In het kader van het vak Recht, ethiek en politiek heb ik mij verdiept in de rechtsleer van Immanuel Kant. Daarbij raakte ik onder de indruk van de grondigheid waarmee Kant zijn rechtsleer verbindt met de vrijheidsidee. In dit essay wil ik zijn rechtsleer uiteenzetten en toepassen op het Nederlands recht. In eerste instantie wilde ik de toepassing doen op het strafrechtsysteem dat gehanteerd wordt in de film Minority Report (2002), waar voorspelling van misdrijven door helderzienden gebruikt wordt als rechtmatige basis voor strafrechtelijke vervolging. In die film worden personen vervolgd die deze misdrijven nog niet hebben begaan. Na verder onderzoek bleek echter dat een toekomstscenario zoals in Minority Report wordt geschetst veel dichterbij is dan de naïeve burger zou denken, namelijk in het Nederlands intentiestrafrecht. In dit essay zet ik uiteen dat al lijkt dit intentiestrafrecht de vrijheid tot doel te hebben, het in werkelijkheid de fundamenten onze vrije samenleving ernstig bedreigt.
De aanpak in dit essay is als volgt. Ik begin in deel 1 met een bespreking van de rechtsleer van Kant vanuit zijn idee van de noumenale vrijheid, die in zijn tweede hoofdwerk Kritik der praktischen Vernunft (1788) beschreven is. Ik laat zien hoe uit de vrijheidsidee het rechtssysteem als bewaker van de vrijheid volgt, met als essentiële beperking dat het recht zich uitsluitend richt op extern controleerbare empirische feiten. Het recht beschermt dan ook de negatieve vrijheid. Ik beschrijf hoe het strafrecht en het staatsrecht bij Kant vorm krijgen en ik eindig met het doel van de geschiedenis, namelijk de verwerkelijking van de vrijheid in een kosmopolitisch burgerrecht.
In deel 2 bespreek ik de verschuiving van het Nederlands strafrecht van een daadstrafrecht1 naar een intentiestrafrecht. Dit is een trend die door kritische denkers met argusogen gadegeslagen wordt. Centraal daarin is de invloed van de War on Terror, die als een wolf in schaapskleren de Nederlandse overheid en wetgever ertoe heeft verleid het recht om te toveren als middel in die strijd. Het basisfundament van het recht, de vrijheid, lijkt daarbij zijn fundamentele status te zijn verloren. Ik bespreek een aantal wetten die behoren tot het intentiestrafrecht en terrorismewetgeving. Ik sluit met een internationaal perspectief, waaruit blijkt dat de universele mensenrechten als speelkaarten worden ingewisseld voor legale dwangmiddelen.
In datzelfde deel werk ik uit dat intentiestrafrecht op fundamentele wijze een pervertering is van de idee van het recht zoals Kant het formuleert in zijn rechtsleer. Intentiestrafrecht geeft namelijk de vrijheid op. Ik laat zien dat waar Kant nog pleitte voor een inzichtelijk recht dat als maatstaf voor ons gedrag kan fungeren, het Nederlands recht vervalt in een willekeur van strafbaarheidstelling met de introductie van de voorbereidende handeling. Het recht wordt tevens misbruikt om de uitvoerende macht (lees: AIVD, MIVD, OM, de politie) vrij spel te geven en af te schermen van publieke controle, iets dat impliciet tegen de vrijheidswet ingaat. In de discussie van het internationaal perspectief bespreek ik de gevaren van de beperkingsclausule “nationale veiligheid” voor de mensenrechten.