IX – De verzekeringsbranche – 4.1.
LiteratuuronderzoekJanuary 1, 1999
4. VERZEKERINGSFRAUDE DOOR CRIMINELE GROEPEN?
4.1. Literatuuronderzoek
Naar de werkwijzen van criminele groepen op het gebied van
verzekeringsfraude is weinig onderzoek gedaan. Op basis van
Amerikaans onderzoek wordt vermoed dat de verzekeringswereld de
interesse heeft van in groepen samenwerkende individuen die de
solvabiliteit van de gehele branche aantasten. De belangrijkste
dreiging voor de verzekeringsbranche gaat echter nog altijd uit van
individuele frauderende burgers. Uit een onderzoek van Sanborn en
Marziano bleek dat met 25% van de ingediende schadeclaims zou
worden gefraudeerd. Het totale schadebedrag van alle, zelfs de
kleinste, vormen van bedrog wordt in de Verenigde Staten geschat op
15 miljard dollar. Deze schade wordt door middel van een verhoging
van de premies met 25% op alle verzekerden afgewenteld (Dixon,
1994, p. 329).
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – 3. VERZEKERINGSFRAUDE NADER
GEANALYSEERDJanuary 1, 1999
3. VERZEKERINGSFRAUDE NADER GEANALYSEERD
Onder verzekeringsfraude wordt verstaan het verrichten van een
handeling bij de totstandkoming en/of bij de uitvoering van een
verzekeringsovereenkomst, die erop is gericht een uitkering te
verwerven waarop geen recht bestaat, of zich een
verzekeringsdekking te verschaffen onder vals voorwendsel.
Verzekeringsfraude kan worden gepleegd door de direct bij de
uitvoering van de verzekeringsovereenkomst betrokkenen, of door
intermediairen (tussenpersonen, assuradeuren en expertisebureaus)
of gevolmachtigden. In het eerste geval is sprake van
externe fraude, in het tweede geval van interne
fraude ( Westerman, 1992, p.103). Naast dit onderscheid kan
verzekeringsfraude worden getypeerd op basis van vier criteria: (1)
het tijdstip waarop fraude wordt gepleegd, (2) de aard van de
fraude, en (3) het type fraudeurs dat de fraude pleegt (Westerman,
1994) en (4) de soort verzekering waarom het gaat. Fraude kan in de
eerste plaats betrekking hebben op het tijdstip in de
afwikkeling van de overeenkomst tussen verzekeraar en
verzekeringnemer. Er kan gefraudeerd worden ten tijde van het
sluiten van de overeenkomst, tijdens de aangifte van het
schadevoorval en tijdens het claimen van een schadevergoeding.
Gedacht kan worden aan het frauderen met de provisie (door een
verzekeringsagent), met het geven van een verkeerde voorstelling
van zaken met betrekking tot de verzekering (maatschappij) en door
het onderdrukken of vervalsen van informatie die relevant is voor
de beoordeling van de polisaanvraag (verzekeringnemer). Bovendien
kan er worden gefraudeerd met de omvang en hoogte van de geleden
schade, er kan opzettelijk schade worden geleden om voor vergoeding
in aanmerking te komen of een schadeclaim kan worden voorgewend
(Wittkmper, 1990, p. 24).
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – 2.3. Ontwikkelingen in de
verzekeringsbrancheJanuary 1, 1999
2.3. Ontwikkelingen in de verzekeringsbranche
Behalve op de particuliere markt kunnen verzekeraars actief zijn
op de zakelijke markt (verzekeringen voor bedrijfsleven en
overheid), de financile markt (verzekeraars als beleggers) en de
schademarkt. In de loop der jaren werden verzekeraars uit
concurrentie-overwegingen gedwongen in te springen in de behoefte
aan nieuwe verzekeringsvormen. Door concessies te doen aan de
beschikbaarheid, de verkrijgbaarheid en de
betaalbaarheid ontstond meer ruimte in het totaal aan
verzekeringsmogelijkheden (zie hierna). Expansie werd ook gezocht
in het versoepelen van het acceptatiebeleid waardoor meer mensen in
de gelegenheid werden gesteld verzekeringsovereenkomsten aan te
gaan. Tegelijkertijd werd de vraag naar de verzekerbaarheid
relevant: ondanks de vlucht die het aanbod van verzekeringen nam,
werd de vraag naar het vastleggen van grenzen actueel. Bepaalde
onverwachte gebeurtenissen blijken onverzekerbaar. Dat komt in de
eerste plaats doordat niet voor alle verzekeringsbehoeften
verzekeringen worden aangeboden (beschikbaarheid). In de
tweede plaats stellen verzekeraars bepaalde verzekeringen niet of
slechts onder beperkende voorwaarden ter beschikking aan een kleine
groep mensen (verkrijgbaarheid). Tenslotte zijn sommige
verzekeringsvormen voor bepaalde groepen niet betaalbaar door de
hoge premiestelling (betaalbaarheid) (Welwezen, 1995, p. 6).
De mate van onverzekerbaarheid wordt benvloed door de mogelijkheid
het risico in te schatten dat door het afsluiten van een
verzekering wordt ondervangen (Faure, 1995, p. 24). Volgens de
verzekeringsbranche wordt als gevolg van veranderingen in de
maatschappij zoals individualisering, de voortschrijdende
wetenschap (en informatie-technologie), vergrijzing en toenemende
criminaliteit onverzekerbaarheid een optie waarmee ter dege
rekening moet worden gehouden. De vraag naar wat nog wel en wat
niet meer verzekerbaar is, staat in schril contrast met de
toegenomen toegankelijkheid van verzekeringen voor mensen uit alle
lagen van de bevolking.
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – 2.2. De organisatie van de
verzekeringsbrancheJanuary 1, 1999
2.2. De organisatie van de verzekeringsbranche
Binnen de verzekeringsbranche zijn verschillende
(semi-)overheidsorganisaties en vele particuliere
(belangen)organisaties actief (Assurantie Jaarboek, 1994, p. 15).
Belangenbehartigers van de verzekeraars, pensioenfondsen, sociale
verzekeringsorganen, tussenpersonen, gevolmachtigde agenten,
experts, de overheid en de Verzekeringskamer zijn alle
verantwoordelijk voor een specifiek facet binnen de
verzekeringsbranche (Assurantiegids, 1994, p. 15-25). Het Verbond
van Verzekeraars, de centrale overkoepelende bedrijfstakorganisatie
van het Nederlands verzekeringsbedrijf voor zowel schadeals
levensverzekeraars, behartigt de algemene en specifieke belangen
van het levens- en schadeverzekeringsbedrijf en cordineert de
verschillende belangen van de diverse branches.
Verzekeringsmaatschappijen die bij het Verbond zijn aangesloten,
zijn tevens lid van de geassocieerde verenigingen. Deze
verenigingen behartigen de belangen op het gebied van specifieke
verzekeringsbranches (levens- of motorrijtuigenbelasting). Een
onderdeel van de belangenbehartiging krijgt gestalte door de rol
die het Verbond speelt in CAO-onderhandelingen. Het Verbond treedt
namens de verzekeringsmaatschappijen (werkgevers) op als
gesprekspartner van de vakbonden. Het cordineren van contacten
tussen verzekeringsmaatschappijen en de nationale en internationale
overheden, consumentenorganisaties en andere maatschappelijke
instellingen is een tweede taak van het Verbond. In de derde plaats
zet het Verbond zich in voor de bevordering en instandhouding van
de goede naam van het verzekeringsbedrijf. Het ingestelde
klachteninstituut waarborgt een correcte afhandeling van bezwaren
en geschillen tussen verzekerden en andere benadeelden en de
verzekeringsmaatschappij. Tenslotte is het Verbond van Verzekeraars
op centraal niveau, samen met de Stichting Centraal Informatie
Systeem (CIS) en enkele brancheverenigingen, betrokken bij de
ontwikkeling van instrumenten en indicatoren waarmee
verzekeringsfraude kan worden herkend n voorkomen (Westerman, 1994,
p. 61). Bij het CIS worden dagelijks ongeveer 10.000
schademeldingen geregistreerd. Het CIS registreert slechts en voert
volgens eigen zeggen geen analyses uit op de databestanden.
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – 2.1. Aard en omvang van de
verzekeringsbrancheJanuary 1, 1999
2. DE VERZEKERINGSBRANCHE
2.1. Aard en omvang van de verzekeringsbranche
Dankzij het Nederlandse verzekeringswezen worden wij in staat
gesteld een onzekere kans op mogelijk niet te dragen financile of
persoonlijke risico’s in te ruilen tegen de zekerheid van
premiebetaling (Welwezen, 1995, p. 3). Dit principe wordt
verzekeren genoemd: een vorm van onderlinge risicodeling waarbij
essentile kenmerken de toekomstige onzekere gebeurtenis, de
risico-overdracht en een bepaalde mate van solidariteit zijn.
Verzekeraars verplichten zich door middel van een
verzekeringsovereenkomst tot het geheel of gedeeltelijk overnemen
van de financile risico’s die samenhangen met het (al dan niet)
optreden van zo’n onzekere gebeurtenis. Sociale verzekeringen
(zoals de arbeidsongeschiktheidsverzekering, ziekengeldverzekering,
en ouderdomsverzekering) hebben een verplichtend karakter,
particuliere verzekeringen kunnen vrijwillig worden aangegaan. In
het eerste geval is de prijs van de verzekering meestal afhankelijk
van de hoogte van het inkomen, in het tweede geval is de prijs van
de verzekering afgeleid van de hoogte van het risico (Welwezen,
1995, p. 5). In beide instanties treedt de verzekeraar op als
producent van diensten. De verzekeraar is daarmee een belangrijke
schakel in het Nederlandse stelsel van sociale voorzieningen.
Tegelijkertijd zijn verzekeraars echter ook risicodrager: de
verzekeringnemer neemt het risico van een toekomstige onzekere
gebeurtenis over (Assurantie Jaarboek, 1994, p. 5).
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – 1. INLEIDINGJanuary 1, 1999
-
1. INLEIDING:
- ACHTERGROND EN OPZET VAN DE STUDIE
In Nederland komen de materile lasten van de criminaliteit voor
het grootste deel voor rekening van de verzekeringsmaatschappijen.
Burgers, bedrijven en instellingen verzekeren zich om schades te
herstellen en om verdwenen spullen te vervangen. De
verzekeringsmaatschappijen hebben in de loop van tientallen jaren
een zeer groot kapitaal aan verzekeringsgelden opgebouwd ter
dekking van de verzekeringsuitkeringen. Dit grote kapitaal vormt in
principe een aantrekkelijk doelwit voor criminele groepen. Door
middel van allerlei fraudes of door afpersing en intimidatie zouden
criminele groepen zich een deel van dat kapitaal op illegale wijze
kunnen toeigenen. Diverse, door de verzekeringsmaatschappijen zelf
in wereld gebrachte persberichten maken melding van grote verliezen
die verzekeringsmaatschappijen met enige regelmaat lijden als
gevolg van de (inter)nationale georganiseerde misdaad. Recentelijk
stelde een bestuurder van de ING-bank in een toelichting op de
presentatie van het jaarverslag: Het is een nationale sport
geworden om de verzekeringen op te lichten. Niet alleen door
individueel verzekerden, maar ook door de georganiseerde
misdaad (De
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
R. Arnold, Crime and insurance: a functional approach, in
European Journal on Criminal Policy and Research, Jaargang
3, 1995, p. 20-29
R.G. Bauer, A short history of maritime fraud, in Tulane
Maritime Law Journal, jaargang 12, 1987, p. 11-18 M. Bose en C.
Gunn, Fraud, Alwin & Hyman, London, 1989
G. Brice, Unexplained losses in marine insurance, in Tulane
Maritime Law Journal, jaargang 16, 1991, p. 105-129
Centraal Bureau voor de Statistiek, Assurantie Jaarboek
1994, Kluwer Bedrijfswetenschappen, Deventer, 1995 M. Clarke,
The control of insurance fraud, in The British Journal of
Criminology, jaargang 30, 1990, p. 1-23 M. Clarke, Insurance
fraud, in The British Journal of Criminology, jaargang 29,
1989, p. 1-19 M. Dixon, Insurance fraud: US Initiatives, in V.C.
Nakajima, N. Molchanova en B.E. Tem (eds.), Paper 12th
international symposium on Economic Crime, University of
Cambridge, 1994, p. 328-335 M.G. Faure, De grenzen der
verzekerbaarheid rechtseconomisch bekeken, in Welwezen,
jaargang 25, 1995 C. J. C. F. Fijnaut en J. Wansink (red.),
Verzekering en Criminaliteit, Gouda Quint, Arnhem, 1989 J.
Heslop, International maritime fraud, Corruption and reform,
jaargang 3, 1988, p. 119-124 B. M. Hilberts, Het is in het algemeen
belang dat aangifte wordt gedaan van interne fraude, in E.G.M. van
Schie, en J.R. Nas (red.), Verzekeringsfraude: inzichten in
preventie, controle en repressie, Vakgroep Psychologie
Universiteit Twente, Enschede, 1994, p. 71-76
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – 5. CONCLUSIESJanuary 1, 1999
5. CONCLUSIES
We hebben in het voorgaande al in zekere zin geconcludeerd dat
de in hoofdstuk 1 geformuleerde onderzoeksvragen voor wat betreft
de verzekeringsbranche niet kunnen worden beantwoord.
Desalniettemin kan op basis van het voorgaande een aantal
voorzichtige conclusies worden getrokken. Door de grote onderlinge
concurrentie in de verzekeringsbranche lijken de
acceptatievoorwaarden voor sommige verzekeringen steeds soepeler te
worden. Hierdoor ontstaat er meer gelegenheid tot frauderen.
Verzekeringsmaatschappijen nemen veel schades als gevolg van fraude
voor lief. Zij gaan er vanuit dat dit onlosmakelijk met de branche
is verbonden en dat hierover tegenover de klant niet al te moeilijk
moet worden gedaan. Vaak vertoont men deze klantgerichte houding
met name bij hogere schades (van grote ondernemingen) en niet bij
kleinere schades (van kleine bedrijven en individuele burgers).
Moeilijk doen impliceert namelijk voor de betreffende maatschappij
een slechte naam in de verzekeringsmarkt. Het CIS en
branche-organisaties geven aan dat zij – voorzover zij dat weten en
uitspreken – over het algemeen niet te maken hebben met criminele
groepen. Er zou alleen sprake zijn van een toename van het aantal
fraudes door individuele klanten van verzekeringsmaatschappijen,
maar deze toename wordt niet met openbare gegevens gestaafd. Wel
worden diverse malen kleine assurantiebemiddelingsbedrijven genoemd
vanwege hun kwetsbaarheid voor benvloeding van of overname door
criminele groepen. De ECD wijst ook op deze kwetsbaarheid.
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – VOORWOORDJanuary 1, 1999
Gerben Bruinsma Universiteit Twente
VOORWOORD
De verzekeringsmaatschappijen klagen al jaren steen en been over
het feit dat zij de financile gevolgen van de toenemende
criminaliteit voor hun rekening moeten nemen. In diverse
publikaties melden vertegenwoordigers van
verzekeringsmaatschappijen dat Nederlandse burgers het niet zo nauw
meer nemen met het indienen van een schadeclaim. Zij zouden
majoreren, fingeren of valse claims indienen om wat geld te
verdienen ten koste van een onpersoonlijk slachtoffer. Als gevolg
van fraudes op grote schaal zijn de verzekeringsmaatschappijen
gedwongen de premies elk jaar weer te verhogen om de toenemende
uitgaven op te kunnen vangen.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 5. DE
GELEGENHEIDSSTRUCTUUR VAN DE AFVALVERWERKINGBRANCHEJanuary 1, 1999
5. DE GELEGENHEIDSSTRUCTUUR VAN DE
AFVALVERWERKINGBRANCHE
Vanaf het moment dat de publieke opinie en de overheid meer oog
hebben gekregen voor de belasting van economische activiteiten voor
de fysieke omgeving, is een groot aantal wetgevingsvoorstellen door
de opeenvolgende kabinetten ter goedkeuring naar het parlement
gestuurd. Het doel van deze wetgeving was de bescherming van het
milieu tegen allerlei schadelijke praktijken waardoor de volgende
generaties in ieder geval zouden kunnen leven in een leefbaar
milieu.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 4.2. Soorten
milieucriminaliteitJanuary 1, 1999
4.2. Soorten milieucriminaliteit: de officile cijfers
Om de aard en de omvang van milieucriminaliteit in kaart te
brengen kan men te rade gaan bij de officile statistieken die door
het CBS jaarlijks worden gepubliceerd. Verdeeld over de diverse
soorten milieuwetten is in tabel 4 van de bijlage te zien dat de
meeste overtredingen van de milieuwetten onder de
Bestrijdingsmiddelenwet vallen. Het minste aantal zaken staat
vermeld onder de Wet inzake de luchtverontreiniging. Er kan worden
aangenomen dat de door de CBS gepresenteerde cijfers nauwelijks een
betrouwbare en valide afspiegeling van het werkelijke aantal
overtredingen van milieuwetten bieden. Ook de stijging van het
aantal milieudelicten van het jaar 1993 ten opzichte van de
voorafgaande jaren hoeft niet in overeenstemming te zijn met een
werkelijke stijging. Het is aannemelijk te veronderstellen dat die
stijging voor het grootste deel is toe te schrijven aan een
registratie-effect als gevolg van een grotere aandacht van politie
en justitie voor milieuzaken. Het is ook mogelijk dat feitelijk een
toename in wetsovertredingen ten opzichte van het milieu heeft
plaatsgevonden, maar dit is niet uit de cijfers af te leiden.
Voorts is uit deze officile cijfers van het CBS niet op te maken of
er sprake is van lichte of van zware milieucriminaliteit. Deze
vermenging van kleine en grote milieudelicten maakt deze cijfers
voor dit deelrapport al direct ongeschikt als maat voor de aard en
de omvang van zware milieucriminaliteit.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 4.1. De definiring van
zware milieucriminaliteitJanuary 1, 1999
4. DE AFVALCRIMINALITEIT
4.1. De definiring van zware milieucriminaliteit
De belangrijkste milieudelicten zijn verwoord in de Hinderwet,
de Wet geluidshinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de
Afvalstoffenwet, de Wet chemische afvalstoffen, de Wet
milieubeheer, de Visserijwet, de Bestrijdingsmiddelenwet en de Wet
verontreiniging oppervlaktewater. Milieucriminaliteit is
criminaliteit die heeft te maken met het milieu. Het milieu kan
worden omschreven als de fysieke, levende en niet-levende omgeving
van de mens. Het gaat daarbij om overtredingen van de
miliewetgeving en milieuregelgeving waardoor schade ontstaat aan de
fysieke, levende en niet-levende omgeving van de mens. In de
ambtelijke literatuur veel omschrijvingen van het begrip
milieucriminaliteit in de ambtelijke literatuur te vinden.
Vele instanties zijn betrokken die allemaal vanuit een bepaald
perspectief of normatief kader naar milieucriminaliteit kijken. Een
belangrijk aspect van deze literatuur is dat vrijwel altijd het
bijvoeglijk naamwoord zware aan het woord milieucriminaliteit wordt
toegevoegd. Hiermee wordt aangegeven dat het milieu ernstig schade
wordt toegebracht wanneer de regels worden overtreden en dat de
volksgezondheid op korte of lange termijn groot gevaar loopt of zal
lopen. In een enkel geval wordt in de omschrijving van
milieucriminaliteit ook de economische schade gerekend die aan de
samenleving wordt toegebracht (Holtackers, 1995).
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 3.3. De economische
situatie van de afvalverwerkingsbrancheJanuary 1, 1999
3.3. De economische situatie van de
afvalverwerkingsbranche
In de afvalbranche bestaan grote verschillen tussen de
hoeveelheid aangeboden soorten afval en de verwerkingscapaciteit
van de afvalverwerkingsbranche (VROM, 1995, 20). In deze vrij jonge
economische sector is er ook nog geen evenwicht tussen vraag en
aanbod. Enerzijds leiden deze verschillen tot fricties in de markt
die illegale verwerking van afval in de hand werken, anderzijds tot
grotere winstmogelijkheden voor bedrijven die van die fricties
handig gebruik weten te maken. Zo sluit de verwijderingscapaciteit
nog steeds niet aan op het afvalaanbod, waardoor niet altijd de
meest geigende wijze van verwijdering wordt of kan worden
toegepast. Als gevolg daarvan moeten ook grote hoeveelheden afval
worden gexporteerd naar het buitenland. Maar het omgekeerde is ook
het geval. De capaciteit voor het schoonmaken van verontreinigende
grond is groter dan het binnenlandse aanbod vervuilde grond. Deze
frictie leidt derhalve tot de invoer van verontreinigende grond uit
het buitenland. Een overcapaciteit van stort in de afvalbranche en
een tekort aan reinigingsinstallaties kan leiden tot een grotere
stort in plaats van een noodzakelijke verbranding of destillatie.
Als laatste kan worden genoemd dat voor diverse soorten afval niet
of nauwelijks verwerkingstechnieken operationeel zijn (batterijen)
waardoor noodgedwongen naar een andere, minder geschikte
verwerkingstechniek moet worden uitgezien. Zo wordt vliegas
verwerkt in beton of asfalt, maar omdat het aanbod de vraag
overtreft blijft stort als enig alternatief over. De afvalmarkt is
sterk in beweging. De kleinere, van oudsher familiebedrijven zullen
steeds grotere concurrentie gaan ondervinden van kapitaalkrachtige
bedrijven, die proberen monopolieposities in de afvalketen te
krijgen (zie ook .5.8). Hoe meer onderdelen van die afvalketen een
bedrijf in bezit heeft, des te groter zijn de winstkansen voor het
bedrijf en des te moeilijker dat bedrijf door de overheid is te
controleren. De grote bedrijven zullen de kleinere na verloop van
tijd uit de markt drukken omdat de afvalverwerking aan steeds
hogere milieu-eisen moet voldoen. En die eisen in de
milieuwetgeving hebben tot gevolg dat grotere investeringen nodig
zijn om verwerkingsinstallaties te laten bouwen. De overheid kan
daaraan tegemoet komen door via allerlei subsidies te verstrekken
de kleinere bedrijven te steunen, maar deze praktijk zal als gevolg
van de TCR/TCA-affaire in de toekomst vermoedelijk minder vaak
voorkomen.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 3.2. De afvalketen en de
aard en de omvang van afvalstromen in NederlandJanuary 1, 1999
3.2. De afvalketen en de aard en de omvang van afvalstromen in
Nederland
Al deze branche-ondernemingen houden zich bezig met de
verwerking van afvalstromen binnen de zogenaamde afvalketen. Deze
afvalketen moet worden geplaatst binnen de context van de
afvalproduktie. De industrie heeft voor de produktie van goederen
grondstoffen en energie nodig. Als reststof van die produktie
blijft afval over. Zowel producent als consument produceert afval.
Dit afval kan worden onderscheiden in (1) huishoudelijk afval, (2)
bedrijfsafval, (3) chemisch afval, (4) bouw- en sloopafval en (5)
radio-actief afval. Al dat afval wordt ingezameld, gesorteerd
(gescheiden) om vervolgens te worden verbrand, gestort of via
compostering en recycling weer geschikt te maken voor grondstof of
energie voor produktie. In figuur 1 is te zien dat binnen dit
afvalproduktieproces vier fasen kunnen worden onderscheiden: (1)
het aanbod van afval, (2) de logistiek van het afval, (3) de
verwerking van het afval en ten slotte (4) de afzet van het afval.
Afval wordt geproduceerd door burgers, bedrijven en instellingen.
Zij bieden dat afval aan in de vorm van huishoudelijk afval,
bedrijfsafval, puin, grond en slib. Dit afval wordt ingezameld op
stortplaatsen waarna het afval vervolgens, als het gaat zoals is
afgesproken met de overheid, wordt gesorteerd en voor verdere
overslag wordt gezorgd. Voor de uitvoering van deze drie fasen
vormt transport een onmisbare schakel. Na de overslag kan worden
besloten het afval voor langere tijd te storten, direct te
verbranden of te recyclen (bewerken voor hergebruik; denk hierbij
aan composteren). In de verwerkingsfase kan afval wederom worden
verplaatst naar een andere bewerkingsvorm. Afval kan eerst worden
gestort om daarna, wanneer er voldoende capaciteit is, te worden
verbrand. Het afval dat is bewerkt voor hergebruik (recycling) kan
vervolgens worden afgezet aan de industrie, landbouw of andere
produktiebedrijven om daar dienst te doen als nieuwe grondstof voor
produktie. Figuur 1: De afvalketen met afvalstromen en financile
stromen
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 3.1. Soorten
bedrijfstakken in de afvalverwerkingsbrancheJanuary 1, 1999
3. ORGANISATIE EN STRUCTUUR VAN DE
AFVALVERWERKINGSBRANCHE
3.1. Soorten bedrijfstakken in de
afvalverwerkingsbranche
Uit gegevens van het jaar 1992 komt naar voren dat er – op basis
van informatie afkomstig van de Handelsregisters van de Kamers van
Koophandel – in Nederland 594 bedrijven zijn die zich bezig houden
met de afvalstroom chemisch afval en 747 bedrijven die bij de
verwerking van niet-chemische afvalstroom zijn betrokken
(Andersson, Elffers en Felix, 1992). Na aftrek van bedrijven die in
beide afvalstromen actief zijn, resteren er tussen de 900 en 1000
bedrijven in deze branche.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>