De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schrijft in haar rapport “lerende overheid” dat er zich tegenwoordig regelmatig problemen voordoen die met de beschikbare kennis en normen niet opgelost kunnen worden (WRR 2006: 29). Het zijn ongetemde problemen, zoals aids, bse en andere rampen, maar ook het integratieprobleem en toenemende gevoelens van onveiligheid. Vaak is er daarbij druk op bestuurders om snel to reageren op voorbarige conclusies in de media. De WRR pleit voor meer terughoudendheid en inzet van deskundigheid bij dergelijke problemen.
Het handhaven van een acceptabele mate van veiligheid in de samenleving is een overheidstaak. Het thema onveiligheid leent zich sterk voor populistische acties, waarbij draconische maatregelen voorgesteld worden die meer schade kunnen doen dan heil brengen. Terughoudendheid is hier op zijn plaats. In de afgelopen tien jaar zijn onveiligheidsgevoelens toegenomen, de regering spant zich in om deze gevoelens to bestrijden. Een middel daarvoor is preventief fouilleren. In Amsterdam wordt dit middel sinds 2002 gebruikt. Preventief fouilleren tast de grondrechten van mensen aan. De mate waarin dergelijke beperkingen opgelegd mogen worden is een politieke keuze.
Als er een probleem op de politieke agenda komt, wordt om het op to lossen gebruikelijk een herkenbaar beleidsproces doorlopen. Dit proces begint met een analyse van het probleem, zodat er een formulering komt die zicht biedt op een werkzame oplossing. Dan worden de mogelijke oplossingen geinventariseerd, er wordt een keuze gemaakt uit de oplossingen, het gekozen beleid wordt geimplementeerd en de resultaten worden geevalueerd, op grond van de resultaten wordt het beleid zo nodig aangepast. Maar de beleidswetenschap kent veel benaderingen, die samenhang missen (Hemerijck, 2003: 5). Bij goed beleid is er een afdoende antwoord op de volgende vier vragen. Is het instrumenteel doelmatig, werkt het? Is het politiek-bestuurlijk slagvaardig, past het? Is het constitutioneel rechtmatig, mag het? En is het maatschappelijk aanvaardbaar, hoort het?
In dit essay wordt geanalyseerd of het middel preventief fouilleren in Amsterdam een oplossing moest zijn voor een ongetemd probleem. Welke wetenschappelijk verantwoorde middelen zijn gebruikt om het op to lossen? Had het anders gekund en zo ja, waarom is daar dan niet voor gekozen? Ik zal bovendien het beleid van preventief fouilleren aan de vier door Hemerijck geformuleerde vragen toetsen.