De mol
of: Codenaam Camus
door Eveline Lubbers gepublicveerd in de Groene Amsterdammer, 10 februari 2001
Januari 2001 werd de linkse Duitse filmer Manfred Schlickenrieder na twintig jaar ontmaskerd als spion van inlichtingendiensten. Ook in Nederland was hij actief, bijvoorbeeld om acties tegen Shell in de gaten te houden. Dat onderzoek werd betaald door de Londense firma Hackluyt, een consortium van voormalige agenten van MI6.
Een rare snijboon, dacht lrene Bloemink toen ze in mei 1996 Manfred Schlickenrieder op bezoek kreeg. Zij werkte toen bij de buitenland-afdeling van Milieudefensie en had goede kontakten in Nigeria. Hij wilde van alles weten over de lopende akties tegen Shell, vanwege milieuvervuiling en mensenrechtenkwesties. ‘Veel heb ik hem niet verteld’, zegt Irene Bloemink nu. ‘Ik kreeg zoveel journalisten over de vloer die hun informatie via mij kregen, ook Duitse en Engelse. Schlickenrieder vroeg niet echt door, dus kreeg hij niet veel te horen.’
Schlickenrieder reisde door Europa, filmde protestakties en maakte aantekeningen bij vergaderingen. Hij interviewde vrienden van Ken Saro-Wiwa, de vermoorde Nigeriaanse anti-Shell-activist, en kopstukken van de beweging. Het resultaat, de video “Business as Usual, de arrogantie van de macht”, blijkt achteraf slechts een bijprodukt. Alles wat Schlickenrieder te weten kwam, werkte hij tot in detail uit voor het business intelligence-bureau Hackluyt in London. Die stuurden de vertrouwelijke dossiers vol informatie door naar hun opdrachtgevers: multinationale ondernemingen.
De Zwitserse aktiegroep Aufbau publiceerde onlangs een grote hoeveelheid buitgemaakte documenten op Internet die Slickenrieder ontmaskeren als volleerd spion. Hij blijkt al sinds het begin van de jaren tachtig alles wat zich links en revolutionair noemde te bespioneren, in coordinatie met inlichtingendiensten uit Duitsland en Italie. Schlickenrieder werkte lang nauw samen met Aufbau, maar werd de laatste tijd niet meer vertrouwd. Intensieve naspeuringen toonden aan dat zijn video- en documentatiecentrum, Gruppe 2 genaamd, fungeerde als front voor een inlichtingennetwerk. Onder de schuilnaam Camus schreef Schlickenrieder verslagen en analyses, en legde namenlijsten en fotobestanden aan. Alleen al het materiaal dat de Zwitsers wisten te verzamelen omvat gegevens over honderden linkse mensen, met opmerkingen over hun contacten en hun activiteiten, deels ondersteund met fotomateriaal. Er zitten echter ook documenten tussen die duidelijk van ambtelijke diensten afkomstig zijn. Een overzichtsrapport van de Italiaanse geheime dienst SISDE bijvoorbeeld over de Rode Brigade. Lijsten van de post- en bezoekscontrole van enkele RAF-gevangenen uit de jaren negentig nog, en een samenvatting van telefoon- en observatieverslagen over vermeende leden van het Franse Action Direct, gemaakt door de Bundes Verfassungsschutz.
Gruppe 2 ging voor zeer betrouwbaar door, zegt Pieter Bakker Schut -destijds advocaat voor gevangenen van de RAF. Familie en bekenden van politieke gevangenen waren dan ook gaarne bereid zich te laten interviewen voor de film Was aber wären wir für Menschen?, een project van Schlickenrieder. Bakker Schut vindt het verbijsterend dat Schlickenrieder nu is ontmaskerd als geheim agent.
De Zwitserse ontmaskeraars van Schlickenrieder houden momenteel informatiebijeenkomsten in Zwitserland en Duitsland -en binnenkort ook in Amsterdam- om hun onthulling toe te lichten. Op een avond in Heidelberg vertelt Aufbaus Andi Stauffacher hoe zijn organisatie een paar maanden geleden stukken toegespeeld kreeg, waaruit bleek dat hun kameraad in München een dubbelrol speelde. Stauffacher: Wij hadden al zo onze bedenkingen, omdat hij altijd afstand hield. Na die eerste documenten hebben we een onderzoeksgroepje opgericht om zoveel mogelijk informatie over zijn spionage-aktiviteiten te verzamelen. Schlickenrieder werd bij zijn bezoeken aan Zwitserland in de gaten gehouden, en de bewijzen stapelden zich op.
Hoe Aufbau in het bezit kwam van de grote hoeveelheid materiaal, laat Stauffacher in het midden; duidelijk is wel dat niet eerder een ontmaskering werd onderbouwd met zoveel bewijs op papier.
Als volgende stap in het onderzoek wilde Aufbau Schlickenrieder bij een bezoek aan Zwitserland confronteren met de uitkomsten van hun onderzoek. Dat had mogelijk de arrestatie van Schlickenrieder tot gevolg gehad, want in Zwitserland is het werk van buitenlandse inlichtingendiensten ten strengste verboden. (Twee Mossad agenten die zich maanden geleden bij hun werk lieten betrappen, zitten nu nog steeds vast). Schlickenrieder meldde zich dan ook niet meer in Zwitserland.
Met zijn leren jas en schouderlange haren oogde de 54-jarige Schlickengrieder als een residu van het activisme van de jaren zestig. Begin jaren tachtig richtte hij in München Gruppe 2 op als archief voor de linkse beweging. Italië was vanaf het begin zwaartepunt. Gruppe 2 verkocht o.a. cassettes met liederen uit de Italiaanse arbeidersbeweging. Later gaf het bedrijf ook een tijdschrift uit, texte genaamd, dat bijvoorbeeld dokumenten van de Amerikaanse gevangenenbeweging vertaalde, of discussies van de Rode Brigades publiceerde.
Zonder zelf politiek aktief te zijn kon Schlickenrieder zich vrij bewegen in anti-imperialistische en communistische kringen in West Europa. Hij maakte een film over de Rode Brigades en interviewde daarvoor overal in Italie voormalige gevangenen. Die film kwam nooit af. Voor de Zwitsers produceerde hij een film over de Engelse havenstakingen. Begin jaren negentig, toen de RAF een voorlopig einde aan de gewapende strijd had afgekondigd, deed Gruppe 2 mee aan de zg. Brochuregroep in Berlijn. Onder de titel Bewaffneter Kampf und Triple Oppression werd een congres gehouden en aansluitend gedocumenteerd. Daarna volgde de film over de RAF.
Al deze bezigheden werden door Schlickenrieder zelf nauwkeurig in notulen en verslagen uitgewerkt. Bij hem thuis ontdekten de Zwitsers ook een vrij volledig elektronisch foto-archief over mensen die aktief zijn bij Aufbau. Uit allerlei opnames die hij in Zwitserland had gemaakt, waren digitale portretten vervaardigd. In het bestand zat van iedereen twee fotos (vooraanzicht, zijaanzicht) plus personalia, aangevuld bijzondere kenmerken en gegevens over aktiteiten voor de groep en contacten in het buitenland.
Uit de manier waarop alles was gearchiveerd, is op te maken dat het hier slechts een klein deel van het totale archief betreft. Het ligt voor de hand dat filmmateriaal over bijeenkomsten van voormalige RAF-gevangenen op vergelijkbare manier werd uitgebeend.
Schlickenrieder kon bijna twintig jaar functioneren zonder dat iemand hem verdacht. Hij was een einzelgänger, en gold als intelligente gesprekspartner. Hij hoorde niemand direct uit, maar verkreeg zijn inlichtingen door het combineren van brokstukjes informatie die hem ter ore kwamen. Desondanks had hij weinig scrupules bij het verzamelen van informatie als het zo uitkwam. In een rapport uit 1994 schrijft Schlickenrieder hoe hij iemand wapens probeert aan te bieden. Hij kon een beperkt aantal vuistwapens leveren, voor 1200 DM per stuk. De leveranciers stonden er wel op te weten waar de wapens heen zouden gaan (politiek/persoonlijk). Degene die de wapens aangeboden krijgt is een kaderlid van Dev Sol (nu DHKP-C), de Turkse radikale splinterbeweging die op dat moment verwikkeld was in een zeer heftige interne machtstrijd waarbij gewonden en doden vielen, met name in Duitsland.
De grote vraag is wie de opdrachtgevers zijn geweest voor deze activiteiten. Daarover zijn tot nu toe slechts vermoedens. De gebruikte afkortingen en specifieke kenmerken van de authenieke documenten moeten nog verder worden onderzocht. Schlickenrieder had in ieder geval toegang tot geheime stukken van Duitse en Italiaanse diensten. Verder zijn alle rapporten die met zijn eigen naam, danwel met zijn schuilnaam Camus zijn ondertekend in het Duits geschreven. En dat wijst op een Duitse opdrachtgever.
De enige Nederlandse connectie van Schlickenrieder die tot dusver uit het onderzoek naar voren is gekomen, blijkt niemand minder dan Lex Hester, de man die zelf tien jaar geleden werd ontmaskerd als een BVD- annex PID- annex CRI-infiltrant in het Amsterdamse aktiewezen. Hester had onder meer de aandacht op zich gevestigd door in de anarchistische boekenwinkel Fort van Sjakoo springstof aan te bieden aan nietsvermoedende medewerkers.
Hester belandde uiteindelijk in de gevangenis, zij het op grond van een veroordeling wegens drugshandel. Opmerkelijk genoeg maakte Schlickenrieder een pamflet om zijn Duitse kameraden op de hoogte te stellen van Hesters ontmaskering. Aan het Fort van Sjakoo schreef hij in een brief dat hij altijd al had geweten dat er iets niet klopte met zijn Nederlandse collega..
Uit het onderzoek van Aufbau in Zwitserland blijkt dat een van de ondergrondse leden van gruppe 2 en beste vriend van Manfred Schlickenrieder de MAD officier Karsten Banse is. Deze man was verwikkeld in de Maus-affaire en werd daarin ook veroordeeld. Ter herinnering: Werner Mauss leidde in de zeventiger en tachtiger jaren een soort anti-terreur-afdeling die door het bedrijfsleven werd gefinancierd en door diverse Duitse inlichtingendiensten werd aangestuurd. Maus deed het werk deed waar anderen hun vingers niet aan wilden branden. Hij jaagde vier jaar lang op ondergedoken RAF-leden, de arrestatie van Rolf Pohle in 1976 in Athene rekent Mauss tot zijn successen. Zijn naam duikt ook steeds weer op in de affaire van het Celler Loch, de aanslag op een gevangenis waar RAF-leden zaten die op het konto van de Duitse Verfassungsschutz geschreven kan worden. In 1996 werd Mauss door de Duitse regering ingehuurd om de ontvoering van zakenmensen in Colombia op te lossen. Hij eindigde daar in de gevangenis.
Bij al deze zaken ging het om zeer veel geld, wat dientengevolge leidde tot corruptie bij ambtenaren die met Mauss samenwerkten. In een aantal zaken die niet meer onder het tapijt te vegen waren, werd vervolging ingesteld. Zo ook tegen Karsten Banse. Dat de MAD-officier ondanks zijn veroordeling toch nog zaken deed, bewijst zijn verbinding met Gruppe 2. Karsten Banse was ook degene die voor Manfred Schlickenrieder het contact legde met Hakluyt in Londen.
Hoe bij Gruppe 2 de films en vertalingen werden gefinancierd was door de jaren heen een terugkerende vraag in de linkse scene. Vooral omdat Schlickenrieder een voorkeur had voor dure autos, sportwagens van het type Alpha Romeo of BMW moesten het zijn. Van de verkoop van brochures of verhuur van videos kon dat niet betaald worden. (Berekeningen van Aufbau leren dat hij de laatste tijd 10.000 DM per maand nodig had om van te leven).
Hiervoor is in de buitgemaakte stukken wel een verklaring te vinden. Er zitten afrekeningen bij uit verschillende jaren, waarop alle onkosten gedeclareerd worden. Reiskosten, telefoonkosten inclusief die van de GSM, de aanstelling van een administratieve kracht, en zelfs reparaties aan de auto tot het vervangen van de banden, worden voor vijfenzeventig procent vergoed. De onkosten zijn op de afrekeningen minitieus verantwoord, maar degene die de faktuur betalen moet staat niet vermeld.
Uitzondering daarop is de rekening die Schlickenrieder indient bij Hakluyt. 20.000 Mark op de gebruikelijke wijze over te maken. De som werd Schlickenrieder in 1997 betaald voor zijn onderzoek naar anti-Shell akties, mensenrechten- en milieugroepen. Greenpeace had in het voorjaar van 1995 op spektakulaire wijze het afzinken van het Shell booreiland de Brent Spar verhinderd. In november van dat jaar werd Ken Saro-Wiwa in Nigeria geëxecuteerd. Steeds meer partijen vonden dat de oliegigant medeverantwoordelijk was voor de dood van Saro Wiwa en acht andere Nigeriaanse aktivisten. In Duitsland kelderde de omzet van Shell met 80 procent. Andere oliemaatschappijen waren als de dood dat zij het volgende slachtoffer van een campagne zouden worden.
Zo kreeg Hakluyt opdracht om Greenpeace in de gaten te houden. Hackluyt werd in 1995 opgericht en pronkt met de namen van voormalige topmensen van Shell en BP in de raad van toezicht. ‘The idea was to do for industry what we had done for the government’, zei oprichter en ex M16-agent Christopher James vorig jaar tegen de Financial Times. Voor de Greenpeace-klus werd Manfred Schlickenrieder ingehuurd.
In 1997 stuurde Schlickenrieder meerdere rapportages naar Hackluyt over ‘de stemming bij de groene krijgers’. Onderwerp was de Greenpeace Campagne ‘Atlantic Frontier’, met als doel oliegigant BP te dwingen af te zien van nieuwe olieboringen op de Atlantische oceaan. ‘Het was een campagne waar buitengewoon voorvarend en slim op werd gereageerd door BP’, herinnert Greenpeace woordvoerder Stefan Krug zich. ‘Achteraf bezien waren de oliemaatschappijen in die tijd wel erg snel op de hoogte van de plannen van Greenpeace.’
In mei 1997 weet Hakluyt beslag te leggen op gloednieuw exemplaar van Putting the Lid on Fossil Fuels, een Greenpeace-rapport dat de opmaat tot de BP-campagne had moeten worden. ‘Ik kan je (nog) geen kopie sturen want ik heb er zelf geen meer’, schrijft directeur Mike Reynolds van Hakluyt per email aan Schlickenrieder. Hij heeft zijn eigen exemplaar ‘nog nat van de drukkerij’ onmiddellijk doorgestuurd naar de opdrachtgever.
Reynolds weet zich Manfred Schlickenrieder in eerste instantie niet te herinneren als hij verleden maand wordt bnaderd door mensen van Aufbau. Nadat hem enige documenten zijn toegefaxt zijn eigen email gericht aan ‘Lieber Manfred’ en een nota uit 1997 – is zijn geheugen weer enigszins opgefrist.
Schlickenrieder heeft maar korte tijd voor ons gewerkt, een periode in 1996-1997, zegt Reynolds. Wie de opdrachtgever was, wil hij niet zeggen. Shell was het zeker niet, en over BP doet hij geen uitspraken. Reynolds wil alleen bevestigen dat het een bedrijf betrof, dat in controversiële landen investeert en weten wil wat hen te wachten staat. En dan heeft hij eigenlijk al teveel gezegd, want de privacy van klanten is heilig bij Hakluyt en bovendien staat met deze onthulling de reputatie van het bedrijf op het spel. De gedragscode van Hakluyt omvat een absoluut verbod op illegale praktijken en op dirty tricks, benadrukte mededirecteur Cristopher James vorig jaar in een van de zeldzame interviews over het bedrijf in the Financial Times. Het werk van Schlickenrieder speelde zich wat dat betreft af in een schemergebied.
Het onderzoek naar Greenpeace was niet het enige, en zeker niet het laatste dat Schlickenrieder voor de Engelsen deed. In 1996 begon hij met het in kaart brengen van verzet tegen Rio Tinto, de grootste grondstoffen en mijnbouwexploitant van de wereld (geschatte jaaromzet 4 miljard dollar). Dat blijkt uit een brief die Irene Bloemink van Milieudefensie in 1997 kreeg, een jaar nadat hij haar had bezocht voor de Shell-zaak. Schlickenrieder bleek onder andere bijzonder geïnteresseerd in de situatie in Irian Jaya, waar Rio Tinto werd geconfronteerd met heftig verzet van de lokale bevolking tegen de exploitatie van de Freeport koper- en goudmijn vanwege milieuvervuiling en mensenrechtenschendingen. Het Rio Tinto-project liep zeker door tot in het voorjaar van 1999, getuige de maandelijkse afrekeningen die Schlickenrieder naar Hakluyt stuurde.
De mensen van Aufbau ontdekten dat Schlickenrieder de afgelopen jaren bovendien nog verschillende gevallen van economische spionage, belastingvlucht en vijandige overname onderzocht voor de Britten. De betalingen van Hakluyt aan Schlickenrieder gingen door tot aan zijn ontmaskering. Het afgelopen jaar werd vanuit London tot drie keer toe 9000 DM overgemaakt naar München.
Irene Bloemink had in haar tijd bij Milieudefensie wel eens het vermoeden dat mensen onder valse voorwendselen om informatie kwamen. Ze is blij dat er in deze zaak duidelijke bewijzen op tafel liggen. ‘Het bedrijfsleven organiseert zich internationaal op allerlei manieren om zich te weren tegen critici. Het wordt tijd dat de milieubeweging zich realiseert wat voor invloed dat kan hebben op hun campagnes.’