• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • ICAMS – The emergence of a global infrastructure for mass registration and surveillance

    Global security and the “war on terror” now dominate the global political agenda. Driven largely by the United States, a growing web of anti-terrorism and security measures are being adopted by nations around the world. This new “security” paradigm is being used to roll back freedom and increase police powers in order to exercise increasing control over individuals and populations.

    lees meer

    Nationale Recherche zet eindspurt in

    Ravage # 6, 2005

    De afgelopen weken hebben verschillende personen, al dan niet actief voor dierenrechtenorganisaties, onaangekondigd bezoek gekregen van de Nationale Recherche. Niet omdat ze van het een of ander verdacht worden, maar met vragen over de aard van het dierenactivisme in dit land. lees meer

    Anti-terrorisme maatregelen tasten burgerrechten aan

    De anti-terrorisme maatregelen van de regering betekenen een fikse aantasting van de burgerrechten. “Aanwijzingen” kunnen voldoende zijn om iemand als verdachte aan te merken. Verdachten zullen langer kunnen worden vastgehouden, zonder daarbij inzicht te krijgen in hun dossiers. Geheime AIVD-informatie kan als zelfstandig bewijs gaan meetellen in strafzaken. “Vreemdelingen” kunnen op basis van AIVD-informatie worden verwijderd. En een meldplicht wordt ingesteld voor “personen die op grond van contacten, activiteiten of andere aanwijzingen in beeld komen, terwijl er op zichzelf onvoldoende aanwijzingen zijn voor een strafrechtelijk optreden”. lees meer

    Voor de eeuwigheid onttrekken van woonruimte is onacceptabel – Onttrek de onttrekking

    Nijmegen doet niet genoeg om leegstaande woonruimte boven winkels weer in gebruik te nemen, vinden Louis Seveke en Bert Peterse in De Gelderlander.

    Al sinds de jaren tachtig staat het Wonen boven Winkels in het centrum van Nijmegen op de politieke agenda. De Bewonersraad Binnenstad heeft zich er hard voor gemaakt, krakers hebben er herhaaldelijk daadwerkelijk op gewezen en de gemeente heeft beleid gemaakt. Toch staan er nog steeds tientallen woningen leeg. Bovendien blijkt het ook nu nog mogelijk dat goede woonruimte wordt gebruikt als opslag- of bedrijfsruimte. Onacceptabel, zeker in tijden van woningnood. Onbegrijpelijk in tijden dat iedereen de mond vol heeft van veiligheid en leefbaarheid, die beide gediend zijn met een bewoond centrum. Het strookt ook niet met het Wonen boven Winkels-beleid dat de gemeente zegt te voeren.

    lees meer

    Jansen: Wet op de Identificatieplicht

    Uit: Crimineel jaarboek 1995 van buro Jansen & Janssen

    Op 1 juni 1994 is na jarenlange discussie de Wet op de Identificatieplicht in werking getreden. In het Crimineel Jaarboek 1993 en 1994 is uitgebreid aandacht besteed aan de totstandkoming van de wet, tijd om dit jaar te kijken wat de praktische invulling is geworden. Echt ervaringen op praktijknivo zijn er natuurlijk nog nauwelijks, maar de richtlijnen ter uitvoering en handhaving van de wet geven enigszins inzicht in wat er te verwachten valt.

    Vooropgesteld wordt dat de identifikatieplicht geen doel ‘an sich’ is. Na veel politiek geharrewar heeft ‘de beperkte identificatieplicht’ het gewonnen van de algehele identificatieplicht. De handhaving van de identificatieplicht vindt plaats door toepassing van de in maart 1993 ingevoerde wet op Anonieme Verdachten. Iedereen die zich in de verplichte gevallen niet kan identificeren kan worden gefouilleerd, zes uur worden vastgehouden en er mogen foto’s en vingerafdrukken worden afgenomen.

    lees meer

    Opsporing terroristische misdrijven

    Het conceptwetsvoorstel voorkoming, opsporing en vervolging van terroristische
    misdrijven: terrorisme bestrijding door marginalisering strafvorderlijke waarborgen
    lees meer

    Inhoudsopgave Observant #32, februari 2005

    01 Tip van AIVD onvoldoende bewijs voor strafzaken, Ervaringen in het buitenland niet hoopgevend
    02 Misleidende methode online (pdf). onderzoek naar benadering van asielzoekers door de AIVD.
    03 Camera’s in het publieke domein. Privacynormen cameratoezicht op de openbare orde.
    04 Assessing the impact of CCTV, Home Office Research, Development and Statistics Directorate
    05 Het conceptwetsvoorstel voorkoming, opsporing en vervolging van terroristische misdrijven.
    06 Jaarverslag 2003 van Begische Comité I België.
    07 NJCM Congres ‘Terrorismebestrijding met mensenrechten’.
    08 10 fabels en feiten over verkeersgegevens.
    09 Nationale Sigint Organisatie bouwtekeningen.
    10 Verdrag Nederland Duitsland grensoverschrijdende politiële en strafrechtelijke samenwerking.
    11 Lessen van de RAF-terreur
    12 Oprichting terrorisme-unit bij IND

    Gehele Observant #32

    Gehele Observant #32, februari 2005

     

    26 februari 2005
    Tip van AIVD onvoldoende bewijs voor strafzaken
    Ervaringen in het buitenland zijn niet hoopgevend

    De Gelderlander, Tubantia, Amersfoortse Courant, Utrechts Nieuwsblad, Brabants Dagblad
    Wil van der Schans

    Informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst AIVD krijgt in de kabinetsplannen om terrorisme te bestrijden een belangrijke rol. Het kabinet wil dat informatie van de dienst voor strafzaken de status krijgt van wettig bewijs. In het vreemdelingenrecht kan AIVD-informatie leiden tot niet toelaten of verwijderen van een vreemdeling. Voor het bevriezen van banktegoeden en het verbieden van organisaties volstaat AIVD-informatie en hetzelfde geldt voor het opleggen van meldingsplicht. Het gaat er niet alleen om of dergelijke maatregelen effectief zijn, ook de vraag of ze voldoende rechtsbescherming bieden, is van belang.
    In alle plannen van het kabinet krijgen verdachten geen inzage in de informatie. Dat geldt voor strafrecht, vreemdelingenrecht en bestuursrecht. We moeten simpelweg vertrouwen dat de informatie van de AIVD correct is. De kans dat onschuldigen worden veroordeeld of uitgezet neemt flink toe, terwijl op de betrouwbaarheid van de AIVD-informatie wel wat valt af te dingen.

     


     

    1 maart 2005
    Misleidende Methode online (pdf)
    onderzoek naar benadering van asielzoekers door de AIVD
    Buro Jansen & Janssen

    Kawa was in Irak advocaat van iemand uit de ‘inner cicle’ van Saddam Hoessein. De CIA en de BVD waren zeer geïnteresseerd in zijn ervaringen en spraken hem meerdere malen na zijn aankomst in 1999 in Nederland. Kawa vertelt: ‘“Natuurlijk”, zei meneer Bert van de BVD, “krijg je een verblijfsvergunning voor bewezen diensten.”’ Eerst moest Kawa echter alles wat hij wist netjes aan de geheime dienst vertellen. Zijn advocaat, mr. Schoorl uit Alkmaar, moest hem duidelijk maken dat de BVD geen verblijfsvergunningen verstrekt.
    Dit boek is een vervolg op De vluchteling achtervolgd, het in 1990 door Buro Jansen & Janssen uitgevoerde onderzoek naar de bemoeienissen van de BVD met vluchtelingen en asielzoekers.1 De belangrijkste conclusie van dat onderzoek was toen dat het voor de betrokken asielzoekers en vluchtelingen vaak erg onduidelijk en verwarrend was dat de BVD ook via de politie opereert. Het onderscheid tussen de vreemdelingendienst van de politie (destijds verantwoordelijk voor procedures rond verblijfsvergunningen) en de inlichtingendienst (die mensen werf als informant) was niet altijd duidelijk. Omdat die twee functies in de praktijk vaak ook nog werden gecombineerd door een en dezelfde persoon, was het voor nieuwkomers extra moeilijk om erachter te komen waar ze aan toe waren.
    Voor de betrokken asielzoeker betekende dit systeem van ‘dubbele petten’ dat er weinig overeind bleef van het officiële recht om medewerking aan het werk van inlichtingendiensten te weigeren. Helemaal omdat, zoals uit dat onderzoek bleek, middelen als intimidatie, bedreiging en misleiding (‘Als je niet meewerkt, waarom zouden we je dan een asielstatus verstrekken?’) niet werden geschuwd. De vluchteling achtervolgd deed bij verschijning in 1991 behoorlijk wat stof opwaaien. Er was veel media-aandacht voor het onderzoek en het leidde tot Kamervragen. Het boekje zorgde voor verspreiding van kennis over de risico’s van samenwerking met inlichtingendiensten.

    NIEUW ONDERZOEK

    Tien jaar later is er veel veranderd, maar de pogingen om asielzoekers en migranten te werven als informant gaan door. De politieke verhoudingen in de wereld hebben zich gewijzigd: het zijn nu andere landen waar vluchtelingen vandaan
    komen, en ze komen deels om andere redenen. Tegelijkertijd staan terrorisme en mensensmokkel hoog op de politieke agenda. De asielprocedures zijn aangescherpt en het is nu niet langer de Vreemdelingendienst maar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND, van het ministerie van Justitie) die verantwoordelijk is voor de toelatingsprocedure. De IND heeft haar eigen Bureau Bijzondere Zaken voor onderzoek naar asielzoekers die van een misdrijf worden verdacht, en om de inlichtingendiensten van interessante informatie te kunnen voorzien.
    In dezelfde periode is het werk van inlichtingendiensten en het opsporingsonderzoek van politie en justitie naar elkaar toe geschoven, deels overlapt het elkaar zelfs. Dit levert onduidelijke situaties op waar ook asielzoekers en migranten mee te maken kunnen krijgen. Zo let de BVD niet langer alleen op de politieke achtergrond van asielzoekers en migranten (een inlichtingentaak), de dienst doet ook onderzoek naar mensensmokkel en georganiseerde misdaad (meer opsporingswerk).
    Dit alles in nauwe samenwerking met gespecialiseerde politiediensten binnen heel Europa. De afgelopen jaren zijn de procedures voor een verblijfsvergunning in Nederland strenger geworden, en de mogelijkheden er een te krijgen kleiner. Voor asielzoekers, die toch al in een kwetsbare positie verkeren, werd de afhankelijkheid van Nederlandse instanties daardoor versterkt. Tegen deze achtergrond waren wij benieuwd hoe het nu toegaat bij het benaderen van asielzoekers.

    OPENLIJKE CONTROLE

    Dit hernieuwd onderzoek naar de bemoeienissen van inlichtingendiensten met asielzoekers en migranten vond plaats vanuit de doelstelling die Buro Jansen & Janssen al jarenlang nastreeft: meer openheid over en controle op politie, justitie en inlichtingendiensten. Zonder publicatie van praktijken die anders geheim zouden blijven, is geen openbare controle mogelijk. Daarnaast streven we naar de versterking van de positie van asielzoekers, die zich tijdens de procedure voor een verblijfsvergunning in een onzekere positie bevinden. Voor hen moet duidelijk zijn wanneer ze met de IND te maken hebben inzake hun eigen asielverzoek, en wanneer het belang van inlichtingendiensten vooropstaat. Met deze publicatie in de hand kunnen advocaten, vluchtelingenorganisaties en andere belangenbehartigers een asielzoeker die benaderd is beter bijstaan of, zo mogelijk, voorkomen dat het zover komt.

    Dit boek Misleidende methode begint met enige achtergrondinformatie over de positie van asielzoekers in Nederland en de procedures waarmee ze te maken krijgen. Hoofdstuk 2 gaat over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De IND speelt een centrale rol in de asielprocedure en het horen van asielzoekers. Wat gebeurt er met de informatie uit de vertrouwelijke gehoren van asielzoekers? Welk onderzoek doet de IND zelf? En wat is hierbij de rol van het Bureau Bijzondere Zaken van de IND? Voor welke asielzoekers bestaat bijzondere belangstelling? Centraal in hoofdstuk 3 staat de BVD (tegenwoordig AIVD) en de manier waarop deze dienst informatie verzamelt onder vluchtelingen. Wie benadert de BVD, en waarom juist deze mensen? Op welke manier gebeurt dat, en zijn degenen die benaderd worden om informatie te leveren gezien hun (kwetsbare) positie in staat om medewerking te weigeren? Is het voor hen mogelijk een inschatting te maken van de gevolgen van het praten met de BVD? In hoofdstuk 4 onderzoeken we de samenwerking tussen de verschillende diensten die zich bezighouden met het verzamelen van informatie over asielzoekers en migranten. De IND, haar afdeling Bureau Bijzondere Zaken, de BVD, de Vreemdelingendienst en buitenlandse inlichtingendiensten azen allemaal op bepaalde informatie. Hoe werken zij samen? In hoeverre hebben zij toegang tot elkaars informatie, en is er overleg? Is deze samenwerking inzichtelijk en controleerbaar, of kunnen asielzoekers en migranten alleen maar hopen dat informatie over hen niet bij de inlichtingendienst van hun land van herkomst terechtkomt? In de conclusies komen de lijnen uit de voorgaande hoofdstukken samen en kijken we naar de ontwikkelingen op dit gebied die plaatsvonden in de onderzoeksperiode, van de publicatie van De vluchteling achtervolgd (begin jaren negentig) tot in het begin van de nieuwe eeuw. Wat is er in die tijd veranderd? En waar gaat het
    naartoe?

    VERANTWOORDING

    Tot slot een verantwoording over de gebezigde onderzoeksmethoden en bronnen. We hebben gebruikgemaakt van informatie die openbaar was en informatie die we met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur openbaar hebben gemaakt (zie literatuurlijst). Daarnaast hebben we voor dit onderzoek honderden telefoontjes gepleegd: met asielzoekers, vluchtelingen en migranten, met advocaten, vluchtelingen- en migrantenorganisaties, met deskundigen van universiteiten en met journalisten. In enkele tientallen gevallen leidde dit tot gesprekken met de asielzoeker en/of migrant zelf of zijn belangenbehartiger. Sommigen van hen zijn met naam en toenaam terug te vinden in de voorbeelden die dit boek illustreren, anderen bleven om begrijpelijke redenen liever anoniem.
    Het was niet makkelijk om met asielzoekers te spreken over hun ervaringen met inlichtingendiensten. Sommigen waren bang dat dit gevolgen voor hun procedure voor verblijfsrecht in Nederland zou hebben. Anderen waren bang voor repercussies uit de eigen gemeenschap als ze te boek kwamen staan als iemand die contacten met inlichtingendiensten had gehad. Vaak wilden mensen maar liever niet herinnerd worden aan die gesprekken.
    We hebben ook veel migrantenorganisaties aangeschreven en gesproken. Politieke organisaties van bijvoorbeeld Turkse, Koerdische of Iraanse migranten hadden wel ervaringen met informanten, maar verrkozen om daarmee niet in de openbaarheid te treden. Anders dan tien jaar geleden hadden ze er nu ieder hun eigen reden voor om de zaken in eigen kring af te handelen. Degenen die wel met ons spraken, deden dat omdat ze het belangrijk vonden hun teleurstelling en frustratie over de werkwijze van inlichtingendiensten met andere vluchtelingen(organisaties) te delen. Sommige verhalen mochten we slechts als achtergrondinformatie gebruiken, andere konden we – met of zonder de naam van degene die het betrof – publiceren. Instemming van de betrokkenen stond voor ons voorop bij het maken van dit boek.
    Een van onze informatiebronnen vraagt om wat nadere toelichting, en dat is Hilbrand Nawijn. Het is van belang te weten dat wij voor dit onderzoek met hem spraken in augustus 2001. Hij was toen vreemdelingenadvocaat; daarvoor was hij jarenlang directeur van de IND. Na het gesprek is hij een paar maanden minister van Vreemdelingenzaken en Integratie geweest voor de Lijst Pim Fortuyn, de LPF. Nawijn gaf ons achtergrondinformatie over het functioneren van Bureau Bijzondere Zaken van de IND.
    Opvallend is dat we vooral met mannen gesproken hebben. Onduidelijk is of de inlichtingendiensten vooral mannen benaderen, bijvoorbeeld omdat die vaker ‘interessante’ functies in het leger hebben, en wij dus bij navraag naar deze gesprekken automatisch bij mannen terechtkwamen. Het kan ook zijn dat vrouwen die benaderd zijn hierover geen contact hebben gezocht.


     

    december 2004
    Camera’s in het publieke domein
    Privacynormen voor het cameratoezicht op de openbare orde

    College Bescherming Persoonsgegevens
    CBPweb.nl

    De Registratiekamer -de voorloper van het College bescherming persoonsgegevens (CBP)- publiceerde al in 1997 een studie over de mogelijkheden en grenzen van cameratoezicht.
    In beeld gebracht gaf privacyregels voor het toepassen van cameratoezicht zowel in het particuliere als het publieke domein. Met in achtneming van deze regels achtte de toezichthouder cameratoezicht zeker mogelijk.
    Cameratoezicht door de overheid nam vooral na 2000 toe. In 2003 heeft het CBP onderzoek laten doen naar aard en omvang van het cameratoezicht door de Nederlandse gemeenten.
    Uit dit onderzoek bleek onder meer dat 20 procent van de gemeenten gebruik maakte van camera’s en dat in veel van die gemeenten de effectiviteit van het toezicht (nog) niet geëvalueerd was. In behandeling bij het parlement is het wetsvoorstel om de Gemeentewet te wijzigen, opdat cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde een expliciete wettelijke basis krijgt.
    In Camera’s in het publieke domein geeft het CBP een praktische verheldering van de privacynormen die nuttig kan zijn bij de besluitvorming binnen gemeenten over de inrichting van cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde. Verder zal het CBP in samenwerking met belanghebbende partijen in 2005 een model-verordening cameratoezicht publiceren.
    Vanzelfsprekend zal het CBP deze normen ook hanteren bij zijn toezicht op de praktijk van het cameratoezicht in het publieke domein.

    Inhoudsopgave

    * Ten geleide
    * Inhoudsopgave
    * Definities
    * Vuistregels
    * 1 Cameratoezicht in het publieke domein
    * 2 Juridische bronnen
    * 3 Juridisch kader
    * 4 Privacynormen voor de praktijk
    * Bijlagen
    o Samenvatting
    Cameratoezicht in de openbare ruimte 2003
    o Achtergrondstudies en verkenningen

     


     

    februari 2005
    Assessing the impact of CCTV
    Home Office Research, Development and Statistics Directorate

    In februari publiceerde het Development and Statistics Directorate van het Engelse ministerie van Binnenlandse Zaken de resultaten van het eerste grote onderzoek naar de toepassing van cameratoezicht in Engeland. De onderzoekrs hebben onderzocht wat het effect van cameratoezicht op de criminaliteit en op de veiligheidsgevoelens is. Hun algemene conclusie is dat hoewel cameratoezicht een krachtig middel is dat gebruikt kan worden bij de bestridjing van criminaliteit, er ook erkend moet worden dat contekst waarin cameratoezicht gebruikt wordt zeer verschillend is. Cameratoezicht lijkt een simpel middel om in te zetten, maar is in werkelijkheid veel gecompliceerder.

    De conclusie over de effecten op criminaliteit:

    * All the systems had the broad objective of reducing crime. Out of the 13 systems evaluated six showed a relatively substantial reduction in crime in the target area c o m p a red with the control area, but only two showed a statistically significant reduction relative to the control, and in one of these cases the change could be explained by the presence of confounding variables. Crime increased in seven areas but this could not be attributed to CCTV. The findings in these seven areas were inconclusive as a range of variables could account for the changes in crime levels, including fluctuations in crime rates caused by seasonal, divisional and national trends and additional initiatives.

    * A number of quantifiable aspects of systems, which could have explained the impact measured were investigated and it was found that certain types of system were more effective than others:

    – Systems installed in a mixed category of areas (e.g. car parks, a hospital and various other areas covered by one system) displayed the most encouraging results in terms of reduction in crime, particularly in car parks.
    – Town centre and residential systems showed varied results, with crime going down in some areas and up in others.
    – Residential redeployable schemes appeared to show no long-term reduction in crime levels. However, the cameras were dealing with short-term problems , which require sensitive measures to detect the impact of the cameras.

    * Certain types of offence were affected more than others:

    – Impulsive crimes (e.g. alcohol-related crimes) were less likely to be re d u c e d than premeditated crime (e.g. theft of motor vehicles).
    – Violence against the person rose and theft of motor vehicles fell in the target areas in accordance with national trends in recorded crime.

    * Some system attributes had more effect than others:

    – Camera coverage was positively correlated (r = 0.51) to effect size. However, this was not statistically significant (p<.05)2.
    – Increased camera density (numbers of cameras installed per unit area) was related to effect size only where the number of cameras installed in an area had not reached saturation point.
    – There are indications that CCTV is more effective in sites with limited and controlled access points, such as entrances and exits to the area.

    * Spatial displacement was not common but did occur:

    – One system showed evidence of displacement of overall crime into the
    surrounding area.
    – Another showed displacement of burglary into the surrounding area.
    – Another showed displacement of vehicle crime into the gaps in coverage
    between cameras.
    – None of the factors outlined above determine exactly how well a system will work, but they can work together to reduce crime.

     


     

    1 maart 2005
    Het conceptwetsvoorstel voorkoming, opsporing en vervolging van terroristische
    misdrijven: terrorisme bestrijding door marginalisering strafvorderlijke waarborgen

    P.H.P.H.M.C. van Kempen
    http://www.portill.nl/

    Terrorisme rechtvaardigt een afwijking van de reikwijdte van en de waarborgen rondom strafvorderlijke bevoegdheden zoals die bij reguliere strafbare feiten gelden. Die gedachte vormt het fundament van het conceptwetsvoorstel ‘verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven’.1 De bijzondere positie van terrorisme is volgens de regering gelegen in de grote bedreiging die van terroristische aanslagen uitgaat, het grote aantal slachtoffers dat bij zo’n aanslag kan vallen en het complexe karakter van strafrechtelijk onderzoek naar terroristische misdrijven, welk onderzoek zich mede in het buitenland kan afspelen, waarbij informatieverschaffing door inlichtingendiensten een rol kan spelen en dat het selecteren en bruikbaar maken van moeilijk te doorgronden informatie kan omvatten.2 Op basis van deze argumentatie komt de regering met een omvangrijk pakket van strafvorderlijke en enige materieelrechtelijke voorstellen. Daarop is zeer kritisch en grotendeels afwijzend gereageerd door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA).3 Zorgwekkend achten zij onder meer dat de rechter niet of nauwelijks de mogelijkheid zal hebben toepassing van de voorgestelde strafvorderlijke bevoegdheden te toetsen. Dit punt, dat het waarborgen niveau van de regeling raakt, komt in het navolgende nadrukkelijk aan de orde. Daarnaast is er ook aandacht voor de reikwijdte van de voorstellen alsmede de noodzaak ervan. Omdat een integrale bespreking van het conceptvoorstel hier niet mogelijk en evenmin zinvol is, concentreer ik me op de meest verstrekkende procesrechtelijke onderdelen ervan en zal ik bezien of invoering daarvan wenselijk is.

    Piet Hein van Kempen is Universitair Hoofddocent straf(proces)recht Radboud Universiteit Nijmegen en lid van de NVvR-werkgroep die het Advies opstelde over het hierna besproken wetsvoorstel. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.


     

    Jaarverslag 2003 van Begische Comité I, dat inlichtingendiensten controleert
    Comité I

    In dit jaarverslag gaat het Comité I uitgebreid in op de activiteiten van privé-inlichtingendiensten in België


     

    8 april 2005
    NJCM Congres ‘Terrorismebestrijding met mensenrechten’
    Op 8 april 2005 organiseert het NJCM ter gelegenheid van haar 30-jarig bestaan het lustrumcongres ‘Terrorismebestrijding met mensenrechten’.

    Weet het nationale en internationale recht wel raad met actuele vormen van terrorisme? Het congres zal de spanning tussen enerzijds het belang van terrorismebestrijding en anderzijds het belang van bescherming van mensenrechten belichten vanuit een rechtsstatelijk perspectief.
    Drie onderwerpen zullen aan bod komen: (1) de Europese samenwerking, zowel binnen de EU als de Raad van Europa; (2) de preventie van terrorisme door waarborging van mensenrechten; en (3) de opsporing en vervolging van terroristen in Nederland.
    Deze dag zullen de NJCM-uitgangspunten bij de bestrijding van terrorisme worden besproken.

    Vooraanstaande sprekers zullen tijdens het congres hun visie op dit thema presenteren:

    – Mr. Th.C. de Graaf, minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (onder voorbehoud)
    – Prof.dr. P.B. Cliteur, hoogleraar Encyclopedie van de Rechtswetenschap
    – Dr.mr. A. Ellian, universitair hoofddocent Encyclopedie van de Rechtswetenschap
    – Prof.mr. A.A. Franken, advocaat en hoogleraar Strafrechtspraktijk
    – Prof.mr. E.C.M. Jurgens, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
    – Mr. J. Kohnstamm, voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens
    – Mw. mr. W. Sorgdrager, vertegenwoordiger van de Nederlandse regering in de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie
    – Prof.mr. G.A.M. Strijards, senior raadadviseur van het Parket-Generaal van het Openbaar Ministerie en bijzonder hoogleraar Internationaal recht
    – en anderen

    De dagvoorzitter van het congres is de Nederlandse rechter in het Europees Hof voor de Rechten van de Mens prof.mr. B.E.P. Myjer.

    Datum, locatie en tijd
    Het congres zal plaatsvinden op 8 april 2005 in de Grote Rechtszaal van het Vredespaleis, Carnegielaan 2, te ?s-Gravenhage. Het programma duurt van 9:30 tot 17:15 uur. Het congres wordt afgesloten met een borrel.
    Het congres zal tweetalig Nederlands/Engels te volgen zijn.


     

    1 maart 2005
    10 fabels en feiten over verkeersgegevens
    Bof.nl

    Verkeersgegevens zijn een ingewikkeld onderwerp. Veel parlementariërs en journalisten worstelen met de halve waarheden die zij te horen krijgen van voorstanders van de bewaarplicht. Bits of Freedom wil graag 10 misverstanden uit de wereld helpen.

    Meer informatie over verkeersgegevens is te vinden in het Dossier verkeersgegevens.

    1. Nederland heeft al een bewaarplicht.
    2. De bewaarplicht is noodzakelijk.
    3. Toegang tot de gegevens wordt getoetst door een rechter.
    4. Het gaat over de bestrijding van zeer ernstige misdrijven.
    5. De bewaarplicht is helemaal niet zo duur.
    6. De bewaarplicht is proportioneel.
    7. Brussel wil dit, Nederland is neutraal.
    8. Vrijwel alle EU lidstaten hebben al een bewaarplicht.
    9. Nationale parlementen hebben het laatste woord.
    10. De noodzakelijkheid blijkt uit Nederlandse jurisprudentie.

     


     

    1 maart 2005
    Bof publiceert Nationale Sigint Organisatie bouwtekeningen

    Bof.nl

    En hier

    Het ministerie van Defensie gaat een deel van het terrein van KPN-dochter Xantic in Burum kopen. Op het terrein van het satelliet grondstation van Xantic (luchtfoto) wil Defensie de satelliet afluisterschotels plaatsen van de Nationale Sigint Organisatie (NSO). Uit de bouwtekeningen, die bij de aanvraag voor een bouwvergunning horen, blijkt dat de NSO 15 schotels wil bouwen op het Xantic terrein. Het project heeft de titel ‘SMPS project Antenna plan’.


     

    3 januari 2005
    Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederland en en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden

    Memorie van Toelichting

    Doel van dit verdrag is het bevorderen van de samenwerking op het gebied van de handhaving van de openbare orde en veiligheid alsmede op het gebied van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten met inbegrip van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen.

    Maatregelen om de samenwerking te intensiveren zijn onder andere:

    * een intensivering van de uitwisseling van informatie en een verbetering van de communicatiestructuren
    * een intensivering van de samenwerking in het kader van onderzoek ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten en ter handhaving van de openbare orde en veiligheid.


     

    Lessen van de RAF-terreur
    Duitslandweb.nl

    De RAF en de omgang met het huidige terrorisme

    Sinds de moord op Theo van Gogh is Nederland in de ban van het moslim-terrorisme. Ook in Duitsland, dat tot dusver gevrijwaard is gebleven van dergelijke aanslagen, zorgen de terugkerende berichten van opgepakte extremisten in Hamburg, Keulen, Bonn of Mainz voor onrust. In beide landen leidt de dreiging van terrorisme tot een latent gevoel van onveiligheid onder de bevolking, zoals dat lange tijd niet heeft bestaan. De laatste periode in de Duitse geschiedenis waarin terrorisme de samenleving deed opschudden was in de jaren zeventig. Haast een decennium lang werd Duitsland opgeschrikt door het geweld en de aanslagen van de Rote Armee Fraktion (RAF).

    RAF-poster, afkomstig van www.rafinfo.de

    In dit dossier blikt Duitslandweb de komende maanden terug op die periode, in artikelen over de achtergrond van de RAF-terreur, de belangrijkste leden van de RAF en de reactie op het terrorisme vanuit de overheid. Tevens besteden we ruim aandacht aan de veel bediscussieerde tentoonstelling over de RAF, die eind januari van start gaat in Berlijn. Daarnaast zal in de komende weken een apart hoofdstuk over de RAF in Nederland worden gepubliceerd. Ten slotte kijkt het dossier, vanuit de achtergrond van de RAF en de maatregelen die destijds zijn genomen, naar de huidige tijd. De maatregelen van de overheid en de genoemde impact op de samenleving kunnen wellicht aanleiding geven om de RAF-terreur te vergelijken met die van de tegenwoordige tijd. Een aantal wetenschappers en beleidsmakers zullen in dit dossier hierop hun persoonlijke visie geven.


     

    Oprichting terrorisme-unit bij IND
    Ind.nl

    De IND heeft een unit terrororismebestrijding opgericht. Door de politieke en maatschappelijke druk op de terrorismebestrijding, is besloten om een unit op te richten die zich hier specifiek mee bezig gaat houden. De unit zal bestaan uit een kleine gespecialiseerde eenheid van ongeveer 13 medewerkers. De volgende argumenten pleiten voor de oprichting van deze separate unit:

    * De werkzaamheden in het kader van de terrorismebestrijding zijn vaak spoedeisend
    * Daarnaast zal er steeds meer informatie moeten worden uitgewisseld, ook met externe diensten;
    * Reguliere expertise moet worden aangetrokken
    * In de toekomst zal wellicht ook de intrekking van Nederlanderschap aan de orde zijn;
    * Eenduidige aansturing van dit bijzondere proces is wenselijk
    * Naar verwachting zal het aantal zaken zich niet beperken tot de lijst van 150 en alleen maar toenemen;
    * Er ontstaat een beter en vollediger overzicht over het aantal en soort zaken


    De IND heeft in het kader van terrorismebestrijding diverse processen versterkt. Voor 2 november 2004 was al onderkend dat op jaarbasis meer zaken vanuit het perspectief van terrorismebestrijding zouden worden behandeld. Op grond van de huidige situatie is besloten de IND in staat te stellen op jaarbasis 500 dossieronderzoeken te laten verrichten. Dit aantal is – naar verwachting – mede een direct gevolg van de extra activiteiten van de AIVD en de politiële inlichtingendiensten ter bestrijding van het terrorisme.

    Het is met name de Contra Terrorisme informatiebox (CT-infobox) die een zeer belangrijke rol speelt. Vanuit de IND zijn 3 functionarissen bij de CT-infobox gedetacheerd. Als hierboven gezegd, zullen in de CT-infobox per casus alle mogelijke vreemdeling-rechtelijke maatregelen worden bezien en afgestemd met de strafrechtelijke. Dit kan bijvoorbeeld zijn een advies tot weigering toelating, intrekking van een verblijfsvergunning, verwijdering uit Nederland, ongewenstverklaring en signalering, dan wel weigering van verlening c.q. intrekking van een al verleend Nederlanderschap.


    AIVD

    28 februari 2005
    Werkgroep bekijkt uitwisseling AIVD-informatie
    Minbzk.nl

    Een werkgroep gaat bekijken hoe informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) beter kan worden uitgewisseld met burgemeesters. Dat hebben de ministers Remkes (Binnenlandse Zaken) en Donner (Justitie) zaterdag afgesproken met de korpsbeheerders.
    Burgemeesters moeten volgens Remkes aangeven aan welke informatie ze in hun verschillende rollen behoefte hebben. Als beheerder van het politiekorps zijn ze verantwoordelijk voor de veiligheid van de politiemensen, als burgemeester hebben ze te maken met de openbare orde en veiligheid. In principe zijn gegevens over AIVD-operaties geheim.
    De werkgroep zal bestaan uit burgemeesters en vertegenwoordigers van de AIVD, het Openbaar Ministerie, de Raad van Hoofdcommissarissen en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie.

    11 februari 2005
    Remkes over politie-inval Laakkwartier: geen gegevens achtergehouden

    Minbzk.nl

    Minister Remkes vindt een nader, onafhankelijk onderzoek naar de politie-inval op 10 november in de Antheunisstraat in het Haagse Laakkwartier niet nodig. Dat heeft hij burgemeester Deetman van Den Haag laten weten.
    De AIVD wist op het moment van de politie-inval niet dat de twee verdachten daar handgranaten hadden. Ook had de AIVD geen informatie over eventuele aanwezigheid van vuurwapens in het pand. Wel heeft de AIVD in de nacht voor de inval gewaarschuwd dat gezien het profiel van de verdachten wel rekening gehouden moest worden met de aanwezigheid van vuurwapens.
    Het Openbaar Ministerie (Landelijk Parket), de Nationale Recherche (KLPD) en de regiopolitie Haaglanden (inclusief het arrestatieteam) waren voorafgaand aan de inval op de hoogte van alle beschikbare relevante informatie van de AIVD. De informatie over de gevaarzetting, m.a.w. het risico dat van de verdachten uitging, is tot aan het moment van de inval met alle betrokkenen gedeeld.
    Meer in het algemeen laat minister Remkes aan burgemeester Deetman weten dat de operaties van de AIVD geheim zijn. Slechts de uitvoerders en hun ambtelijk en politiek verantwoordelijken zijn van AIVD-operaties op de hoogte.
    Op het moment dat het Openbaar Ministerie op aangeven van de AIVD besluit tot een ingreep tegen (potentiële) terroristen, wordt uiteraard wel alle beschikbare relevante informatie ter beschikking gesteld.
    Ook wordt de burgemeester ingelicht als uit informatie van de AIVD blijkt dat er daadwerkelijk een veiligheidsrisico bestaat of als er sprake is van een (dreigende) verstoring van de openbare orde en veiligheid. Omdat dit in Den Haag in de maanden voorafgaand aan de inval in de Antheunisstraat niet aan de orde was, is burgemeester Deetman niet over de AIVD-operatie geïnformeerd.

     

     

    Tip van AIVD onvoldoende bewijs voor strafzaken

    Ervaringen in het buitenland zijn niet hoopgevend

    Wil van der Schans

    Observant 32, De Gelderlander, Tubantia, Amersfoortse Courant, Utrechts Nieuwsblad, Brabants Dagblad
    26 februari 2005

    Informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst AIVD krijgt in de kabinetsplannen om terrorisme te bestrijden een belangrijke rol. Het kabinet wil dat informatie van de dienst voor strafzaken de status krijgt van wettig bewijs. In het vreemdelingenrecht kan AIVD-informatie leiden tot niet toelaten of verwijderen van een vreemdeling. Voor het bevriezen van banktegoeden en het verbieden van organisaties volstaat AIVD-informatie en hetzelfde geldt voor het opleggen van meldingsplicht. Het gaat er niet alleen om of dergelijke maatregelen effectief zijn, ook de vraag of ze voldoende rechtsbescherming bieden, is van belang.
    In alle plannen van het kabinet krijgen verdachten geen inzage in de informatie. Dat geldt voor strafrecht, vreemdelingenrecht en bestuursrecht. We moeten simpelweg vertrouwen dat de informatie van de AIVD correct is.
    De kans dat onschuldigen worden veroordeeld of uitgezet neemt flink toe, terwijl op de betrouwbaarheid van de AIVD-informatie wel wat valt af te dingen.

    lees meer

    Tip van AIVD onvoldoende bewijs voor strafzaken

    De Gelderlander, Tubantia, Amersfoortse Courant, Utrechts Nieuwsblad, Brabants Dagblad.

    Informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst AIVD krijgt in de kabinetsplannen om terrorisme te bestrijden een belangrijke rol. Het kabinet wil dat informatie van de dienst voor strafzaken de status krijgt van wettig bewijs. In het vreemdelingenrecht kan AIVD-informatie leiden tot niet toelaten of verwijderen van een vreemdeling. Voor het bevriezen van banktegoeden en het verbieden van organisaties volstaat AIVD-informatie en hetzelfde geldt voor het opleggen van meldingsplicht. Het gaat er niet alleen om of dergelijke maatregelen effectief zijn, ook de vraag of ze voldoende rechtsbescherming bieden, is van belang.
    In alle plannen van het kabinet krijgen verdachten geen inzage in de informatie. Dat geldt voor strafrecht, vreemdelingenrecht en bestuursrecht. We moeten simpelweg vertrouwen dat de informatie van de AIVD correct is.
    De kans dat onschuldigen worden veroordeeld of uitgezet neemt flink toe, terwijl op de betrouwbaarheid van de AIVD-informatie wel wat valt af te dingen. lees meer

    Terrorismebestrijding

    29 754 Terrorismebestrijding

    Nr. Lijst van vragen
    Vastgesteld……….

    De vaste commissie van Justitie heeft de volgende vragen over de brief van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake terrorismebestrijding (29 754, nr. 5). De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van…….De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

    De voorzitter van de commissie,
    De Pater – van der Meer

    De griffier van de commissie,
    Coenen

    lees meer

    Inhoudsopgave Observant #31, januari 2005

    01 Naar een cyclopisch (straf)recht
    02 Terrorisme en het strafproces
    03 Commentaar van de Nederlandse Vereniging van Rechtspraak op wetsvoorstel
    04 Braaf zijn, beste burger
    05 Deel van de documenten die Outman Ben A.lekte
    06 Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht.
    07 COMMISSION REPORT FROM SECI – CROSS-BORDER CRIME
    07 The Politics of CCTV in Europe and Beyond
    Surveillance & Society
    08 Rapportage ‘Uitvoerbaarheid Wet veiligheidsonderzoeken’
    09 Eindrapport Commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD, “De AIVD in verandering”
    10 Nota Van dawa tot jihad

    Gehele Observant #31

    Bezwaarschrift tegen afname DNA gegrond verklaard

    Veel mensen maken bezwaar tegen de afname celmateriaal voor het vaststellen van hun DNA-profiel. Sinds 1 februari 2005 is dit verplicht voor mensen die veroordeeld zijn van een strafbaar feit. Artikel 2 van de Wet DNA-onderzoeken bij veroordeelden bepaalt dat iedereen die schuldig is bevonden aan een misdrijf zoals omschreven in artikel 67 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering celmateriaal moet afstaan ten behoeve van het bepalen van een DNA-profiel.
    De wet heeft één uitzonderingsregel: ‘als redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde’. In dat geval hoeft er geen DNA te worden afgestaan. Artikel 7 van de wet bepaalt dat iedereen binnen 7 dagen bezwaar aan tekenen tegen de afname van celmateriaal.

    lees meer

    Observant #31, januari 2005

     
    3 januari 2005
    Naar een cyclopisch (straf)recht
    Ties Prakken (Emeritus Hoogleraar capaciteitsgroep strafrecht en criminologie Faculteit der Rechtsgeleerdheid Maastricht)

    Ten aanzien van de terroristische dreiging moet vooropgesteld worden dat het een vanzelfsprekende overheidstaak is de burgers zo goed mogelijk te beschermen en dat het nodig kàn zijn gegeven de omstandigheden aan overheidsorganen extra bevoegdheden voor dit doel toe te kennen. Onder de huidige omstandigheden bestaat die noodzaak waarschijnlijk inderdaad. Bovendien is het actuele terrorisme ook tegen de democratische staatsvorm zelf gericht en moet de staat dus niet alleen zijn burgers maar ook zichzelf beschermen. Dan komen al gauw bevoegdheden in beeld die ingrijpende inbreuken maken op juist in een democratische rechtsstaat elementaire waarden waaronder de grondrechten van burgers. Hier ligt dus een duivels dilemma, maar de gezagsdragers van het moment wekken niet de indruk daaronder te lijden. In tegendeel, zij wekken de schijn dat zij de gelegenheid aangrijpen om vergaande maatregelen te treffen die de controle van de staat op zijn burgers ook buiten de terroristische context versterken, en dat zij dat voorzichtig gezegd niet erg vinden. In dit verband wordt vaak gewezen op het recht op privacy, dat volgens velen opgeofferd zal moeten worden aan effectieve terrorismebestrijding. Ik sta te kijken van het gemak waarmee veel politici bereid zijn de privacy van burgers te minimaliseren door maatregelen waarvan bepaald niet vast staat dat ze een effectieve bijdrage aan de veiligheid leveren (algemene identificatieplicht, bewaren van communicatiegegevens, doorspelen van gegevens van burgers die naar de VS vliegen aan de autoriteiten van dat land, om er maar een paar te noemen). Nog verbazingwekkender is het gemak waarmee burgers zelf zich geruststellen met de populaire kreet dat wie niets te verbergen heeft geen privacy nodig heeft, zonder blijk te geven van enig inzicht in de consequenties van de voorgestelde inbreuken op de privacy. Wie bang is is blijkbaar bereid vlot van al zijn rechten afstand te doen, en in dat verband is het van belang vast te stellen dat naast de privacy tenminste ook het recht op vrijheid en dat op een eerlijk proces in het geding zijn bij de terrorismebestrijding.


    3 januari 2005
    Terrorisme en het strafproces
    Ties Prakken (Emeritus Hoogleraar capaciteitsgroep strafrecht en criminologie Faculteit der Rechtsgeleerdheid Maastricht)

    Bij de strafrechtelijke bestrijding van terrorisme kunnen in principe twee wegen bewandeld worden: het gewone strafrecht kan worden voorzien van bepalingen die dienstig zijn bij de bestrijding van terrorisme en er kan een aparte wetgeving voor terrorismebestrijding komen. Bij de eerste optie is het voordeel dat de valkuil van het uitzonderingsrecht wordt vermeden, waarin voor het goede doel meestal in snel tempo rechtsstatelijke waarden worden opgeofferd, en waarmee dubieuze verschijnselen als speciale rechtbanken voor staatsveiligheidszaken worden geassocieerd. Guantanamo Bay is het actuele trefwoord voor datgene wat we niet moeten willen. Bij de tweede optie is het gevaar dat restricties in de rechtspositie van de verdachte, die worden ingevoerd om wille van de bestrijding van het terrorisme, ook in het commune strafrecht gaan worden gebruikt omdat daar formeel niets aan in de weg staat: het recht geldt immers voor iedereen. En aangezien het soort bepalingen waarmee het berechten van vermeende terroristen vergemakkelijkt wordt, natuurlijk ook de berechting van andere verdachten vereenvoudigt, is de verleiding groot. Het is een duivels dilemma. Voor de gevallen waarin opoffering van stukjes rechtspositie echt noodzakelijk is voor de bestrijding van terrorisme, spreek ik voorlopig een voorzichtige voorkeur uit voor regeling in het commune strafrecht, vooral omdat we dan in ieder geval niet belanden bij speciale staatsveiligheidsrechtbanken en de onverbloemd politieke rechtspraak die dan onvermijdelijk is. Essentieel is in ieder geval dat de rechter altijd gedwongen moet zijn de strikte noodzaak van beperkingen in het concrete geval te toetsen. Intussen lijkt de minister van justitie geen duidelijke keuze te maken en beide wegen te bewandelen.

    Alle anti terrorisme maatregelen op een rij


    14 januari 2005
    Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven
    Justitie.nl

    In het kort komen de voorstellen op het volgende neer:

    • een verruiming van de mogelijkheden om in een verkennend onderzoek informatie te verzamelen;
    • een verruiming van de mogelijkheden om personen te fouilleren buiten concrete verdenking van een strafbaar feit;
    • een verruiming van de toepassingsmogelijkheden van bijzondere opsporingsbevoegdheden zoals stelselmatige observatie en telefoontap;
    • het mogelijk maken van bewaring bij verdenking van een terroristisch misdrijf, ook buiten het geval van ernstige bezwaren;
    • een mogelijkheid tot uitstel van volledige inzage van processtukken.

    Uit het artikel ‘Cyclopisch Strafrecht’ van Ties Prakke een aantal belangrijke negatieve effecten van dit voorstel:

    De laatste loot aan de stam van de nieuwe terrorismebestrijding is het wetsvoorstel dat in de brief van de minister van 10 september 2004 werd aangekondigd en dat begin november is ingediend en ter consultatie verzonden naar de gebruikelijke adviesinstanties. Hierin wordt een groot aantal speciale regels van strafvorderlijke aard geïntroduceerd voor de opsporing en berechting van terroristische misdrijven en worden nog enige aanscherpingen van materiële strafbepalingen voorgesteld. De voorgestelde maatregelen zijn in een aantal verschillende categorieën te onderscheiden:
    – tal van bijzondere opsporingsmethodes zullen voortaan mogen worden toegepast op basis van ‘aanwijzingen’, waar nu nog een redelijk vermoeden nodig is dat een misdrijf is begaan;
    – burgerinfiltranten kunnen worden gebruikt bij de opsporing van terroristische misdrijven;
    – bij algemene maatregel van bestuur kunnen personen in de openbare dienst van een vreemde staat voor de toepassing van daarin aan te wijzen bevoegdheden met een opsporingsambtenaar gelijk worden gesteld;

    De in deze drie punten geplande uitbreiding van de opsporingsbevoegdheden en beperking van de mate van objectiviteit op basis waarvan zij kunnen worden ingezet, geven de politie de facto bijna dezelfde bevoegdheden als de AIVD heeft. Dat lijkt overbodige machtsuitbreiding voor de politie, nu juist ook al in het onder c. genoemde wetsvoorstel de informatie van de AIVD rechtstreeks in het strafproces zal kunnen worden gebruikt. De genoemde voorstellen voor extra bevoegdheden voor de politie zullen van de desbetreffende afdeling van de KLPD een soort schaduw geheime dienst maken en dat lijkt nodig noch wenselijk.

    – art. 132a Sv komt te luiden:
    ‘Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.’

    Hierdoor wordt het opsporingsbegrip, dat in de wet BOB al gevoelig was uitgebreid van het onderzoek naar vermoedelijk gepleegde strafbare feiten naar de beraming van zeer ernstige misdrijven in georganiseerd verband, praktisch onbegrensd. Dus ook op grond van aanwijzingen voor wat voor vage aktiviteiten dan ook, niet eens beperkt tot terroristische aktiviteiten, mag de politie opsporen wanneer het parlement niet waakzaam is.

    – bij het verkennend onderzoek naar terroristische misdrijven kunnen databanken gekoppeld worden;

    Het verkennend onderzoek van art.126gg Sv, ter voorbereiding van de eigenlijke maar zelf ook steeds meer naar voren getrokken opsporing, was in de Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden van 2000 ingevoerd met de bedoeling dat daarmee alleen een mogelijkheid werd vastgelegd. Hieraan zouden geen opsporingsbevoegdheden worden gekoppeld, zodat de politie alleen oren en ogen open mocht hebben zoals altijd. Het koppelen van bestanden is een vergaande bevoegdheid die de politie ook weer laat lijken op de AIVD. Wanneer we de filosofie van gescheiden informatiecircuits voor politie en geheime diensten serieus nemen – en er is alle reden om dat te doen – dan is gebruik voor het bewijs in strafzaken van AIVD informatie bedenkelijk, maar het verlenen van verstrekkende bevoegdheden aan de politie voor ‘fishing expeditions’ in de vermeende terroristische vijver minstens zo aanvechtbaar: dat is werk voor de inlichtingendiensten.

    – voor een bevel tot bewaring zijn bij verdenking van terroristische misdrijven geen ernstige bezwaren meer vereist, slechts een verdenking;
    – de gevangenhouding, waarvoor nog wel ernstige bezwaren nodig zijn, kan in die gevallen na de eerste 90 dagen steeds met drie maanden verlengd worden tot maximaal twee jaar zonder dat de zaak ter zitting wordt behandeld en al die tijd hoeft het volledige procesdossier dus niet aan de verdediging te worden gegeven;

    Deze voorgestelde voorlopige hechtenisbepalingen roepen een horrorbeeld op van geheime politieke processen waaraan onderzoek van de geheime diensten dan wel de politie met praktisch onbeperkte bevoegdheden vooraf gaat, waar de toetsing door de rechter drastisch gereduceerd wordt en de verdediging buiten spel wordt gezet. Wat moet men zich voorstellen bij een vooronderzoek met een gedetineerde verdachte dat twee jaar duurt zonder dat de verdediging over de stukken beschikt? Als die verdediging dan als enige mogelijkheid heeft om de AIVD informatie waarop de hele zaak mogelijk gebaseerd is te toetsen door het oproepen van afgeschermde getuigen bij de RC, wanneer moet hij dat dan doen? Na afloop van die twee jaar? Wanneer inderdaad de belangrijkste functie van het strafrecht tegen terrorisme is om terroristische aanslagen te voorkomen, dan valt niet in te zien waarom vervolgens totale rechteloosheid van de vervolgde verdachte noodzakelijk zou zijn.

    – de mogelijkheid van preventief fouilleren wordt uitgebreid tot niet door de burgemeester maar door de officier van justitie aan te wijzen gebieden of gevallen;

    Volgens de Memorie van Toelichting wil de minister de mogelijkheid hebben om in gevallen van acute dreiging bijvoorbeeld op last van de officier van justitie preventief te kunnen laten fouilleren op een tijdelijke risicoplek. Daarnaast wil hij een bevoegdheid voor de politie creëren om op plaatsen die altijd een verhoogd risico opleveren, zoals stations en luchthavens, ook zonder bevel van de officier van justitie preventief te fouilleren. Misschien is de eerste bevoegdheid in acute crisissituaties inderdaad nodig, maar dan zou het voorkeur verdienen het bevel daartoe bijvoorbeeld bij de minister zelf te leggen, die is dan voor zo’n ingrijpende maatregel direct politiek verantwoordelijk. Wanneer elke officier van justitie dit mag is het gevaar aanzienlijk dat zo’n ingrijpende bevoegdheid veel te makkelijk ingezet wordt en vervolgens marginaal getoetst door het parlement. De rechter was al bijna uitgeschakeld bij de controle op het preventief fouilleren. Permanente fouilleerbevoegdheid voor de politie op bepaalde plekken lijkt onaanvaardbaar omdat er geen enkele garantie is dat die bevoegdheid vooral ter opsporing van terrorisme zal worden toegepast, in tegendeel, zo’n arbitraire bevoegdheid zal eerder wel dan niet tot misbruik leiden. De minste garantie zou hiervoor toch een bevel van de officier van justitie moeten zijn.

    – in art. 189 Sr wordt niet alleen degene die iemand verbergt die veroordeeld is of vervolgd wordt strafbaar, maar ook degene die iemand verbergt naar wie opsporing wordt verricht.

    Gezien de populariteit van heimelijke opsporing brengt dit iedereen onder de strafwet die logees heeft waar de politie belangstelling voor heeft! Wanneer men deze bepaling serieus zou nemen wordt elke burger die iemand in zijn huis heeft eigenlijk opgezadeld met het doen van onderzoek naar mogelijke politiebemoeienis, en tot het stellen van vragen aan zijn gasten die een normaal mens niet wenst te stellen. Ook deze bepaling is niet beperkt tot de opsporing naar terroristische misdrijven, al is in dat geval een strafverhoging van toepassing. De staat lijkt de samenleving geheel in dienst te willen stellen van het veiligheidsconcept van de overheid. Verklikken wordt een deugd, gastvrijheid en solidariteit een misdrijf. Ik zal mijn geplande logeerpartijen maar afzeggen om mijn vrienden niet in de problemen te brengen. Je weet maar nooit, zeker met de reikwijdte van de opsporing na inwerkingtreden van het nieuwe art. 132a Sv.


    14 januari 2005
    Commentaar van de Nederlandse Vereniging van Rechtspraak op bovenstaand wetsvoorstel
    www.nvvr.nl

    De NVvR heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het kabinet heeft vanwege de grote dreiging die van terroristische aanslagen uitgaat, een afweging gemaakt die anders uitvalt dan in het reguliere straf(proces)recht. Gesteld wordt dat het belang dat met het voorkomen (de preventie) van terroristische misdrijven is gemoeid, een vroegtijdige inzet van strafrechtelijke bevoegdheden wenselijk maakt. De NVvR begrijpt dat gedoeld wordt op de afweging tussen een uit art. 2 EVRM voortvloeiende verplichting van de overheid tot bescherming van het leven van personen in de samenleving en andere mensenrechten, waaronder het recht van burgers op privé-leven (artikel 8 EVRM) en de rechten die voortvloeien uit artikel 5 EVRM.
    Het is de NVvR opgevallen dat in de concept-memorie van toelichting in het kader van deze afweging niet wordt verwezen naar het Europees kaderbesluit van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding, noch naar de Guidelines of the Committee of Ministers of the Council of Europe on human rights and the fight against terrorism1. Genoemde documenten bieden een genuanceerd instrumentarium voor de afweging die inzake terrorismebestrijding gemaakt moet worden tussen noodzakelijke restricties ten aanzien van verdachten en de daarbij minimaal in aanmerking te nemen rechten van die verdachten.
    Voorts merkt de NVvR op dat het onderhavige voorstel meebrengt dat rechtmatigheidtoetsingen door de rechter(-commissaris) neerwaarts worden bijgesteld, zodat deze (nog) minder dan voorheen in staat zal zijn het handelen van opsporingsinstanties te toetsen. Dit wordt hieronder toegelicht.
    In het navolgende zal de NVvR ingaan op de voorgestelde artikelen in de volgorde van het wetsvoorstel. Vanwege de korte adviestermijn zal een en ander echter beperkt moeten blijven tot een bespreking op hoofdlijnen.


    14 januari 2005
    Braaf zijn, beste burger
    Alex van Veen
    Ravage # 1

    Om de aanhoudelijke stroom aan dreigementen in de richting van autoriteiten in te dammen, grijpen het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht naar onorthodoxe middelen. De jongeman die voor de radio via een omweg minister bedreigde, kreeg hiervoor drie jaar gevangenisstraf opgelegd. Ter afschrikking van het gepeupel.
    Hoofdschuddend hoorde advocaat Frans Donze het vonnis aan waarmee de Amsterdamse rechtbank diens cliënt een celstraf van twee jaar oplegde, waarvan acht maanden voorwaardelijk. De 22-jarige verdachte R.E., die verstek liet gaan bij de uitspraak, had in een telefonisch onderhoud met RTV Noord-Holland (RTVNH) gezegd dat minister Verdonk binnen twee weken moest terugkomen op haar integratiebeleid, anders zou zij daarvan de gevolgen merken. Hij refereerde daarbij aan de moord op Pim Fortuyn.
    Het Openbaar Ministerie (OM) had drie jaar gevangenisstraf geëist, waarvan een jaar voorwaardelijk. Volgens de rechtbank was de bedreiging van E. een poging het regeringsbeleid te beïnvloeden en daarmee een aanval op het hele kabinet en de Nederlandse samenleving. Door de actie van E. bestaat de kans dat Verdonk en de regering niet meer vrij en onbelemmerd hun plicht kunnen vervullen, oordeelde de rechter.

    Zie uitspraak op Rechtspraak.nl
    Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het door bedreiging met geweld de vergadering van de raad van ministers tot het nemen van enig besluit te dwingen en opzettelijk een lid verhinderen in die vergadering vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen.


    14 januari 2005
    Deel van de documenten die Outman Ben A.lekte

    Ben A., een Nijmegenaar van Marokkaanse afkomst, zou staatsgeheimen hebben doorgespeeld aan de zogenoemde Hofstadgroep, waartoe Mohammed B. behoorde, die wordt verdacht van de moord op Theo van Gogh. In de agenda van Ben A. zijn daarvoor aanwijzingen gevonden. (http://www.volkskrant.nl/binnenland/1105146919452.html)


     

    7 december 2004
    Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht,aanwijzing i.d.z.v. art. 130 lid 4 Wet RO
    College van procureurs-generaal

    Op 1 juni 1994 is de Wet op de identificatieplicht (WID) in werking getreden en naar aanleiding daarvan is de Richtlijn WID op 13 april 1994 door de vergadering van procureurs-generaal vastgesteld. De WID bevat, kort samengevat, twee soorten verplichtingen:

    * de verplichting voor alle burgers om in bepaalde situaties een identiteitsbewijs ter inzage te verstrekken (de identificatieplicht);
    * de verplichting voor bepaalde personen en instanties om in bepaalde situaties de identiteit van een derde vast te stellen aan de hand van een identiteitsbewijs (de verificatieplicht).

    In artikel 1 van de WID worden de documenten genoemd waarmee de identiteit kan worden aangetoond. Na de inwerkingtreding van de WID zijn in verschillende andere wetten, vooral in de sfeer van de sociale zekerheid, identificatie- en verficatieplichten in het leven geroepen, waarbij steeds werd verwezen naar de opsomming van identiteitsdocumenten van art. 1 WID.

    Inmiddels heeft de wetgever de WID gewijzigd en aangevuld met de Wet op de uitgebreide identificatieplicht (Stb. 2004, 300). Deze wet treedt op 1 januari 2005 in werking. Gelet hierop heeft het College van procureurs-generaal een nieuwe aanwijzing voorbereid. Deze aanwijzing vervangt voornoemde richtlijn uit 1994.

    SAMENVATTING

    Deze aanwijzing geeft een nadere uitwerking van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht, waarin wijzigingen zijn vervat in onder andere de Wet op de identificatieplicht, het Wetboek van Strafrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de Politiewet 1993. Doel van de uitbreiding van de huidige identificatieplichten is het verschaffen van een instrument om de handhaving en het toezicht door de overheid over de gehele linie te ondersteunen en te versterken.

    Na een overzicht van de voor deze aanwijzing belangrijkste onderdelen uit de nieuwe wetgeving, volgt een bespreking van de bevoegdheid tot het vorderen van een identiteitsbewijs door de politie. In dit verband worden zowel situaties geschetst waarin identiteitscontrole aangewezen kan zijn, als situaties waarin dat nu juist niet het geval is. Ook is een passage gewijd aan de strafvorderlijke dwangmiddelen om de identiteit te achterhalen. Daarna wordt kort aandacht geschonken aan de identificatieplicht bij de handhaving van bijzondere wetgeving door de bijzondere opsporingsdiensten, buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders. Het onderdeel ‘strafvordering’ behandelt het strafvorderingsbeleid en mogelijke samenloopvraagstukken. Ten slotte komen achtereenvolgens de opslag van gegevens ter zake van de identiteitscontroles en het klachtrecht van burgers aan de orde.


    COMMISSION REPORT FROM SECI – CROSS-BORDER CRIME
    European Commission report from the South-East European Cooperative Initiative (SECI) in Bucharest: Assessment of the SECI Regional Center for combating trans-border crime – Final Assessment Report (3MB, pdf):

    SECI, the Southeast European Co-operative Initiative, was launched in December 1996, on the basis of the &quot;Points of Common EU-US Understanding&quot; to develop a viable economic strategy from the region.SECI Regional Centre for the Combating of Trans-Border Crime (Crime Centre) in Bucharest was set up in October 2000, SECI is promoting regional co- operation among participating countries in order to identify, arrest, and prosecute criminals operating in the region. SECI participating States include Albania, Bosnia and Herzegovina, Bulgaria, Greece, Hungary, Moldova, Romania, Slovenia, the Former Yugoslav Republic of Macedonia, and Turkey. SECI supporting States are Austria, Italy, Liechtenstein, Switzerland, and the United States of America. In addition, countries such as Belgium, France, Germany, Serbia &amp; Montenegro and Ukraine have the status as observer.


    The Politics of CCTV in Europe and Beyond
    Surveillance & Society

    Surveys on the growth of video surveillance or Closed-Circuit Television (CCTV) throughout the
    world, setting the scene for this special double issue of Surveillance & Society, on the politics and practice
    of CCTV, and provides a brief introduction to the contents of the issue .


    Medewerkers van Jansen & Janssen spitten regelmatig het vuilnis door in steden en dorpen waar AIVD-ers wonen. In de afgelopen 15 jaar waren we niet echt succesvol, maar begin december 2004 was het raak. We vonden een oude laptop met alle gegevens van personen en instellingen die door de AIVD in de gaten worden gehouden. Jouw naam staat misschien ook op die lijst.
    Voor een geringe maandelijkse of jaarlijkse vergoeding kunnen we je begeleiden, informeren of zelfs in uitzonderlijke gevallen van de lijst krijgen. Nu kan het zo zijn dat je zegt, “ik heb niets te verbergen!”. Onze ervaring leert echter dat iedereen wel minstens één geheimpje heeft dat hij of zij voor de overheid wil verbergen. Voor die mensen bieden wij ook een uitkomst. Door ons gul te steunen, zullen wij pogen (let op de kleine letters) je van de lijst te weren.

    Ons anoniem steunen behoort natuurlijk tot de mogelijkheden.
    Buro Jansen & Janssen,
    gironummer 603904 t.n.v. stichting Res Publica,
    Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam


    AIVD -rapporten:

    11 oktober 2004
    Rapportage ‘Uitvoerbaarheid Wet veiligheidsonderzoeken’
    Aivd.nl

    Op 1 februari 1997 is de Wet veiligheidsonderzoeken (WVO) in werking getreden. In deze wet worden regels gesteld ten aanzien van het verrichten van veiligheidsonderzoeken. Een veiligheidsonderzoek is een onderzoek door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) naar een persoon die een werkgever van plan is te benoemen of aan te stellen in een vertrouwensfunctie (een door de daartoe bevoegde autoriteiten aangewezen functie die de mogelijkheid biedt de nationale veiligheid te schaden). Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet veiligheidsonderzoeken in de Eerste Kamer is toegezegd een toetsing van de uitvoerbaarheid van de wet te laten uitvoeren. Die rapportage is in dit kamerstuk opgenomen. Bij het onderzoek is een aantal knelpunten gesignaleerd. In de rapportage wordt op deze knelpunten ingegaan en wordt aangegeven welke daarvan met organisatorische maatregelen kunnen worden ondervangen en welke punten tot aanpassing van de wet nopen. Een voorstel tot wetswijziging wordt voorbereid.

    16 november 2004
    Eindrapport Commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD, “De AIVD in verandering”
    Reactie van minister Remkes op het rapport

    aivd.nl

    De Commissie Bestuurlijke Evaluatie biedt op 16 november 2004 aan minister Remkes haar rapport aan over het functioneren van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. De Commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD heeft onderzoek gedaan op basis van drie hoofdvragen:
    1. Welke verwachtingen bestaan er in de politiek-bestuurlijke omgeving over de taken van de AIVD mede gezien de veranderingen in de samenleving?
    2. Hoe voert de AIVD zijn taken en verantwoordelijkheden uit en welke verbeteringen zijn mogelijk?
    3. Zijn de bevoegdheden en de kwalitatieve en kwantitatieve middelen (materieel, personeel en financiën) waarover de AIVD beschikt voldoende om aan de gestelde eisen en verwachtingen te voldoen?

    21 december 2004
    Nota Van dawa tot jihad
    aivd.nl

    Het tegengaan van de dreiging van de radicale islam vereist de brede inzet van alle bestuursorganen, zowel op internationaal, nationaal als lokaal niveau. Zij moeten daarvoor alle beschikbare instrumenten inzetten, uiteenlopend van het stimuleren van gematigde krachten tot en met het strafrecht wanneer de wet wordt overtreden. Dat schrijft minister Remkes in de brief aan de Tweede Kamer waarmee hij het AIVD-rapport ‘Van dawa tot jihad, de diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde’ aanbiedt. Volgens Remkes is het voorkomen, isoleren of indammen van radicalisering een belangrijke manier om terrorisme duurzaam te bestrijden.
    Het rapport van de AIVD laat zien dat de radicale islam bestaat uit een veelheid van stromingen, bewegingen en groeperingen. Die beslaan het gehele spectrum van aan de ene kant ‘jihad’ (in de betekenis van de gewapende strijd) tegen het Westen tot aan de andere kant ‘dawa’ (via missionering uitdragen van radicaal-islamitische ideologie). Het AIVD-rapport signaleert dat ook vanuit de meer dawa-georiënteerde vormen van de radicale islam dreigingen tegen de democratische rechtsorde kunnen uitgaan. Die diversiteit maakt dat iedere vorm van radicale islam een aparte tegenstrategie vereist. Het rapport bevat voor alle betrokken instanties bouwstenen waarmee zij op maat gesneden tegenstrategieën kunnen ontwerpen.
    Het rapport gaat niet in op de concrete dreiging die uitgaat van radicaal-islamitische groepen of netwerken. Het gaat volgens Remkes om een conceptuele bijdrage zowel aan het onderzoek naar de radicale islam als aan de ontwikkeling en uitvoering van een brede tegenstrategie. Het rapport schetst acht vormen van radicale islam. Die verschillen in de wijze waarop zij al dan niet met geweld hun doelstellingen willen bereiken. Ook de mate waarin zij al dan niet openlijk te werk gaan maakt verschil uit. Verder streven sommige stromingen naar een totaal andere staatsinrichting dan de westerse democratische rechtsstaat, terwijl andere zich richten op een totaal andere wijze van samenleven. Deze laatste vormen gaan veel verder en zijn veel intoleranter: niet alleen moeten er politieke veranderingen komen; het hele leven en de intermenselijke verhoudingen in de samenleving moeten worden ingericht op basis van de sharia. De stromingen die dit nastreven worden in het rapport van de AIVD onder de noemer radicaal-islamitisch puritanisme beschreven. Vooral de dawa-activiteiten van deze stromingen dragen momenteel bij aan de radicalisering van sommige moslimjongeren in Nederland omdat zij prediken dat de Westerse samenleving moreel verderfelijk is en een bedreiging vormt voor de ‘zuivere’ islam.
    Minister Remkes heeft het rapport van de AIVD als beleidsondersteunend document ook toegezonden aan de burgemeesters, de Commissarissen der Koningin, de korpschefs van politie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.

     

     

     

     

    Naar een cyclopisch strafrecht

    Ties Prakken

    ‘Hoe gaan onze democratische leiders met deze gevolgen en gevaren van hun nieuwe anti-terreur politiek om? Ze hebben oog voor de gevaren van terrorisme, maar missen een tweede oog waarmee ze de gevaren van hun eigen aanpak in de gaten kunnen houden. Eenogige leiders.
    (…..)
    Ja, sommige leiders gloriëren zelfs in de ferme aanpak. Zij zien daarin niet een te betreuren uitzondering, maar een wending naar permanent beter beleid die al veel eerder gemaakt had moeten worden.’ (Herman van Gunsteren)

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>