Het boek True Believer, over de jacht op een Amerikaanse die twintig jaar lang voor Cuba spioneerde, toont tevens het failliet van geheime diensten aan.
In de discussie rond het massaal afluisteren van internet en telecommunicatie door de Amerikaanse National Security Agency (NSA) lijkt het niet om de effectiviteit te gaan, maar om de grootschaligheid. Nu was die digitale verzamelwoede al tientallen jaren bekend, al waren er nog geen documenten beschikbaar die dit ook onderschreven. Data verzamelen en die ook zinvol toepassen, zijn echter twee verschillende dingen.
In de Amerikaanse senaat zijn grote twijfels gerezen over de effectiviteit van de digitale hooiberg die de NSA aanlegt. Of deze informatie aanslagen voorkomen heeft, is volstrekt onduidelijk. De Cubanen kunnen zich geen miljarden verslindende digitale stofzuiger veroorloven en leggen zich vooral toe op Humint, menselijke bronnen. (lees: infiltranten en informanten.) Hiermee lijkt het straatarme Caribische eiland de Amerikanen te slim af.