• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Eindrapport – 3.9 Gooi en Vechtstreek

    3.9 Gooi en Vechtstreek

    3.9.1 Doorgelaten containers Gooi en Vechtstreek

    Uit het onderzoek van de commissie blijkt dat de politieregio
    Gooi en Vechtstreek verschillende malen betrokken is geweest bij
    gecontroleerde afleveringen. De drugs zouden wel steeds in beslag
    zijn genomen. CID-chef Van der Putten vertrok van de politie
    Dordrecht naar de politie Gooi en Vechtstreek. Van der Putten
    introduceerde FIOD-medewerker De Jongh bij de CID Gooi en
    Vechtstreek. Voor de activiteiten van De Jongh voor Gooi en
    Vechtstreek is een convenant afgesloten tussen de FIOD en de
    politie Gooi en Vechtstreek. Het OM zou voor deze gecontroleerde
    afleveringen toestemming hebben gegeven. Het is echter onduidelijk
    of toenmalig CID-officier van justitie Van der Kerk ook op de
    hoogte is gesteld van de rol van de politie. De
    commissie heeft verschillende voorbeelden aangetroffen in de regio
    Gooi en Vechtstreek van het gebruik van deze methode.
    Informant
    In september 1994 werd een container met 11.000 kilo softdrugs
    via een gecontroleerd traject binnengebracht en in beslag genomen.
    Daarbij is een vergelijkbare methode gehanteerd als hiervoor is
    beschreven. Een criminele organisatie heeft een
    informant
    benaderd om een partij van ongeveer 10.000 kilo binnen te
    trekken. De
    informant zou daarvoor de beschikking krijgen
    over de bill of lading. Een andere
    informant zou met hulp
    van de politie de drugs naar een loods vervoeren, waarna de politie
    de drugs verder zou verspreiden naar de adressen die de criminele
    organisatie zou opgeven.

    lees meer

    Eindrapport – 3.8 Beveronderzoek Rotterdam

    3.8 Beveronderzoek Rotterdam

    In de zomer van 1992 werd in Rotterdam het
    Haveninformatieproject gestart. Het doel van het project was de
    informatie van verschillende diensten over de georganiseerde
    criminaliteit in de haven bij elkaar te brengen. Uit het
    Haveninformatieproject bleek dat een aantal personen zich in
    georganiseerd verband bezig hield met strafbare feiten. De
    Rotterdamse recherche en CID startten mede naar aanleiding hiervan
    een onderzoek tegen een handelaar in verdovende middelen die al
    meermalen veroordeeld was. Onder de codenaam Bever werd zodoende
    eind 1993 een onderzoek gestart door het kernteam
    Rotterdam-Rijnmond. De RCID Rotterdam had contact met de RCID
    Kennemerland. Uit dit contact bleek dat de RCID Kennemerland een
    informant runde die voor het Beveronderzoek belangrijke informatie
    zou kunnen bieden (hier verder informant 3 genoemd).

    lees meer

    Eindrapport – 3.7 Betrokkenheid FIOD/douanerecherche

    3.7 Betrokkenheid FIOD/douanerecherche

    3.7.1 Doorlaten van containers

    De douane en de douanerecherche waren van wezenlijk belang voor de
    uitvoering van deze methode. De douane diende op verzoek van de
    politie controle van bepaalde containers achterwege te laten, ook
    al waren er signalen dat zich in de containers drugs bevonden. Het
    Douane Informatie Centrum (DIC) selecteerde de containers waarmee
    mogelijk iets aan de hand was. Ongeveer 30 tot 40 % van de
    geselecteerde containers werd op verzoek van de politie
    doorgelaten.

    lees meer

    Eindrapport – 3.6 Kennemerland

    3.6 Kennemerland

    Bij het IRT en het verdere vervolg van de Delta-methode speelde de
    CID van de politieregio Kennemerland een belangrijke rol. Onder
    verantwoordelijkheid van de CID Kennemerland blijkt de methode ook
    na de ophefffing van het IRT te zijn toegepast. In het onderzoek
    van de commissie zijn nieuwe feiten naar voren gekomen die een
    ander licht werpen op de door het IRT toegepaste Delta-methode.

    lees meer

    Eindrapport – 3.5 Commissie-Wierenga en politieke besluitvorming

    3.5 Commissie-Wierenga en politieke besluitvorming

    3.5.1 Instelling en rapport commissie-Wierenga

    Op 26 januari 1994 lichtten de ministers van Justitie en van
    Binnenlandse Zaken de Kamer in over de opheffing van het IRT.
    Noot In deze brief werd gesproken over het uit de hand
    lopen van een op zichzelf geoorloofde methode. In de brief en in
    het daarop volgende debat werd een nader onderzoek toegezegd.

    lees meer

    Eindrapport – 3.4 Delta-methode IRT Noord-Holland/Utrecht

    3.4 Delta-methode IRT Noord-Holland/Utrecht

    3.4.1 Inleiding

    Medio 1992 was er contact tussen CID-chef Dordrecht Van der
    Putten en CID-chef Haarlem Langendoen, waarbij de problematiek van
    het invoeren van containers met verdovende middelen aan de orde
    kwam. Noot Langendoen zocht een chauffeur om een
    container uit de haven te halen. Van der Putten introduceerde
    chauffeur M. bij Langendoen. Langendoen verklaart dat chauffeur M.
    vanaf 1992 ook daadwerkelijk is ingeschreven bij de CID Haarlem. De
    commissie heeft dat niet kunnen vaststellen. M. was behulpzaam bij
    het binnenhalen van containers voor het IRT. Daarmee was de
    Delta-methode voor het IRT begonnen.

    lees meer

    Eindrapport – 3.3 Ontstaansgeschiedenis

    3.3 Ontstaansgeschiedenis

    Vanaf het begin van de jaren tachtig werkte het Duitse
    Bundeskriminalamt (BKA) samen met de Nederlandse politie bij
    gecontroleerde afleveringen. Noot Deze gecontroleerde
    afleveringen werden over het algemeen in beslag genomen nadat zij
    door de ontvangende organisatie aan anderen waren doorverkocht.
    Daarbij speelden zowel de lokale CID-en als de NCID een belangrijke
    rol. Het BKA maakte voor de financiering van een deel van dat
    traject gebruik van crimineel geld.

    lees meer

    Eindrapport – 3.2 Omschrijving methode

    3.2 Omschrijving methode

    De methode bestaat uit het onder regie van politie en justitie
    gebruik maken van informanten die criminele organisaties facilitair
    ondersteunen. De politie gebruikt de informanten om informatie te
    verzamelen over het functioneren van de criminele organisatie. De
    informanten hebben op n of andere wijze contact met leden van
    criminele organisaties. Het gaat onder andere om informanten die
    werkzaam zijn in de transportwereld. Noot De politie
    wordt door een informant in kennis gesteld van de verwachte
    aankomst van een container waarin verdovende middelen zijn
    verborgen. De informant draagt kennis van de gegevens van de
    container, het schip en de vermoedelijke datum van aankomst. De
    politie zorgt er met hulp van FIOD-medewerker(s), voor dat de
    container niet door de douane wordt gecontroleerd. De FIOD/politie
    heeft afspraken met de douane dat indien de FIOD/politie daarom
    vraagt bepaalde containers zonder verder vragen door de douane
    worden geloodst. Onder regie van de politie en door tussenkomst van
    de FIOD wordt de container dan door een burgerchauffeur, die met de
    politie samenwerkt, uit het havengebied gereden en getransporteerd
    naar een neutraal terrein, bijvoorbeeld een parkeerplaats.
    Vervolgens zorgt politiepersoneel of de burgerchauffeur voor
    transport naar een loods. Een medewerker van de FIOD zorgt
    inmiddels voor de inklaring van de containers en de daarvoor
    benodigde documenten. In een aantal gevallen vervoeren
    politiemensen zelf de container vanaf het haventerrein naar de
    loods.
    In de loods wordt door politiefunctionarissen de lading in de
    container gecontroleerd. De politie weegt de hoeveelheid verdovende
    middelen. De lading drugs wordt opgesplitst en op afroep door de
    politie vervoerd naar een plaats die door leden van de criminele
    organisatie is opgegeven aan de burgerinfiltrant. De deklading (de
    lading die noodzakelijk is om de drugs te verstoppen) wordt apart
    gezet en eventueel later verkocht, dan wel om niet aan bepaalde
    bedrijven weggegeven. In andere gevallen heeft de politie geen
    bemoeienis met de dekladingen.

    lees meer

    Eindrapport – 3.13 Beoordeling

    3.13 Beoordeling

    De commissie is, met inachtneming van alle beschikbare
    informatie, tot de volgende beoordelingen gekomen over de
    Delta-methode.

    lees meer

    Eindrapport – 3.12 Kennis en verantwoordelijkheid

    3.12 Kennis en verantwoordelijkheid

    In het onderzoek heeft de commissie getracht te achterhalen wat
    verantwoordelijke politiefunctionarissen, bestuurders en officier
    van justitie wisten. Wat wisten de betrokkenen en hoe hebben zij
    hun verantwoordelijkheden uitgeoefend? De commissie gaat daarbij
    ervan uit dat, voor het kunnen uitoefenen van het gezag over de
    politie, het OM op de hoogte dient te zijn van de gebruikte
    methoden en het functioneren van de CID en haar medewerkers. Ook de
    korpsleiding dient naar het oordeel van de commissie weet te hebben
    van de activiteiten van de CID om tot een verantwoorde sturing van
    de CID te kunnen komen. Korpsleiding en OM hebben naar het oordeel
    van de commssie de verantwoordelijkheid zich op de hoogte te
    stellen van de activiteiten van de CID. Dat neemt niet weg dat de
    commissie tevens van oordeel is dat het de verantwoordelijkheid van
    betrokken CID-functionarissen is om de korpsleiding en het OM op de
    hoogte te stellen van hun activiteiten. Noot

    lees meer

    Eindrapport – 3.11 Totaal aantal containers en kilo’s

    3.11 Totaal aantal containers en kilo’s

    Het is duidelijk dat grote hoeveelheden verdovende middelen met
    medeweten en onder regie van politie en justitie op de markt
    verdwenen zijn. Een dag voor het begin van de openbare verhoren van
    de commissie, op 5 september 1995, sprak de minister van Justitie
    in de Kamer van 100 tot 400 ton softdrugs die waren doorgeleverd.
    Hoeveel daarvan op de markt was gekomen was nog onderwerp van
    onderzoek.

    lees meer

    Eindrapport – 3.10 Verdiensten en criminele gelden

    3.10 Verdiensten en criminele gelden

    3.10.1 Verdiensten

    Tijdens het onderzoek stuitte de commissie op het feit dat
    informanten de gelden die zij verdienden met het binnenhalen van de
    containers mochten behouden. De criminele organisaties betaalden de
    informanten voor het binnenhalen van de containers. En informant
    heeft de commissie meegedeeld dat hij per container gemiddeld 1
    miljoen gulden verdiende. Dit geld behoefden de informanten niet af
    te dragen aan de politie. Verschillende informanten hebben vele
    miljoenen guldens verdiend aan deze activiteiten. De informanten
    moesten wel zorgdragen voor het huren van een loods, de benodigde
    papieren en het betalen van de chauffeur. De informant gaf het geld
    voor deze betalingen aan de politie, die vervolgens de betalingen
    verrichtte.

    lees meer

    Eindrapport – 3.1 Inleiding

    HOOFDSTUK 3 DE DELTA-METHODE:

    DOORLATEN VAN DRUGS ONDER REGIE VAN POLITIE EN
    JUSTITIE

    3.1 Inleiding

    De commissie heeft intensief onderzoek gedaan naar de methode
    van het bewust doorlaten van drugs onder verantwoordelijkheid van
    politie en justitie, waarbij gestuurde informanten of beter gezegd
    burgerinfiltranten behulpzaam zijn. Deze methode, die bekend is
    geraakt als de Delta-methode, heeft mede ten grondslag gelegen aan
    de opheffing van het interregionaal rechercheteam
    Noord-Holland/Utrecht (IRT), eind 1993. Bij haar aantreden in
    december 1994 stond voor de commissie vast dat ook de methode die
    gebruikt werd door het opgeheven IRT nader onderzocht moest worden.
    Zij kon toen nog niet voorzien dat deze Delta-methode ook na de
    opheffing van het IRT door de CID in Kennemerland was voortgezet.
    Daarvoor kreeg zij de eerste aanwijzingen in maart 1995. De
    commissie beschikte over informatie dat een informant in Rotterdam
    actief was geweest bij het doorlaten van drugs nadat het IRT was
    opgeheven. Het ging hier om de zaak die later bekend werd onder de
    naam Bever. Op grond van deze gegevens en nieuwe feiten rond
    sigarettensmokkel is een rijksrecherche-onderzoek begonnen op
    aanvraag van de korpschef en de hoofdofficier van justitie in
    Haarlem en de hoofdofficier te Rotterdam. Nadat deze zaak in de
    openbaarheid was gekomen, heeft het College van procureurs-generaal
    in april 1995 een algemeen rijksrecherche-onderzoek gelast naar het
    functioneren van de CID Kennemerland. Vanaf het begin is de
    commissie in de persoon van haar voorzitter en de vice-voorzitter
    op de hoogte gehouden van de voortgang van het
    rijksrecherche-onderzoek. De commissie heeft gekozen voor een
    breder onderzoek dan de rijksrecherche. Niet alleen de politieregio
    Kennemerland was onderwerp van onderzoek, maar de commissie heeft
    ook gekeken naar enkele andere regio’s waar sprake was van het
    doorlaten van drugs onder regie van de politie, zoals Rotterdam,
    Gooi en Vechtstreek, Twente en Haaglanden. Noot De
    commissie wilde niet het onderzoek van de commissie-Wierenga, die
    onderzoek deed naar de redenen voor de opheffing van het IRT,
    volledig over doen. De bestuurlijke en organisatorische
    verhoudingen rondom het IRT zijn derhalve geen direct onderwerp van
    onderzoek geweest van de commissie. De methode van het IRT en het
    oordeel van de commissie-Wierenga hierover daarentegen des te meer.
    Het onderzoek van de commissie naar deze methode leverde veel
    gegevens op. De commissie heeft noodgedwongen een selectie moeten
    maken uit deze gegevens. Tijdens het onderzoek naar deze methode
    werd de commissie geconfronteerd met elkaar tegensprekende
    verklaringen van leden van het OM en politiefunctionarissen. Indien
    mogelijk heeft de commissie een oordeel gegeven over de
    verschillende verklaringen. In een aantal gevallen bleek het niet
    mogelijk tot een oordeel te komen. Sommige feiten waren niet meer
    te achterhalen. Desondanks wordt in dit hoofdstuk een zo goed
    mogelijke chronologische weergave gegeven van de
    gebeurtenissen.

    lees meer

    Eindrapport – 2.9 Fraude, misbruik legale constructies en witwassen

    2.9 Fraude, misbruik legale constructies en witwassen

    2.9.1 Aanleiding onderzoek

    Onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit beperkt zich
    veelal tot de traditionele vormen van georganiseerde criminaliteit:
    drugshandel, wapenhandel, vrouwenhandel en andere vormen van handel
    in illegale goederen en diensten. Maar ook bij
    financieel-economische criminaliteit (fraude, witwassen, misbruik
    van legale constructies) kan sprake zijn van georganiseerde
    criminaliteit. Bevindingen over de aard en omvang van deze
    financieel-economische georganiseerde criminaliteit bieden inzicht
    in de aard, omvang en ernst van
    de georganiseerde criminaliteit in Nederland.

    lees meer

    Eindrapport – 2.8 Vrije beroepsbeoefenaren

    2.8 Vrije beroepsbeoefenaren

    2.8.1 Aanleiding onderzoek

    Vrije beroepsbeoefenaren, zoals advocaten, notarissen,
    accountants en belastingadviseurs, kunnen een belangrijke
    faciliterende rol vervullen voor de georganiseerde misdaad. Zij
    zijn in staat de benodigde deskundigheid te verschaffen om
    financile transacties te verrichten of zij kunnen dergelijke
    transacties autoriseren. Daarnaast bieden de vrije
    beroepsbeoefenaren goede mogelijkheden tot afscherming. Hun
    betrokkenheid bij transacties kan de schijn van vertrouwen wekken;
    de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht bieden een
    belangrijke bescherming aan de clinten. Vrije beroepsbeoefenaren
    zijn om deze redenen aantrekkelijk voor de georganiseerde
    criminaliteit.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>