de staalkaart van gepleegde delicten die B. Pronk in de enige
    wetenschappelijke studie over de criminaliteit schreef in 1962 is
    vooral interessant omdat het multi-culturele aspect van de
    Surinaamse samenleving er zo goed in tot uiting komt. Etnische
    groepen met tot op zekere hoogte eigen normstelsels leefden bijeen
    onder n statelijk recht dat in hoofdzaak Nederlands recht was en
    zij moesten daarmee wel in conflict komen. Chinezen en ook wel
    Javanen werden bestraft vanwege hun overgave aan het hazardspel,
    kleine ambtenaren werden op hun vingers getikt wegens verduistering
    als zij hun overheidsfunctie gebruiken om hun loon wat hoger te
    maken, Hindoestanen zagen zich beboet wegens vrouwenmishandeling en
    Creolen pleegden oplichting in kwesties waar bovennatuurlijke
    krachten aan te pas komen. Er waren in de jaren rond en vlak na de
    oorlog nog wel problemen met het gebruik van roesmiddelen, maar die
    werden gezien als een overblijfsel van de alleszins in te voelen
    behoefte om de tragedie van het dagelijkse bestaan als slaaf of
    koelie te vergeten. Er waren Creolen die alcohol gebruikten en
    sommigen ook hash, Hindoestanen dronken alcohol en gebruikten de
    cannabisvariant ganja, er was een uitstervende groep
    Chinezen verslaafd aan opium. Pronk (1962, 126) constateerde echter
    welgemoed dat de jongere generatie over het algemeen niets met
    opium te maken wenst te hebben. De strafrechtspleging was op
    Nederlandse leest geschoeid. De grote hervormingen in het
    penitentiaire beleid die Nederland in de jaren vijftig en zestig
    tot uitzonderlijk mild hadden gemaakt en waar een record werd
    gehaald met het lage aantal gedetineerden per 100.000 inwoners van
    de bevolking, werden aan Suriname medegedeeld. In Nederland
    afgestudeerde Surinaamse psychologen richtten na terugkeer het
    strafstelsel in op basis van een optimistisch mensbeeld. Niemand,
    maar dan ook niemand zou aan het begin van de jaren zeventig hebben
    kunnen voorspellen dat de criminaliteit in Suriname binnen tien of
    vijftien jaar zou verveelvoudigen en nog minder dat het land een
    belangrijk knooppunt zou worden in de internationale drugshandel.
    Wie zou hebben verwacht dat (1) een zo grote emigratie het land zou
    teisteren dat het land tussen een derde en de helft van zijn gehele
    bevolking zou kwijt raken? Een naoorlogs emigratierecord dat
    slechts door de Kaapverdische eilanden is gevenaard. Wie kon
    voorzien dat (2) op 25 november 1975 bepaald plotseling de
    onafhankelijkheid zou worden uitgeroepen? Een belangrijker politiek
    keerpunt nog zou de militaire coup worden van 25 februari 1980.
    Eerst daarna, zo schreef publicist Herman Vuysje, werd het een echt
    Zuidamerikaans land. Voorts: van cocane had nog nauwelijks iemand
    gehoord. Wie kon bevroeden dat (3) de achterhoek Suriname in
    transportgeografisch opzicht zo’n belangrijke schakel zou worden
    tussen de productielanden Peru, Bolivia, Colombia en de
    consumptielanden in Noord-Amerika en Europa.

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie hoofdstuk X

    Bibliografie hoofdstuk X:

    Nederland als operatiegebied van Joegoslavische
    bendes
    Bax, M., Medjugorje:
    Religion, Politics, and Violence in Rural Bosnia, VU
    University Press, Amsterdam, 1995. Brass, P. en Van Schelven, W.,
    Assimilatie van vooroorlogse migranten; Drie generaties Polen,
    Slovenen, Italianen in Heerlen
    , Staatsuitgeverij,
    ‘s-Gravenhage, 1980.

    Detrez, R., De Balkan; Van burenruzie tot burgeroorlog,
    Hadewijch, Antwerpen-Baarn, 1992. Djilas, M., De onvolmaakte
    maatschappij
    , Becht’s Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 1969.
    Karelse, J., Handgranaten; Explosieve ontwikkelingen in Nederland,
    in Modus, jaargang 3, 1995, p. 27-29. Lindo, F. en Pennings,
    T., Zuideuropeanen in Nederland (Portugezen, Spanjaarden,
    Italianen, Grieken en Joegoslaven)
    , Ministerie van Welzijn,
    Volksgezondheid en Cultuur, Rijswijk, 1988. Muus, Ph.,
    Migration, Immigration and Policy in the Netherlands (1993),
    University of Amsterdam, Department of Human Geography, Amsterdam,
    1994.
    Peters, B., Die Absahner; Organisierte Kriminalitt in der
    Bundesrepublik
    , Rowohlt, Reinbek bei Hamburg, 1994.
    Port, M. van de, Het einde van de wereld; Beschaving,
    redeloosheid en zigeunercafs in Servi
    , Babylon-De Geus,
    Amsterdam, 1994.
    Roth, J. en Frey, M., Die Verbrecher Holding; Das vereinte
    Europa im Griff der Mafia
    , Piper, Mnchen, 1992. Weithmann,
    M.W., Brandhaard Balkan; Achtergronden van het Joegoslavische
    conflict
    , Uitgeverij J.J. Groen, Leiden, 1993.


    vorige        
    inhoudsopgave en zoeken

    Bijlage VIII – Bibliografie hoofdstuk IX

    Bibliografie hoofdstuk IX:

    De uitlopers van de Russische mafia in Nederland

    Amerongen, A. van, Boris en de mafia, in De Groene
    Amsterdammer
    , 3 mei 1995, p. 6-7.

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie hoofdstuk VIII

    Bibliografie hoofdstuk VIII:

    De Nigeriaanse en Ghanese criminele netwerken: hun

    vertakkingen in Nederland

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie Hoofdstuk VII

    Bibliografie Hoofdstuk VII:

    De rol van de Colombiaanse kartels in Nederland

    Bouley Jr., E. E. en Vaughn, M. S., Violent Crime and
    Modernization in Colombia, in Crime, Law and Social Change,
    jaargang 23, 1995, p. 17-40.

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie hoofdstuk VI

    Bibliografie hoofdstuk VI:

    De Italiaanse mafia: haar aanwezigheid op Nederlandse
    bodem

    Alexander, S., The Pizza Connection; Lawyers, Money, Drugs
    and Mafia
    , Weidenfeld, New York, 1988.

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie Hoofdstuk V

    Bibliografie Hoofdstuk V:

    De Chinese georganiseerde criminaliteit in Nederland

    Amsterdams Centrum Buitenlanders/Stichting Landelijke Federatie
    van Chinese Organisaties in Nederland,
    Karakters in het laagland; De positie van Chinezen in Nederland:
    situatieschets, knelpunten en aanbevelingen
    , Amsterdam,
    1994.

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie Hoofdstuk IV

    Bibliografie Hoofdstuk IV:

    Marokkaanse criminele groepen in Nederland

    Bel Ghazi, H., Over twee culturen; Uitbuiting en
    opportunisme
    , Futile, Rotterdam, 1982.

    lees meer

    Bijlage VIII – I.5. De verdere opbouw van deze studie

    I.5. De verdere opbouw van deze studie

    Zoals gesteld willen we waar mogelijk proberen om de
    georganiseerde misdaad in Nederland te plaatsen binnen de
    economische en politieke context van het land waar de allochtonen
    of de buitenlandse criminele organisaties vandaan komen en in het
    geval van de drie grote immigrantengroepen: Surinamers, Turken en
    Marokkanen, besteden we naar verhouding veel aandacht aan hun
    migratie- en vestigingspatroon alsmede aan hun korte sociale
    geschiedenis hier te lande. Overigens zullen deze en alle andere
    buitenlandse en allochtone criminele groepen een voor een volgens
    eenzelfde schema worden besproken. Na een bespreking van de
    georganiseerde misdaad in het land van herkomst en de wijze waarop
    daaraan organisatorisch gestalte wordt gegeven, onderzoeken we de
    vraag in hoeverre en zo ja: waar deze organisaties zich reeds
    elders in de wereld, en met name in de omringende landen, hebben
    genesteld. Na een korte schets van de bronnen waarop de
    beschrijving van hun organisatie en hun optreden berust, wordt
    vervolgens ingegaan op de context waarbinnen hun georganiseerde
    criminaliteit zich in ons land manifesteert. Hierbij wordt in de
    mate van het mogelijke vooral aandacht geschonken aan twee dingen.
    Ten eerste aan de manier waarop zij in hun land(en) van herkomst
    georganiseerde criminaliteit bedrijven, en ten tweede aan de plaats
    die de gemeenschap waartoe zij behoren, in het algemeen, heeft in
    de Nederlandse samenleving. Vervolgens worden aan de hand van ons
    eigen onderzoek de kenmerken van de onderscheiden groepen, de
    illegale bedrijvigheid waaraan zij zich schuldig maken, hun modus
    operandi en de besteding van de revenuen besproken. De analyse van
    elke groep wordt afgerond met een beknopte samenvatting van de
    bevindingen in het licht van de vraag van de Enqutecommissie naar
    de aard en de omvang van de georganiseerde criminaliteit in ons
    land. Deze samenvattingen vormen de bouwstenen voor een algemeen
    antwoord op deze vraag in het slothoofdstuk. Een
    algemene bibliografie en een serie aparte bibliografien per
    allochtone en buitenlandse groep completeren deze studie.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>