IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.4. Voorwaarden
en vergunningenJanuary 1, 1999
6.4. Voorwaarden en vergunningen
Gokkasten moeten aan een aantal voorwaarden voldoen volgens het
Speelautomatenbesluit dat voornamelijk ter bescherming van de klant
is opgesteld. Zo moet het uitkeringspercentage gemiddeld minimaal
60 procent bedragen en mag het gemiddelde uurverlies niet hoger dan
vijftig gulden zijn. Ook zijn de automaten zo afgesteld dat er een
beperkte tijd onafgeboken op gespeeld kan worden. Het Nederlands
MeetInstituut (NMI) keurt alle modellen speelautomaten en voorziet
ze van een merkteken. Wanneer een bepaald (buitenlands) model door
het NMI is goedgekeurd, mag het in produktie worden genomen. De
kasten die daaruit voortkomen, worden niet meer systematisch
gekeurd, maar krijgen ongezien het verplichte merkteken. Het is
alom bekend dat dit teken gemakkelijk te vervalsen is. Sinds 1993
wordt op alle nieuwe automaten een nieuw merkteken aangebracht dat
fraudebestendiger moet zijn.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.3. De
speelautomatenmarkt algemeenJanuary 1, 1999
6.3. De speelautomatenmarkt algemeen
Onder het begrip speelautomaten vallen enerzijds
behendigheidsautomaten en anderzijds
kansspelautomaten: de zogenaamde fruitautomaten. Tot de
behendigheidsautomaten rekent men alle automaten waarbij de speler
de uitslag zelf benvloedt. Het gaat hierbij om flipperkasten en
videospellen; ze keren geen geld uit. De kansspelautomaten doen dat
wel. De uitslag van het spel kan door de klant niet worden
benvloed; daarom spreken we van gokkasten. De kansspelautomaten die
in de Holland Casino’s staan opgesteld worden in dit stuk niet
besproken, omdat zij onder een andere wetgeving vallen. Naast de
behendigheids- en kansspelautomaten biedt de speelautomatenbranche
nog andere amusementsapparatuur, zoals jukeboxen en
hobbelbeesten.
In 86 procent van alle cafs staan n of meer gokkasten opgesteld
(Lenting, 1990). Hier stonden in 1991 23.000 gokkasten; bijna
eenderde van het totale aantal 73.000 automaten – dat er toen in
heel Nederland stond (Horeca Nederland, 1992). Dit aantal bestond
toen uit 20.300 behendigheidsautomaten en 52.700 kansspelkasten. In
maar liefst 97 % van alle snackbars staan gokkasten (Lenting,
1991). Het totale aantal kansspelautomaten neemt de laatste jaren
af: in 1993 waren er 48.700; 4.000 minder dan in 1991 (Mutsaers en
Van Loef, 1993). Deze afname komt voor rekening van de losse
lokaties: de cafs en de snackbars. Twintig procent van alle
fruitautomaten staat in de laagdrempelige horeca en 55 procent
staat in cafs en restaurants (hoogdrempelige horeca). Het aantal
gokkasten dat in speelhallen staat, neemt juist toe.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.2. Het
beleidJanuary 1, 1999
6.2. Het beleid
In de jaren dertig kwamen in Nederland de eerste speelautomaten
op de markt en omstreeks 1950 stonden ze door het hele land
verspreid. Het spelen op de automaten was illegaal, maar werd op
grote schaal gedoogd. In 1964 trad de Wet op de Kansspelen in
werking die alle speelautomaten in principe verbood, op enkele
behendigheidsautomaten na. Uitkering van prijzen of premies was
niet toegestaan. Het was echter alom bekend dat de spelers onder de
tapkast geld kregen uitgekeerd. In de jaren zeventig kwamen er
steeds meer kansspelautomaten op de markt en opende bovendien een
groot aantal speelhallen hun deuren, waar vooral fruitautomaten
werden gexploiteerd.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.1.
InleidingJanuary 1, 1999
6. DE GOKAUTOMATEN-BRANCHE
6.1. Inleiding
- Wie kent hem niet:
- de fleurige, opvallende en graag geziene stamgast in bijna
elk caf in Nederland: de fruitautomaat, voor een paar kwartjes even
plezier beleven en een gokje wagen. Maar wie verder kijkt ziet
meer. Dit is de begintekst van de frisse folder van de
branche-organisatie van de speelautomatenhandelaren,
de VAN. Met meer bedoelt de organisatie de sprekende aap, de
jukebox, de flipperkast en het videospel. Maar wie echt verder
kijkt, ziet inderdaad meer in de speelautomaat; een
uitstekende manier om zwart geld wit te wassen, bijvoorbeeld, of
juist om zwart geld te creeren. De branche is actief, veelzijdig en
verantwoordelijk meent de branchevereniging. De eerste twee
aspecten lijden geen twijfel, maar over het derde punt bestaan bij
politie en justitie wellicht twijfels. In allerlei berichten uit de
media wordt de speelautomatenbranche in verband gebracht met zware,
georganiseerde criminaliteit: misdaadondernemers zouden op grote
schaal bezig zijn met het verwerven van belangen in
horecagelegenheden om zodoende automaten te kunnen plaatsen voor
het witwassen van criminele gelden. De publieke opinie over gokken
is altijd negatief geweest: er bestaat een sterke morele afkeuring
voor deze schijnbaar zinloze en verspillende tijdsbesteding.
Bovendien verbindt het publiek gokken en criminaliteit aan elkaar,
zo blijkt uit onderzoek (VAN, 1992). Dit kan iets te maken hebben
met de geschiedenis van het gokwezen in de VS: de
strafbaarheidsstelling van het gokken speelde een grote rol in de
opkomst van de Amerikaanse mafia. Het beeld dat in Nederland
bestaat van de georganiseerde misdaad is sterk gebaseerd op
mafia-literatuur uit de VS. Is dit beeld waarheid of slechts
fictie? De branche-organisatie doet er alles aan om het imago te
verbeteren.
In dit gedeelte schetsen we de markt van de
automatenexploitanten. We bekijken hier dus – tot onze spijt – niet
het gehele spectrum van het gokwezen, maar beperken ons tot de
bedrijfstak van de speelautomaten. We beginnen met een kort
overzicht van het Nederlandse beleid ten aanzien van speelautomaten
en vervolgen met een economisch overzicht van de branche. Ook
kijken we naar de voorwaarden die verbonden zijn aan plaatsing en
exploitatie van gokkasten. Vervolgens zetten we de potentile
criminele ingangen in de speelautomatenwereld op een rijtje en
bekijken wat er hierover in de literatuur bekend is. Voor dit
onderzoek hebben we een aantal gesprekken gevoerd met betrokkenen
uit de branche, zoals een speelautomatenexploitant,
vertegenwoordigers van de branche-organisatie de VAN (Vereninging
Automatenhandel Nederland) en enkele horecakenners. Verder zijn
weer politiebronnen geraadpleegd, zoals van het Amsterdamse Horeca
Interventie Team.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 5. DE
SCHADEJanuary 1, 1999
5. DE SCHADE
Alvorens te kijken naar de schade die de georganiseerde
criminaliteit veroorzaakt in de horeca-branche, staan we stil bij
de voordelen die de misdaadwereld de horeca-ondernemers biedt. De
kwetsbaarheid van de horecabranche hangt namelijk sterk samen met
de aantrekkelijkheden van sommige diensten van de misdaadwereld.
Zoals we in hoofdstuk 2 hebben gesteld, heeft de horecabranche te
maken met bepaalde omgevingskenmerken die de bedrijfsvoering
benvloeden: zo wordt er door het uitgaanspubliek meer geweld
gebruikt, bestaat er bij de bezoekers een niet aflatende vraag naar
drugs en goedkope goederen en is de concurrentie tussen ondernemers
sterk. Deze externe invloeden vragen vanzelfsprekend om maatregelen
vanuit de horecabranche. En sommige produkten die de georganiseerde
misdaad biedt, lijken een oplossing te kunnen bieden. De toenemende
onveiligheid in het uitgaanscircuit jongeren dragen vaker wapens
bij zich dan vroeger is een gat in de markt voor aanbieders van
bescherming. De politie kan de horeca-ondernemers hierin
onvoldoende dienen en legale bewakingsdiensten zijn voor veel
bedrijven onbetaalbaar. Deurmannen met contacten in de
georganiseerde misdaad hoeven hun diensten steeds minder vaak af te
dwingen: uit onderzoek (Bovenkerk en Derksen, 1994) blijkt dat de
horeca-ondernemers en de personen die zich aandienen als
beschermers steeds vaker in samenspanning werken. Ook malafide
geldverstrekkers bieden een produkt waarnaar in de horecabranche
een grote vraag bestaat: kapitaal. Het aantal starters neemt nog
steeds toe, terwijl de reguliere geldmarkt niet scheutig is
richting de branche. Bovendien moeten horeca-ondernemers bij de
tijd blijven om hun publiek te boeien; daar zijn investeringen voor
nodig en, alweer, kapitaal. Hier springen geldverstrekkers met
bijbedoelingen gretig op in. De publieke toegankelijkheid maakt het
horecabazen moeilijk om bepaalde bezoekers te weren en zo
frequenteren ook ondernemers uit misdaadwereld de horecabedrijven.
Hierbij moet niet worden vergeten dat het vaak om vermogende
klanten gaat, die sommige cafbazen juist graag in huis hebben: men
heeft immers wat te besteden en wellicht hangt er voor de eigenaar
ook een voordeeltje aan vast.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.8.
Pachtconstructies die verworden tot wurgconstructiesJanuary 1, 1999
4.8. Pachtconstructies die verworden tot
wurgconstructies
In sommige gevallen is er geen sprake van concensus tussen de
malafide kapitaalverlener en de uitbater van een horecabedrijf,
zoals dat (meestal) wel het geval is bij de katvangers. Er zit dan
een extra schakel in de construktie; de pachter. Deze kan het
slachtoffer worden van een malafide ondernemer. De laatste treedt
op als geldschieter voor de aankoop van een horecabedrijf, maar
laat het caf – in wederzijds overleg – op naam zetten van een
katvanger. Deze zoekt een pachter voor de onderneming: een
onschuldige derde denkt op winstgevende wijze het horeca-bedrijf te
runnen, maar wordt in een financile houdgreep genomen, vanwege een
exorbitant hoge pachtsom: het zogenaamde wurgcontract. De pachter
kan dan gedwongen worden tot het plaatsen van gokkasten, waarmee de
hoge pachtsom deels kan worden voldaan. Vanwege de financile
afhankelijkheid heeft de pachter niets meer te vertellen in zijn
zaak en deze kan worden gebruikt voor beoogde criminele doeleinden.
De pachter kan tevens gedwongen worden drugshandel in zijn zaak toe
te laten. Deze constructie staat in het Hoffman-rapport te lezen.
Vooral allochtone ondernemers lijken hiervoor een gemakkelijke
prooi, schrijft het onderzoeksbureau verder.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.7.
HelingJanuary 1, 1999
4.7. Heling
Het openbare en anonieme karakter van de horeca biedt alle
mogelijkheid voor de heling van gestolen goederen. Een samenspel
van factoren bepaalt of een caf al dan niet een potentile
heel-lokatie is. Hierin spelen de eigenaar, het publiek, de
omgeving, de sfeer en het personeel een bepalende rol. Homburg cum
suis (1990) stellen dat een bonafide zaak binnen twee weken rijp
kan zijn gemaakt voor heling. Dit gebeurt bij voorbeeld wanneer de
eigenaar, als gevolg van dalende resultaten, steeds meer louche
types tot zijn zaak toelaat en minder frisse zaken tolereert.
Binnen korte tijd verandert een caf dan van karakter; het gewone
publiek laat het steeds meer afweten en het aandeel van malafide
bezoekers wordt groter. De omzet van de eigenaar daalt hierdoor,
waarna de overstap naar het algeheel gedogen of zelfs meewerking
aan helingspraktijken klein is. Kroegen in
stadsvernieuwingsgebieden zijn gevoelig voor dergelijke invloeden,
omdat zij in korte tijd een groot deel van het vertrouwde publiek
kwijtraken en daarmee een zekere sociaal controlerende functie. De
sfeer van een horecagelegenheid bepaalt of en welke goederen er
geheeld worden; een fietsenjunk loopt langs terrassen waar veel
studenten zitten, terwijl de handelaar met een gestolen Mercedes
eerder bij de portier van een luxe nachtclub zal aankloppen. Het
aloude buurtcaf is de klassieke heellokatie, omdat heling meestal
via het ons-kent-ons-circuit loopt. Ook de omgeving van het caf
speelt een rol: in etablissementen rond markten wordt het meest
geheeld (Homburg c.s., 1990). De horecagelegenheid kan zowel dienen
als direct verkooppunt aan de klant (soms de eigenaar of het
personeel zelf), maar ook als doorverkoop-punt. Sommige cafs dienen
als opslag- en verzamellokatie van gestolen goederen. In andere
gevallen vormt het caf een belangrijke schakel in het proces van
diefstal, bewerking en uitzetting van goederen, en houdt men er
zich bij voorbeeld actief bezig met het vervalsen van gestolen
cheques. Homburg cum suis (1990) komen tot een ruwe schatting; in
de Amsterdamse horeca ging in 1987 circa 2,5 miljoen gulden om aan
heling; een kwart van de totale helingsomzet in de hoofdstad (in
het jaar 1988). Volgens een horeca-exploitant wordt praktisch
iedere ondernemer uit de branche regelmatig benaderd door helers om
illegale sigaretten, koffie en drank te kopen, tegen zeer
aantrekkelijke prijzen. Horeca-ondernemers kunnen hiermee hun
winstmarge flink vergroten: de produkten zijn niet alleen goedkoper
in aanschaf, maar blijven ook buiten de belasting. Ook Homburg cum
suis (1990) maken melding van deze vorm van heling. De inkoop van
zwarte produkten door de caf-eigenaar gebeurt echter meestal op
bestelling en vindt daardoor niet per definitie in de
horecagelegenheid plaats.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.6. Afzet van
harddrugsJanuary 1, 1999
4.6. Afzet van harddrugs
Volgens een schatting van het NIAD, Nederlands Instituut voor
Alcohol en Drugs, werden er in veertig procent van de
soft-drugscoffeeshops ook hard-drugs verkocht (Kuipers, 1991). Het
Amsterdams Horeca Interventie Team kon in de hoofdstad echter geen
verband ontdekken, zodat we met deze bewering voorzichtig moeten
zijn. Juist dit deel van het Nederlandse drugsbeleid – de scheiding
tussen de markten van soft en harddrugs – lijkt immers redelijk
gelukt. Volgens een genterviewde van Horeca Nederland worden in
Overijssel, Gelderland en Drente horeca-zaken opgekocht – vooral
discotheken – om een afzetmarkt voor (hard)drugs te creren.
Portiersorganisaties zouden vervolgens zorgen dat de dealers binnen
komen. Ook het recherchebureau Hoffman maakt melding van deze
werkwijze. Uit het rapport blijkt dat er grote bedragen zijn
betaald voor een geopende discotheek: tot 20.000 gulden.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.5. Horeca als
ontmoetingsplaatsJanuary 1, 1999
4.5. Horeca als ontmoetingsplaats
Caf’s en andere uitgaansgelegenheden kunnen dienen als
ontmoetingsplaats voor illegale zaken; hier kunnen deals worden
gesloten, gestolen goederen en illegale produkten worden
verhandeld. Volgens een genterviewde uit de Rotterdamse
horecabranche is de horeca de natuurlijke omgeving voor een
groot aantal bekenden van de politie; de lokatie waar ze zich
dag en nacht ophouden. Het caf kan worden gebruikt als de
winkel van dieven en drugshandelaren; de klanten en
tussenhandelaren weten waar ze moeten zijn. De horeca-onderneming
dient dan slechts als decor voor het werkelijke bedrijf.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 2.1.
InleidingJanuary 1, 1999
2. OMGEVINGSKENMERKEN VAN DE BRANCHE HORECA
2.1. Inleiding
Welke redenen zijn er om te veronderstellen dat de branche
horeca interessant is voor de georganiseerde criminaliteit? De
horecasector heeft te maken met bepaalde omgevingskenmerken die van
invloed zijn op de criminaliteit waarmee de branche wordt
geconfronteerd. Zo is het geweldsgebruik onder jongeren toegenomen;
de horeca wordt steeds vaker slachtoffer van overvallen en andere
vormen van beroving en geweldspleging. Omdat het wapenbezit
eveneens toeneemt, wordt het geweldsgebruik ernstiger. Verder
bestaat er onder de klanten van de horeca vraag naar drugs, gokken
en goedkope – gestolen goederen. Bij de horeca zelf bestaat een
grote vraag naar kapitaal; om een bedrijf te starten of uit te
breiden. In dit hoofdstuk schetsen we deze externe invloeden.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.4.
WitwassenJanuary 1, 1999
4.4. Witwassen
Het opkopen van horecagelegenheden door organisaties kan worden
gedaan om via het caf zwart geld wit te wassen. Uit de
geraadpleegde politiegegevens blijkt dat dit gebeurt, al is er over
de omvang van dit verschijnsel niets bekend. Ook kan er zwart geld
worden gegenereerd met de exploitatie van een horecagelegenheid,
waarmee illegale aankopen (van onder andere drugs) kunnen worden
gefinancierd. Volgens een FIOD-opsporingsambtenaar gaan het
witwassen van vermogens en het creren van zwart geld vaak samen,
hoewel er volgens deze vele malen meer zwart geld wordt
gegenereerd, dan er wordt wit gewassen. Een groot deel van de
zwarte winsten verdwijnt naar het buitenland, wordt direct
geconsumeerd of dient ter dekking van criminele verliezen, zo meent
deze opsporingsambtenaar. Witwassen van illegaal verkregen
vermogens kan gebeuren via een fictieve verhoging van de omzet.
Hiervoor is de horecabranche geschikt omdat de precieze omzet nooit
helemaal te controleren valt; het aantal verkochte pilsjes en
gehaktballen is op papier gemakkelijk op te voeren. De wit
ingekochte drank wordt voor eigen gebruik gehouden of weer
doorverkocht. Volgens een enqute onder horeca-ondernemers (Lenting
en Partners, 1990) maakt slecht tien procent van hen gebruik van
een specifiek voorraad-controle-systeem. In de helft van alle cafs
staat niet eens een kassa; veel cafbazen schrijven de rekening dus
nog steeds op de achterkant van een bierviltje en beheren de
voorraad uit het hoofd. De ondernemers kunnen een hogere omzet aan
de fiscus doorgeven, dan er werkelijk in het bedrijf omgaat. Ook
speelautomaten in de zaak lenen zich hier goed voor. Vergelijk het
hoofdstuk speelautomatenbranche. Deze wijze van witwassen is echter
kostbaar: volgens onze gesprekspartner van de FIOD gaat een groot
deel van het vermogen – soms tot driekwart van de totale som – naar
de fiscus in de vorm van omzet-, vennootschaps-, dividentsen
inkomstenbelasting. Een minder kostbare witwasmethode kan
geschieden via de aankoop, exploitatie en latere verkoop van een
horecagelegenheid. Uit bronnen van horecakenners vernemen we dat
bij aankoop van een pand niet zelden een deel van de koopsom of –
bij verhuur – een deel van de stichtingkosten onder de tafel gaat.
Vervolgens kan er voor een deel zwart geld worden aangewend om de
kwaliteit van de zaak op te vijzelen: er wordt fors genvesteerd in
verbouwingen, personeel, inkopen van voedsel en drank en
muziekvoorziening. Het is bij de belastingdienst bekend dat er
dergelijke zwarte circuits bestaan. Door de zwarte betalingen
kunnen de prijzen voor de horecabezoekers relatief laag blijven.
Binnen korte tijd kan een horecagelegenheid op deze wijze tot bloei
worden gebracht en levert de ondernemer veel – legaal – geld op. De
ondernemer kan de goedlopende zaak in bedrijf houden of weer van de
hand doen, voor een aanzienlijk hoger (wit) bedrag dan de
gelegenheid bij aankoop – op papier – heeft gekost.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.3. Gedwongen
overnamesJanuary 1, 1999
4.3. Gedwongen overnames
Met een grote koffer vol contanten stappen ze de
horecagelegenheid binnen; de helft van het geld gaat onder de tafel
door. Voor veel ondernemers zijn de royale sommen waarmee
misdaadorganisaties horecagelegenheden opkopen te aantrekkelijk om
te laten schieten, vooral als het niet zo goed gaat met de zaak.
Het is eenvoudig om noodlijdende horecagelegenheden op te sporen;
de jaarrekeningen liggen voor iedereen ter inzage bij de Kamer van
Koophandel. Toch zeggen de meeste genterviewden uit de
horecabranche dat de tam-tam meestal het werk doet; er wordt veel
met en over elkaar gepraat en wanneer een caf-eigenaar financieel
in de knel zit, is dit in brede kring bekend. Verder worden de
speelautomatenexploitanten en portiers regelmatig genoemd als goed
genformeerde horecawatchers; zij weten doorgaans als eerste dat een
caf op ploffen staat. Soms wordt er gedreigd om een koopaanbod
kracht bij te zetten, zo vernemen we van een horeca-ondernemer die
dit aan den lijve heeft ondervonden. Soms vloeit een verkoop voort
uit eerdere geweldspleging en dreiging: nadat het bezoekersaantal
van het caf sterk is afgenomen, raakt het bedrijf dusdanig in het
slop dat de eigenaar weinig andere keus heeft dan zijn zaak te
verkopen. Volgens een genterviewde is het een bekende truc om eerst
te zorgen dat een zaak op last van de gemeente gesloten moet
worden, om de gelegenheid vervolgens voor weinig geld op te kopen.
Er zijn aanwijzingen dat de georganiseerde misdaad op grote schaal
bezig is met het opkopen van horeca-gelegenheden. Volgens het
rapport van onderzoeksbureau Hoffman, zou het landelijk gaan om
vierhonderd horecagelegenheden die min of meer gedwongen
overgenomen zijn door een relatief klein aantal BV’s.
Horeca-ondernemers klagen dat ze als gewone ondernemer geen kans
meer maken om bepaalde zaken (vooral cafs) te kopen, omdat er door
malafide ondernemers altijd meer geld geboden wordt; soms het
dubbele van de werkelijke waarde. Vooral in de steden Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag worden veel zaken opgekocht, maar uit
politiegegevens blijkt dat het ook elders vaker voorkomt. Volgens
een bestuurder van Horeca Nederland heeft n ondernemer in de stad
Rotterdam tussen de zestig en zeventig zaken in zijn bezit, hoewel
zijn naam niet bij de Kamer van Koophandel voorkomt. Landelijk zou
deze magnaat zo’n 125 zaken in handen hebben. Hij zit tevens in de
automatenhandel. In Amsterdam controleert n man achter de schermen
zo’n 250 horeca-panden, zo blijkt uit het rapport Hoffman; ook hier
is de ondernemer betrokken bij de speelautomatenhandel. In Utrecht
werd in 1994 een dergelijk imperium in opbouw opgerold met de
arrestatie van een drugshandelaar. De man had plannen op papier
gezet voor de opkoop van dertig horecabedrijven; ten minste zes
waren er inmiddels in zijn bezit. Hij werkte steevast met
stromannen. Volgens het rapport van het recherchebureau Hoffman
werden er in n maand tijd in de drie grote steden ten minste 25
horecabedrijven opgekocht. Het ging voornamelijk om kleine
horecabedrijven zoals snackbars en cafs. De koopsommen lagen ver
boven de marktwaarde van de horeca-gelegenheden.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.2.
ProtectieJanuary 1, 1999
4.2. Protectie
Zet geen kleerkast voor de deur. Dat lokt agressie uit.
Dit staat te lezen in een brochure over criminaliteitspreventie van
de branche-organisatie Koninklijke Horeca Nederland. Sommige
horeca-ondernemers weten wel beter; in de praktijk heeft een aantal
cafbazen er weinig tot niets over te zeggen en stt die kleerkast
gewoon voor de deur. Onder protectie verstaan we het met
geweld opdringen van betaalde bescherming; men past geweld toe of
dreigt daarmee en dwingt een horeca-ondernemer op deze manier tot
het afkopen van dit geweld. Dit delict noemen we afpersing.
Wanneer dit op systematische wijze gebeurt, spreken we in de
criminologie van een zogeheten protection racket. Volgens
een bestuurslid van Horeca Nederland vinden we vooral onder jonge
ondernemers met kleine cafs in de grote steden slachtoffers van
opgedrongen bescherming. Deze ondernemers zijn zelden aangesloten
bij de branche-vereniging. Er is in de horecabranche een concrete
vraag naar ordehandhaving. Want, niet alleen het aantal
horecagelegenheden groeit, ook het wapenbezit en het gebruik van
drugs, drank en geweld nemen toe. Deze combinatie leidt tot een
beheersprobleem. Horecagelegenheden zijn publiek toegankelijk en
hun economisch succes is sterk afhankelijk van een goede reputatie.
Tot op zekere hoogte kun je zeggen dat dit protectie uitlokt.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.1.
InleidingJanuary 1, 1999
4. CRIMINALITEIT IN DE HORECA
4.1. Inleiding: kwetsbaarheid in de branche
Uit het voorgaande blijkt dat de horeca over het algemeen een
goed lopende, bloeiende sector is waar veel geld in omgaat. Mede
vanwege de lage toetredingseisen komen er nog steeds veel cafs,
restaurants en snackbars bij en hun gezamelijke omzet stijgt. Het
is een financieel interessante branche waarin veel verdiend wordt.
Recapituleren we nu het voorgaande, dan zijn er ook omstandigheden
die de branche kwetsbaar maken. De gemakkelijke
toetredingsvoorwaarden trekken veel onervaren en laag opgeleide
ondernemers aan die niet altijd opgewassen zijn tegen de realiteit
van het horecabedrijf. Vooral voor de kleinere bedrijven in de
grote steden wordt de spoeling steeds dunner en is de concurrentie
zwaar. Ruim een kwart van de cafetariahouders heeft directe
concurrentie van vijf of meer andere snackbaruitbaters, nog eens 60
procent ondervindt broodstrijd van n tot vijf collega-ondernemers
(Lenting en partners, 1991). De modegevoeligheid van het
uitgaanspubliek vergt ondernemersinzicht n kapitaal voor nieuwe
investeringen. Door een stijging van de kosten balanceert een
aantal kleine horecabedrijven op de grens van het faillissement. De
toenemende plaatsingsbeperking van speelautomaten, kan voor velen
de zaak naar de verkeerde kant doen overhellen. Minder vermogende
horeca-uitbaters vinden hun financiering zelden bij de reguliere
geldinstellingen en zijn aangewezen op leningen van brouwerijen en
– in toenemende mate van speelautomatenexploitanten. Zo worden
velen van hen afhankelijk van geldschieters die hun financile
belangen in deze sector hebben geconcentreerd. Vooral de zwakke
broeders onder de horeca-exploitanten hebben hierin weinig keus.
Horecagelegenheden zijn publiek toegankelijke ontmoetingspunten,
waar mensen van divers pluimage samenkomen; zowel voor legale als
voor minder legale zaken. De horeca biedt mensen de gelegenheid om
in betrekkelijke anonimiteit bijeen te komen en die mogelijkheid
wordt ook aangegrepen door kopers, helers en handelaars. Inspelend
op de niet aflatende vraag naar drugs en goedkope goederen, vinden
zij in de horeca een levendige afzet- en handelsmarkt. De doorgaans
harmonieuze samenkomst van vraag en aanbod kent ook
negatieve bijprodukten. Het drank- en drugsgebruik onder
horecabezoekers kan, in combinatie met het toenemende wapenbezit,
leiden tot uitwassen en ordeverstoringen. Ook de onderlinge
concurrentiestrijd tussen de handelaren wordt in de horeca
uitgevochten. In een maatschappij waarin het wapen- en
geweldsgebruik toeneemt, onstaan er al snel
beheersingsproblemen.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.9.
ModegevoeligheidJanuary 1, 1999
3.9. Modegevoeligheid
De horeca is een branche die sterk aan mode onderhevig is. De
smaak van het – veelal jonge – publiek wisselt snel en rigoreus.
Het lijkt soms alsof de windrichting bepaalt welke zaken de
places to be zijn en welke niet. In de jaren zestig
verschenen de meeste bars en discotheken. Tien jaar later kwamen
vooral de politieke en culturele (film-)cafs op en zij maakten in
de jaren tachtig plaats voor de trendy Grand Cafs. Voor het jonge
modegevoelige publiek verdwijnt het bruine caf steeds meer naar de
achtergrond en dat merken de betreffende cafbazen. Nog steeds is
bijna de helft van alle cafs bruin of middelbruin (Lenting &
partners, 1990). Ook discotheken moeten bijblijven om hun publiek
te blijven boeien. Het eens zo populaire Utrechtse Cartouch raakte
op sterven na dood omdat de stijl niet meer naar de tijd werd
aangepast. Inmiddels is de discotheek overgenomen en werden naam,
interieur en identiteit totaal vernieuwd: de nieuwe zaak wordt druk
bezocht. Waren tien jaar geleden de spiegelbal en verlichte
dansvloer nog favoriet, tegenwoordig zijn deze interieurelementen
hopeloos verouderd en dus fout. Er schieten mega-dancings
uit de grond, zoals de Metropool in Rotterdam, waar veel meer
mogelijk is dan dansen en drinken alleen; er is een coctailbar, er
zijn snacks verkrijgbaar en worden shows opgevoerd. In veel grotere
dancings zijn verschillende hoeken ingericht die ieder hun eigen
sfeer ademen; van junglebar en ijssalon tot lasergame-room.
Afgezien van de echte buurtcafs – waar zelfs het wassen van de
gordijntjes klanten kost-, moet de ondernemer van een moderne
horecagelegenheid flexibel zijn en zich naar de modes richten. Het
publiek verwacht verrassingen en de conservatieve ondernemer gaat
niet lang mee. Het is de vraag of een branche waarin veel kleine,
onvermogende en laag opgeleide ondernemers opereren een dergelijke
flexibiliteit kan opbrengen. Uit onderzoek (Lenting en Partners,
1990) blijkt dat vooral de grotere ondernemer (hoge omzet, meer en
grotere horecagelegenheden) regelmatig geld uitgeeft aan reclame om
zijn zaak te promoten. Dezelfde ondernemer volgt de
marktontwikkelingen, bezoekt regelmatig beurzen en is lid van
Horeca Nederland. Zijn assortiment is breed, zowel op het gebied
van voedstel en drank, als wat amusement aangaat. De kleine
caf-eigenaar besteedt daarentegen nog geen honderd gulden per maand
aan reclame (27%) en laat ook de meeste andere middelen om bij te
blijven voor wat ze zijn. De gemiddeld korte levensduur van
horecagelegenhedenspreekt boekdelen.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>