Preventief fouilleren werd in 2003 met veel tromgeroffel geïntroduceerd in Tilburg, maar de aftocht verliep in stilte, alsof de driehoek moest erkennen dat het middel volstrekt zinloos is geweest.
“Ultimum remedium, zwaar middel met verstrekkende gevolgen voor persoonlijke levenssfeer, niet lichtvaardig mee omgaan.” Grote woorden werden door bestuur en politiek gebruikt bij de introductie van preventief fouilleren in Tilburg. Een steekincident in de zomer van 2003 en een vechtpartij bleken voldoende om alle zorgvuldigheid met betrekking tot de verstrekkende gevolgen terzijde te schuiven. Een eerder schietincident op een vol terras in de stad zorgde echter niet voor een vergelijkbare reactie.
Tilburg fouilleerde vervolgens vier jaar lang als een blind paard. Publiek, politiek en media zijn dol enthousiast en daarom spreekt de driehoek van een goede sfeer en gezellig fouilleren. Of het instrument niet te ingrijpend, de laatste oplossing en effectief is, kwam niet meer ter sprake. Cijfers en periodes werden weliswaar gepresenteerd, maar de brij is dusdanig en het overschrijven op een zodanige grote schaal, dat onduidelijk was waar het nog over ging.
Bij de evaluatie van mei 2005 benoemde het bureau criminaliteitsanalyse ruim acht beperkingen die aan het onderzoek naar de maatregel kleefden. De beperkingen zetten grote vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de cijfers van de politie. De beheersdriehoek ging echter verder met fouilleren. Het instrument werd namelijk gezien als een reguliere bevoegdheid van de politie. Het middel is aan het ‘arsenaal’ van het blauwe leger toegevoegd.
De driehoek bleek zelfs bang om te stoppen met de maatregel, want wat zouden publiek, politiek en media daarvan dan zeggen? Eind 2005 werd door het college zelfs nieuwe eigenschappen aan het instrument preventief fouilleren toegedicht. Het zou een belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van de sociale structuren in bepaalde wijken.
Aan de rij evaluaties van het fouilleren kwam in die vier jaar geen einde. De ene nog vreemder dan de ander, maar keer op keer besloot men door te gaan met fouilleren. Want, óf de concentratie delicten is hoog óf het middel lijkt effectief, al is een relatie met het beoogde doel, minder geweldsincidenten, niet te leggen. De driehoek gebruikte voor de beschrijving van de effectiviteit de woorden ‘substantiële daling’ en ‘bestendigheid’. Er ‘lijkt sprake van een substantiële daling, waarvan de bestendigheid echter nog niet kan worden vastgesteld’ of ‘er is nog geen sprake van een substantiële en bestendige daling van het aantal feiten’.
Voor het oog van de lezer van deze overheidsstukken voltrekt zich een bizarre lijst cijfers, periodes, analyses en notities. Nieuwe incidenten-overzichten worden gepresenteerd alsof de opstellers drammerig willen aantonen dat het aantal incidenten toch echt daalt in de oorlogszones van Tilburg. Dat is echter niet het geval: er wordt enkel bij de allereerste keer fouilleren een vuurwapen aangetroffen. Verder vallen de resultaten tegen of ze worden vanaf 2006 gewoon niet meer vermeld.
Ook het gegoochel met de extra maatregelen en of die wel zijn ingevoerd, is stuitend. Grote vraag die door de stukken wordt opgeroepen is of het overheidsapparaat wel wil weten wat een grotere veiligheid oplevert. Meer blauw op straat tijdens fouilleren kost een fortuin en lijkt eerder negatief uit te werken op de normale inzet van de politie dan dat het een positief effect heeft voor de veiligheid.
Dit wordt ook zo geformuleerd door de politie zelf. Aan het aantal betaste burgers is op te maken dat er in de loop van vier jaar een tanend enthousiasme onder politie-functionarissen valt waar te nemen om onschuldige burgers te fouilleren. Serieuze en niet lichtvaardige afwegingen komen niet aan de orde.
De openbaar gemaakte cijfers maken één ding duidelijk: de politie goochelt niet alleen, ze doet ook maar wat. De cijfers zijn onbetrouwbaar, gefabriceerd, verkeerd opgeteld, bewust weggelaten en gepresenteerd in een vorm die onoverzichtelijk, onduidelijk en verhullend is. Als ondanks deze beperkingen en hindernissen toch een poging wordt gedaan om de cijfers te doorgronden, is de enige conclusie die getrokken kan worden dat in de gebieden waar gefouilleerd is het aantal geweldsincidenten niet is gedaald.
Als de driehoek beweert dat in de rest van de stad de geweldsdelicten wel zijn gedaald, dan blijkt preventief fouilleren niet alleen niet effectief, maar een averechts affect te hebben. De dalende trend in de rest van de stad is jaar in jaar uit in de risicogebieden teniet gedaan. Toch is deze conclusie ook te gemakkelijk aangezien de politie statistieken produceert die conclusies over stijging, daling of het gelijk blijven onmogelijk maken. Deze conclusie is al eerder getrokken ten aanzien van het gegoochel met cijfers in Amsterdam.
Eén ding is echter wel duidelijk, er is in Tilburg heel weinig aangetroffen in vier jaar tijd fouillering. Dat zou te denken moeten geven, zeker in relatie tot de personele inzet. Uiteindelijk schermen politieke partijen en de driehoek met het gevoel van veiligheid van de burger. Het onderzoek hiernaar is mager, maar als iemand die zojuist gefouilleerd is aangeeft zich veiliger te voelen, zegt dit waarschijnlijk weinig over het fouilleren zelf.
Er vanuit gaande dat de politie overal professioneel optreedt, geen mensen bedreigt of mishandelt en niet corrupt is, is een opmerking over zich veilig voelen tijdens fouillering een momentopname. Als het gemeentebestuur dergelijke momentopnames gebruikt om beleid op te bouwen, dan is duidelijk dat ze niet weet wat ze aan het doen is. Vier jaar fouilleren in Tilburg laat dit haarfijn zien en het trieste is dat daaruit geen lessen worden getrokken.
Repressief en stoer optreden heeft niets met veiligheid te maken. Burgers serieus nemen, betekent geen fouillering. Onschuldige mensen betasten is een teken van onmacht, maar vooral ook een teken van desinteresse voor een serieus veiligheidsbeleid. Beleid dat niet stoeit met cijfers, periodes, evaluaties en notities, maar serieus laat zien wat er aan de hand is, is eerlijk veiligheidsbeleid.
Politie, justitie en burgemeester hebben daarbij het lef om inzicht te geven over wat er aan de hand is. Zij tonen met heldere en overzichtelijke statistieken verantwoordelijkheid voor de effectiviteit van genomen maatregelen. De driehoek in Tilburg heeft laten zien tijdens vier jaar fouilleren daar geen interesse in te hebben.
In Nederland telt echter alleen de oneerlijke stoere variant van het veiligheidsbeleid, met veel repressie en geen verantwoording willen afleggen. Gegoochel met cijfers, onoverzichtelijke statistieken en niet transparante verantwoording van gevoerd beleid. Triest, omdat dit beleid niet alleen zinloos is, maar ook ineffectief.
Preventief fouilleren werd in 2003 met veel tromgeroffel geïntroduceerd in Tilburg, maar de aftocht verliep in stilte, alsof de driehoek moest erkennen dat het middel volstrekt zinloos is geweest. Natuurlijk zal zij dat nooit volmondig toegeven. Onderzoek naar effectiviteit is namelijk lastig, zeker wanneer aangetoond moet worden dat het middel niet werkt.
Zoals altijd heeft de overheid de macht over de getallen en de data, en bepaalt of gegevens openbaar worden gemaakt en in welke vorm. De presentatie van de gegevens met betrekking tot preventief fouilleren van de driehoek van Tilburg is schokkend, zeker in het licht van de grote woorden die zij hanteerden bij de invoering. Er is veel geëvalueerd, maar op basis waarvan blijft een raadsel.