Goedkeuring Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties (28.764)
Dit wetsvoorstel bepaalt onder andere dat organisaties die zijn geplaatst op een EU terrorismelijst gedurende de vermelding in de lijst van rechtswege verboden zijn en niet bevoegd om in Nederland rechtshandelingen te verrichten. Het eindverslag is op 19 oktober 2006 ingediend en binnenkort zal de stemming volgen.
Belangrijk punt is de gebrekkige rechtsbescherming die organisaties ten deel valt die op deze wijze verboden worden. IN haar Memorie van Antwoord heeft de regering alles nog eens op een rijtje gezet. Het betreft twee bevriezinglijsten.
Eerst de lijst behorende bij resolutie 1267 van de VN Veiligheidsraad, die in de EU geïmplementeerd wordt middels verordening (EG) nr. 881/2002. Wat kun je nu doen om daarvan af te komen?
1. Belanghebbenden kunnen door tussenkomst van de nationale autoriteiten een beroep doen op de delistingprocedure bij het VN-Sanctiecomité. De organisatie zal daartoe een gemotiveerd verzoek aan de regering van het land van vestiging moeten richten om te pleiten voor doorhaling van haar naam op de lijst. Op de regering rust de verplichting om alle door de belanghebbende verstrekte relevante informatie te onderzoeken en vervolgens de regering op wiens voorstel de organisatie op de lijst is geplaatst, bilateraal te benaderen.
2. Indien de organisatie meent dat de Nederlandse regering haar verplichtingen in het kader van de delistingprocedure niet nakomt, kan zij de Nederlandse Staat dagvaarden in een procedure voor de burgerlijke rechter, al dan niet in kortgeding.
3. De nationale rechter kan daarbij prejudiciële vragen stelt aan het Hof van Justitie over de uitleg van het gemeenschapsrecht.
4. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen bestaat de mogelijkheid van een procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
5. Belanghebbenden kunnen zich daarnaast met een beroep tot nietigverklaring (artikel 230 EG) wenden tot het Hof van Justitie in Luxemburg
In recente rechtspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg is benadrukt dat de lidstaten er in het kader van de delistingprocedure zoveel mogelijk op moeten toezien dat de belanghebbenden in staat worden gesteld aan de bevoegde nationale autoriteiten naar behoren hun standpunt kenbaar te maken en dat de aan die autoriteiten toegekende beoordelingsmarge moet worden uitgeoefend op een wijze die naar behoren rekening houdt met de problemen die belanghebbenden kunnen krijgen om voor een effectieve bescherming van hun rechten te zorgen (Gerecht van Eerste Aanleg 12 juli 2006, T-253-02, Ayadi/Raad, r.o.147 e.v.).
Vervolgens de lijst die hoort bij gemeenschappelijk standpunt nr. 2001/931 van de Raad van 27 december 2001 (PbEG L 344). Deze EU-lijst bevat zowel exogene als endogene organisaties.
Voor de exogene organisaties (groepen waarvan de wortels, activiteiten en doeleinden voornamelijk buiten de EU zijn gelegen) vindt de feitelijke bevriezing plaats op basis van Verordening 2580/2001 van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme.
1. Een organisatie die op de lijst met exogene organisaties is geplaatst, kan zich met een beroep tot nietigverklaring (artikel 230 EG) wenden tot het Hof van Justitie in Luxemburg. De plaatsing op de lijst is een communautair besluit in de vorm van een (unaniem) besluit van de Raad van Ministers. Dit betekent dat alle aspecten van de rechtmatigheid van het Raadsbesluit aan de orde kunnen worden gesteld.
2. Naast of in aanvulling op een procedure op grond van artikel 230 EG bestaat de mogelijkheid tot het instellen van een schadevergoedingsactie bij het Hof van Justitie (artikel 288 EG juncto artikel 235 EG) en een communautaire kortgedingprocedure (artikelen 242 en 243 EG).
De endogene organisaties (groepen waarvan de wortels, activiteiten en doeleinden voornamelijk binnen de EU zijn gelegen) worden in de lijst met een asterisk aangeduid.
1. Omdat de rechtsbasis voor deze ´endogene´ lijst is gelegen in de derde pijler (artikelen 15 en 34 EU-verdrag), staat geen beroep open bij het Hof van Justitie in Luxemburg.
2. Een belanghebbende kan de Staat der Nederlanden dagvaarden in een procedure voor de burgerlijke rechter, al dan niet in kortgeding.
3. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen bestaat de mogelijkheid van een procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
De implementatie van deze internationale financiële sancties wordt ter hand genomen door de nationale autoriteiten. Op grond van de Sanctiewet 1977 stelt de Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën, de daartoe noodzakelijke nationale regelgeving vast (Sanctieregelingen terrorisme 2002, 2002 II en 2002 III). T
1. Tegen de toepassing van een dergelijke sanctieregeling kan een procedure worden gevoerd bij de burgerlijke rechter, zonodig in kortgeding.
2. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen bestaat de mogelijkheid van een procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
3. De Europese bevriezingsregels bieden een aantal mogelijkheden om specifieke ontheffingen te verlenen voor het gebruik van bevroren tegoeden voor onder andere de dekking van essentiële menselijke behoeften en het betalen van belasting of premies. Een belanghebbende kan bij de Minister van Financiën een verzoek indienen om een dergelijke ontheffing te verlenen.
4. Tegen een eventueel afwijzend besluit staat bezwaar en beroep open op grond van de Awb.
5. Gaat het om een bevriezing van de tegoeden van een organisatie op de lijst behorende bij verordening (EG) nr. 881/2002 of de lijst behorende bij verordening (EG) nr. 2580/2001, dan bestaat tevens de mogelijkheid dat de rechter prejudiciële vragen stelt aan het Hof van Justitie over de uitleg van die verordeningen.
6. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen staat ook hier beroep open bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
Volgens de regering staan hiermee voldoende rechtsmiddelen open, waarmee artikel 6 en 8 van het EVRM niet in het geding zou zijn. Daarmee ziet de regring natuulijk een essentieel over het hoofd en dat is de wijze waarop een organisatie in dergelijke procedures toegang heeft tot alle informatie die noodzakelijk is ter verdediging van haar zaak. De regering zegt zelf dat “de materiële toetsing door de rechter weliswaar beperkt kan zijn, maar dit is inherent aan terrorismebestrijding. Meer in het algemeen geldt dat de rechter zich doorgaans terughoudend opstelt in geschillen over onderwerpen van buitenlands beleid vanwege de politieke afwegingen die daarmee gemoeid zijn”.
Over het algemeen is het natuurlijk informatie van (een buitenlandse) inlichtingendienst die ervoor gezorgd heeft dat een organisatie op één van de lijsten terecht is gekomen.
Verbieden organisaties