Gebrek aan zelf reflectie leidt tot ondoordacht handelen van politie en inlichtingendiensten met de kans op noodlottige gevolgen
In de discussie over de politieactie rond de Ikea van 12 maart 2009 gaat het vooral om de noodzaak van het optreden, de wijze van arrestatie, de vermelding van de afkomst van de verdachten, de slechte communicatie tussen de korpsbeheerder en de korpschef en de weigering om de excuses aan te bieden. Het probleem ligt echter dieper. Bij terrorisme en in bredere zin bij het veiligheidsbeleid treedt de overheid met veel bombarie op, stoere macho taal, en is niet genegen tot enig zelfonderzoek. De woorden van de Amsterdamse burgemeester Cohen zijn exemplarisch: “de volgende keer doen wij het precies hetzelfde.”
Wat weten we van de toedracht van de gebeurtenissen op 12 maart 2009. De politie kreeg in de nacht van 11 op 12 maart 2009 een tip over een mogelijke aanslag in Amsterdam. De tip was afkomstig van een vrouw, maar verder is niet bekend of het om een burger of informant van een opsporing of inlichtingendienst ging. Een vrouw is ondertussen aangehouden. Of dit de tipgeefster is, is nog niet duidelijk. De tip bevatte naast de locatie van de aanslag en de methode, informatie over een zevental mensen en hun woonadressen uit de hoofdstad. Daarnaast vermeldde de tipgeefster dat er een bestelbus met drie inzittenden op weg was van Brussel naar Amsterdam. Tijdens de persconferentie na de arrestaties zegt hoofdofficier Bolhaar dat één van de arrestanten een familielid is van iemand die betrokken was bij de terreuraanslagen van 11 maart 2004 in Madrid. Of deze informatie afkomstig was van de tipgeefster of dat de AIVD deze informatie aan de Amsterdamse driehoek heeft doorgegeven is onduidelijk.
Hoe reageerde de politie op deze tip. Het is bekend dat de Amsterdamse politie de AIVD heeft benaderd met de informatie. Het NOS journaal meldt dat de AIVD de hele nacht onderzoek heeft gedaan. De winkels aan de Arena boulevard zijn ’s ochtends niet open gegaan en er zijn enkele kantoren ontruimd. Aan het eind van de ochtend wordt er op radio 1 gesproken over een bommelding bij Ikea. “De politie spreekt van een ‘serieus te nemen dreiging met explosieven’”, is het bericht op radio 1. In de loop van de middag zijn zeven mensen aangehouden. De politie spreekt zelf van Marokkaanse Nederlanders. Volgens hoofdofficier Bolhaar werden de verdachten beschuldigd van het voorbereiden van “handelingen met een terroristisch oogmerk”.
Welke maatregelen zullen de opsporingsdiensten en inlichtingendiensten hebben genomen? De woonadressen van de zeven verdachten zijn door de politie geobserveerd. Op de telefoonnummers van de verdachten is een tap gezet en het cameratoezicht rond de Arena Boulevard is geïntensiveerd.
Waarom kunnen we van deze maatregelen uitgaan? De anonieme tip uit Brussel in de Ikea kwestie toont veel gelijkenis met een melding aan M, de kliklijn van de politie, in juli 2005, maar er zijn ook andere vergelijkbare voorbeelden. Bij de melding in 2005 door een man ging het om een aanslag in Rotterdam en omgeving. Bij deze melding werd een woonadres genoemd waar verschillende strenggelovige moslims samen zouden komen. In 2005 werd in Rotterdam na de melding bij M een camera opgehangen in de portiek van de woning en de mobiele telefoons van de vermeende verdachten getapt. Deze Rotterdamse politieactie duurde ongeveer 24 uur na de tip. Toen werden er zes mensen waar onder een kind van 12 jaar op hardhandige wijze en met getrokken machinegeweren gearresteerd. In de Amsterdamse Ikea kwestie was de tijd tussen de tip en de eerste arrestatie 12 uur. Opnieuw werd met veel geweld de arrestaties verricht.
Waarom werden er mensen aangehouden terwijl er vervolgens geen enkel bewijsmateriaal wordt gevonden? Het optreden vloeit voort uit allerlei wetswijzigingen die op 28 december 2006 in werking zijn getreden. Door de wijzigingen kan politie en justitie in een vroeg stadium optreden en allerlei bijzondere opsporingsbevoegdheden zoals tappen en observeren inzetten op basis van een aanwijzing. Een aanwijzing kan bestaan uit een tip zoals op 12 maart 2009 in Amsterdam en juli 2005 in Rotterdam.
Bij de aanwijzing in de Ikea kwestie speelt de familierelatie met de aanslagen in Madrid een doorslaggevende rol. Zowel hoofdofficier Bolhaar als hoofdcommissaris Welten onderstrepen dit. Bij de aanhoudingen in juli 2005 in Rotterdam was er ook een relatie met een aanslag in een ander Europees land. De tipgever in het Rotterdamse geval repte over de betrokkenheid van een Somaliër uit Engeland die betrokken zou zijn geweest bij de aanslagen op de metro in London op 7 juli 2005.
Is het reëel dat de politie zo groot uitpakt omdat er een relatie was met een aanslag elders in Europa? Nee, niet ieder familielid, vriend of kennis van een verdachte van terrorisme is ook een terrorist en niet ieder lid van bijvoorbeeld de Marokkaanse gemeenschap is ook bereid tot terroristische handelingen. De aanslagen in Madrid van 11 maart 2004 is daarvan een goed voorbeeld. In september 2002 meldde
Abdelkader Farssaoui, een Marokkaanse imam van een moskee in Villaverde vlakbij Madrid, zich bij de politie in Madrid. Hij overhandigde de politie een lijst van de latere verdachten van de aanslagen in Madrid met namen, telefoonnummers en kentekengegevens van hun auto’s. Toen is niets met die informatie gedaan en heeft dat 191 mensen het leven gekost.
Is er in Rotterdam in 2005 na 24 uur observatie en tappen en in Amsterdam op 12 maart 2009 na 12 uur ingegrepen uit angst voor scenario’s als London en Madrid? Als dat zo is dan heerst er binnen de opsporing en inlichtingenwereld weinig vertrouwen in de eigen capaciteiten en is het optreden van de Amsterdamse politie zeker niet
te omschrijven als ‘verstandig en geruststellend’ zoals de CDA gemeenteraadsfractie het bestempeld. Die angst had ook kunnen leiden tot diverse horror scenario’s. Twee arrestanten in Amsterdam spreken van een arrestatie met getrokken wapens. Waren de arrestatieteams op basis van een onderzoek van 12 uur vertelt dat de verdachten mogelijk zelfmoordterroristen waren? In London werd op 22 juli 2005 bij de arrestatie van een vermeende zelfmoord terrorist de onschuldige Jean Charles de Menezes doodgeschoten. De Metropolitan police van London stond na de aanslagen van 7 juli onder grote druk.
Een ander horrorscenario heeft betrekking op de bestelbus die de tipgeefster in de Ikea kwestie noemt. De drie inzittenden in de bestelbus met explosieven onderweg van Brussel naar Amsterdam doet denken aan de Renault Kangoo die gebruikt is voor het vervoer van de bommen voor de aanslagen in Madrid in 2004. Het kan zijn dat de politie er vanuit ging dat die bus niet bestond. Waarom is overgegaan tot arrestatie is dan volstrekt onduidelijk. De verdachten hadden gewoon kunnen worden geobserveerd en als zij aanstalten maakte om naar Amsterdam Zuidoost af te reizen kon men ze arresteren. Ging de overheid er echter vanuit dat de bestelbus wel bestond en Amsterdam naderde, is het zichtbare optreden op de Arena Boulevard en in de media niet te begrijpen. Wilde de politie de mogelijke aanslagplegers afschrikken of reageerde men in paniek? De drie inzittenden van de bestelbus met explosieven hadden ook een andere Ikea vestiging in Utrecht of Delft kunnen uitkiezen nadat op radio 1 rond 11 uur gemeld is dat “de politie spreekt van een serieus te nemen dreiging met explosieven.”
De beperkte informatie die over het optreden van 12 maart 2009 in het publiek domein aanwezig is roept veel vragen op. Vragen over het politie optreden die niet gebaat zijn met een antwoord als “de volgende keer doen wij het precies hetzelfde.” Hetzelfde kan worden gezegd over het onderzoek door de Nationale Recherche dat in juli 2005 de arrestaties in Rotterdam verrichtte.
Voor een serieus veiligheidsbeleid moeten de feiten op tafel komen, dat kan ook met in achtneming van privacy en opsporingsbelang. Na de aanslagen van 11 maart 2004 heeft er in Spanje een parlementaire onderzoekscommissie aangesteld. Zo kwam de publieke opinie te weten dat Abdelkader Farssaoui al geruime tijd voor de aanslagen de vermeende daders had aangewezen. Zo kwam men ook te weten dat
er diverse informanten en infiltranten van politie en inlichtingendiensten betrokken waren bij de verkoop van het dynamiet voor de bommen aan die daders. Parlementair onderzoek dat vragen opriep over de kwaliteit en effectiviteit van de terreurbestrijding.
In Nederland heeft de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten onderzoek gedaan naar het opereren van de AIVD in het kader van de moord op Theo van Gogh. De commissie geeft in haar rapport aan dat de AIVD op verschillende punten tekort is geschoten. Mevr. Mr. I.P. Michiels van Kessenich-Hoogendam, voorzitter van de commissie, zegt in het radioprogramma Argos van 4 april 2008 dat er gesprekken zijn gevoerd met de AIVD. Volgens de voorzitter gaf de dienst tijdens die gesprekken aan dat in de toekomst ook niet naar Mohammed B.’s zal worden gekeken. Deze passen namelijk niet in de schema’s op basis waarvan de AIVD besluit om mensen in de gaten te houden. Theo van Gogh wordt vermoord, er zijn duidelijk tekortkomingen, lees fouten aan te wijzen volgens de CTIVD en de AIVD zegt eigenlijk “de volgende keer doen we het zo weer.”
In juli 2005 werden de zes arrestanten na zes dagen vrijgelagen wegens gebrek aan bewijs. Onder de verdachten was een 12 jarige jongen. In maart 2009 worden zeven mensen hardhandig gearresteerd. Vele ander voorbeelden hebben wij reeds in 2006 gegeven. Hoe serieus moeten we “in Nederland werken meer dan 200.000 professionals samen tegen terrorisme” nemen. Zijn het professionals die hun eigen optreden analyseren en beschouwen of doen die 200.000 professionals maar wat.