publicatie uit 1993
>>lk loop nu om het object.<<
De frequentie is 449.520 MHz; …. die is in gebruik bij de BSB. De Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten, een speciale eenheid waar we eigenlijk maar heel weinig vanaf weten. We kunnen het nauwelijks verstaan, nog even jets in de trant van “kijken” en dan is het afgelopen. Twee dagen later, op 13 februari, gebeurt hetzelfde, weer nauwelijks te verstaan.
We begrijpen er eigenlijk helernaal niets van, toch komen we al snel tot de conclusie dat de BSB yvaarschijnlijk is ingezet bij de bewaking van Deelen. We moeten er wel – een beetje om grinniken want wie zou er nu, een week na de aanslag, opnieuw proberen jets op Deelen uit te voeren. Die BSB-ers lopen waarschijnlijk flink te kleumen daar op de Veluwe! De verklaring lucht op en we gaan rustig slapen.
De week daarop wordt het pas echt gek. Maandag 17 februari: uitgeslapen, gedoucht en de scanner aan. Op dezelfde frequentie is nu aan een stuk door gepraat te horen. Een vreemde mengelmoes van Nederlands, Engels en getallen.
>>Zulu is nu nine-nine bottle, ik ga foxtrot.<<
Vier, vijf verschillende stemmen.
>>MEK, ontvang je mij?<<
>>Llama, heb je hem visueel?<<
Ze praten in code, geen aanwijzingen over wat ze nu eigenlijk doen, geen straatnamen,
niets. Totdat:
>>sta bij snackbar Snoopy.<<
Eerst slaat de verbijstering toe en wordt er hevig aan het eigen verstand getwijfeld.
Waarom zou een speciale eenheid zich bij snackbar Snoopy in Wageningen
ophouden? Langzaam maf worden bij de scanner is geen keuze en dus: er opaf!
Dan gaat alles heel snel…
De bewaking van militaire terreinen in Nederland deugt niet. Dat bleek ruim een jaar geleden na de aanslag op de vliegbasis Deelen. Deelen is de uitvalsbasis van de nieuwe Luchtmobiele Brigade. In de vroege ochtend van 3 februari woedde een grote brand in de hangar waar de Bölkows, Neerlands modernste verkenningshelikopters geparkeerd stonden.
De pers -althans een deel- sprak er schande van, de Tweede Kamer riep de betreffende
ministers ter verantwoording over de falende bewaking. De opsporende instanties beloofden alles op alles te zetten om de daders te pakken te krijgen.
Nog Been twee weken later vingen De Rode Oortjes rare geluiden op in Wageningen, een apart taaltje samengesteld uit Nederlands, Engels en vreemde codewoorden. Bij die geluiden hoorden onopvallende mannen in de geijkte auto’s van het middenklasse-type. Als snel bleek dat een aktievoerder dagenlang voortdurend werd geschaduwd door een speciaal team van de marechaussee. Niet de gewone marechaussee, die we kennen van de rollen plakband voor asielzoekers op Schiphol bijvoorbeeld, maar de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten, een elite-eenheid samengesteld uit supergedrilde kerels, het neusje van de zalm. De BSB werkte in opdracht van het Bölkow-team, het recherchebijstandsteam dat de aanslag op Deelen onderzocht.
De Rode Oortjes hebben deze operatie volledig in kaart gebracht. Bovendien kwamen ze een paar maanden later in Arnhem hetzelfde team opnieuw tegen, toen kennelijk bezig met puur inlichtingenwerk.
Deze ontdekkingen waren voor de Rode Oortjes aanleiding zich te verdiepen in de achtergrond van het Bölkow-team. Wat is de BSB eigenlijk? Wie zijn de mensen
die zo’n aanslag onderzoeken? Zoekt de marechaussee ander werk? Hoe zit het militaire inlichtingenapparaat in elkaar? En wat gebeurt er als de daders niet te vinden blijken te zijn?
Het resultaat van hun speurwerk ligt hier voor u. Het biedt een zeldzaam kijkje in de keuken van het Nederlands opsporings- en inlichtingenapparaat, is alleen al daarom de moeite van het lezen waard.
De nauwkeurige omschrijving van de Wageningse operaties roept ook een groot aantal vragen op.
Als er in een plaats al zo intensief op een aktievoerder wordt gelet, wat is daaruit of te Leiden over wat er elders aan observaties plaatsvindt?
In Arnhem zat een BSB-er stiekem in een nieuw soort observatiebus tegenover het Katshuis waar zich mensen verzamelden voor aktiedagen rond Deelen. Hij fotografeerde niet alleen aktievoerders, maar ook bewoners, buren, bezoekers en toevallige oorbijgangers werden meegenomen. Bij het surveilleren rond de vliegbasis die dagen, bleek de marechaussee alle aanwezigen te herkennen aan de hand van een dik fotoboek dat ze bij zich hadden. (“Nummer 52 loopt nu aan de oostzijde van de basis”).
Het opsporingswerk is overgegaan in het verzamelen van inlichtingen. Op wiens initiatief is dat gebeurd? En was daar toestemming voor?
Hoe men pleegt om te gaan met de privacy van gemiddelde Nederlanders in de vorm van al dan niet willekeurige passanten blijkt nog duidelijker uit de lotgevallen van Lotje in hoofdstuk 2. Op zoek naar hun hondje ontdekken twee mensen uit Baarn op de parkeerplaats bij hun huis de observatiebus van de BSB. Omdat ze het niet vertrouwen bellen ze de plaatselijke politie. De BSB weet de surveillancewagen op tijd te onderscheppen om te voorkomen dat de observatie uitlekt, maar laat wet de personalia van de bellers natrekken. Zo kom je nog eens in een dossier terecht, op zoek naar Lotje.
Het verslag van de Rode Oortjes is een duidelijk voorbeeld van hoe de marechaussee
en het leger proberen nieuwe taken te verwerven.
Met het akkoord van Schengen vervalt voor de marechaussee een belangrijk deel van het controlerend werk aan de Europese binnengrenzen. Er is een grote reorganisatie aan de gang, veel mensen krijgen ander werk, en tientallen brigades worden samengevoegd. De krijgsmacht houdt behoefte aan een militaire politie, maar daarvoor zijn hooguit duizend man nodig. Dus eigende de marechaussee zich de afgelopen jaren een aantal taken toe die in feite liggen op het terrein van de gewone politie. Naast bijstand aan korpsen in grote steden is onlangs de controle op de vliegvelden geheel aan Het Wapen toebedeeld. Daarnaast zullen 200 man worden ingezet bij de Vreemdelingendiensten van de nieuwe regio-politie. De onzekerheid over de toekomst is niet de enige reden tot spanning binnen het apparaat.
“Een bolwerk van behoudzucht” met een “strakke hiërarchie” en “hopeloos verouderd”.
Geen kritiek van buitenaf, maar de conclusies van oud-marechaussee A. Draaisma
in zijn onderzoek naar de cultuur van de Koninklijke marechaussee. Zijn analyse was zo goed onderbouwd dat niemand van de marechaussee die waagde te bestrijden. Het personeel bestaat uit stevige kerels, die tot voor kort werden geselecteerd op fysieke omvang en provinciaalse, protestantse afkomst. Zo uit de klei getrokken zeg maar. De starre houding van de marechaussee geeft niet alleen problemen in samenwerking met politie of andere diensten. Met kritiek weet de leiding van het in zichzelf gekeerde korps meestal moeilijk om te gaan. Een openbare discussie over het eigen functioneren gaat men liever uit de weg. Eind januari van dit jaar werd de districtschef Noord-Holland voor een half jaar naar het voormalige Joegoslavië gestuurd. Zijn autoritaire houding had zijn positie ten opzichte van het personeelsoverlegorgaan onmogelijk gemaakt.
De militaire inlichtingendienst werd al voor de ineenstorting van het Oostblok ingrijpend gereorganiseerd. Na een aantal rare uitglijders, die vooral door toedoen van de anti-militaristische aktiegroep Onkruit in de publiciteit kwamen, besloot de toenmalige minister van Defensie De Ruiter in 1986 de drie militaire inlichtingendiensten samen te voegen en racer onder centraal gezag te plaatsen van het ministerie in Den Haag. Tot dan toe hadden landmacht, luchtmacht en marine elk hun eigen inlichtingenapparaat, die in hoge mate autonoom functioneerden en er vaak nogal eigenzinnige opvattingen op na hielden over wat de Nederlandse krijgsmacht zoal bedreigde.
De 450-Cldet, een onderdeel van de landmacht, infiltreerde uitgebreid in de achterban
van de belangenorganisatie VVDM. Uit de CID-papers, de buit van een Onkruit-inbraak bij de Contra Inlichtingendetachement in Utrecht bleek dat leger-inlichtingendiensten zich op grote schaal bezighielden met het in kaart brengen van de alle mogelijke segmenten van de vredesbeweging.
Na het wegvallen van de dreiging uit het oosten volgde in 1991 een nieuwe bezuinigingsronde waarbij ook veel ontslagen vielen. Nog in januari van dit jaar ontstond grote onrust bij de MID, omdat de dienst weer kleiner moet worden nu de omvang van het leger fors afneemt.
De druk wordt steeds groter, iedere dienst moet haar bestaansrecht bewijzen. Een van de taken die de MID naar zich toetrekt is het bestrijden van de binnenlandse vijand.
In dat kader is het dan ook niet verbazingwekkend dat het Bölkow-team, als na drie maanden nog geen spoor van de daders is gevonden, besluit zich om te vormen tot een algemeen inlichtingenteam. Men gaat zich richten op het in kaart brengen van de anti-militaristische beweging, omdat -naar men zegt- de ervaring leert dat je toch steeds weer bij het zelfde groepje aktievoerders uitkomt.
Wie het initiatief heeft genomen tot deze koerswijziging blijft onduidelijk. Is dit gebeurd op verzoek van de BVD, of is het weer een voorbeeld van de eigenzinnige taakopvatting van de MID?
Het is maar de vraag in hoeverre dit soort werk wettelijk gezien tot de taak van
de Militaire Inlichtingendienst behoort.
De overlapping met het werk van de BVD moet aanzienlijk zijn, zeker nu bekend is geworden dat in het onderzoek naar de Kosto-bom, dat in dezelfde periode werd gedaan, een vergelijkbare strategie is gevolgd. Ook toen is, bij gebrek aan duidelijke sporen, het gehele ‘Umfeld’ oftewel ‘De Beweging’ geïnventariseerd, om daaruit mogelijke daders te filtreren. In het Algemeen Politieblad van juni 1992 was te lezen hoeveel moeite het het Bommen-team had gekost om alle beschikbare informatie van Plaatselijke Inlichtingen Diensten (PID’s) in een computer te stoppen.
Met de samenwerking tussen de Diensten is het niet at te best gesteld. Soms is er wel een analogie in publicitaire propaganda, waarbij woordvoerders een steen in de vijver gooien in de hoop lets van de rimpelingen op te vangen. Zo als Docters van Leeuwen meteen na de Kosto-bom riep dat hij wist wie het gedaan had, het een woordvoerder van het Bölkow-team daags na Deelen weten dat enkele potentiele verdachten op dat moment door de media geinterviewd worden.
Maar daarmee houdt de overeenkomst wel op.
Sterker nog, de Rode Oortjes hebben het sterke vermoeden dat de BVD voorkennis
had van de aanslag op Deelen. Kennelijk is deze informatie niet ter bestemde
plekke aangekomen.
Op zich is dit niet echt verwonderlijk. Een veiligheidsdienst heeft immers andere belangen dan opsporingsinstanties. Zo kan het voor de BVD om diverse redenen interessant zijn akties door te laten gaan. Behalve bescherming van de bron speelt mee dat de prioriteit van de inlichtingendienst ligt bij het in kaart brengen van structuren en bewegingen om van daaruit voorspellingen te kunnen doen. Dat dit ruzies oplevert met diegenen die zich meer richten op het achter slot en grendel krijgen van de daders ligt voor de hand. De conflicten tussen de BVD enerzijds en CRI of politie anderzijds zijn niet van vandaag of gisteren. De ruzies in het team dat na de Makro-aanslagen op zoek was naar de Rara zijn legendarisch, de BVD en CRI vertrouwden elkaar voor geen cent en de een verdacht de ander zelfs van het achterhouden van informatie. Een paar jaar geleden kwam er een speciale commissie aan te pas om te onderzoeken of de problemen
zover op te lossen waren dat er weer een werkbare situatie kon ontstaan.
Met een streber als Docters van Leeuwen aan het hoofd is de druk om te scoren
alleen maar groter geworden.
In de samenwerking met militaire inlichtingendiensten is kennelijk ook sprake van competentiestrijd. De BVD had voorkennis van Deelen, maar het leger wist van niks, de vliegbasis is niet tijdig gewaarschuwd.
Wie deze brochure heeft gelezen zal dan ook grote vraagtekens zetten bij deze uitspraak van minister van Defensie drie dagen na de aktie:
“Er was geen verhoogde dreiging van een aanslag op Deelen.”
‘Wie niet weg is, is gezien’