door Eveline Lubbers
gepubliceerd in Ravage nr 9, 6 juli 2000
Nu Shell en BP hebben toegegeven dat ze het Britse business intelligence bureau Hakluyt hebben ingehuurd om te spioneren bij Greenpeace en de rest van de milieubeweging, komt er misschien meer duidelijk over de rol van Manfred Schlickenrieder. Begin dit jaar werd deze infiltrant ontmaskerd. We schreven hier in februari al uitgebreid over en in Engeland pikte de Sunday Times het nieuwsfeit onlangs op.
Hakluyt is een geprivatiseerde inlichtingendienst, opgericht door voormalige agenten van MI6 om karweitjes op te knappen voor het bedrijfsleven. Nu de oliemaatschappijen Shell en BP niet langer ontkennen dat dit bureau voor hen rondsnuffelde in de milieubeweging, werd het verhaal alsnog overal overgenomen. Het ANP zette het op de telex en ook in Duitsland, waar het destijds was blijven steken bij het linkse dagblad de Taz, namen meer kranten het bericht op. In Engeland worden kamervragen gesteld over de vervagende grenzen tussen inlichtingendiensten en de belangen van het bedrijfsleven.
De zaak kwam aan het rollen door de ontmaskering van Manfred Schlickenrieder. De Zwitserse actiegroep Revolutionaire Aufbau publiceerde in december vorig jaar een grote hoeveelheid buitgemaakte documenten op internet (http://www.aufbau.org/). Daaruit bleek onomstotelijk dat deze Schlickenrieder voor Hakluyt werkte en naar alle waarschijnlijkheid voor verschillende Duitse inlichtingendiensten.
Manfred Schlickenrieder (54) bleek een infiltrant te zijn, die al sinds het begin van de jaren tachtig alles wat zich links en revolutionair noemde bespioneerde. Door zijn vele contacten in linkse kringen en zijn cover als documentairemaker was Schlickenrieder voor Hakluyt de perfecte persoon om de milieubeweging te onderzoeken. Een filmproductie over Shell diende als dekmantel.
Brent Spar
Dat BP een van de klanten was van Hakluyt werd begin dit jaar al vermoed. Het bleek uit de rapporten die Schlickenrieder maakte. Schlickenrieder vertelde het zelf aan het Duitse dagblad de Taz. En het lag ook voor de hand. Nadat Greenpeace het afzinken van het Shell booreiland de Brent Spar had weten te voorkomen, waren andere oliemaatschappijen als de dood dat zij het volgende slachtoffer zouden worden.
Schlickenrieder had voor zijn Shell-video veel mensen genterviewd bij Greenpeace Duitsland, en wist daardoor in een vroeg stadium af van de campagne Atlantic Frontier, gericht tegen nieuwe olieboringen van BP op de Atlantische oceaan.
Hij kwam met het plan speciaal hierover een film te maken. Omdat hij vertrouwd werd kreeg hij iedereen te spreken, vertelde Fouad Hamdan, communications director of Greenpeace Germany, toen ik hem belde om te vragen of alles klopte wat de Sunday Times hem in de mond had gelegd. “The bastard was good”, dat had hij inderdaad gezegd. En: “Manfred filmde en interviewde de hele tijd. Nu realiseren we ons pas dat we daar nooit een resultaat van hebben gezien”, aldus Hamdan.
Een dag later waait de wind bij Greenpeace uit een andere hoek. Bij navraag is gebleken dat niemand bij Greenpeace zich Schlickenrieder kan herinneren. Hoe hij dan aan zijn informatie kwam, blijft een open vraag. Greenpeace is nog wel van plan Shell en BP per brief ter verantwoording te roepen over dit geval van spionage.
Schadeclaim
BP maakte in 1997 goed gebruik van de informatie die Hakluyt verzamelde over ‘de stemming bij de groene krijgers’. Op de campagne werd buitengewoon voortvarend en slim gereageerd door BP. Omdat BP wist wat er ging gebeuren, werden ze nooit onaangenaam verrast. In mei 1997 vroeg Hakluyt aan Schlickenrieder om na te gaan of er bij Greenpeace wel eens is nagedacht over de juridische aspecten van acties als die rond de Brent Spar. Hebben ze hun vermogen beschermd tegen eventuele beslaglegging als er een aanklacht zou worden ingediend door oliemaatschappijen, was de vraag.
Een paar maanden later bezette Greenpeace de Stena Dee, een olie installatie van BP voor de kust van de Shetland eilanden. BP diende daarop een schadeclaim in van bijna 5 miljoen gulden. Ze eiste dat de acties werden stopgezet, zodat zij verder kon gaan met haar werk. De rechter gaf BP in eerste instantie gelijk en liet in een voorlopige voorziening alle banktegoeden van Greenpeace blokkeren, als voorschot op een eventueel te betalen schadevergoeding. Greenpeace kwam hierdoor financieel behoorlijk in de problemen.
BP heeft nu bevestigd dat ze Hakluyt heeft ingehuurd, maar zegt dat ze alleen heeft gevraagd om een rapport op basis van reeds gepubliceerde informatie. Dat is in tegenspraak met bovengenoemde expliciete vragen van Hakluyt en de nogal gedetailleerde rapporten van Schlickenrieder.
Ook Shell heeft nu toegegeven dat Hakluyt voor hen heeft gewerkt, van april tot december 1996. “In die tijd hadden we last van bedreigingen, gericht tegen tankstations in Duitsland”, zegt Mike Hogan, hoofd media relaties bij Shell UK, “we wilden weten wie daar achter zat.”
Dat Shell haar personeel wilde beschermen tegen mogelijke aanvallen klinkt sympathiek, maar als reden voor het huren van Hakluyt achteraf nogal geconstrueerd. Er zijn inderdaad tankstations vernield in Duitsland. Eentje brandde af en er werd er zelfs een keer een beschoten, maar dat vond met name plaats in het heetst van de strijd om de Brent Spar, in juni 1995. Schlickenrieder begon zijn werk voor Hakluyt goed een jaar later, en voor zover bekend heeft hij nooit navraag gedaan naar dit soort acties.
Onderzoek
Britse parlementsleden maken zich nu serieus zorgen over de vervagende grenzen tussen geheime diensten, het geprivatiseerde business intelligence bureau en de belangen van grote bedrijven. Norman Baker, parlementslid voor de kleine fractie van de Liberal Democrats, gaat de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Jack Straw vragen te onderzoeken of de inlichtingendienst het bedrijf heeft gebruikt om te spioneren bij de milieuactivisten. Hakluyt ontkent tegenover de Sunday Times dat het bedrijf is opgezet door ex-MI6 officiers om het vuile werk op te knappen.
Het feit dat Hakluyt wordt bemand door mensen met nauwe banden met MI6 en met de zegen van het voormalig hoofd van die dienst is opgericht, geeft desalniettemin de indruk dat het bedrijf een semi-officile status heeft. Deze indruk wordt versterkt door wat de oprichters van Hakluyt in de zeldzame interviews zelf vertelden over de oprichting van hun bedrijf. Een van hen, Christopher James, was twintig jaar lang liaison voor bedrijven bij de inlichtingendienst. Hij haalde mensen over informatie te leveren, en wilde na de Koude Oorlog die rol van MI6 uitbouwen. Toen dat mislukte, omdat anderen binnen de buitenlandinlichtingendienst bang waren beschuldigd te worden van economische spionage, besloot James voor zichzelf te beginnen. In het bestuur van het bedrijf zitten ex-diplomaten en voormalig topmanagers van de olie-industrie, inderdaad, van BP en Shell.
“The idea was to do for industry what we had done for the government”, zei James vorig jaar tegen de Financial Times. Wat dat betekent is intussen duidelijk: met conspiratieve methoden inlichtingen verzamelen – onder andere over Greenpeace.
Archief
Schlickenrieder zelf is ook een voorbeeld van de vervagende grenzen tussen inlichtingenwerk voor de staat en voor bedrijven. Hij werkte niet alleen voor Hakluyt, maar ook – en al veel langer – voor verschillende Duitse inlichtingendiensten.
Hij hield dossiers bij over iedereen die hij kende en alles wat hij deed. Al sinds begin jaren tachtig liep hij rond in de linkse beweging. Hij was altijd bezig met een filmproject, over gewapende strijd, of over de Europese steun aan de stakingen van de Engelse havenarbeiders bijvoorbeeld. Meestal kwamen die projecten nooit af. Hij gebruikte zijn beeldmateriaal voor het bijhouden van een fotoarchief van iedereen die hij kende. Hij had een elektronisch foto-archief met van al zijn kameraden in Zwitserland twee foto’s (vooraanzicht, zijaanzicht) plus personalia, aangevuld met bijzondere kenmerken en gegevens over activiteiten. Uit de manier waarop alles werd gearchiveerd, is op te maken dat het hier slechts een klein deel van het totale archief betreft.
Van alles wat Schlickenrieder deed hield hij nauwkeurig aantekeningen bij waarvan hij verslagen maakte, in het Duits, ondertekend met zijn eigen naam of met ‘Camus’. In zijn huis werden ook allerlei andere officile documenten gevonden, zoals post- en bezoekerslijsten aan mensen die voor hun aandeel in de gewapende strijd in de gevangenis zaten. En observatierapporten van zogenaamde verdachte terroristen, kennelijk ondergedoken in Parijs, de hoofdstad van Frankrijk. Deze stukken waren aan de gebruikte afkortingen en specifieke kenmerken te herkennen als authentieke documenten van Duitse en Italiaanse geheime diensten.
Bij de buitgemaakte stukken zitten ook afrekeningen uit verschillende jaren, waarop alle onkosten gedeclareerd worden. Reiskosten, telefoonkosten inclusief die van de GSM, de aanstelling van een administratieve kracht, en zelfs reparaties aan de auto (altijd een sportwagen van BMW of Alpha Romeo) tot het vervangen van de banden, worden vergoed. De onkosten zijn op de afrekeningen minutieus verantwoord, maar degene die de factuur betalen moet staat niet vermeld.
Grijs gebied
De ontmaskering was “een pijnlijk geval van pech” voor de inlichtingenwereld, zoveel willen betrouwbare bronnen erover kwijt. Otto Diederichs, die zich al jaren verdiept in politie en inlichtingendiensten voor Burger beobachten die Polizei en het onderzoekstijdschrift Cilip, legde zijn oor te luister. Hij schreef in de Taz dat Schlickenrieder tegelijkertijd werkte voor verschillende Duitse inlichtingendiensten, zowel voor de Bundes Nachrichten Dienst (BND), de inlichtingendienst buitenland en de Beierse poot van het Landesamt fur Verfassungsschutz (LfV), de binnenlandse veiligheidsdienst.
Als Schlickenrieder gelijktijdig identieke opdrachten uitvoerde voor die twee diensten, dan opereerde hij op een tot dusver onbekend grijs gebied. In Duitsland is de taakverdeling tussen de verschillende inlichtingendiensten in de grondwet vastgelegd, om ongewenste overlap te voorkomen. Maar anti-imperialistische activisten die politieke gevangenen ondersteunen, hebben internationaal onderling nou eenmaal veel contact. In de “strijd tegen het terrorisme” is het verzamelen van inlichtingen over deze groepen kennelijk moeilijk aan grenzen te binden, geografisch en ambtelijk gezien. Met de inzet van Schlickenrieder werd de grondwet overtreden.
Een verdere bevestiging dat de zaak hoog opgenomen werd, blijkt uit het feit dat de kwestie op 4 februari jl. besproken is tijdens de wekelijkse vergadering van de Duitse premier met de vertegenwoordigers van alle Duitse inlichtingendiensten. Helaas is deze zaak in Duitsland tot nu toe verder binnenskamers afgehandeld. Misschien verandert dat nadat er in Engeland antwoord is gekomen op de vragen in het parlement.