Het slot van de vervolging van Opstand,
gepubliceerd in ‘Dagboek van een RARA-terrorist’
door Wil van der Schans
Een inval, twee maanden ‘niet verdacht’, iets meer dan 400 dagen wel, 5 daarvan in een Haagse cel. Tientallen tapverslagen, een lijst met honderd vragen, een dossier waar de honden geen brood van lusten en een officier van justitie, die -zwaaiend met z’n armen- plastisch spreekt over een stamboomonderzoek naar RaRa. Als toneelstuk had het de kritieken waarschijnlijk niet overleeft, maar de werkelijkheid is weerbarstiger. Het hoge Kafka gehalte maakt het moeilijk gissen naar de werkelijke bedoelingen van Justitie. Een verhaal met meerdere dimensies: een combinatie van serieus inlichtingenwerk, een eigen dynamiek en een poging tot een juridische testcase.
Het RaRa team, een landelijk executief opererend inlichtingenteam.
Zeven jaar geleden, op 11 april 1988, werden met veel bombarie acht zogenaamde RaRa-activisten gearresteerd. Ook toen was de boodschap belangrijker dan de klap. RaRa was uit de anonimiteit gehaald, alleen waren de bewijzen zo mager dat van de acht arrestanten er maar één veroordeeld werd. Politie en BVD bleven er bij ‘de harde kern van 20 – 23 RaRa-activisten’ te kennen. Enige probleem was de bewijsvoering.
Met dat probleem zit niet alleen het RaRa-team. Ook verandering van de structuren en de handelswijze van de georganiseerde misdaad hebben de bewijsvoering er niet gemakkelijker op gemaakt. Gevolg is dat de opsporingsonderzoeken de laatste jaren drastisch zijn veranderd. Niet langer worden de daders van misdrijf X gezocht. Tegenwoordig speuren gespecialiseerde teams naar de misdrijven van organisatie Y. Dat is fundamenteel anders: de belangstelling geldt de groep, niet het misdrijf. Er moet een heterdaad komen, niet te vroeg, maar zeker niet te laat. En daarvoor zijn methodes als inkijken, afluisteren, peilzenders, infiltratie essentieel. Alles wordt uit de kast getrokken om organisatie Y in kaart te brengen. Scoren is immers belangrijk. Produktiviteit is sinds de reorganisatie ook bij de politie een bekend woord.
Het RaRa-team werkt sinds de aanslagen van november 1991 op ex-staatssecretaris Kosto en het ministerie van Binnenlandse Zaken anders dan het vroegere Landelijk Coördinatie Team. Als eerste kreeg het de beschikking over moderne misdaadanalyse programma’s. ‘Octopus’ werd de broedplaats voor de virtuele werkelijkheid waar Opstand later het slachtoffer van werd. Inlichtingenwerk vormt een belangrijk deel van het opsporingswerk. Een combinatie waaraan altijd strenge restricties zijn gesteld. En terecht, want wat is gemakkelijker dan met de middelen van een opsporingsteam, inlichtingen te verzamelen.
In december 1994 bevestigde officier van justitie de Groot voor de rechtbank van Den Haag dit onderdeel van het Opstand-onderzoek. Hij verklaarde dat Justitie een langdurig en uitgebreid stamboomonderzoek naar RaRa is begonnen. Hoe Opstand daarin terecht was gekomen wilde hij niet zeggen. Maar gezien het feit dat Hans en Jan tijdens de huiszoekingen zeer nadrukkelijk niet verdacht waren lijkt het er sterk op dat het Justitie in eerste instantie gewoon te doen was om de stapels archiefdozen, de bergen notulen, de honderden aantekeningen en de tientallen cassettes uit het uitgebreide archief van Opstand. Opstand had zeer veel informatie over actiegroepen in de stellingen staan. Wie zijn er nu actief op het gebied van vluchtelingen en illegale buitenlanders? Wat voor vergaderingen worden er gehouden, wie komen er? En wat zijn de informele contacten? Sinds RaRa het illegalen- en vluchtelingenbeleid als speerpunt heeft genomen is Justitie natuurlijk zeer geïnteresseerd in deze beweging. Met ‘gewoon’ inlichtingenwerk had het Justitie maanden gekost binnen te halen wat nu in één dag mee kon.
Vraag blijft waar de grens wordt overschreden. Wanneer het moment komt dat opsporing naar de achtergrond verdwijnt en het verzamelen van inlichtingen de boventoon gaat voeren. Wordt het verzamelen van informatie dan niet een doel an sich en creëert Justitie toch weer haar eigen BVDtje? En wat gebeurt er met de informatie? Wie worden of werden er geregistreerd, geobserveerd of afgeluisterd in de RaRa zaak? En beperkt Justitie zich wel tot de opsporing van RaRa? Wordt er niet een prachtig bestand aangelegd wat ook op een andere manier kan worden ingezet? In Frankrijk valt hulp aan illegale buitenlanders bijvoorbeeld al onder de anti-terreur wetgeving en het is niet ondenkbeeldig dat de situatie in Nederland zich ook zal verscherpen. Is RaRa voor Justitie niet een erg gemakkelijk alibi om informatie in te winnen over politiek activisten?
De eigen dynamiek
De verregaande registratie wordt misschien wel het duidelijkst uit het Proces Verbaal dat leidde tot het instellen van het GVO naar anonieme RaRa-verdachten.
Een paar weken na de aanslag op het ministerie van Sociale Zaken bezoekt een vrouw voor haar werk de bibliotheek. Een oplettende baliemedewerkster vindt haar gedrag ‘verdacht’ en geeft dat door aan de Haagse politie. Die trekt de persoonsgegevens van de vrouw na (paspoorten moeten sinds de aanslag netjes worden gekopieerd) en …. wat blijkt: tussen 1986 en 1992 stond deze vrouw ingeschreven in een huis waar ook een andere vrouw ingeschreven stond. Dan komt de BVD met een (geheim) ambtsbericht. Deze laatste vrouw zou ‘contacten’ onderhouden met Rene R. .. bekend van… Reden genoeg om printertaps te plaatsen bij eerstgenoemde vrouw. En dan volgt een tactiek die later ook bij Opstand is gebruikt. Eerst onrust zaaien, en dan proberen te oogsten.
Twee rechercheurs gaan bij haar langs. Ze vragen haar uit te leggen waarom ze in die bibliotheek is geweest. De vrouw geeft antwoord, de heren vertrekken en daarmee is voor haar de kous af. Voor de politie niet. De rechercheurs constateren dat de vrouw na hun bezoek een half uur lang telefoneerde met een vriend die werkt bij de Gemeenschappelijke Pers Dienst. Ze kunnen helaas niet horen waarover het gesprek gaat, maar onze speurneuzen breien het cirkeltje rond. Uit CID informatie blijkt namelijk dat de GPD destijds, net als andere vertegenwoordigers van de media, de RaRa verklaringen in de brievenbus heeft gekregen. Voldoende informatie om een telefoontap bij de vrouw te plaatsen, vindt justitie.
Deze constructie laat goed zien hoever de politie gaat met het registreren van persoonsgegevens. Om te beginnen staat iedereen die contact heeft (gehad) met een oud-RaRa-verdachte genoteerd in de computer van het RaRa-team. Maar ook ingeschreven staan op hetzelfde adres met iemand die contact heeft gehad met, is genoeg om in Octopus terecht te komen. Opmerkelijk is dat zelfs journalisten in het CID bestand zijn opgenomen. Iedereen die werkt bij een persbureau (of krant of radio- of tv-station) dat ooit een claimbrief heeft ontvangen staat genoteerd bij de CID Den Haag. Deze kruisbestuiving van informatie bepaald uiteindelijk de inzet van dwangmiddelen.
Ergens in dat web van relaties moet Opstand zijn opgedoken. Het dossier is daarover zeer summier (contacten met Konfrontatie, vage anonieme tip, meeorganiseren manifestatie voor Rene R. en contacten van Opstand met de DIA). Belangrijke vraag blijft wat er nu zo bijzonder was aan de relaties van Opstand. Hebben niet nog tientallen, zo niet enkele honderden mensen, een vergelijkbaar profiel?
Met het benadrukken van bepaalde relaties en door het zwaartepunt te leggen op politieke overeenkomsten heeft het RaRa-team meer dan z’n best gedaan om Opstand vooral publicitair te verbinden met RaRa. ‘Ach weet je Hans, mensen zullen je altijd als één van de RaRa arrestanten blijven zien’, met die woorden nam ‘Bubbel’ afscheid van Hans na z’n arrestatie.
Persofficier van Justitie Zandbergen speelde hier een belangrijke rol in. Kenmerkend is de verklaring die hij gaf voor het opstarten van het onderzoek naar Opstand. Tijdens de eerste persconferentie klonk het nog conspiratief: ‘er zijn contacten tussen RaRa en Opstand geconstateerd’. In het eerste dossier werd de toon al wat vager: de RaRa-contacten waren ‘telefoontjes met Konfrontatie’, het zogenaamde lijfblad van RaRa. De zeepbel spatte definitief uiteen toen op aandringen van de advocate in het allerlaatste stadium de inhoud van de gesprekken werd vrijgegeven. Er is één keer een telefoontje geweest tussen Hans en de penningmeester van Konfrontatie en dat ging over een niet betaalde rekening. De persconferentie van Zandbergen blijft echter hangen, de waarheid is niet meer dan een bijzin en het gewenste publicitaire effect is bereikt. Hoewel veel kranten redelijk kritisch waren over het onderzoek is er toch altijd een zweem van verdenking blijven hangen. Waar rook is, is immers vuur.
Het verspreiden van die rook kreeg in de loop van het onderzoek nog een extra dimensie, die van politiek beïnvloeding. Hans beschrijft vrij uitgebreid de bezoeken die de Haagse recherche aan leden van het Platform Illegale Vluchtelingen aflegt. Opstand is altijd maar zeer zijdelings betrokken geweest bij dit platform. Aanleiding voor de bezoeken vormde een aantal bij Opstand inbeslaggenomen notulen. Daaruit bleek dat Hans Visser van de Pauluskerk ooit een poging heeft ondernomen een discussie te voeren over de RaRa-aanslag op het huis van ex-staatssecretaris Kosto. Geen van de gesprekken ging over de rol van Hans en Jan in dat overleg. De nadruk lag op de verhouding tussen ‘gematigden’ (de kerkelijke organisaties) en ‘de radicalen’ (ASKV, AC). De ‘gematigden’ moesten toch vooral weten dat ‘de radicalen’ ze gebruikten als dekmantel voor terroristische acties. Suggestieve verdachtmakingen, wellicht in een poging om samenwerkingsverbanden te frustreren?
De aanpak van Justitie tegen Opstand is tamelijk uniek in Nederland. In Duitsland daarentegen worden al jarenlang organisaties die politiek actief zijn op een gebied waarop ook aanslagen worden gepleegd op vergelijkbare wijze als Opstand aangepakt. Tussen 1980 en 1988 zijn in Duitsland 3000 zaken op deze manier aangepakt.
Ondanks de schijnbare knulligheid van het Opstand-dossier schuilt hier dan ook het gevaar van herhaling op de achtergrond. De vervolging van Hans of Jan was niet het hoofddoel. De politieke uitbreiding van artikel 140 en verbreding van het begrip RaRa wel. Maar wie zal het bevestigen? Niet de rechercheurs, niet de officieren van justitie en zelfs niet de rechter commissarissen.
Wellicht dat de politiek haar taak kan vervullen. Nu Hans en Jan niet langer verdacht worden van RaRa-lidmaatschap en een kennisgeving van niet verdere vervolging hebben gekregen is het woord aan de volksvertegenwoordigers. Zij zullen zich moeten beraden over de ruime invulling die Justitie aan het begrip ‘RaRa’ geeft. Wordt dit de trend voor de komende jaren? Alleen al vanuit deze overweging heeft de politiek een taak te vervullen wil men voorkomen dat een nieuw soort van beroepsverbod zijn intrede doet.
Dagboek van een RARA-terrorist
Hans Krikke
uitgeverij Papieren Tijger
ISBN 90 67280445 1996