Ravage #5
De aanslagen in Madrid hebben geleid tot een stroom nieuwe anti‑terrorisme maatregelen. Maar volgens Wil van der Schans en Rick van Amersfoort zou men eerst eens moeten kijken naar de falende werkwijze van de Europese inlichtingendiensten. Het opsporingsonderzoek naar de verdachten van de aanslagen in Madrid verloopt voortvarend. Er zijn zoveel sporen achtergelaten door de daders dat het merendeel vand e verdachten inmiddels achter slot en grendel zit. Opmerkelijk is dat een deel van de arrestanten al langere tijd door de inlichtingendiensten in de gaten werd gehouden. Op 11 maart vond de aanslag. Twee dagen later arresteerde de Spaanse politie vijf mannen; Jamal Z., Mohammed El Hadi C., Mohammed B., Vinay K. en Suresh K. De arrestaties volgden na de vondst van een mobiele telefoon die werd gevonden bij een niet ontplofte bom. Deze telefoon leidde naar de winkel waar Jamal Z. werkt. Jamal Z. is voor zowel de Spaanse geheime dienst als die van de Europese Unie en Noord‑Afrika geen onbekende. Hij wordt door de Marokkaanse autoriteiten al sinds 1993 in verband gebracht met radicale islamitische groeperingen als The Group of Islamic Combatants of Morocco, Eternal Lions en the Moroccan Combatants, waarvan de namen van de leden onder Europese politiediensten circuleren. Ook zou Jamal Z. contacten hebben onderhouden met de mensen die de zelfmoordaanslagen in de Marokkaanse stad Casablanca hebben gepleegd. Deze aanslagen worden toegeschreven aan Salafija al‑Djihadia, een groepering die niet op de lijst van terroristische organisaties van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken voorkomt. Jamal Z. zou ook contacten hebben onderhouden met Mohamed F., een van de spirituele leiders van Salafija al‑Djihadia.
al-Qaeda
Daarnaast lijken Jamal Z. en Mohammed El Hadi C. ook bekenden van Barakat Y., die door de Spaanse justitie wordt gezien als de leider van de Spaanse afdeling van al‑Qaeda. Barakat Y. zit al sinds 2001 met diverse medeverdachten in Spanje in voorarrest. Ook Amer A. lijkt een goede bekende van de verdachten. Amar A. zou, volgens een onderzoek van de Spaanse justitie uit 2003 en volgens verslagen van verhoren van gevangenen op Guantanamo Bay van begin dit jaar, een ondersteunende rol vervuld hebben bij de aanslagen in Amerika van september 2001. Amer A. bevindt zich volgens de Spaanse politie, die zich baseert op tapverslagen, in gezelschap van Abu Musab Z.. Hij wordt door de Amerikanen verdacht van diverse bomaanslagen in Irak. De contacten tussen Jamal Z. en Barakat Y. blijken uit tapverslagen van een onderzoek van de Spaanse rechter Baltasar Garzón naar al‑Qaeda in Spanje. Garzón zette Jamal Z. echter niet op de lijst van 35 personen die van terroristische handelingen worden verdacht en september vorig jaar in staat van beschuldiging werden gesteld. Tot slot wordt Z. Er nog van verdacht de bomaanslagen in Casablanca mede te hebben voorbereid.Op 18 maart jl., zeven dagen na de aanslag in Madrid, arresteerde de Spaanse politie nog eens vijf mannen. Een van de arrestanten zou volgens de politie een leidende rol hebben vervuld bij de aanslag en zou ook betrokken zijn geweest bij de aanslagen in Casablanca (Marokko) in mei 2003. In het weekend van 20 en 21 maart werden er opnieuw vier mensen gearresteerd in Madrid. Tot slot werden er op 25 maart nog vijf mensen aangehouden waaronder drie verdachten die bij de Duitse justitie bekend staan als “gevaarlijke jihadstrijders”.
Voorgeschiedenis
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat Jamal Z. en diverse andere arrestanten al geruime tijd bekend stonden als sympathisanten van al‑Qaeda of aan al‑Qaeda gelieerde groeperingen. Het waren geen volslagen vreemden van de politie en de inlichtingen‑ en veiligheidsdiensten. Uit berichten in de media blijkt dat ze zelfs werden afgeluisterd, maar werd er in de periode voor de aanslagen niets bijzonders vernomen.Jamal Z. en zijn medeverdachten konden ongestoord 100 kilo explosieven in handen krijgen, hetgeen in een woning in de buurt van Madrid tot bommen verwerkt werd. Zonder problemen kon het explosieve materiaal vervolgens in vier treinwagons worden geplaatst. ‘Ze kwamen sinds een maand of twee geregeld langs’, vertelt een benzinepomphouder aan de Spaanse krant El Pais. Waarom zijn deze mensen die op diverse lijsten van Europese politiediensten voor komen niet in de gaten gehouden? Was Spanje niet in gevaar, waren er geen tekenen voor een mogelijke aanslag? Niets is minder waar. Al sinds 1997 houden de Spaanse politie en geheime diensten personen in de gaten die met al‑Qaeda sympathiseren. Ramzi B. die werd gearresteerd en nu gevangen zit op Guantanamo Bay, heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat de mensen die de aanslag op 11 september 2001 uitvoerden in de zomer van 2001 bij elkaar zijn gekomen in de Spaanse stad Tarragona. Rolf Tophoven, een Duitse expert op het gebied van islamitisch terrorisme, verklaarde in NRC Handelsblad dat Spanje al voor de aanslagen in New York als een belangrijke vestigingsplaats van radicale moslimextremisten in Europa gold.
Dat de Spaanse justitie uitgebreid onderzoek deed, werd duidelijk in november 2001 toen acht leden van de veronderstelde Spaanse al‑Qaeda afdeling werden gearresteerd. Een van de arrestanten was Barakat Y.. Volgens onderzoeksrechter Garzón bestond er in Spanje een stevige infrastructuur van al‑Qaeda, maar er was geen sprake van een directe dreiging.
Document
Deze dreiging werd voor het eerst duidelijk in oktober 2003 toen Osama Bin Laden opriep om aanslagen te plegen in de landen die de Verenigde Staten steunden in Irak. Jorge Dezcallar, het hoofd van de Spaanse geheime dienst (CNI), had al eerder laten weten dat ze in verband met de Spaanse bijdrage aan de bezetting aanslagen in Spanje vreesden.
In december 2003 werd er een document onder inlichtingendiensten verspreid met de titel Jihadi Iraq, Hopes and Dangers. Het document was door onderzoekers van de Norwegian Defence Research Establishment (FFI) op internet gevonden en wordt toegeschreven aan Yusuf al‑Airi, een al‑Qaeda lid die propaganda voor de groepering op het internet bedreef.Het 42 pagina’s tellende document beschrijft de mogelijkheden om de landen die Amerika in Irak steunen onder druk te kunnen zetten met als doel hun troepen terug te laten trekken. Een deel van het document wordt specifiek gewijd aan Spanje. Volgens de onderzoekers van het Noorse instituut kan worden opgemaakt dat Spanje door de aanwezige anti‑oorlogsbeweging als mogelijk eerste doelwit wordt aangemerkt. Het document staat niet op zichzelf. In januari dit jaar arresteerde de politie in Baskenland een man van Algerijnse afkomst die had gedreigd dat er binnen twee maanden een hoop mensen in Madrid zouden omkomen en ‘dat het station bij Atocha met lijken zou worden gevuld’. De politie liet de man gaan, maar leek wel in hoogste staat van paraatheid. Elf dagen voor de aanslag werden er in en rond de hoofdstad wegblokkades opgezet om auto’s te kunnen controleren op het vervoer van explosieven. Twee dagen voor de aanslag werd de controle op vliegvelden, treinstations, stadions en overheidsgebouwen geïntensiveerd.
Blunders
De aard van de voortekenen van de aanslag in Madrid kan men verschillend interpreteren. Deels lijkt het erop dat de Spaanse justitie ze wel serieus heeft genomen, maar zich blind heeft gestaard op een mogelijke ETA-aanslag. Of deze wel of niet gepland was, is onduidelijk. De Spaanse politie beweert in de weken voor de aanslag twee mannen en een grote hoeveelheid explosieven te hebben onderschept, maar dit kwam pas op de dag van de aanslag in het nieuws. Het ligt veel meer voor de hand dat de Spaanse geheime dienst zich niets heeft aangetrokken van de waarschuwingen van de Marokkaanse justitie die Spanje voor een aanslag waarschuwde. De Marokkaanse justitie heeft zelfs een lijst van zestien verdachten aan de Spaanse politie overhandigd waaronder die van Jamal Z. De Marokkaanse krant Aujourd’hui Le Maroc (Morocco Today) schrijft dat premier Aznar niet met de Marokkaanse geheime dienst wilde samenwerken. ‘De verdachten werden niet eens geschaduwd’, betoogt de krant. ‘De Spaanse geheime dienst bespioneerde meer Marokko dan dat het met het land samenwerkte’. Een bron binnen de Europese inlichtingenwereld voegt daar in de Britse The Guardian aan toe dat iedereen wist dat er een grote aanslag op komst was.Diverse tekenen van een op handen zijnde bomaanslag, gevoegd bij een lijst van bekende mensen die betrokken zijn bij al‑Qaeda of vergelijkbare groeperingen, zouden eigenlijk voldoende moeten zijn geweest om politie en justitie te alarmeren. Blijkbaar waren ze wel gealarmeerd, maar zijn er grote blunders gemaakt. De Spaanse krant El Mundo wijdde er een uitgebreid artikel aan. In de maanden voor de aanslag werd het aantal politie-eenheden dat verantwoordelijk is voor het in de gaten houden van mogelijke leden van al‑Qaeda met de helft teruggebracht. Jamal Z. werd dus niet langer geschaduwd terwijl het moeilijk is hem af te luisteren omdat hij teveel mobiele telefoons bezat en regelmatig van telefoon wisselde. Spanje en Marokko raakten verwikkeld in een diplomatieke oorlog over het minuscule eiland Perejil, visrechten en immigratie. In de maanden voorafgaande de aanslag werd uit een kolenmijn honderd kilo explosieven ontvreemd. In een land met een hoge paraatheid op het gebied van terrorismebestrijding is het opmerkelijk te noemen dat deze verdwijning onopgemerkt is gebleven.Naast Jamal Z. is er over de andere arrestanten weinig duidelijk. Het waren in elk geval bekenden van diverse geheime diensten in Europa en Noord‑Afrika. Van de zes verdachten waar de Spaanse justitie nu nog naar zoekt, wordt beweerd dat zij ook al jaren als potentiële terroristen te boek staan.
Incidenten
De doos van pandora opende zich al enkele uren na de aanslag in Madrid. De Spaanse regering zag haar kans schoon en probeerde zo vlak voor de verkiezingen de ETA de aanslag in de schoenen te schuiven. Nadat de leugen eenmaal achterhaald was, straften de Spanjaarden de Partido Popular onmiddellijk af. De socialisten wonnen zo op een wel heel absurde manier de verkiezingen.Vervolgens was het de beurt aan onze zuiderbuur, de Belgische premier Guy Verhofstadt, die opriep tot de vorming van een Europese inlichtingen- en veiligheidsdienst. Blair, Chirac en Schröder waren er als de kippen bij om duidelijk te maken dat één gezamenlijke dienst hen toch een stap te ver ging. Nauwer samenwerken oké, maar dan wel in klein verband. De analyse van wat er na Madrid moest gebeuren (en óf er wat moest gebeuren) werd verbazingwekkend snel getrokken. Het laat weer eens zien hoe incidenteel de samenwerking in Europa is. Op incidenten wordt direct gereageerd, een visie en beleid voor de toekomst wordt amper vastgesteld. Eenstemmig waren de leiders het eens: er moet beter en nauwer worden samengewerkt. Bovendien gaat het allemaal te traag, een aantal landen heeft de maatregelen genomen na september 2001 nog steeds niet ingevoerd.CoördinatorNog geen twee weken na de aanslagen nam de Raad van Ministers van de EU op 24 en 25 maart een pakket maatregelen aan dat vooral de wetgevende mogelijkheden en de juridische samenwerking benadrukt. Een speciale terrorisme coördinator, onze eigen Gijs de Vries, moet de boel gaan aanjagen. Gijs de Vries’ expertise ligt trouwens meer op het wetgevende terrein dan op het operationele vlak. Alle lidstaten moeten zo snel mogelijk de maatregelen op 11 september 2001, waaronder een Europees arrestatiebevel, kaderbesluit terrorisme en het instellen van Joint Teams, uitvoeren. Destijds werd door veel deskundigen al de vraag gesteld wat deze maatregelen nu eigenlijk verbeteren aan de bestrijding van terrorisme. Zo was uitlevering van terroristen amper een probleem en kreeg het Europees arrestatiebevel een algemener karakter. Ook van de Joint Teams, die destijds als een van de oplossingen voor nauwere politiesamenwerking werden gepresenteerd, is het twijfelachtig of het daadwerkelijk iets oplevert in de strijd tegen het terrorisme. In de verschillende EU‑lidstaten werken zoveel verschillende diensten aan de bestrijding van terrorisme dat het maar de vraag is of dat wel in een team te vatten valt, terwijl samenwerking vanuit verschillende teams wel werkt.
Scorebord
Maar het nieuwe plan behelst niet alleen het aanjagen van de oude plannen. Opvallend is de eensgezindheid over de leidende rol die de Verenigde Naties moeten nemen bij de internationale bestrijding van terrorisme. Onder het kopje ‘de beperking van de toegang van terroristen tot financiële en andere economische bronnen’ is wederom een rijtje maatregelen te bewonderen die ook na september 2001 de revue zijn gepasseerd, zoals het bevriezen van de tegoeden van terroristen.Ook beloven de regeringsleiders alles in het werk te zullen stellen om maximale capaciteit in EU‑organisaties (lees Europol, Eurojust en Tas Force Police Chiefs) en de lidstaten in te zetten voor de bestrijding van terrorisme. Effectieve en systematische samenwerking tussen de diensten en uitgebreide informatie‑uitwisseling zouden moeten gaan leiden tot preventie, opsporing en vervolging. Daarnaast moet terrorismebestrijding een essentieel onderdeel gaan vormen op andere beleidsterreinen, zoals transport, grensbewaking en reisverkeer.Het is maar een deel van de maatregelen, die terug zijn te vinden op de website van het onderzoeksinstituut Statewatch (www.statewatch.org.) Naast de maatregelen heeft Statewatch een scorebord gepubliceerd waarin wordt geanalyseerd met welke rechtvaardiging de maatregelen zijn genomen en wat de gevolgen ervan zijn.
Volgens Statewatch hebben 27 van de 57 maatregelen weinig tot niets met de bestrijding van terrorisme van doen, maar betreft het voorstellen die misdrijven in z’n algemeenheid betreffen. Een aantal voorstellen introduceert mogelijk zelfs een volledig systeem van controle in de EU: het vastleggen van alle telecommunicatie, bijhouden van alle vliegverkeersgegevens in de EU en van en naar de EU en het opnemen van vingerafdrukken in een nieuw paspoort.
Registratie
De uitvoering van de maatregelen wordt zonder debat direct ter hand genomen. De eerste maatregel werd al door de JBZ‑Raad van 30 maart geloodst. Er lag al een ouder voorstel van Spanje om de persoonsgegevens van mensen die per vliegtuig naar de EU reizen door te geven aan de grenscontrole‑ en immigratiediensten. Het voorstel was bedoeld om illegale migratie tegen te gaan. Nu is het omgebouwd tot een algemenere maatregel, waarbij de gegevens van een ieder die naar de EU vliegt nu ook in handen van politie en justitie komt ter controle op mogelijke banden met terrorisme. Ook de ambtenaren van de Europese Commissie zijn direct aan het werk gegaan. Eind maart lanceerden ze een dertig pagina’s tellend voorstel over de uitwisseling van informatie en samenwerking betreffende terrorisme. Waar Statewatch al voor waarschuwde in het plan van de Europese Raad van Ministers komt ook in dit voorstel terug. Benadrukt wordt dat er tot nu toe weinig is gekeken naar de samenhang tussen georganiseerde misdaad en terrorisme. Volgens de Europese Commissie zou het Gemeenschappelijk Optreden van 21 december 1998 (over verbod op lidmaatschap van een criminele organisatie) ge‑update moeten worden. Terroristische organisaties die ter voorbereiding van hun daden criminele activiteiten plegen, zouden dan eerder kunnen worden aangepakt. In een al tot Raadsbesluit uitgeschreven voorstel over nauwere samenwerking worden de mogelijkheden van registratie en gegevensuitwisseling flink opgerekt. Niet alleen informatie over organisaties die op de bevriezingslijst staan moet worden uitgewisseld, ook informatie over misdrijven die voor komen in het Kaderbesluit Terrorismebestrijding moeten aan Europol en Eurojust worden doorgegeven.De ambtenaren hebben nauwelijks de moeite genomen om de problemen te analyseren. Wat er nu uit de koker van de Europese Unie komt, neigt toch weer naar harmoniserende maatregelen. Aan het verbeteren van de organisatie wordt nauwelijks aandacht besteed.
Samenwerking
Dat de Europese inlichtingendiensten niet altijd even nauw samenwerken is geen groot geheim. Een uit januari van dit jaar daterend rapport van het Europese Institute for Security Studies (ISS), getiteld ‘For your eyes only’ somt nog eens alle (on)mogelijkheden op van nauwere samenwerking tussen de inlichtingendiensten. Om te beginnen opereren de diensten bij uitstek in het eigen landsbelang. Daarnaast worden inlichtingen alleen uitgewisseld als er iets bruikbaars voor in de plaats komt. Een ander obstakel is de vrees dat de inlichtingen doorgegeven worden aan derde landen.Dit betekent niet dat er momenteel niet wordt samengewerkt. In allerlei wisselende coalities en in informele verbanden, zoals bijvoorbeeld de Club van Bern, zitten de inlichtingendiensten met elkaar aan tafel. Dat er binnen die verbanden wel degelijk nauw wordt samengewerkt, ook in de bestrijding van terrorisme, is de afgelopen twee jaar gebleken. Bij terrorisme‑zaken in Nederland heeft de AIVD samengewerkt met andere (Europese) landen. Die samenwerking heeft tot veel arrestaties en veroordelingen geleid.Bij nauwere samenwerking van inlichtingendiensten komt, nog meer dan bij politiesamenwerking, de controle, het toezicht en de sturing in geding. Het zijn vragen die de afgelopen weken angstvallig uit de weg zijn gegaan. Welke gegevens mag een inlichtingendienst eigenlijk uitwisselen? Wie controleert de aangeleverde gegevens van een andere dienst? Welke infiltranten worden waar ingezet? Hoe en met welk doel worden gezamenlijke operaties uitgevoerd?
Het zou goed zijn eerst eens te kijken naar het optreden van de inlichtingendiensten in de bestrijding van terrorisme tot nu toe, voordat er weer van alles uit de kast wordt getrokken.
Nederland voorop
Maar de pawlov‑reactie wint het gemakkelijk van het nuchter verstand. Ook de ministers Remkes en Donner volgden hun Europese vakgenoten in nog meer specifieke landelijke anti‑terrorisme maatregelen.Er wordt nu definitief een regeling ontworpen die het mogelijk maakt om AIVD‑informatie in te zetten bij strafprocessen. Ook wordt een wetsvoorstel ingediend die het mogelijk maakt om rechtspersonen die op de afknijplijst van de Europese Unie staan te verbieden. Tegen beide voorstellen zijn in het verleden veel bezwaren geuit. De regering legt deze nu naast zich neer. In beide gevallen wordt de positie van verdachten flink verzwakt en wordt ook de mogelijkheid beschuldigingen te weerspreken ernstig aangetast. Een andere vlucht vooruit die Remkes en Donner willen uitvoeren is de introductie van ‘Rasterfahndung’ in Nederland. Volgens Donner en Remkes lijken ‘de aanslagen in Madrid te wijzen op een veel diffusere werkwijze bij de organisatie en voorbereiding.’ Een ietwat vreemde conclusie aangezien van tal van verdachten juist bekend is dat ze een link hebben met radicaal islamitische terroristische organisaties. ‘Minder dan voorheen kan de aandacht zich beperken tot bepaalde groepen, organisaties en daders’, zo vervolgen Donner en Remkes. ‘Waar daders en organisaties zich verschuilen onder hun potentiële slachtoffers en schuil gaan achter een patroon van ogenschijnlijk normale maatschappelijke activiteiten, zullen ook het speuren naar informatie, de bewaking en eventuele onderzoeken en controles minder gericht kunnen zijn.’
Dat betekent dat meer dan voorheen door uitwisseling van informatie tussen uiteenlopende overheidsdiensten, door koppeling van gegevensbestanden en door uitwisseling en coördinatie van informatie getracht zal moeten worden om de ‘verdachte afwijking’ te vinden. Dit houdt in dat afwijkingen van het vaste patroon al kunnen gaan leiden tot vermoedens of verdenkingen.
Voorarrest
In Marokko zitten sinds de aanslag in Casablanca van mei 2003 duizenden mensen in voorarrest. Een van de hoofdverdachten van de aanslag in Casablanca, Moul E., overleed in gevangenschap. Het lijkt erop dat hij gemarteld is. Mohammed al‑Gerbouzi, een Marokkaanse zakenman die al meer dan dertig jaar in Groot‑Brittannië woont en Brits staatsburger is, wordt verdacht van betrokkenheid bij de Casablanca aanslag. Hij is bij afwezigheid veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. Al‑Gerbouzi zegt in een interview met the Guardian dat hij diverse malen is verhoord door de Marokkaanse en Britse geheime dienst over zijn reizen naar Pakistan en Turkije. Groot‑Brittannië wil hem niet uitleveren omdat ze de bewijslast gebrekkig of erg onvolledig vinden, terwijl al‑Gerbouzi reeds veroordeeld is. Vroeger bezocht hij Marokko regelmatig en schuwde het niet kritiek te leveren op de Marokkaanse overheid. Volgens al-Gerbouzi is dit de reden voor zijn veroordeling.De mensen die november 2001 in Spanje werden gearresteerd, zitten nog steeds in voorarrest. Ook de mensen die werden gearresteerd naar aanleiding van de bomaanslag in Madrid wacht zeker twee jaar voorarrest, of onder de Spaanse anti‑terrorisme wetgeving zelfs vier. De eerste periode van hun voorarrest en tijdens hun verhoren hebben ze geen recht om een advocaat te spreken of te zien.Vaak wordt verwezen naar Guantanamo Bay, maar in Europa zitten mensen even lang zonder vorm van proces gevangen. Zo wordt de democratische rechtsstaat bij elke nieuw aanslag opgerekt. De aanslag in Madrid is vreselijk, maar is niet gepleegd door superslimme ‘terroristen’ die ongezien Spanje zijn binnen geslopen. Feitelijk waren de daders bekenden van politie en justitie en was er een duidelijke dreiging, maar is er niet gereageerd. Dat is pijnlijk, ernstig en zou tot een diepgaand onderzoek naar de handel en wandel van de Spaanse geheime dienst moeten leiden. Niet tot 57 nieuwe repressieve maatregelen en een systeem van Rasterfahndung die de samenleving slechts verharden. Dat lijkt op politiek bedrijven over de ruggen van de slachtoffers van een aanslag.