Bijlage V – 7.5 Commissie-Wierenga en politieke
besluitvormingJanuary 1, 1999
7.5 Commissie-Wierenga en politieke besluitvorming
7.5.1 Instelling en rapport commissie-Wierenga
Op 26 januari 1994 lichtten de ministers van Justitie en van
Binnenlandse Zaken de Kamer in over de opheffing van het IRT.
Noot In deze brief werd gesproken over het uit de hand
lopen van een op zichzelf geoorloofde methode. In de brief en in
het daarop volgende debat werd een nader onderzoek toegezegd.
lees meer
Bijlage V – 7.6 KennemerlandJanuary 1, 1999
7.6 Kennemerland
Bij het IRT en het verdere vervolg van de Delta-methode speelde
de CID van de politieregio Kennemerland een belangrijke rol. Onder
verantwoordelijkheid van de CID Kennemerland blijkt de methode ook
na de ophefffing van het IRT te zijn toegepast. In het onderzoek
van de commissie zijn nieuwe feiten naar voren gekomen die een
ander licht werpen op de door het IRT toegepaste Delta-methode.
lees meer
Eindrapport – 3.12 Kennis en verantwoordelijkheidJanuary 1, 1999
3.12 Kennis en verantwoordelijkheid
In het onderzoek heeft de commissie getracht te achterhalen wat
verantwoordelijke politiefunctionarissen, bestuurders en officier
van justitie wisten. Wat wisten de betrokkenen en hoe hebben zij
hun verantwoordelijkheden uitgeoefend? De commissie gaat daarbij
ervan uit dat, voor het kunnen uitoefenen van het gezag over de
politie, het OM op de hoogte dient te zijn van de gebruikte
methoden en het functioneren van de CID en haar medewerkers. Ook de
korpsleiding dient naar het oordeel van de commissie weet te hebben
van de activiteiten van de CID om tot een verantwoorde sturing van
de CID te kunnen komen. Korpsleiding en OM hebben naar het oordeel
van de commssie de verantwoordelijkheid zich op de hoogte te
stellen van de activiteiten van de CID. Dat neemt niet weg dat de
commissie tevens van oordeel is dat het de verantwoordelijkheid van
betrokken CID-functionarissen is om de korpsleiding en het OM op de
hoogte te stellen van hun activiteiten. Noot
lees meer
Eindrapport – 3.5 Commissie-Wierenga en politieke
besluitvormingJanuary 1, 1999
3.5 Commissie-Wierenga en politieke besluitvorming
3.5.1 Instelling en rapport commissie-Wierenga
Op 26 januari 1994 lichtten de ministers van Justitie en van
Binnenlandse Zaken de Kamer in over de opheffing van het IRT.
Noot In deze brief werd gesproken over het uit de hand
lopen van een op zichzelf geoorloofde methode. In de brief en in
het daarop volgende debat werd een nader onderzoek toegezegd.
lees meer
Eindrapport – 3.6 KennemerlandJanuary 1, 1999
3.6 Kennemerland
Bij het IRT en het verdere vervolg van de Delta-methode speelde de
CID van de politieregio Kennemerland een belangrijke rol. Onder
verantwoordelijkheid van de CID Kennemerland blijkt de methode ook
na de ophefffing van het IRT te zijn toegepast. In het onderzoek
van de commissie zijn nieuwe feiten naar voren gekomen die een
ander licht werpen op de door het IRT toegepaste Delta-methode.
lees meer
Eindrapport – 4.5 CasusonderzoekJanuary 1, 1999
4.5 Casusonderzoek
4.5.1 De zaak Charles Z.
Een casus ter illustratie van de rechterlijke beoordeling van
bijzondere opsporingsmethoden
lees meer
Bijlage VI – 10.2 Taak en organisatieJanuary 1, 1999
10.2 Taak en organisatie
10.2.1 De taak van de rechter-commissaris
De rechter-commissaris heeft twee hoofdtaken. Hij dient
allereerst het gebruik van ingrijpende dwangmiddelen te bewaken,
dat wil zeggen te beslissen of in het belang van het
strafrechtelijk onderzoek inbreuken op vrijheid
en privacy van verdachten en andere personen kunnen worden gemaakt.
Deze bevoegdheid hangt samen met de onafhankelijkheid van de
rechter-commissaris. Hij wordt beter dan de officier van justitie
in staat geacht een onpartijdig oordeel te vellen. Als de officier
van justitie zulke ingrijpende maatregelen nodig acht, zal hij
daarvoor altijd de toestemming van de rechter-commissaris moeten
vragen. De toepassing van de klassieke dwangmiddelen wordt door de
officier gevorderd en de rechter-commissaris beslist op die
vordering. De tweede hoofdtaak is het instellen en verrichten van
het gerechtelijk vooronderzoek door het verhoren van verdachten en
getuigen (artt. 181, 184 lid 2, 185, 200 en 210 Sv), het
onderzoeken van plaatsen (artt. 112 en 192 Sv) en andere
onderzoekswerkzaamheden. De rechter-commissaris voert zijn taken in
beginsel uit in aanwezigheid van de verdachte of diens raadsman,
die hij steeds de gelegenheid moet geven vragen te stellen en
opmerkingen te maken.
lees meer
NormeringJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 2 NORMERING EN INZET OPSPORINGSMETHODEN
2.1 Normering algemeen
lees meer
Eindrapport – 5.3 BevindingenJanuary 1, 1999
5.3 Bevindingen
5.3.1 Werving en registratie
Informanten worden vaak geworven als zij als verdachten met de
politie in aanraking zijn geweest. In andere gevallen melden zij
zich spontaan aan. Ook zijn er informanten die benaderd worden door
de CID. Het komt voor dat er ook buitenlandse informanten worden
gerund. Deze worden meestal geworven door Nederlandse liaison
officers in het buitenland en indien zij interessant zijn
Nederlandse zaken worden zij bij een RCID gentroduceerd .
lees meer
Eindrapport – 5.4 Casusonderzoek LaundryJanuary 1, 1999
5.4 Casusonderzoek Laundry
Een casus ter illustratie van een verdovende middelenzaak
waarin een kroongetuigeregeling
lees meer
Gecontroleerde drro- en afleveringenJanuary 1, 1999
> 2.4 Gecontroleerde afleveringen doorlaten
2.4.1 Vragen naar aanleiding van de beslispunten
lees meer
Overige methodenJanuary 1, 1999
2.5 Overige methoden
De parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft
in beperkte mate aandacht besteed aan verschillende aspecten van
het omgaan met informatie in het algemeen. De commissie heeft op
basis daarvan besloten in haar evaluatie- onderzoek beperkt
aandacht te besteden aan het verkennend onderzoek, bestuurlijke
rechtshandhaving en financieel rechercheren. Tevens heeft de
commissie besloten aandacht te besteden aan de door
opsporingsinstanties noodzakelijk geachte informatie-uitwisseling.
Daarbij waren de volgende onderzoeksvragen leidend:
a.Hoe krijgt bestuurlijke rechtshandhaving vorm in de praktijk van
de
opsporing?
b.Wat zijn de resultaten van financieel rechercheren?
c.Hoe krijgt financieel rechercheren in de praktijk van de
opsporing
vorm?
d.In hoeverre vindt er nog informele informatie-uitwisseling plaats
via
zogenoemde «U-bochten»?
lees meer