Het persoonsgericht verstoren van potentiële terrorismeverdachten in opdracht van de burgemeester is in strijd met de wet. Dat zegt Jan Brouwer, hoogleraar Algemene rechtswetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘De dreiging van terrorisme betekent niet dat de overheid mag handelen in strijd met haar eigen wetten.’
Persoonsgericht verstoren is een nieuw wapen in de strijd tegen terrorisme. Potentiële verdachten van terrorisme worden openlijk dag en nacht in de gaten gehouden. Het doel: een persoon onbruikbaar maken voor een eventueel terroristisch netwerk. Naar verluidt gaat het om een werkwijze die in Nederland al anderhalf jaar gangbaar is en bij tientallen mensen wordt toegepast. De politie post voor hun woningen, belt regelmatig aan om te kijken of de persoon thuis is en volgt ze op straat. Bezoek wordt aangesproken en het is niet ondenkbaar dat buurtbewoners wordt gevraagd verdachte zaken rond de woning van de persoon te melden.
Hoogleraar Algemene rechtswetenschap Jan Brouwer heeft forse kritiek op het persoonsgericht verstoren, dat volgens hem een wettelijke grondslag ontbeert. Het is de burgemeester die verantwoordelijk is gemaakt voor het verstoren, met als argument dat mogelijke terroristen een gevaar voor de openbare orde zijn. Een ogenschijnlijke logische argumentatie, zegt Brouwer, maar in werkelijkheid een juridische vondst die de overheid bevrijdt van de beperkingen van het strafrecht. ‘Het strafrecht is redelijk dichtgetimmerd. Het openbare orde-recht is juridisch gezien braakliggend terrein, dat er nu met de haren is bij gesleept. Ik vind dat dubieus.’