Je kunt pas herdenken zodra je beseft dat de wereld niet zwart–wit is, dat slachtoffers daders kunnen zijn en vice versa. Wie de moed heeft werkelijk te herdenken, staat stil bij zijn eigen fouten en de fouten van de mensen uit zijn eigen gemeenschap.
In de discussie over wie we vandaag de dag moeten herdenken op 4 mei, gaat het voornamelijk over nieuwe slachtoffergroepen waarbij stilgestaan zou moeten worden, en of ‘daders’ ook mogen worden herdacht. Tegenstanders vinden dat we stil moeten staan bij de ‘belangrijke mensen’, zoals de militairen en verzetsstrijders van ’40-’45 en de joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, in tegenstelling tot de ‘anderen’, zoals de daders, die geen plek tijdens de dodenherdenking zouden verdienen. Twee minuten stilte voor de ‘werkelijke slachtoffers’, zo luidt het devies, we moeten terug naar de ‘werkelijke waarden’ van de Nationale Dodenherdenking.
Wat zijn echter die werkelijke waarden? Is dat soms het denken in slachtoffer en dader, in goed en kwaad? En is dat zwart-wit denken niet juist het fundamentele probleem van de Tweede Wereldoorlog en andere oorlogen? Zijn de slachtoffers, waaronder militairen, politieagenten en burgers die wegkeken toen de joden werden gedeporteerd in de Tweede Wereldoorlog niet evenzeer daders? Leidt een wij-zij tegenstelling niet altijd tot de gruwelijkheden van een oorlog? En staat het opeisen van een herdenking niet gelijk aan het gebrek aan reflectie op het eigen handelen en het handelen van de mensen waarvoor de herdenking wordt opgeëist?
Het klopt dat de dodenherdenking een theatrale vertoning is geworden, maar niet vanwege de veelheid van groepen die worden herdacht. Het is theater omdat de twee minuten niet symbool staan voor reflectie, voor het daadwerkelijk stil staan bij, maar voor het wegkijken. Het wegkijken voor het eigen daderschap toen en nu, het wegkijken voor de slachtoffers van anderen waar wij nu tegenover staan, het wegkijken voor het eigen handelen, voor de krampachtige ontkenning van de eigen misdaden, het wegkijken voor de hetze en haat die we zelf initiëren, het wegkijken voor het leed dat op dit moment plaatsvindt waarin we onze eigen rol bij dat leed niet openlijk erkennen, maar zij die wel iets doen stigmatiseren en brandmerken.
Wij kijken weg, niet uit schaamte maar uit arrogantie, wij zouden namelijk ‘het Vrije Westen’ zijn. Het Vrije Westen, alsof wij de heroïsche slachtoffers zijn die tijdens de Tweede Wereldoorlog opkwamen voor de joden, de homoseksuelen, de minder validen, de minder bedeelden, de verstandelijk, voor de mensheid beperkten. Is dat echter zo? In de jaren ’30 van de vorige eeuw was het Nederlandse beleid erop gericht om joden die Duitsland ontvluchtten tegen te houden of op te sluiten in interneringskampen. De media zorgden in die jaren niet voor reflectie, maar juist voor het aanwakkeren van de haat.
Het feit dat joden in de jaren ’40–’45 massaal werden uitgeleverd aan de Duitsers is ook niet zo vreemd gelet op het Nederlandse regeringsbeleid en de volksaard van voor de oorlog. Ook communisten die Nazi-Duitsland in de jaren ’30 ontvluchtten, werden niet echt met open armen ontvangen. Zij werden zelfs tijdens, maar vooral na de oorlog, gewantrouwd, in de gaten gehouden en beperkt in hun carrière. Dit terwijl een groot deel van het verzet, maar ook de bevrijding van Europa, steunde op diezelfde communisten.
‘Het Vrije Westen’ lijken wij alleen te danken te hebben aan de Amerikanen, Engelsen, Canadezen en enkele Nederlandse militairen, terwijl de Russen onder leiding van de brute Stalin voor het keerpunt in de oorlog zorgde. Zonder de Sovjet-Unie en haar miljoenen slachtoffers – tussen de 20 en 26 miljoen Russen verloren het leven in de Tweede Wereldoorlog – zou Het Vrije Westen er waarschijnlijk heel anders hebben uitgezien.
Daarbij moet ook gesteld worden dat het westen, vooral Winston Churchill, een tweede front (D-Day) wilde samenstellen op de Balkan om uiteindelijk het ‘communistische gevaar’ de pas af te snijden. De grote verliezen aan de zijde van de Russen is daarom misschien ook voor een deel op het conto te schrijven van ‘Het Vrije Westen’, door een gebrek aan een tweede front in Europa. Het is ironisch dat de dictator Stalin voor een groot deel heeft bijgedragen aan ‘onze’ bevrijding.
Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben wij niet veel geleerd van het wij-zij denken van de Nazi’s. De Nederlandse militaire misstanden tijdens de ‘politionele’ acties in Indonesië worden eigenlijk nog steeds niet volmondig toegegeven. Critici van die oorlog in de kolonie werden en worden onheus bejegend. Dit geldt voor vele oorlogen die volgden, waarin Nederland de Verenigde Staten op de hielen volgde en de meeste grove vormen van mensenrechtenschendingen en steun aan handeldrijven met dictators als Assad van Syrië toedekte.
Het triomfalisme na de val van de Muur in 1989 – wij zouden de winnaar zijn – en de totale oorlog tegen de ‘terreur’ sinds 11 september 2001, heeft de tweedeling in de wereld verder verscherpt. President Bush verwoordde het op 20 september 2001 als volgt: ‘Either you are with us or you are with the terrorists.’ De wereld zou volgens de VS ingedeeld zijn in een as van het goede en een as van het kwaad. In deze tweedimensionale wereld past een herdenking van de ‘werkelijke slachtoffers’ van de oorlog.
Wie zijn echter de ‘echte slachtoffers’? De joden omdat er daarvan zes miljoen op gruwelijke systematische en machinale wijze zijn omgekomen, of de meer dan twintig miljoen Russen die tussen twee dictators werden vermorzeld? De duizenden zigeuners, homoseksuelen, gehandicapten en andere niet zuiveren volgens de filosofie van de Nazi’s die ook op systematische wijze zijn vermoord, of de Palestijnen die vlak na de Tweede Wereldoorlog van ‘hun’ land werden verdreven en geslachtofferd voor een bevolkingsgroep?
Gaat het soms om het aantal slachtoffers, de mate van gruwelijkheid, het systematische karakter van het moorden, het heroïsche karakter van de gestorvene, de status van de gevallene of een andere classificatie? Het indelen van slachtoffers op die wijze past in het wij–zij denken dat deel is geworden van ‘Het Vrije Westen’. Misschien zijn er gradaties in gruwelijkheden, maar iets dat gruwelijk is, kan eigenlijk niet gruwelijker zijn.
Dat was ook de conclusie van Slavoj Zizek in zijn boek ‘Welcome to the Desert of the Real’ naar aanleiding van de aanslagen van 11 september 2001 in New York. De slachtoffers van de aanslagen op het World Trade Center zijn niet erger of minder erg dan slachtoffers elders. De aanslagen op de ‘symbolen’ van ‘Het Vrije Westen’ zijn niet minder erg dan de vreselijke moorden tijdens en na de door de Amerikanen gesteunde coup op president Allende van Chili op 11 september 1973.
Maar ook de Palestijnse slachtoffers in de bezette gebieden als gevolg van Israëlische raketaanvallen zijn niet erger dan de joodse slachtoffers van zelfmoordaanslagen of raketten van Palestijnen. De omgekomen joden in Auschwitz zijn niet erger dan de geëxecuteerde Hannie Schaft en andere verzetsstrijders, communist of geen communist. Is de systematiek dan maatgevend? Elk slachtoffer is er een te veel en is al gruwelijk genoeg. Het is niet nodig om een berg lijken te hebben, om oorlog te verafschuwen, oorlog an sich is gruwelijk.
Zodra herdenken vervalt in het stil staan bij de gruwelijkheden en de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, waarbij het dus alleen maar gaat over het herdenken van de ‘echte slachtoffers’, vervalt herdenken tot theater van de commemoratie. Dit heeft niets te maken met herdenken, met reflectie. Er worden geen vragen gesteld, de slachtoffers zijn goed, de daders slecht, punt. Dit is een wereld waarin Rusland en Poetin de slechteriken zijn en wij, ‘Het Vrije Westen’, de goedzak. Een tweedimensionale wereld die niet meer vraagt om uitleg; ‘je bent met of tegen ons’. Wat er werkelijk is gebeurd of plaatsvindt, is niet langer interessant. Een dergelijke dodenherdenking kan beter afgeschaft worden, want het respecteert geen enkel slachtoffer.
Je kunt pas herdenken zodra je beseft dat de wereld niet zwart–wit is, dat slachtoffers daders kunnen zijn en vice versa. Wie de moed heeft werkelijk te herdenken, staat stil bij zijn eigen fouten en de fouten van de mensen uit zijn eigen gemeenschap. Daar past geen herdenkings-selfie bij, dat is herdenken in schaamte voor zoveel leed en onbegrip dat wij elkaar aandeden en aandoen op deze wereld. Geen arrogantie van ‘Het Vrije Westen’, maar deemoed en een uitgestoken hand, respect voor burger- en mensenrechten, transparantie, genoegdoening voor slachtoffers, erkenning van fouten en de wil om daar lessen uit de trekken. Dat is geen theater op of na de Dam op 4 mei, dat is reflectie, overal en altijd.
artikel Dodenherdenking Theater als pdf