• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Eindrapport – 2.7 Branches

    2.7 Branches

    2.7.1 Aanleiding onderzoek

    Onderzoek in andere landen toont aan dat de ernst van de
    georganiseerde criminaliteit tevens kan worden afgemeten aan de
    mate waarin legale branches betrokken zijn bij de georganiseerde
    criminaliteit. Deze betrokkenheid kan verschillende vormen
    aannemen. De organisaties binnen de branches kunnen zelf
    participeren in de georganiseerde criminaliteit. Daarnaast kunnen
    criminele groepen trachten delen van de branches onder controle te
    krijgen, waarmee ze gebruik kunnen maken van de infrastructuur van
    de branches voor hun criminele activiteiten. De onderzoeksgroep
    Fijnaut heeft daarom systematisch een aantal branches doorgelicht
    op betrokkenheid bij de georganiseerde criminaliteit. Dit onderzoek
    biedt een beeld van de vervlechting van de legale bovenwereld met
    de criminele onderwereld.

    lees meer

    Eindrapport – 2.6 Buitenlandse en allochtone groepen

    2.6 Buitenlandse en allochtone groepen

    2.6.1 Aanleiding onderzoek

    Onderzoek naar buitenlandse en allochtone groepen en
    georganiseerde criminaliteit is een gevoelige aangelegenheid. Het
    kan, als er niet zorgvuldig mee wordt omgegaan, gemakkelijk voedsel
    geven aan racistische vooroordelen. Tot nu toe is aan het onderwerp
    nauwelijks aandacht besteed. Er bestaat geen duidelijk beeld over
    de rol van buitenlandse en allochtone groepen in de georganiseerde
    criminaliteit in Nederland. De CRI-analyses geven daar slechts
    zijdelings antwoord op.

    lees meer

    Eindrapport – 2.5 Autochtone groepen

    2.5 Autochtone groepen

    Het onderzoek naar criminele groepen in Nederland is
    onderverdeeld in twee delen: autochtone groepen en allochtone en
    buitenlandse groepen. Dit onderscheid is gemaakt omdat belangrijke
    verschillen bestaan tussen deze soorten groepen. De Hollandse
    netwerken hebben hun basis in Nederland zelf, terwijl in allochtone
    gemeenschappen in Nederland criminaliteit voorkomt die direct
    verbonden is met de drugeconomie in het land van herkomst, te weten
    Suriname, Turkije en Marokko. De verbinding met de drugeconomie in
    deze landen heeft duidelijk andere effecten op de allochtone
    gemeenschappen in Nederland dan op de Hollandse netwerken, waarin
    allochtonen overigens ook een rol kunnen vervullen. Daarnaast zijn
    er buitenlandse criminele groepen die nauwelijks een binding hebben
    met personen van die nationaliteit in Nederland. In deze paragraaf
    komen de autochtone criminele groepen aan de orde.

    lees meer

    Eindrapport – 2.4 Onderzoek georganiseerde criminaliteit

    2.4 Onderzoek georganiseerde criminaliteit

    De commissie heeft de vier hoogleraren gevraagd onderzoek te
    doen naar drie onderdelen:

    lees meer

    Eindrapport – 2.3 Bestaand beeld

    2.3 Bestaand beeld

    Het beeld van de georganiseerde criminaliteit bij politie en
    justitie is zeer divers.

    lees meer

    Eindrapport – 2.2 Definitie

    2.2 Definitie

    De definitie van de georganiseerde criminaliteit geeft
    aanleiding tot veel verwarring. Velen hanteren een verschillende
    definitie. Het debat over de georganiseerde criminaliteit blijft
    vaak steken in discussies over de definitie van het verschijnsel.
    Zo hanteert de Divisie centrale recherche-informatie (CRI) een
    lijst van kenmerken om te kunnen bepalen of een groepering valt
    binnen de categorie van georganiseerde criminaliteit. Met behulp
    van de antwoorden op enkele vragen kan de organisatiegraad van de
    verschillende groepen worden aangegeven.

    lees meer

    Eindrapport – 2.11 Contra-strategien

    2.11 Contra-strategien

    2.11.1 Aanleiding onderzoek

    Uit het onderzoek door de onderzoeksgroep Fijnaut blijkt dat
    contra-strategien door criminele organisaties tegen politie en
    justitie een wezenlijk onderdeel vormen van de hedendaagse
    georganiseerde criminaliteit. Onder contra-strategien worden
    verstaan: observatie door criminele organisaties van politieen
    justitiefunctionarissen, intimidatie en bedreiging van politie en
    justitie door leden van criminele organisaties, corruptie bij
    politie en justitie waarbij de georganiseerde criminaliteit een rol
    speelt en oneigenlijke benvloeding van de media. Contra-strategien
    door criminele organisaties vormen een nieuw verschijnsel waarmee
    politie en justitie in het verleden nauwelijks geconfronteerd
    werden.

    lees meer

    Eindrapport – 2.10 Lokale studies

    2.10 Lokale studies: Amsterdam, Arnhem, Nijmegen en
    Enschede

    2.10.1 Aanleiding lokale onderzoeken

    De onderzoeksgroep Fijnaut heeft ter verdieping en verbreding
    van haar inzichten aan de hand van de landelijke onderzoeken,
    tevens de georganiseerde criminaliteit in een aantal steden meer
    nauwkeurig onderzocht. Amsterdam, Enschede, Arnhem en Nijmegen zijn
    op een systematische wijze bezien op de omvang, aard en ernst van
    de georganiseerde criminaliteit. De keuze voor Amsterdam ligt voor
    de hand. Veel activiteiten van een groot aantal criminele
    organisaties vinden hun oorsprong in Amsterdam. Georganiseerde
    criminaliteit in de rest van Nederland heeft veelal raakvlakken met
    Amsterdam. De steden in het oosten van Nederland zijn onderzocht,
    om tevens een beeld te krijgen van de niet-randstedelijke
    georganiseerde

    criminaliteit. De keuze voor deze steden hangt samen met het feit
    dat de hoogleraren Bruinsma en Van de Bunt in het verleden al
    onderzoek hadden gedaan in deze steden en daardoor goed bekend
    waren met de thematiek.

    lees meer

    Eindrapport – 2.1 Inleiding

    HOOFDSTUK 2 GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT IN
    NEDERLAND

    2.1 Inleiding

    Verantwoorde uitspraken over organisatie en methoden van
    opsporing vereist onderzoek naar de aard, omvang en ernst van de
    georganiseerde criminaliteit in Nederland. De Werkgroep
    vooronderzoek opsporingsmethoden heeft geconstateerd dat een
    eenduidig beeld van de aard, omvang en ernst van de georganiseerde
    criminaliteit in Nederland ontbreekt. Er bestaan zeer verschillende
    beelden van en opvattingen over de georganiseerde criminaliteit.
    Uitkomsten van wetenschappelijke studies over de georganiseerde
    criminaliteit komen niet steeds overeen met de door politie en
    justitie geschetste beelden. De werkgroep stelde een aantal vragen
    over de georganiseerde criminaliteit:

    lees meer

    Eindrapport – 1.3 Opbouw rapport en bijlagen

    1.3 Opbouw rapport en bijlagen

    In het eindrapport wordt het oordeel van de commissie over de
    bevindingen gegeven en worden
    aanbevelingen gedaan voor normering van organisatie en methoden. In
    elk hoofdstuk geeft de commissie een beschrijving van haar
    bevindingen, gevolgd door een beoordeling hiervan op basis van de
    beoordelingsvragen, die in paragraaf 1.4 van dit hoofdstuk zijn
    weergegeven. In hoofdstuk 2 geeft de commissie haar beeld van de
    aard, ernst en omvang van de georganiseerde criminaliteit in
    Nederland. In dit hoofdstuk komen de resultaten van de
    onderzoeksgroep Fijnaut aan de orde. In hoofdstuk 3 wordt een
    uitgebreide beschrijving en beoordeling van het ontstaan, de
    werking en het vervolg van de Delta-methode gegeven. In hoofdstuk 4
    gaat de commissie in op het gebruik van observatiemethoden en de
    zaak Charles Z., de zaak Henk R. en de TCR/TCA zaak. Hoofdstuk 5
    gaat in op het runnen van informanten, waarbij tevens aandacht
    wordt besteed aan de Laundry-zaak. In hoofdstuk 6 beschrijft de
    commissie de vele aspecten van infiltratie. In dit hoofdstuk gaat
    de commissie in op de Ramola-zaak, AH Oosterbeek, Exportzaak Twente
    en de Copa-zaak. Tevens komt de combinatie van methoden aan de
    orde. In hoofdstuk 7 besteedt de commissie aandacht aan andere
    vormen van omgaan met informatie, zoals fenomeenonderzoek,
    financieel rechercheren en aan bestuurlijke rechtshandhaving.
    Bovendien komt de internationale dimensie van opsporing aan de
    orde.

    lees meer

    Eindrapport – 1.2 Procedure en werkwijze

    1.2 Procedure en werkwijze

    In bijlage 1 wordt uitgebreid ingegaan op de werkwijze van de
    commissie en de procedures waarlangs tot beslissingen is gekomen.
    In deze paragraaf zullen de hoofdlijnen van de gevolgde procedures
    en de werkwijze van de commissie aan de orde komen.

    lees meer

    Eindrapport – 1.1 Voorgeschiedenis en instelling

    HOOFDSTUK 1 INLEIDING

    1.1 Voorgeschiedenis en instelling

    1.1.1 Instelling commissie

    Aan het einde van het kamerdebat van 7 april 1994 over de
    opheffing van het interregionaal rechercheteam ( IRT)
    Noord-Holland/Utrecht nam de Kamer de motie Dijkstal c.s. aan.
    Noot Deze motie bracht de wens tot uitdrukking om een
    parlementair onderzoek in te stellen naar de opsporingsmethoden die
    in Nederland gebruikt worden en de controle erop. Hier ligt het
    begin van het werk van de parlementaire enqute opsporingsmethoden.
    Het was duidelijk dat de Kamer, tegen de achtergrond van de
    IRT-affaire, beter genformeerd wilde zijn over dit onderwerp.

    lees meer

    Eindrapport – TEN GELEIDE

    TEN GELEIDE

    De parlementaire enqutecommissie opsporingsmethoden presenteert
    hierbij haar eindrapport Inzake opsporing.
    Het rapport beschrijft de georganiseerde criminaliteit, de
    opsporingsmethoden van justitie en politie en de organisatie van de
    opsporing in Nederland. Het is de neerslag van een jaar onderzoek.
    De conclusies en aanbevelingen van dit rapport geven een duidelijk
    antwoord op de hoofdvraag in deze enqute: wat er moet, wat er mag
    en wat er niet mag bij de opsporing en bestrijding van
    georganiseerde criminaliteit in Nederland. Het is hoog tijd dat
    iedereen weet waar men aan toe is.

    lees meer

    Eindrapport – 10.9 Voorstellen normering observatiemethoden

    10.9 Voorstellen normering observatiemethoden

    De commissie verzoekt de Kamer een oordeel uit te spraken over
    alle navolgende aanbevelingen voor de normering van
    opsporingsmethoden.

    lees meer

    Eindrapport – 10.8 Normering van de methoden algemeen

    10.8 Normering van de methoden algemeen

    10.8.1 Definitie opsporing

    Opsporing in Wetboek van Strafvordering

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>