23490 Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag
Nr. 197 Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2001
In zijn brief van 29 juni j.l. (23 490, nr. 196) heeft mijn ambtgenoot van Justitie reeds aangegeven dat u zo spoedig mogelijk geïnformeerd zult worden over de agenda van de speciale bijeenkomst van de JBZ-Raad van 13 juli a.s. naar aanleiding van de ongeregeldheden tijdens de Europese Raad te Goteburg van 15 en 16 juni j.l.
Met deze brief wordt tevens voldaan aan het verzoek van het lid van uw Kamer, de heer Van Oven, zo spoedig mogelijk geïnformeerd te worden over de agenda en de bijbehorende stukken van deze bijzondere JBZ-Raad.
De agenda voorziet thans in twee punten.
Het voorzitterschap is voornemens onder punt 2 een lijst met a-punten aan de orde te stellen waarvan de inhoud nog niet bekend is.
Voor de volledigheid wijs ik u erop dat voor zover deze lijst besluiten bevat die nog niet ingevolge artikel 3 van de Rijkswet houdende goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie (Stb. 1998, 737) aan uw Kamer zijn aangeboden, bij deze punten een parlementair voorbehoud aangetekend zal worden.
Onder punt 3 zal het voorzitterschap de veiligheid tijdens Europese Raden en andere evenementen met een mogelijk vergelijkbaar effect (op de openbare orde en veiligheid) aan de orde stellen.
Mede namens mijn ambtgenoot van Justitie wil ik u met betrekking tot dit agendapunt het volgende meedelen.
Inmiddels is gebleken dat de hierboven genoemde aanleiding voor het beleggen van deze bijzondere bijeenkomst van de JBZ-Raad geen incident betreft. Ook voorafgaand aan en tijdens de bijeenkomst in het kader van het Weltwirtschaftsforum Osteuropa in Salzburg, Oostenrijk, op 2 en 3 juli j.l. waren er bijzondere maatregelen
noodzakelijk om openbare orde en veiligheid te kunnen handhaven. Mede met het oog op de bijeenkomst van de “G-8” te Genua en de volgende bijeenkomsten in het kader van de Europese Raad van de EU, achtte het Voorzitterschap het wenselijk dat een bijzondere JBZ-Raad gewijd zou worden aan maatregelen die door de Lidstaten van de EU zouden kunnen worden genomen om herhaling van ongeregeldheden zoals in Goteburg te voorkomen.
Tot deze bijzondere bijeenkomst van de Raad is tijdens de Algemene Raad van 15 en 16 juni besloten.
Het Belgisch voorzitterschap heeft ter voorbereiding van de Raad een vergadering op hoogambtelijk niveau belegd die gisteren heeft plaatsgevonden.
Tijdens deze bijeenkomst heeft het voorzitterschap getracht te komen tot het opstellen van een aantal conclusies die aan de Raad ter vaststelling zullen worden voorgelegd. Vaststelling in de vorm van een besluit zoals bedoeld in artikel 34, tweede lid van het Verdag betreffende de Europese Unie, wordt vooalsnog niet voorzien.
Het voorzitterschap streeft er naar deze conclusies begin volgende week aan de Lidtstaten toe te zenden. Deze hebben tot vrijdag a.s. de mogelijkheid te reageren op de tijdens de bijeenkomst van gisteren geformuleerde teksten.
Op basis van de besprekingen van gisteren kan het volgende opgemerkt worden.
De Lidstaten onderschrijven het initiatief van het voorzitterschap om naar aanleiding van de gebeurtenissen in Goteburg en Salzburg deze reeds langer levende problematiek aan de orde te stellen.
Het op 26 mei 1997 vastgestelde Gemeenschappelijke Optreden (PB L147/1) , wordt algemeen gezien als een goede basis voor de noodzakelijke samenwerking (een kopie daarvan is volledigheidshalve bijgevoegd) 1) Daarnaast wordt algemeen onderschreven dat gerichte uitwisseling van informatie voorafgaand aan een groot evenement effectief is, zoals ook is gebeurd tijdens het EK 2000.
In aanvulling hierop heeft het voorzitterschap een vijftal clusters van maatregelen aan de orde gesteld.
1) internationale politiële samenwerking
In dit kader wordt bezien in hoeverre de ingevolge de ER van Tampere ingestelde European Police-Chiefs Task Force (EPCTF) kan bijdragen aan verdere optimalisering van de maatregelen. Ook gerichte opleidingen door de Europese Politie Academie zouden daaraan kunnen bijdragen.
2) uitwisseling van informatie
De noodzaak hiervan werd, zoals gezegd, nadrukkelijk onderschreven. Het eerder genoemde Gemeenschappelijk Optreden is een voldoende basis hiervoor.
3) grensbewakingsmaatregelen
In dit kader wordt bezien of gemeenschappelijke patrouilles aan de binnengrenzen, eventueel in combinatie met de toepassing van artikel 2, tweede lid van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, zinvol kunnen zijn.
4) justitiële samenwerking
De samenwerking tussen justitiële diensten en politiediensten dient verbeterd te worden via het Europees Justitieel netwerk en de voorlopige eenheid Eurojust.
5) gemeenschappelijke communicatiestrategie
De verantwoordelijke (politie-) autoriteiten van het gastland zullen voortaan duidelijker communiceren welke maatregelen van derden verwacht worden met het oog op een integraal beleid.
Tot slot zeg ik u toe, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, dat zodra definitieve documenten van de zijde van het voorzitterschap beschikbaar zijn, deze aan uw Kamer te doen toekomen.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
K.G. de Vries
1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer