In opdracht van B. Venrooij, hoofd Bureau Regionale Informatie van de regiopolitie Brabant Noord en van B. de Graaff, hoogleraar terrorisme, contra terrorisme en radicalisering is een opdracht gerelateerd aan (contra-) terrorisme en radicalisering uitgevoerd. Deze opdracht is uitgevoerd in het kader van een minor, 3e jaar HBO rechten voor de Juridische Hogeschool te Tilburg.
Het onderzoeksdoel is het in kaart brengen van informatiestromen tussen inlichtingendiensten en de toepassing van de nieuwe Wet Politiegegevens (WPG). Een belangrijk deel van het onderzoek richt zich op de invulling van artikel 24 van die wet in relatie tot de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).
Dit onderzoek wordt in hoofdstuk 9 afgesloten met aanbevelingen en conclusies. De samenvatting bestaat uit een verkorte weergave van de belangrijkste onderzoeksresultaten die een antwoord geven op de vragen die in hoofdstuk 1 zijn geformuleerd.
De Wet Politiegegevens is onderworpen aan een juridische analyse en naar aanleiding van deze analyse zijn aanbevelingen uitgebracht. Uit de analyse is geconcludeerd dat de WPG een verbetering is voor de uitwisseling van informatie tussen inlichtingendiensten onderling en in het bijzonder voor de AIVD. Echter wanneer er geen verbetering is in het vertrouwen tussen de AIVD en de politie, is de wetgeving geen verbetering voor de uitwisseling van informatie.
Verder blijkt uit het onderzoek dat de verplichte inlichtingenverstrekking, door de politie in het kader van artikel 24 van de WPG onvoldoende waarborg biedt voor de afscherming van de identiteit van een informant wanneer er sprake is van een terroristische aanslag of de dreiging daarvan. Door uitbreiding van de lokale infoboxen van het Nationaal Intelligence Model (NIM) is verbetering te realiseren voor de informatie uitwisseling en het afschermen van de identiteit van de informant. Door deze uitbreiding is de Contra Terrorisme infobox (CT-infobox) beter gepositioneerd en alle relevante informatie komt ter beschikking van de AIVD. Op deze manier is een veiligheidsbuffer gecreëerd waardoor afbreukrisico voor onderzoeken is beperkt en de anonimiteit van de informant gewaarborgd blijft.
De veranderende maatschappij zal steeds meer een beroep doen op de informatiehuishouding, van politie en inlichtingendiensten, waardoor deze ook goed georganiseerd moet zijn. Tot op heden is de informatiehuishouding te vrijblijvend, met uitzondering van de lijn van het Nationaal Informatie Knooppunt en Regionaal Informatie Knooppunt. De minister geeft aan dat er gewerkt moet worden aan de informatiehuishouding maar dat de korpsen daar zelf verantwoordelijk voor zijn. Met andere woorden voor korpsen is het nog steeds mogelijk om informatie niet te delen. De informatiehuishouding dient voor uitwisseling wettelijk geregeld te worden. Waarbij opgemerkt wordt dat de informatiehuishouding aanzienlijk verbetert, wanneer er gewerkt wordt aan de relatie en het vertrouwen, tussen de AIVD en de politie. Als aan dit laatste gewerkt wordt dan is zelfs een wettelijke inbedding van de informatiehuishouding niet noodzakelijk.
In de regelgeving is duidelijk omschreven hoe de informatie-uitwisseling geschiedt. Cruciaal is dat informatie-uitwisseling met de AIVD dwingend staat voorgeschreven voor alle inlichtingendiensten. Probleem hierbij is het gegeven dat de CIE eenheden onbekend zijn met de inlichtingenbehoeften van de AIVD. Andersom kan informatie-uitwisseling plaatsvinden, doch naar mening van de overige inlichtingendiensten geschiedt dit te weinig. De overige inlichtingendiensten hebben de indruk dat de AIVD over meer informatie beschikt en deze niet wil delen. Vanuit de zijde van het Openbaar Ministerie is men van mening dat de informatie-uitwisseling thans optimaal is, al blijft altijd onduidelijk over hoeveel informatie de AIVD exact beschikt. Hierbij dient wel duidelijk de kanttekening geplaatst te worden, dat de AIVD geen opsporingsdienst is en daardoor geen belang hecht aan opsporing.
Een aantal belangrijke aspecten zijn direct gerelateerd aan een goede informatie positie en een goede informatiehuishouding voor zowel de AIVD als de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE). De AIVD is goed geoutilleerd om informatie in te winnen over terrorisme, contra terrorisme en radicalisering. De politie speelt echter onvoldoende in op onder andere aanname en opleiding van politiepersoneel. Het politiepersoneel heeft onvoldoende awareness voor het vastleggen van informatie gerelateerd aan terrorisme contra terrorisme en radicalisering. Daarnaast is de CIE ingericht op de reactieve kant en niet op de pro actieve kant. Dit heeft onder andere te maken met de prestatiecontracten waarmee de politie moet werken en de regeling bijzonder opsporingsgelden. De laatste regeling die gehanteerd wordt voor informanten is niet toereikend voor de informatie die gewenst is, voor bestrijding van terrorisme, contraterrorisme en radicalisering.