Op woensdag 3 september 2008 stelden de dames A. van Miltenburg en H. Neppérus van de VVD een drietal schriftelijke Kamervragen aan de minister-president over de contacten van staatssecretaris Bussemaker met de organisatie Jansen en Janssen. In deze open brief willen wij geen aandacht vragen over de contacten. Dat is een zaak van de staatssecretaris zelf. Ons gaat het om de inhoud van de eerste vraag. De beide dames stellen daarin dat de organisatie Jansen en Janssen, de juiste naam van onze organisatie is Buro Jansen & Janssen, ‘zich nog steeds zeer kritisch opstelt ten opzichte van de politie’. Nu weten wij niet in hoeverre de beide parlementariërs een van onze vele publicaties hebben gelezen, maar het feit dat zij ons nog zien als een organisatie die zich kritisch opstelt ten opzichte van de politie stemt ons gelukkig. Blijkbaar is ons geluid na meer dan twintig jaar niet verzand in gepolder, maar is het ‘nog steeds zeer kritisch’ in de ogen van beide kamerleden.
Eigenlijk wilden wij deze positieve opmerking zonder commentaar in ontvangst nemen ware het niet dat de woorden ‘nog steeds’ ons iets deden afvragen. Blijkbaar zijn wij, Buro Jansen & Janssen ‘nog steeds’ kritisch over de politie, maar anderen incluis de parlementariërs Miltenburg en Neppérus als spreekbuis van de VVD met betrekking tot dit thema niet meer. ‘Nog steeds’ impliceert dat niemand meer kritisch is, behalve de mensen van Buro Jansen & Janssen. Het klinkt bijna alsof de beide dames uit naam van de VVD willen zeggen, wanneer houden zij eens op om ‘zeer kritisch’ over de politie te zijn.
Twee simpele woorden ‘nog steeds’ impliceren dus dat de VVD niet meer kritisch over de politie is en daarmee haar taak als vertegenwoordigers in de Kamer aan het uitkleden zijn. Wij van Buro Jansen & Janssen zijn daarover zeer geschokt. Nu hebben wij een niet al te hoge pet op van de kwaliteit van parlementariërs als het de controle van politie, justitie en inlichtingendiensten aangaat, maar de implicatie van de woorden ‘nog steeds’ dat de VVD niet meer kritisch is ten opzichte van de Nederlandse politie vinden wij schokkend.
Het parlement is er om de regering te controleren en wij beschouwen de baas van de Nederlandse politie, de minister van Binnenlandse Zaken, als onderdeel van dit en toekomstige kabinetten. Willen beide kamerleden zeggen dat zij deze minister van Binnenlandse Zaken ten aanzien van de politie niet meer controleren? Waarom maken zij dan nog deel uit van de ‘volksvertegenwoordiging’? Hoe staat het met de andere controle taken van de kamerleden? Is de gehele VVD fractie het met de beide parlementariërs eens dat het optreden van de Nederlandse politie niet meer kritisch hoeft te worden beschouwd? Vooral op deze laatste vraag zouden wij graag antwoord willen hebben, omdat wij onze cliënten die lastig gevallen worden door de Nederlandse politie en/of andere overheidsdiensten niet meer naar de VVD fractie in de Tweede Kamer hoeven door te verwijzen.
Met vriendelijke groet
Buro Jansen & Janssen
vragen en antwoorden kamerstuk