3.2. De economische positie
Aantal bedrijven
Aantal bedrijven
In dit hoofdstuk bekijken we de kenmerken van de branche horeca:
hoe is de economische positie en wat is er nodig om op de markt toe
te treden. Bepaalde interne kenmerken maken de bedrijfstak zwak en
bieden daardoor mogelijk ingangen voor criminaliteit. Ook bespreken
we in dit hoofdstuk branche-specifieke eigenschappen die de horeca
gevoelig maken voor criminaliteit, zoals de publieke
toegankelijkheid, de geringe organisatiegraad en de
modegevoeligheid. In dit hoofdstuk maken we onder andere gebruik
van gegevens uit twee onderzoeken die het commercile
horeca-adviesbureau Lenting en Partners in opdracht van uitgeverij
Missets Horeca heeft uitgevoerd; het gaat hier weliswaar niet om
wetenschappelijke publikaties, maar de cijfers en trends die
Lenting en Partners aangeven berusten op betrouwbare enqutes onder
horeca-ondernemers.
Zoals in iedere branche, is er in de horeca behoefte aan
kapitaal. De beginnende horeca-ondernemer heeft startkapitaal nodig
of zoekt een zaak in pacht. De banken zijn niet royaal met leningen
aan ondernemers uit de horeca, en daarom is er ruimte ontstaan voor
leningverstrekking door anderen dan banken. Van oudsher vervullen
brouwerijen de rol van kapitaalverstrekker. Volgens meer
genterviewden verschuift de leningverstrekking de laatste jaren
steeds meer van brouwerijen naar speelautomatenbedrijven die voor
hun broodwinning bijna volledig van de horeca afhankelijk zijn.
Cijfers om deze veronderstelling te staven, zijn er niet.
Er bestaat in Nederland een grote vraag naar en dus een
levendige handel in gestolen en zwarte goederen. Gruter (1989) zegt
dat de moraal van de stedelingen zo is veranderd dat een toenemend
aantal consumenten geen bezwaar heeft tegen het kopen van goederen
die duidelijk afkomstig zijn van diefstal. Ook de smokkel van
ongemerkte sigaretten (waarover geen BTW is betaald) leidt tot een
groot grijs goederenaanbod. De horeca vormt een dankbare
afzetmarkt: in bepaalde horecakringen is het een publiek geheim dat
er goedkope tabak te krijgen is. Uit een Amerikaans onderzoek bleek
dat n op de drie hot-spots van heling horecagelegenheden
zijn (Sherman e.a 1989 in Homburg e.a. 1990). Zowel bij politie,
justitie als het publiek staat de horeca bekend als een van de
prominente plaatsen waar heling plaatsvindt. Homburg c.s. (1990)
schatten dat in 1987 een kwart van de handel in gestolen waren
plaatsvindt in de horeca.
Het gebruik van drugs en alcohol neemt onder bepaalde groepen in
de samenleving toe. Exacte cijfers over het Nederlands drugsgebruik
bestaan niet; alle genoemde percentages zijn dan ook
schattingen.
A. Appel en J. Rijnaarts, Omgaan met alcohol, drugs- en
gokverslaving, SVH Uitgeverij, Zoetermeer, 1993 Bedrijfschap
Horeca, Horeca Barometer vierde kwartaal 1994, Bedrijfschap
Horeca, Zoetermeer, 1995 Bedrijfschap Horeca, Horeca in
cijfers, Bedrijfschap Horeca, Zoetermeer, 1994 Bedrijfschap
Horeca, Criminaliteitspreventie in de horeca; Maatregelen in de
praktijk Bedrijfschap Horeca, Zoetermeer, 1994
In deze branche-beschrijving hebben we de nadruk gelegd op het
voorkomen van criminaliteit en de connecties met de georganiseerde
misdaad omdat deze vraag hier aan de orde is. De lezer zou uit
de
opsomming van problemen gemakkelijk kunnen begrijpen dat de
sectoren van de horeca en de gokautomaten geheel door de misdaad
worden beheerst. Dat is niet zo. De overgrote meerderheid van
ondernemers in beide branches hebben met georganiseerde misdaad
hoegenaamd niets van doen en dat geldt zeker voor bepaalde
deelsectoren zoals de hotels, restauranten en sociteiten. Maar
tegelijkertijd is er wel een serieus probleem ontstaan en dat is,
naar onze indruk, van betrekkelijk recente datum. De meeste
gesignaleerde problemen van georganiseerde criminaliteit zijn vijf
of hoogstens tien jaar oud. De branches als geheel lopen daardoor
schade op en dan bedoelen we niet in de eerste plaats de materile
schade van het slachtofferschap, maar veeleer het bezoedelen van de
goede naam van de branche. De gokkasten-exploitanten zien zich
geplaatst voor het probleem om de bedorven identiteit die de
branche aankleeft van zich af te schudden (morele bezwaren tegen
gokken en problemen van gokverslaving). De aanwezigheid van
misdaadondernemers in hun gelederen maakt dit extra moeilijk. De
horeca ondervindt in het algemeen ook hinder van de georganiseerde
misdaad, doordat deze oneerlijke concurrentie met zich
meebrengt.
De Amsterdamse politie meent dat er een groot aantal
schijn-horecagelegenheden bestaat, die louter en alleen dienen om
geld uit het criminele circuit wit te wassen. Het gaat dan meestal
om coffeeshops en andere vormen van droge horeca; het starten van
een dergelijke onderneming is immers eenvoudig. De werkelijke omzet
van deze zaken is gering: volgens het HIT-team van de Amsterdamse
politie gaat er soms maar 1000 gulden per jaar in deze cafeetjes
om. Maar aan de belastingdienst worden forse omzetbedragen gemeld.
De uitbaters (vaak pachters) van dergelijke gelegenheden ontvangen
maandelijks een bedrag van de automatenexploitant (soms ook de
verpachter) om de zaak draaiende te houden, concludeerde het
HIT-team. De speelautomaten zouden hier de was doen; de opbrengst
uit de kasten is op papier op te voeren en de controle hierop is
niet sluitend. Het HIT-team maakt melding van een automaat die een
omzet van 180.000 per jaar zou maken. Volgens een woordvoerder van
Economische Zaken gaat er bij dergelijke hoge bedragen wel een
belletje rinkelen bij de belastingdienst. Echter, slechts door
middel van observatie ter plekke kan worden aangetoond dat de
bewuste automaat die omzet niet draait.
Er zijn redenen om aan te nemen dat automatenhandelaren
bepaalden districten bezetten; in bepaalde uitgaansgebieden staan
veel automaten van eenzelfde bedrijf opgesteld; een soort van
clustering. Uit het al eerder genoemde onderzoek van het HIT-team
bleek dat 70 % van alle gokkasten in de Amsterdamse binnenstad in
handen is van vijf bedrijven. Over de hele stad gemeten, beheerde
deze handvol ondernemingen vijftig procent van alle opgesteld
speelautomaten. In totaal zijn er bijna 150 automatenhandelaren in
deze regio actief. Ook het recherchebureau Hoffman maakt melding
van concentratievorming door automatenhandelaren.
Automatenhandelaren begeven zich in toenemende mate op de markt
van leningen voor startende horeca-ondernemers. Zij lijken hierin
de rol van brouwerijen en banken steeds meer te hebben overgenomen.
Doordat de lening altijd wordt gekoppeld aan de automatenplaatsing
is het risico voor de leningverstrekker relatief klein. Een normale
lening ligt, volgens genterviewden van de VAN, tussen de tien- en
twintigduizend gulden en staat netjes op papier.
Speelautomatenexploitatie is nog steeds lukratief. Er is geld
mee te verdienen, en met de hoeveelheid lijkt gemakkelijk te kunnen
worden geschoven, omdat er nog steeds geen geijkte teller is. Dit
kan de speelautomaat maken tot een gewild instrument voor zowel de
witte als de zwarte was. Sinds de steeds verdergaande
plaatsingsbeperking van de kansspelautomaten, duiken de illegale
gokhuizen weer op, zo verklaren gesprekspartners van de
branchevereniging. In Den Bosch draaien volgens een genterviewde
ten minste twee illegale gokhuizen vol kansspelautomaten. Ook in
Roosendaal is een illegale gokhal. De VNG (1993) telde in 1993
zeven illegale casino’s. Vooral sinds het verbod op de populaire
piekautomaten bestaat het sterke vermoeden dat deze kasten in
illegale gokhallen en – op kleinere schaal – in de bezemkasten van
snackbars en cafs staan opgesteld. Volgens een ondernemer uit de
speelautomatenbranche deelt de georganiseerde misdaad de wijken van
Amsterdam nu al in: hij verwacht dat de gokindustrie in de toekomst
voor een groot deel opnieuw ondergronds zal duiken.
De automatenbranche heeft het imago van een besmette sector. De
gokwereld wordt van oudsher geassocieerd met de handel in drugs en
andere criminele activiteiten. Veel harde feiten om de slechte
reputatie van het gokwezen te bewijzen, zijn er niet, hoewel enkele
gerichte onderzoeken plaatselijke gegevens opleveren die er niet om
liegen. Het Bedrijfschap Horeca trok in 1993 aan de bel; een
vertrouwelijk onderzoek van het recherchebureau Hoffman wees op een
vergaande vervlechting van georganiseerde misdaad met de legale
horeca-branche, die liep via de handel en exploitatie van
gokautomaten. De Rotterdamse hoofdcommissaris Ottevanger beweerde
in 1992 dat twintig procent van de speelautomatenhandelaren in de
stad gelieerd is aan organisaties die zich bezighouden met de
handel in verdovende middelen en andere vormen van zware
criminaliteit. Horeca Nederland kwam met een schatting in dezelfde
orde van grootte (Fijnaut e.a. 1993). Ook Boerman noemt in zijn
onderzoek in Rotterdam (1994) de betrokkenheid van leidende figuren
uit het criminele circuit in de speelautomatenhandel. Het al eerder
genoemde politieonderzoek van het Amsterdamse HIT-team toonde aan
dat een vijftal criminele organisaties een groot deel (70 %) van de
speelautomaten in handen heeft, en de betrokkenen zich bezig
hielden met de handel in drugs, wapens en prostitutie (Brief van
Van
Riessen aan de burgemeester van Amsterdam, 1993).
Fijnaut cum suis (1993) stellen dat we te maken hebben met forse
problemen van georganiseerde misdaad. Zij wijzen daarbij vooral op
de parallel tussen de directe en indirecte gokspelen; vooral
daar waar automaten in het geding zijn; investeringen in het
benodigde onroerende goed, het opdringen van zakenrelaties, het
genadeloos exploiteren van andermans inspanningen, de dreiging met
geweld en de toepassing daarvan en meer. Overigens wijzen
Fijnaut en de zijnen eveneens op de dubieuze rol die de
gemeentelijke overheid in de bestudeerde Rotterdams zaak heeft
gespeeld: willens en wetens werden zakelijke overeenkomsten
gesloten met een vooraanstaand lid van de onderwereld die de
financile middelen grotendeels verkreeg uit illegale activiteiten.
Tegen deze persoon liep tijdens de onderhandelingen zelfs een
grootscheeps justitieel onderzoek. Ook in de pers verschijnen
regelmatig publikaties waarin gesproken wordt over calamiteiten die
wijzen op inmenging van de georganiseerde criminaliteit in de
exploitatie van speelautomaten. Zo staat in een artikel van Missets
Horeca (1993) te lezen dat er bonussen van 10.000 tot 15.000 gulden
worden betaald aan horeca-ondernemers voor de plaatsing van
gokkasten. Ook het aanbieden van leningen teneinde startende
ondernemers te binden, waarna de terugbetaling geschiedt door
middel van automaten-exploitatie om niet. Over de aard en omvang
van alle genoemde feiten blijft het tasten in het duister, maar dat
er iets aan de hand is, lijkt duidelijk.
De VAN – de Vereniging Automatenhandel Nederland – bestaat sinds
1971 en verenigt iets meer dan de helft van alle
speelautomatenhandelaren (400 van de 850). Samen exploiteren de
VAN-leden tachtig procent van
alle speelautomaten in Nederland, wat er op wijst dat de meeste
grotere bedrijven bij de VAN zijn aangesloten. De organisatie
streeft vooral naar eenduidigheid in het beleid; de huidige grote
gemeentelijke beslissingsbevoegdheid in de regels rond het gokken
leidt volgens de VAN tot willekeur en rechtsongelijkheid. Voorts
wil de organisatie dat de speelautomatenwereld een politiek
aanvaarde en maatschappelijk geaccepteerd en gerespecteerde branche
wordt. De vereniging begon enkele jaren terug een sterke lobby om
de negatieve beeldvorming die aan de sector kleeft te bestrijden.
De branche moet en wil de verantwoordelijkheid nemen voor haar
eigen vuil, zo schrijft de organisatie in haar beleidsplan
(VAN, 1989: 13). De VAN-leden verplichten zich tot het handhaven
van strengere voorwaarden rond de exploitatie van speelautomaten
dan door de overheid wordt geist; zelfregulering. Zo geldt er bij
de amusementshallen van VAN-leden een minimumleeftijd van 18 jaar,
in plaats van 16 jaar elders. Ook is de VAN organisator van de
cursus vroegsignalering van problematisch gokken aan de
Jellinek-kliniek. Daarnaast probeert de VAN gemeentelijke
convenanten af te sluiten omtrent het gokbeleid.
Het ministerie van Justitie becijferde dat het bedrijfsleven in
1992 bijna vier miljard schade opliep door veel voorkomende
criminaliteit; eenderde deel van alle bedrijven wordt jaarlijks
door n of meer vormen van criminaliteit getroffen. Gemiddeld wordt
een Nederlands bedrijf acht keer per jaar het slachtoffer van
criminaliteit. Het gaat dan om alle vormen van lichte
criminaliteit, zoals diefstal, inbraak, vernieling en bedreiging.
De detailhandel en de horeca zijn de twee branches met het hoogste
riscio: van alle ondernemingen in deze bedrijfstakken wordt
jaarlijks respectievelijk zestig en vijftig procent slachtoffer van
een misdrijf.
De gokautomatenbranche is een duidelijk voorbeeld van een sector
met een besmette identiteit. Het produkt dat de
gokautomatenproducenten, handelaren en exploitanten aanbieden is
maatschappelijk maar ten dele geaccepteerd; men onderkent de
bestaande menselijke behoefte aan de spanning en ontspanning van
het gokspel, maar deze staat toch in laag aanzien. De organisatie
voor speelautomatenfabrikanten spreekt over de Calvinistische
moraal die het gokken afkeurt; het spelen op automaten wordt door
velen gezien als een tijd- en geldverspillende bezigheid. Vooral
het steeds groter wordende probleem van de gokverslaving is zeer
schadelijk voor het imago en aanzien van de branche. De
verslavingsproblematiek kan niet los worden gezien van
maatschappelijke gevolgen als verwervingscriminaliteit en problemen
van openbare orde en deze leveren een aanzienlijke kostenpost op
voor de maatschappij en de overheid.