• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De verzekeringsbranche – 4.1. Literatuuronderzoek

    4. VERZEKERINGSFRAUDE DOOR CRIMINELE GROEPEN?

    4.1. Literatuuronderzoek

    Naar de werkwijzen van criminele groepen op het gebied van
    verzekeringsfraude is weinig onderzoek gedaan. Op basis van
    Amerikaans onderzoek wordt vermoed dat de verzekeringswereld de
    interesse heeft van in groepen samenwerkende individuen die de
    solvabiliteit van de gehele branche aantasten. De belangrijkste
    dreiging voor de verzekeringsbranche gaat echter nog altijd uit van
    individuele frauderende burgers. Uit een onderzoek van Sanborn en
    Marziano bleek dat met 25% van de ingediende schadeclaims zou
    worden gefraudeerd. Het totale schadebedrag van alle, zelfs de
    kleinste, vormen van bedrog wordt in de Verenigde Staten geschat op
    15 miljard dollar. Deze schade wordt door middel van een verhoging
    van de premies met 25% op alle verzekerden afgewenteld (Dixon,
    1994, p. 329).

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – 3. VERZEKERINGSFRAUDE NADER GEANALYSEERD

    3. VERZEKERINGSFRAUDE NADER GEANALYSEERD

    Onder verzekeringsfraude wordt verstaan het verrichten van een
    handeling bij de totstandkoming en/of bij de uitvoering van een
    verzekeringsovereenkomst, die erop is gericht een uitkering te
    verwerven waarop geen recht bestaat, of zich een
    verzekeringsdekking te verschaffen onder vals voorwendsel.
    Verzekeringsfraude kan worden gepleegd door de direct bij de
    uitvoering van de verzekeringsovereenkomst betrokkenen, of door
    intermediairen (tussenpersonen, assuradeuren en expertisebureaus)
    of gevolmachtigden. In het eerste geval is sprake van
    externe fraude, in het tweede geval van interne
    fraude ( Westerman, 1992, p.103). Naast dit onderscheid kan
    verzekeringsfraude worden getypeerd op basis van vier criteria: (1)
    het tijdstip waarop fraude wordt gepleegd, (2) de aard van de
    fraude, en (3) het type fraudeurs dat de fraude pleegt (Westerman,
    1994) en (4) de soort verzekering waarom het gaat. Fraude kan in de
    eerste plaats betrekking hebben op het tijdstip in de
    afwikkeling van de overeenkomst tussen verzekeraar en
    verzekeringnemer. Er kan gefraudeerd worden ten tijde van het
    sluiten van de overeenkomst, tijdens de aangifte van het
    schadevoorval en tijdens het claimen van een schadevergoeding.
    Gedacht kan worden aan het frauderen met de provisie (door een
    verzekeringsagent), met het geven van een verkeerde voorstelling
    van zaken met betrekking tot de verzekering (maatschappij) en door
    het onderdrukken of vervalsen van informatie die relevant is voor
    de beoordeling van de polisaanvraag (verzekeringnemer). Bovendien
    kan er worden gefraudeerd met de omvang en hoogte van de geleden
    schade, er kan opzettelijk schade worden geleden om voor vergoeding
    in aanmerking te komen of een schadeclaim kan worden voorgewend
    (Wittkmper, 1990, p. 24).

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – 2.3. Ontwikkelingen in de verzekeringsbranche

    2.3. Ontwikkelingen in de verzekeringsbranche

    Behalve op de particuliere markt kunnen verzekeraars actief zijn
    op de zakelijke markt (verzekeringen voor bedrijfsleven en
    overheid), de financile markt (verzekeraars als beleggers) en de
    schademarkt. In de loop der jaren werden verzekeraars uit
    concurrentie-overwegingen gedwongen in te springen in de behoefte
    aan nieuwe verzekeringsvormen. Door concessies te doen aan de
    beschikbaarheid, de verkrijgbaarheid en de
    betaalbaarheid ontstond meer ruimte in het totaal aan
    verzekeringsmogelijkheden (zie hierna). Expansie werd ook gezocht
    in het versoepelen van het acceptatiebeleid waardoor meer mensen in
    de gelegenheid werden gesteld verzekeringsovereenkomsten aan te
    gaan. Tegelijkertijd werd de vraag naar de verzekerbaarheid
    relevant: ondanks de vlucht die het aanbod van verzekeringen nam,
    werd de vraag naar het vastleggen van grenzen actueel. Bepaalde
    onverwachte gebeurtenissen blijken onverzekerbaar. Dat komt in de
    eerste plaats doordat niet voor alle verzekeringsbehoeften
    verzekeringen worden aangeboden (beschikbaarheid). In de
    tweede plaats stellen verzekeraars bepaalde verzekeringen niet of
    slechts onder beperkende voorwaarden ter beschikking aan een kleine
    groep mensen (verkrijgbaarheid). Tenslotte zijn sommige
    verzekeringsvormen voor bepaalde groepen niet betaalbaar door de
    hoge premiestelling (betaalbaarheid) (Welwezen, 1995, p. 6).
    De mate van onverzekerbaarheid wordt benvloed door de mogelijkheid
    het risico in te schatten dat door het afsluiten van een
    verzekering wordt ondervangen (Faure, 1995, p. 24). Volgens de
    verzekeringsbranche wordt als gevolg van veranderingen in de
    maatschappij zoals individualisering, de voortschrijdende
    wetenschap (en informatie-technologie), vergrijzing en toenemende
    criminaliteit onverzekerbaarheid een optie waarmee ter dege
    rekening moet worden gehouden. De vraag naar wat nog wel en wat
    niet meer verzekerbaar is, staat in schril contrast met de
    toegenomen toegankelijkheid van verzekeringen voor mensen uit alle
    lagen van de bevolking.

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – 2.2. De organisatie van de verzekeringsbranche

    2.2. De organisatie van de verzekeringsbranche

    Binnen de verzekeringsbranche zijn verschillende
    (semi-)overheidsorganisaties en vele particuliere
    (belangen)organisaties actief (Assurantie Jaarboek, 1994, p. 15).
    Belangenbehartigers van de verzekeraars, pensioenfondsen, sociale
    verzekeringsorganen, tussenpersonen, gevolmachtigde agenten,
    experts, de overheid en de Verzekeringskamer zijn alle
    verantwoordelijk voor een specifiek facet binnen de
    verzekeringsbranche (Assurantiegids, 1994, p. 15-25). Het Verbond
    van Verzekeraars, de centrale overkoepelende bedrijfstakorganisatie
    van het Nederlands verzekeringsbedrijf voor zowel schadeals
    levensverzekeraars, behartigt de algemene en specifieke belangen
    van het levens- en schadeverzekeringsbedrijf en cordineert de
    verschillende belangen van de diverse branches.
    Verzekeringsmaatschappijen die bij het Verbond zijn aangesloten,
    zijn tevens lid van de geassocieerde verenigingen. Deze
    verenigingen behartigen de belangen op het gebied van specifieke
    verzekeringsbranches (levens- of motorrijtuigenbelasting). Een
    onderdeel van de belangenbehartiging krijgt gestalte door de rol
    die het Verbond speelt in CAO-onderhandelingen. Het Verbond treedt
    namens de verzekeringsmaatschappijen (werkgevers) op als
    gesprekspartner van de vakbonden. Het cordineren van contacten
    tussen verzekeringsmaatschappijen en de nationale en internationale
    overheden, consumentenorganisaties en andere maatschappelijke
    instellingen is een tweede taak van het Verbond. In de derde plaats
    zet het Verbond zich in voor de bevordering en instandhouding van
    de goede naam van het verzekeringsbedrijf. Het ingestelde
    klachteninstituut waarborgt een correcte afhandeling van bezwaren
    en geschillen tussen verzekerden en andere benadeelden en de
    verzekeringsmaatschappij. Tenslotte is het Verbond van Verzekeraars
    op centraal niveau, samen met de Stichting Centraal Informatie
    Systeem (CIS) en enkele brancheverenigingen, betrokken bij de
    ontwikkeling van instrumenten en indicatoren waarmee
    verzekeringsfraude kan worden herkend n voorkomen (Westerman, 1994,
    p. 61). Bij het CIS worden dagelijks ongeveer 10.000
    schademeldingen geregistreerd. Het CIS registreert slechts en voert
    volgens eigen zeggen geen analyses uit op de databestanden.

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – 2.1. Aard en omvang van de verzekeringsbranche

    2. DE VERZEKERINGSBRANCHE

    2.1. Aard en omvang van de verzekeringsbranche

    Dankzij het Nederlandse verzekeringswezen worden wij in staat
    gesteld een onzekere kans op mogelijk niet te dragen financile of
    persoonlijke risico’s in te ruilen tegen de zekerheid van
    premiebetaling (Welwezen, 1995, p. 3). Dit principe wordt
    verzekeren genoemd: een vorm van onderlinge risicodeling waarbij
    essentile kenmerken de toekomstige onzekere gebeurtenis, de
    risico-overdracht en een bepaalde mate van solidariteit zijn.
    Verzekeraars verplichten zich door middel van een
    verzekeringsovereenkomst tot het geheel of gedeeltelijk overnemen
    van de financile risico’s die samenhangen met het (al dan niet)
    optreden van zo’n onzekere gebeurtenis. Sociale verzekeringen
    (zoals de arbeidsongeschiktheidsverzekering, ziekengeldverzekering,
    en ouderdomsverzekering) hebben een verplichtend karakter,
    particuliere verzekeringen kunnen vrijwillig worden aangegaan. In
    het eerste geval is de prijs van de verzekering meestal afhankelijk
    van de hoogte van het inkomen, in het tweede geval is de prijs van
    de verzekering afgeleid van de hoogte van het risico (Welwezen,
    1995, p. 5). In beide instanties treedt de verzekeraar op als
    producent van diensten. De verzekeraar is daarmee een belangrijke
    schakel in het Nederlandse stelsel van sociale voorzieningen.
    Tegelijkertijd zijn verzekeraars echter ook risicodrager: de
    verzekeringnemer neemt het risico van een toekomstige onzekere
    gebeurtenis over (Assurantie Jaarboek, 1994, p. 5).

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – 1. INLEIDING

    1. INLEIDING:

    ACHTERGROND EN OPZET VAN DE STUDIE

    In Nederland komen de materile lasten van de criminaliteit voor
    het grootste deel voor rekening van de verzekeringsmaatschappijen.
    Burgers, bedrijven en instellingen verzekeren zich om schades te
    herstellen en om verdwenen spullen te vervangen. De
    verzekeringsmaatschappijen hebben in de loop van tientallen jaren
    een zeer groot kapitaal aan verzekeringsgelden opgebouwd ter
    dekking van de verzekeringsuitkeringen. Dit grote kapitaal vormt in
    principe een aantrekkelijk doelwit voor criminele groepen. Door
    middel van allerlei fraudes of door afpersing en intimidatie zouden
    criminele groepen zich een deel van dat kapitaal op illegale wijze
    kunnen toeigenen. Diverse, door de verzekeringsmaatschappijen zelf
    in wereld gebrachte persberichten maken melding van grote verliezen
    die verzekeringsmaatschappijen met enige regelmaat lijden als
    gevolg van de (inter)nationale georganiseerde misdaad. Recentelijk
    stelde een bestuurder van de ING-bank in een toelichting op de
    presentatie van het jaarverslag: Het is een nationale sport
    geworden om de verzekeringen op te lichten. Niet alleen door
    individueel verzekerden, maar ook door de georganiseerde
    misdaad
    (De

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – LITERATUUR

    LITERATUUR

    R. Arnold, Crime and insurance: a functional approach, in
    European Journal on Criminal Policy and Research, Jaargang
    3, 1995, p. 20-29
    R.G. Bauer, A short history of maritime fraud, in Tulane
    Maritime Law Journal
    , jaargang 12, 1987, p. 11-18 M. Bose en C.
    Gunn, Fraud, Alwin & Hyman, London, 1989
    G. Brice, Unexplained losses in marine insurance, in Tulane
    Maritime Law Journal
    , jaargang 16, 1991, p. 105-129
    Centraal Bureau voor de Statistiek, Assurantie Jaarboek
    1994
    , Kluwer Bedrijfswetenschappen, Deventer, 1995 M. Clarke,
    The control of insurance fraud, in The British Journal of
    Criminology
    , jaargang 30, 1990, p. 1-23 M. Clarke, Insurance
    fraud, in The British Journal of Criminology, jaargang 29,
    1989, p. 1-19 M. Dixon, Insurance fraud: US Initiatives, in V.C.
    Nakajima, N. Molchanova en B.E. Tem (eds.), Paper 12th
    international symposium on Economic Crime
    , University of
    Cambridge, 1994, p. 328-335 M.G. Faure, De grenzen der
    verzekerbaarheid rechtseconomisch bekeken, in Welwezen,
    jaargang 25, 1995 C. J. C. F. Fijnaut en J. Wansink (red.),
    Verzekering en Criminaliteit, Gouda Quint, Arnhem, 1989 J.
    Heslop, International maritime fraud, Corruption and reform,
    jaargang 3, 1988, p. 119-124 B. M. Hilberts, Het is in het algemeen
    belang dat aangifte wordt gedaan van interne fraude, in E.G.M. van
    Schie, en J.R. Nas (red.), Verzekeringsfraude: inzichten in
    preventie, controle en repressie
    , Vakgroep Psychologie
    Universiteit Twente, Enschede, 1994, p. 71-76

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – 5. CONCLUSIES

    5. CONCLUSIES

    We hebben in het voorgaande al in zekere zin geconcludeerd dat
    de in hoofdstuk 1 geformuleerde onderzoeksvragen voor wat betreft
    de verzekeringsbranche niet kunnen worden beantwoord.
    Desalniettemin kan op basis van het voorgaande een aantal
    voorzichtige conclusies worden getrokken. Door de grote onderlinge
    concurrentie in de verzekeringsbranche lijken de
    acceptatievoorwaarden voor sommige verzekeringen steeds soepeler te
    worden. Hierdoor ontstaat er meer gelegenheid tot frauderen.
    Verzekeringsmaatschappijen nemen veel schades als gevolg van fraude
    voor lief. Zij gaan er vanuit dat dit onlosmakelijk met de branche
    is verbonden en dat hierover tegenover de klant niet al te moeilijk
    moet worden gedaan. Vaak vertoont men deze klantgerichte houding
    met name bij hogere schades (van grote ondernemingen) en niet bij
    kleinere schades (van kleine bedrijven en individuele burgers).
    Moeilijk doen impliceert namelijk voor de betreffende maatschappij
    een slechte naam in de verzekeringsmarkt. Het CIS en
    branche-organisaties geven aan dat zij – voorzover zij dat weten en
    uitspreken – over het algemeen niet te maken hebben met criminele
    groepen. Er zou alleen sprake zijn van een toename van het aantal
    fraudes door individuele klanten van verzekeringsmaatschappijen,
    maar deze toename wordt niet met openbare gegevens gestaafd. Wel
    worden diverse malen kleine assurantiebemiddelingsbedrijven genoemd
    vanwege hun kwetsbaarheid voor benvloeding van of overname door
    criminele groepen. De ECD wijst ook op deze kwetsbaarheid.

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – VOORWOORD

    Gerben Bruinsma Universiteit Twente

    VOORWOORD

    De verzekeringsmaatschappijen klagen al jaren steen en been over
    het feit dat zij de financile gevolgen van de toenemende
    criminaliteit voor hun rekening moeten nemen. In diverse
    publikaties melden vertegenwoordigers van
    verzekeringsmaatschappijen dat Nederlandse burgers het niet zo nauw
    meer nemen met het indienen van een schadeclaim. Zij zouden
    majoreren, fingeren of valse claims indienen om wat geld te
    verdienen ten koste van een onpersoonlijk slachtoffer. Als gevolg
    van fraudes op grote schaal zijn de verzekeringsmaatschappijen
    gedwongen de premies elk jaar weer te verhogen om de toenemende
    uitgaven op te kunnen vangen.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 5. DE GELEGENHEIDSSTRUCTUUR VAN DE AFVALVERWERKINGBRANCHE

    5. DE GELEGENHEIDSSTRUCTUUR VAN DE
    AFVALVERWERKINGBRANCHE

    Vanaf het moment dat de publieke opinie en de overheid meer oog
    hebben gekregen voor de belasting van economische activiteiten voor
    de fysieke omgeving, is een groot aantal wetgevingsvoorstellen door
    de opeenvolgende kabinetten ter goedkeuring naar het parlement
    gestuurd. Het doel van deze wetgeving was de bescherming van het
    milieu tegen allerlei schadelijke praktijken waardoor de volgende
    generaties in ieder geval zouden kunnen leven in een leefbaar
    milieu.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 4.2. Soorten milieucriminaliteit

    4.2. Soorten milieucriminaliteit: de officile cijfers

    Om de aard en de omvang van milieucriminaliteit in kaart te
    brengen kan men te rade gaan bij de officile statistieken die door
    het CBS jaarlijks worden gepubliceerd. Verdeeld over de diverse
    soorten milieuwetten is in tabel 4 van de bijlage te zien dat de
    meeste overtredingen van de milieuwetten onder de
    Bestrijdingsmiddelenwet vallen. Het minste aantal zaken staat
    vermeld onder de Wet inzake de luchtverontreiniging. Er kan worden
    aangenomen dat de door de CBS gepresenteerde cijfers nauwelijks een
    betrouwbare en valide afspiegeling van het werkelijke aantal
    overtredingen van milieuwetten bieden. Ook de stijging van het
    aantal milieudelicten van het jaar 1993 ten opzichte van de
    voorafgaande jaren hoeft niet in overeenstemming te zijn met een
    werkelijke stijging. Het is aannemelijk te veronderstellen dat die
    stijging voor het grootste deel is toe te schrijven aan een
    registratie-effect als gevolg van een grotere aandacht van politie
    en justitie voor milieuzaken. Het is ook mogelijk dat feitelijk een
    toename in wetsovertredingen ten opzichte van het milieu heeft
    plaatsgevonden, maar dit is niet uit de cijfers af te leiden.
    Voorts is uit deze officile cijfers van het CBS niet op te maken of
    er sprake is van lichte of van zware milieucriminaliteit. Deze
    vermenging van kleine en grote milieudelicten maakt deze cijfers
    voor dit deelrapport al direct ongeschikt als maat voor de aard en
    de omvang van zware milieucriminaliteit.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 4.1. De definiring van zware milieucriminaliteit

    4. DE AFVALCRIMINALITEIT

    4.1. De definiring van zware milieucriminaliteit

    De belangrijkste milieudelicten zijn verwoord in de Hinderwet,
    de Wet geluidshinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de
    Afvalstoffenwet, de Wet chemische afvalstoffen, de Wet
    milieubeheer, de Visserijwet, de Bestrijdingsmiddelenwet en de Wet
    verontreiniging oppervlaktewater. Milieucriminaliteit is
    criminaliteit die heeft te maken met het milieu. Het milieu kan
    worden omschreven als de fysieke, levende en niet-levende omgeving
    van de mens. Het gaat daarbij om overtredingen van de
    miliewetgeving en milieuregelgeving waardoor schade ontstaat aan de
    fysieke, levende en niet-levende omgeving van de mens. In de
    ambtelijke literatuur veel omschrijvingen van het begrip
    milieucriminaliteit in de ambtelijke literatuur te vinden.
    Vele instanties zijn betrokken die allemaal vanuit een bepaald
    perspectief of normatief kader naar milieucriminaliteit kijken. Een
    belangrijk aspect van deze literatuur is dat vrijwel altijd het
    bijvoeglijk naamwoord zware aan het woord milieucriminaliteit wordt
    toegevoegd. Hiermee wordt aangegeven dat het milieu ernstig schade
    wordt toegebracht wanneer de regels worden overtreden en dat de
    volksgezondheid op korte of lange termijn groot gevaar loopt of zal
    lopen. In een enkel geval wordt in de omschrijving van
    milieucriminaliteit ook de economische schade gerekend die aan de
    samenleving wordt toegebracht (Holtackers, 1995).

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 3.3. De economische situatie van de afvalverwerkingsbranche

    3.3. De economische situatie van de
    afvalverwerkingsbranche

    In de afvalbranche bestaan grote verschillen tussen de
    hoeveelheid aangeboden soorten afval en de verwerkingscapaciteit
    van de afvalverwerkingsbranche (VROM, 1995, 20). In deze vrij jonge
    economische sector is er ook nog geen evenwicht tussen vraag en
    aanbod. Enerzijds leiden deze verschillen tot fricties in de markt
    die illegale verwerking van afval in de hand werken, anderzijds tot
    grotere winstmogelijkheden voor bedrijven die van die fricties
    handig gebruik weten te maken. Zo sluit de verwijderingscapaciteit
    nog steeds niet aan op het afvalaanbod, waardoor niet altijd de
    meest geigende wijze van verwijdering wordt of kan worden
    toegepast. Als gevolg daarvan moeten ook grote hoeveelheden afval
    worden gexporteerd naar het buitenland. Maar het omgekeerde is ook
    het geval. De capaciteit voor het schoonmaken van verontreinigende
    grond is groter dan het binnenlandse aanbod vervuilde grond. Deze
    frictie leidt derhalve tot de invoer van verontreinigende grond uit
    het buitenland. Een overcapaciteit van stort in de afvalbranche en
    een tekort aan reinigingsinstallaties kan leiden tot een grotere
    stort in plaats van een noodzakelijke verbranding of destillatie.
    Als laatste kan worden genoemd dat voor diverse soorten afval niet
    of nauwelijks verwerkingstechnieken operationeel zijn (batterijen)
    waardoor noodgedwongen naar een andere, minder geschikte
    verwerkingstechniek moet worden uitgezien. Zo wordt vliegas
    verwerkt in beton of asfalt, maar omdat het aanbod de vraag
    overtreft blijft stort als enig alternatief over. De afvalmarkt is
    sterk in beweging. De kleinere, van oudsher familiebedrijven zullen
    steeds grotere concurrentie gaan ondervinden van kapitaalkrachtige
    bedrijven, die proberen monopolieposities in de afvalketen te
    krijgen (zie ook .5.8). Hoe meer onderdelen van die afvalketen een
    bedrijf in bezit heeft, des te groter zijn de winstkansen voor het
    bedrijf en des te moeilijker dat bedrijf door de overheid is te
    controleren. De grote bedrijven zullen de kleinere na verloop van
    tijd uit de markt drukken omdat de afvalverwerking aan steeds
    hogere milieu-eisen moet voldoen. En die eisen in de
    milieuwetgeving hebben tot gevolg dat grotere investeringen nodig
    zijn om verwerkingsinstallaties te laten bouwen. De overheid kan
    daaraan tegemoet komen door via allerlei subsidies te verstrekken
    de kleinere bedrijven te steunen, maar deze praktijk zal als gevolg
    van de TCR/TCA-affaire in de toekomst vermoedelijk minder vaak
    voorkomen.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 3.2. De afvalketen en de aard en de omvang van afvalstromen in Nederland

    3.2. De afvalketen en de aard en de omvang van afvalstromen in
    Nederland

    Al deze branche-ondernemingen houden zich bezig met de
    verwerking van afvalstromen binnen de zogenaamde afvalketen. Deze
    afvalketen moet worden geplaatst binnen de context van de
    afvalproduktie. De industrie heeft voor de produktie van goederen
    grondstoffen en energie nodig. Als reststof van die produktie
    blijft afval over. Zowel producent als consument produceert afval.
    Dit afval kan worden onderscheiden in (1) huishoudelijk afval, (2)
    bedrijfsafval, (3) chemisch afval, (4) bouw- en sloopafval en (5)
    radio-actief afval. Al dat afval wordt ingezameld, gesorteerd
    (gescheiden) om vervolgens te worden verbrand, gestort of via
    compostering en recycling weer geschikt te maken voor grondstof of
    energie voor produktie. In figuur 1 is te zien dat binnen dit
    afvalproduktieproces vier fasen kunnen worden onderscheiden: (1)
    het aanbod van afval, (2) de logistiek van het afval, (3) de
    verwerking van het afval en ten slotte (4) de afzet van het afval.
    Afval wordt geproduceerd door burgers, bedrijven en instellingen.
    Zij bieden dat afval aan in de vorm van huishoudelijk afval,
    bedrijfsafval, puin, grond en slib. Dit afval wordt ingezameld op
    stortplaatsen waarna het afval vervolgens, als het gaat zoals is
    afgesproken met de overheid, wordt gesorteerd en voor verdere
    overslag wordt gezorgd. Voor de uitvoering van deze drie fasen
    vormt transport een onmisbare schakel. Na de overslag kan worden
    besloten het afval voor langere tijd te storten, direct te
    verbranden of te recyclen (bewerken voor hergebruik; denk hierbij
    aan composteren). In de verwerkingsfase kan afval wederom worden
    verplaatst naar een andere bewerkingsvorm. Afval kan eerst worden
    gestort om daarna, wanneer er voldoende capaciteit is, te worden
    verbrand. Het afval dat is bewerkt voor hergebruik (recycling) kan
    vervolgens worden afgezet aan de industrie, landbouw of andere
    produktiebedrijven om daar dienst te doen als nieuwe grondstof voor
    produktie. Figuur 1: De afvalketen met afvalstromen en financile
    stromen

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 3.1. Soorten bedrijfstakken in de afvalverwerkingsbranche

    3. ORGANISATIE EN STRUCTUUR VAN DE
    AFVALVERWERKINGSBRANCHE

    3.1. Soorten bedrijfstakken in de
    afvalverwerkingsbranche

    Uit gegevens van het jaar 1992 komt naar voren dat er – op basis
    van informatie afkomstig van de Handelsregisters van de Kamers van
    Koophandel – in Nederland 594 bedrijven zijn die zich bezig houden
    met de afvalstroom chemisch afval en 747 bedrijven die bij de
    verwerking van niet-chemische afvalstroom zijn betrokken
    (Andersson, Elffers en Felix, 1992). Na aftrek van bedrijven die in
    beide afvalstromen actief zijn, resteren er tussen de 900 en 1000
    bedrijven in deze branche.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>