• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • DHKP-C proces: Antwerps Hof haalt federaal procureur onderuit

    Na veertig zittingen van de rechtbanken in Brugge, Gent, Brussel en Antwerpen, sprak het Hof van Beroep te Antwerpen op 7 februari 2008 de zeven verdachten van de DHKP-C vrij van bendevorming en lidmaatschap van een criminele en terroristische organisatie. Het bezit van wapens en valse documenten werd wel bewezen geacht. De ontdekking daarvan in een appartement in Knokke op 26 september 1999 vormde de aanleiding tot dit proces. Voor deze feiten werden Musa Asoglu, Kaya Saz en Fehriye Erdal veroordeeld voor respectievelijk 3 jaar, 21 maanden en 2 jaar met aftrek van het voorarrest. De resterende straf hoefden ze van het hof echter niet uit te zitten omdat de verdachten ‘een blanco strafregister’ hebben. Sukriye Akar, Dursun Karatas, Zerrin Sari en Bahar Kimyongür werden van alle feiten vrijgesproken. Geen uitzonderingsrechtbank

    Aanvankelijk zou het beroep in het proces tegen de DHKP-C verdachten in Gent dienen. Het Hof van Cassatie te Brussel had op 19 april 2007 echter alle vonnissen in het proces van de DHKP-C nietig verklaard. Het Hof van Cassatie oordeelde tevens dat de benoeming van anti-terreurrechter Freddy Troch als hoofd van de rechtbank in Gent onwettig was en de zaak werd doorverwezen naar het Hof van Beroep in Antwerpen. De verdachten zouden in Gent geen eerlijk proces krijgen.
    Het Hof van Beroep in Antwerpen borduurde verder op de uitspraak van het Hof van Cassatie in Brussel door aan te geven dat ook terreurverdachten een eerlijk proces dienen te krijgen. ‘Uiteraard heeft elke democratische staat de taak en de plicht te waken over de bescherming van de instellingen en de individuen tegen welke vorm van terrorisme dan ook. Maar het is evident dat een rechtscollege bij de beoordeling van vermeende terroristische misdrijven dit zal doen met volledig respect voor de beginselen van de rechtstaat.’ Ook de entourage van de rechtzaak veranderde. In Antwerpen stonden er geen politieagenten met bivakmutsen in de zaal, werden het publiek en de media ruim toegelaten, geen mensen verwijderd om de tekst op hun t-shirt, hoefden de Turkse Belgen niet aan de ene kant van de publieke tribune zitten en waren de verdachten niet geketend.

    (Doods)bedreiging?

    Dhr. Delmulle had bij de ontdekking van de strafbare feiten om de onmiddellijke aanhouding en de uitzonderingsbehandeling van de verdachten te rechtvaardigen, aangegeven dat hij doodsbedreigingen kreeg van de DHKP-C. Het Antwerpense Hof van Beroep stelde niet alleen vraagtekens bij deze bewering van dhr. Delmulle, maar vond zelfs geen aanwijzingen daartoe in het dossier. ‘Wat betreft de door het openbaar ministerie aangehaalde bedreigingen van de Belgische magistratuur, stelt het Hof vast dat de stukken waarnaar het Openbaar Ministerie verwijst geenszins bedreigingen aan het adres van de magistratuur inhouden. Het gaat om communiqués…waarin in scherpe bewoordingen de houding van de Belgische justitie en vooral van het openbaar ministerie wordt veroordeeld. Als bedreigingen kunnen deze stukken evenwel niet geïnterpreteerd worden.’
    Een tweede opmerkelijke stap van het Antwerpse Hof is dat het zich niet wenst uit te spreken over de legitimiteit van de acties van de DHKP-C. Het Hof deelt de mening van het Openbaar Ministerie niet dat ‘verzet tegen de Staat nooit toegelaten zou zijn, zelfs als het gaat om een staat die op grove wijze de mensenrechten miskent.’ Volgens het Hof ‘zijn uiteraard meer dan genoeg gevallen bekend waarin dergelijk verzet op algemene bijval onthaald wordt en niet alleen wordt goedgekeurd, maar zelfs wordt toegejuicht en bewonderd.’ De rechtbank weigert zich uit te spreken over de vraag of de organisatie die voor de rechtbank staat en die op een paar duizend kilometer zijn activiteiten uitoefent, legitiem actie voert of niet. Die vraag kan en wil het Hof niet beantwoorden. Het stelt dat het ook de mogelijkheid niet heeft om het onderzoek daartoe te verrichten.

    Afknijplijsten

    De rechtbank oordeelt dat zij zich slechts kan beperken tot de feiten ‘die in het Rijk zijn gepleegd of die onderworpen zijn aan de bevoegdheid van een Belgische rechter.’ Doordat het Hof zich onthoudt van een oordeel over de legitimiteit van de acties van de DHKP-C elders, is de weg vrij voor een revolutionaire stap. De rechtbank verklaart zich niet gebonden aan beslissingen van internationale organen met betrekking tot het plaatsen van organisaties op terreurlijsten. ‘Het Hof is in geen geval gebonden door een beslissing van een buitenlands strafgerecht, noch door een buitenlandse administratieve beslissing, noch door een buitenlandse beslissing van de uitvoerende macht. Evenmin kan het opnemen door de Raad van Europa van DHKP-C in de lijst van terroristische groeperingen bindend zijn bij de veroordeling door het Hof. Hooguit kan de opname op de lijst van terroristische verenigingen de waarde hebben van een indicatie die samen met andere elementen in overweging zou kunnen genomen worden.’
    De rechtbank besluit vervolgens het bewijsmateriaal dat bestaat uit informatie over de buitenlandse acties en de aard van DHKP-C in Duitsland, Nederland en Turkije niet toe te laten tot het proces. ‘De burgerlijke partij gaat wel een opsomming geven van een groot aantal aanslagen in Turkije die zij toeschrijft aan de DHKP-C. Deze aanslagen situeren zich voor een groot gedeelte buiten de incriminatieperiode (periode van ten laste gelegde feiten voor de beklaagden). De beklaagden staan niet terecht voor deze aanslagen en uit geen enkel objectiveerbaar gegeven blijkt dat er enig verband is tussen de activiteiten van de beklaagden en de in Turkije gepleegde aanslagen. … Men (het OM red.) gaat heel ver: er worden talloze stukken (uit Duitse en Nederlandse dossiers red.) geciteerd die zich situeren ruim buiten de incriminatieperiode en er worden al evenveel stukken aangehaald waarvan men zich onmiddellijk moet afvragen wat de beklaagden ermee te maken hebben of waarom het Openbaar Ministerie bepaalde elementen bezwarend acht.’

    Aan het begin van het proces had dhr. Delmulle nog een foto van Bahar Kimyongür aan het dossier laten toevoegen. Op de foto is Kimyongür te zien met een bazooka op de schouder in een Palestijns vluchtelingenkamp in 2002. Aan dit bewijsstuk was een verklaring van de echtheid van de foto toegevoegd van het hoofd van de staatsveiligheid, de heer Winants, die de foto ter beschikking stelde aan de federaal procureur, en een commentaar van dhr. Delmulle. Dhr. Delmulle stelt in het commentaar dat: ‘deze foto goed de persoonlijkheid van Bahar Kimyongür typeert.’
    De rechtbank volgt dhr. Delmulle niet in zijn psychologische duiding en vindt dat het Hof in het geheel niet dient te oordelen over de denkwijze van de verdachten. Het Hof stelt vast dat Musa Asoglu ‘gewelddadige acties … goedkeurt en noodzakelijk acht, dit op voorwaarde dat geen onschuldigen er het slachtoffer van worden. … Dat de beklaagden leden zijn van DHKP-C en dat ze het geweld dat een gedeelte van deze organisatie zeer zeker gebruikt, niet afkeuren, wel integendeel, staat vast en wordt door hen niet betwist. … Men kan zich uiteraard vragen stellen bij het goedkeuren van geweld. … Deze veeleer ethische vragen zijn hier echter niet aan de orde. De sympathiserende houding van de beklaagden ten overstaan van geweld impliceert immers niet dat er noodzakelijkerwijze een band bestaat tussen de in België vervolgde beklaagden en de in het buitenland gepleegde misdrijven. … Dat de beklaagden dit soort terroristische misdrijven niet afkeuren, wel integendeel, is duidelijk gebleken. Het komt het Hof evenwel niet toe de denkwijze van de beklaagden te beoordelen.’

    Vrijheid van meningsuiting

    Inzake de verdenking tegen Musa Asoglu en Bahar Kimyongür dat zij de leiders zouden zijn van een terroristische organisatie, citeert het Hof in zijn vonnis integraal artikel 141ter van het strafwetboek. ‘Geen enkele bepaling van terroristisch misdrijf kan worden gelezen in die zin dat zij een beperking of een belemmering beoogt van rechten en fundamentele vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering, vereniging of meningsuiting. … Uit het dossier is niet gebleken dat in de periode zoals voorzien in de tenlastelegging de beklaagden verder zouden gegaan zijn dan het uitoefenen van rechten waarvan door de wet zelf bepaald wordt dat zij in geen geval mogen worden beperkt of belemmerd.’ Vrij vertaald is het organiseren van een persconferentie of het vertalen van een persbericht en verspreiden daarvan geen bewijs van betrokkenheid bij een aanslag. ‘Het interview (voor RTL naar aanleiding van een verkeerd afgelopen bomaanslag in Istanbul op 24 juni 2004 red.) van de verdachte Bahar Kimyongür kan evenmin beschouwd worden als een opeising van wat dan ook.’ Net zo min als ‘het uitgeven van tijdschriften en het organiseren van cursussen, het organiseren van jongerenkampen of het houden van een grote publieke bijeenkomst elementen zijn die …. kunnen gelden als aanwijzing van het bestaan of vormen van een vereniging van misdadigers.’
    Het oordeel van het Hof van Beroep in Antwerpen was dan ook hard. ‘Uit geen enkel objectief element van het onderzoek is gebleken dat de beklaagden ooit de bedoeling gehad hebben aanslagen te plegen in Turkije… of ooit de bedoeling gehad hebben aanslagen te plegen in België. … Het onderzoek heeft de beklaagden niet in verband gebracht noch met een misdrijf, noch met het voornemen om een misdrijf te plegen, noch in Turkije, noch in enig ander Europees land, noch in België.’

    het arrest in vier delen